Moordbrigade Stockholm, deel 06

Moordbrigade Stockholm, deel 06
beschrijving:

DEEL 6

Anton Quintana (1937), naar de boeken van Maj Sjöwall (1935) & Per Wahlöö (1926-1975)

uitzending: VARA, woensdag 05/11/1975

bewerking: Ruurd van Wijk - muziek (naar Zweedse volksliedjes): Kees Smal - uitvoering: Letty de Jong & Harry Mooten

regie: Ad Löbler

rolverdeling: [afkondiging geeft enkel de namen van de hoorspelers]

- [Melander, collega van Beck]: Paul van der Lek

- [adjudant Martin Beck]: Jan Borkus

- [Kollberg, collega van Beck]: Hans Karsenbarg

- [Inga, Becks vrouw]: Willie Brill

- [Ingrid, zijn dochter]: Gerrie Mantel

- [commissaris Hammar]: Huib Orizand

- [man van de Zweeds ambassade]: Donald de Marcas

- [Ari Böck]: Corry van der Linden

- [Vilmos Szluka]: Hans Veerman

duur: 32'38"

hoorspel:

Hammar: Ga je d’r heen?

Martin Beck: Ja, ik weet het nog niet. Ik… ik ken de taal niet eens.

Hammar: Niemand van ons hier kent de taal. Duits en Engels zal het moeten doen.

Martin: Het is een rare geschiedenis.

Hammar: Een stomme geschiedenis. Maar ik weet iets wat ze daar op BZ niet weten. Wij hebben een dossier over ‘m.

Martin: Van Alf Matsson?

Hammar: Ja, in sectie 3. De geheime dossiers.

Martin: Contraspionage?

Hammar: Ja! De veiligheidsdienst. Drie maanden geleden hebben ze een onderzoek naar de man ingesteld.

Kollberg: (komt binnen) Hé, wat doe jij hier?   

Martin: Ik ben met vakantie.

Kollberg: Wat is dat hier voor een geheimzinnig gedoe? Zal ik weggaan, en zo stilletjes als ik gekomen ben, zodat niemand het merkt?

Hammar: Ja! Of nee, nee, blijf maar. Ik heb genoeg van die geheimzinnigheid. Kom d’r in en doe de deur achter je dicht. (hij doet dat) Hier heb ik dat dossier, Martin.

Martin: Mm...

Hammar: Het was een routineonderzoek en het heeft verder nergens toe geleid, maar bepaalde gedeeltes zouden voor iemand die de zaak wil onderzoeken van belang kunnen zijn.

Kollberg: Wat voeren jullie in je schild? Hebben jullie een eh… geheim agentschap opgericht of zo?

Martin: Als je je mond niet houdt, kun je oplazeren. Ja, waarom was contraspionage zo in Matsson geïnteresseerd?

Hammar: De mensen van de paspoortencontrole houden er zo hun eigenaardigheden op na. Zo hebben ze een lijst met namen van mensen die veel naar Oost-Europese landen reizen. Een of andere slimmerik die de lijst doorkeek haalde het in z’n hoofd dat Matsson wel erg vaak op reis ging. Naar Warschau, Praag, Boedapest, Sofia, Boekarest, Belgrado…

Martin: Onzin! Hij is immers expert in Oost-Europese aangelegenheden.

Hammar: Precies! Dat onderzoek leverde dus niks op. Maar d’r zijn een paar kleine details. Alsjeblief, hier heb je de hele troep. Lees het zelf maar. Je kunt hier op mijn kamer blijven zitten, want ik ga nou naar huis en straks ga ik naar een James-Bond-film.

Martin: O ja.

Hammar: Dag jongens!

Kollberg: Nou, dat heeft niet veel om het lijf, hè?

Martin: Bekwame journalist, politiek, economie, sport.

Melander: Twee keer getrouwd, maar verzuimt nogal ‘ns alimentatie te betalen.

Kollberg: Zijn eerste vrouw beschrijft hem als “een dronkaard en een bruut”. Nou ja, zo’n getuige is natuurlijk niet betrouwbaar. ‘t Kan rancune zijn.

Martin: Maar hij drinkt behoorlijk, da’s duidelijk! Hier… Een collega: “Een aardige vent, maar niet de harden als ie dronken is.”   

Melander: Op Driekoningenavond van 1966 heeft een patrouillewagen hem naar de behandelkamer van het gemeenteziekenhuis van Malmö gebracht, nadat ie bij een vechtpartij in het huis van een zekere Bengt Jönsson een messteek in z’n hand had opgelopen. De politie stelde een onderzoek in, maar d’r werd geen zaak van gemaakt, omdat Mattson geen aanklacht wou indienen.

Kollberg: Hoe kom jij daaraan?

Melander: Het geval staat geregistreerd bij Drankbestrijding.

Kollberg: Ik mag doodvallen! En dat weet jij uit je hoofd?

Melander: Ja.

Kollberg: Nee, dat kan niet.

Melander: Heus.

Kollberg: Nee, dat geloof ik niet. Zelfs jij kan dat niet zomaar zonder reden onthouden hebben.

Melander: De naam bracht me d’r op, Matsson. En natuurlijk omdat er hier een notitie over staat. (lachje) ‘k Had je effe te pakken, hè?

Kollberg: (lacht) Melander maakte een grapje.

Martin: Nou, aan dit dossier hebben we niet veel. Die Mattson is niet bepaald een erg interessante man.

Melander: Op één kleine bijzonderheid na.

Martin: Dat ie verdwenen is, bedoel je?

Melander: Precies!

Martin: Ja. (lachje) (neemt de telefoon en draait een nummer)

Kollberg: Ja, wie ga je nou bellen?

Martin: BZ.

Kollberg: Wat?

Martin: Buitenlandse Zaken! Geheim nummer.

Kollberg: Zo zo.

Martin: Ja... (lachje)

stem: Hallo?

Martin: Ja? Met Martin?

stem: Ja, daar spreekt u mee.

Martin: Ja, Martin, je spreekt met Martin.

Kollberg: Die man is gek geworden.

Martin 2: Ah, Martin! (lacht)

Martin 1: Luister ‘ns, ik bel je even om je te zeggen dat ik gaan zal.

Martin 2: Ah!

Martin 1: Ja ja ja, ik ga. Maar ik wil eerst hier graag een paar mensen spreken.

Martin 2: Met… met wat voor mensen?

Martin 1: Oh, eh… mensen die Matsson goed gekend hebben, of eh… goed kennen, hè.

Martin 2: Ja ja. Ja ja.

Martin 1: Eh… en maak intussen m’n reis maar in orde dan.

Martin 2: Alles komt in orde.

Martin 1: Goed. Dag Martin.

(Martin belt aan - deur wordt geopend)

Martin: Dag mevrouw.

vrouw van Mattson: U bent de meneer van de politie die een uur geleden gebeld heeft?

Martin: Inderdaad. Beck is de naam.

vrouw: Komt u binnen.

Martin: Ja… (gaat binnen - geluid van huilende kleuter) Mag ik hier gaan zitten?

vrouw: Ja. Let u maar niet op de rommel. Ik was net bezig om die… Ach, een ogenblikje… (gaat naar kamer ernaast, zegt wat en sluit de deur) Zo. U wou iets over Alf vragen? Is er iets met ‘m gebeurd?

Martin: Niet dat we weten. Het enige is dat al een paar weken niemand iets van ‘m heeft gehoord. Het blad waar hij voor werkt niet, en - voor zover ik begrepen heb - u ook niet. Weet u misschien waar ie zou kunnen zijn?

vrouw: Geen idee. Maar dat ie mij niets heeft laten horen, is niet zo vreemd. Hij is hier al in geen vier weken geweest. En daarvoor had ik een maand niets van ‘m gehoord.

Martin: Ja, maar het kind? Komt ie dan niet eh… voor het kind?

vrouw: Hij heeft niet meer naar z’n zoontje omgekeken sinds wij uit elkaar zijn. Ja, hij stuurt ons iedere maand geld, maar dat is niet meer dan billijk, vindt u niet?

Martin: Mm. Verdient ie veel bij dat blad?

vrouw: Ja, hoeveel weet ik niet, maar hij had altijd een hoop geld en hij was niet krenterig.

Martin: Wanneer bent u gescheiden?

vrouw: Wij zijn niet gescheiden. De scheiding is er nog niet door, maar een maand of acht geleden is ie ergens anders gaan wonen. Toen heeft ie een flat gevonden. Maar hij was daarvoor al zo vaak weg dat het nauwelijks enig verschil maakte.

Martin: Nou, maar u kent z’n gewoontes, neem ik aan. Ik bedoel, u weet met wie ie omgaat, waar ie meestal naartoe gaat.

vrouw: Ja, nu niet meer. Eh… om eerlijk te zijn, ik heb geen idee waar ie zit. Vroeger trok ie meestal op met de mensen van z’n werk, journalisten en zo. Ze zaten altijd in hetzelfde café.

Martin: Mm.

vrouw:  “De Bierkan” heet het. Maar waar die nu heen gaat, weet ik niet. Misschien heeft ie een ander stamcafé gevonden. “De Bierkan” is trouwens verhuisd of… of afgebroken of zoiets, geloof ik… Even kijken wat ie uitvoert.

Martin: Ja, gaat uw gang. (gaat in de kamer ernaast kijken)

vrouw: Hij slaapt.

Martin: Hoe oud is ie?

vrouw: Hij is anderhalf.

Martin: Leuk kereltje.

vrouw: Ja, hij is ontzettend lief. Maar eh… Alf had toch een opdracht in Boedapest? Dat heb ik tenminste gehoord. Kan  ie daar niet zijn gebleven? Of verder gereisd, naar een andere plaats?

Martin: Deed ie dat wel meer, als ie voor een opdracht in het buitenland was?

vrouw: Nee, eigenlijk niet. Hij is niet erg betrouwbaar en hij drinkt veel, maar zolang ik ‘m ken heeft ie z’n werk beslist nooit verwaarloosd. Daar was ie erg precies in. Toen ie hier nog woonde, zat ie vaak tot laat in de nacht te werken om alles op tijd af te krijgen.

Martin: Mm.

vrouw: Het is toch wel erg vreemd, vind ik, dat ie zelfs op het weekblad niets heeft laten horen. Zou d’r echt iets met ‘m gebeurd zijn?

Martin: Hebt u d’r enig idee van wat er met ‘m gebeurd zou kunnen zijn?

vrouw: Nee.

Martin: Mm. U zei dat ie drinkt. Drinkt ie veel?

vrouw: Ja, soms wel. De laatste tijd, toen ie hier nog woonde, kwam ie vaak dronken thuis, als ie tenminste thuiskwam.

Martin: Maar dat had geen invloed op z’n werk?

vrouw: Nee, nee, ik geloof het niet, niet veel tenminste. Toen ie voor dat weekblad ging werken, kreeg ie vaak speciale opdrachten in ‘t buitenland en zo.

Martin: Ja, ja ja.

vrouw: Nou, tussenin had ie weinig te doen, had ie veel vrij, hoefde ie niet geregeld op kantoor te zijn, en in die tijden dronk ie. Soms zat ie dagen achter mekaar in de kroeg.

Martin: Mm. Juist. Kunt u mij de namen geven van de mensen met wie ie omging?

Melander: Ik ben voor je naar z’n flat geweest, maar wat je d’r ook van kunt zeggen, niet dat ie de afgelopen twee weken daar binnen is geweest. D’r hangt een bedompte muffe lucht en de post ligt hoog tegen de deur op.

Kollberg: Ja, en ik ben voor je naar die kroeg “De Bierkan” geweest. Zal je niet hebben voorzien, Martin, maar je kunt er ook eten. ‘t Heeft me uitstekend gesmaakt, dank je wel. Ja, en ik heb één van de serveersters gevraagd naar die vrienden van Matsson. En ik trof het, want Molin was present.

serveerster: Meneer Molin? Eh… die zit daarginds. De anderen heb ik vandaag nog niet gezien. Die zullen straks nog wel komen.

Kollberg: Wie van die heren is de heer Molin?

serveerster: Nou, eh… die met die baard.

Kollberg: Ze hebben allemaal een baard.

serveerster: (lachje) Nou eh… die heer die het dichtste bij het raam zit.

Kollberg: O ja. Dank u wel. (gaat naar het tafeltje toe) Meneer eh… Molin?

Molin: Kennen wij elkaar?

Kollberg: Eh… dat niet, maar misschien wilt u even een biertje met mij drinken? Ik wou u wat vragen.

Molin: Mm. U ruikt een uur in de wind naar problemen. Maar goed, waarover wou je me spreken? Over katers?

Kollberg: Over Alf Matsson. Dat is toch een goeie kennis van u? Is hij niet een vriend van u?

Molin: Inderdaad. Wat is er met ‘m? Is hij u geld schuldig? Nou, in dat geval met ik u eerst even goed duidelijk maken dat ik geen incassobureau ben.

Kollberg: Nee, nee nee, daar heeft het niets mee te maken.

Molin: Wat wilt u dan van Alfie?

Kollberg: Alf en ik kennen elkaar al een hele tijd. Wij hebben bij dezelfde… Wij hebben vroeger veel samengewerkt. Een paar weken geleden kwam ik hem heel toevallig tegen en toen heeft ie me beloofd iets voor mij te doen, maar sindsdien heb ik niets meer van ‘m gehoord. Hij heeft nogal veel over u gepraat en daarom hoopte ik dat u misschien zo weten waar die zit… Ach juffrouw, brengt u even twee bier, wilt u?

Molin: Wel verdraaid! (lachje) U bent dus een ouwe vriend van Alfie! Nou, om u de waarheid te zeggen heb ik me ook al af zitten vragen waar ie uithangt! Ik denk dat ie nog in Hongarije zit. Hij is in ieder geval niet in de stad. Anders hadden we hem hier wel gezien.

Kollberg: In Hongarije? Wat doet ie daar?

Molin: O, een verslag voor dat kletskrantje van ‘m. Maar hij had al lang terug moeten zijn. Voordat ie wegging, zei ie dat ie niet langer dan een dag of vier zou wegblijven.

Kollberg: Eh… hebt u ‘m voordat ie wegging hier nog gesproken?

Molin: Nou en of! (lachje) De avond tevoren! Overdag hebben we hier gezeten en ‘s avonds zijn we nog een paar ander kroegen afgelopen.

Kollberg: Mm. Hij en u samen?

Molin: Ja, met nog een paar anderen. Ik weet niet meer met precies wie, hoor. Per Kronkvist en Stig Lund waren erbij, geloof ik. Nou, we hadden ‘m flink zitten. O ja, Åke en Pia waren er ook bij. Kent u Åke?

Kollberg: Eh… Åke? Nee, ‘k weet het niet. Welke Åke?

Molin: Åke Gunnarsson. Daar zit ie. Die man met die baard.

Kollberg: Nee, nee nee, ‘k geloof niet dat ik ‘m ken. Waar werkt ie?

Molin: O, free lance voor verschillende tijdschriften. Åke is een fijne vent. Hij was ook flink zat die avond, als ik me goed herinner. Hij wordt over het algemeen niet vaak dronken, al giet ie zich nog zo vol.

Kollberg: En daarna hebt u Alf niet meer gezien?

Molin: U wilt wel erg veel weten, hè? Bent u niet van plan ook ‘ns te vragen hoe het met mij gaat?

Kollberg: (lacht) Ja, natuurlijk! Hoe gaat het met u?

Molin: Ha, verdomd slecht! Ik heb een kater van hier tot ginder. Nee, nee, ik heb Alfie niet meer gezien nadat ie is weggegaan. ‘t Laatste van ‘m wat ik zag was dat ie in een kroeg z’n glas over een of andere meid leeggoot. De volgende ochtend moest ie naar Boedapest. Arme kerel, stel je voor! Met zo’n kater over half Europa moeten vliegen.

Kollberg: En daarna hebt u iets meer van ‘m gehoord?

Molin: Nee. We schrijven elkaar geen brieven als we op reis zijn. Zeg eh… voor wat voor snertblaadje werk jij eigenlijk? Het Sufferdje? Nou? Hoe zit dat? Nemen we d’r nog een?

Kollberg: Dus ik deed m’n werk en ik nam er nog eentje. ‘k Zal je ‘ns wat vertellen: ‘t kostte me een uur en een kwartier om me van die Molin los te maken. ‘k Heb ‘m nog honderd kronen moeten lenen ook. Nee, Martin, die vent zit niet hier in Stockholm. Ik zou maar braaf op het vliegtuig stappen. Goeie reis.

receptionist: Ah, meneer Beck! Er is een heer voor u. Hij wacht in de foyer. Het is een Zweedse heer.

Martin: Is het meneer Matsson?

receptionist: Ja! Die is het. Die is het vast.

stem: Meneer Beck?

Martin: Ja? O, ik dacht even… Eh… goede middag.

man van de Zweedse ambassade: Mag ik u namens de Zweedse ambassade welkom heten in Boedapest, meneer Beck? Zoals u wel zult begrijpen, zijn wij van de aard van uw opdracht op de hoogte. Het zou misschien goed zijn als wij de zaken even bespraken. Laten we gaan zitten.

Martin: Ja, laten we dat doen.

man: Er zijn wel betere hotels in de stad dan dit.

Martin: O ja?

man: Ja, moderner, alles tip-top. Eigen zwembad.

Martin: O, juist.

man: Nachtclub van dit hotel is ook niet veel zaaks.

Martin: Ho.

man: (kucht) Wat die eh… Alf Matsson betreft…

Martin: Ja?

man: We hebben nog steeds niets, maar dan ook helemaal niets van hem gehoord. We weten alleen dat ie op de avond van de 22ste juli in Ferihegyi in geland. Ferihegyi is de naam van de luchthaven hier, hè. De nacht heeft ie doorgebracht in een soort jeugdhotel aan de Boedakant, Ifjuság heet het. De volgende morgen heeft ie hier een kamer genomen. Ongeveer een half uur daarna is ie uitgegaan zonder de sleutel van z’n kamer af te geven en sindsdien heeft niemand ‘m meer gezien.

Martin: Wat zegt de politie erover?

man: Niets.

Martin: Niets?

man: De mensen die ik heb gesproken toonden maar weinig belangstelling en ambtelijk gezien is hun houding natuurlijk wel te begrijpen. Matsson had een geldig visum en stond ingeschreven in dit hotel. Zolang hij de geldigheidsduur van zijn visum niet overschrijdt, heeft de politie geen reden zich met hem te bemoeien.

Martin: Is het mogelijk dat ie het land weer heeft verlaten?

man: Uitgesloten, uitgesloten. Zelfs al had ie illegaal de grens over kunnen komen, waar zou die dan naartoe moeten zonder paspoort? We hebben trouwens navraag gedaan bij onze ambassades in Praag, Belgrado, Boekarest en Wenen, en zelfs ook nog in Moskou - voor de zekerheid.

Martin: Mm.

man: Maar niemand wist iets over ‘m.

Martin: Ja, volgens zijn werkgever wou ie hier twee dingen doen: ten eerste een interview met Laszlo Papp, de bokser, en dan ook nog een artikel over het joods museum.

man: Hij is bij geen van beiden geweest, we hebben navraag gedaan. Hij had de curator van het museum vanuit Zweden een brief geschreven om een afspraak te maken, maar hij is niet komen opdagen. We hebben ook met Papps moeder gesproken: ze had nog nooit van Matsson gehoord, en Papp was niet eens in de stad.

Martin: Is zijn bagage nog in de kamer?

man: Z’n spullen zijn nog in het hotel, ja, maar niet in z’n kamer. Hij had die maar voor drie dagen geboekt. De directie heeft de kamer op ons verzoek voor ‘m aangehouden en de bagage in het kantoor opgeborgen. Dat is eh… achter de balie van de receptie. Hij had z’n koffer trouwens nog niet eens uitgepakt. Wij hebben de rekening betaald. We zullen het bedrag uiteraard terugvorderen van zijn werkgever.

Martin: Of van zijn erfgenamen.

man: (lachje) Inderdaad. Als dat nodig mocht blijken.

Martin: Waar is z’n pas?

man: Die heb ik… hier.

Martin: Juist.

man: Alstublieft. En wilt u hier even tekenen voor ontvangst van de pas? U begrijpt, eh…

Martin: Ja ja, ja. (tekent)

man: Goed. Dat was dat. En was er verder nog iets?

Martin: De rekening misschien?

man: O ja, ja natuurlijk, de hotelrekening. Nou, daar zorgen wij voor. Wij hebben de opdracht al uw kosten te dekken. Tamelijk onorthodox overigens. In het normale geval zouden wij u gewoon uw dagelijkse kosten hebben vergoed… Nu, als u geld nodig hebt, kunt u het bij de ambassade komen halen.

Martin: Dank u.

man: Goed. Dat was, geloof ik, alles. U kunt zijn bagage onderzoeken als u dat wilt. Ik heb het ze laten weten.  U hebt trouwens dezelfde kamer die Matsson had. Nummer 105, geloof ik. Als we er niet op hadden gestaan dat ze de kamer voor Matsson vasthielden, had u waarschijnlijk een ander hotel moeten zoeken. ‘t Is hoogseizoen, mm? Wel, ik ga nu.

Martin: Nog even. Eh… wat denkt u d’r zelf van? Waar denkt u dat Matsson is?

man: Als ik daar een mening over heb, dan houd ik die liever voor me. ‘t Is een hoogst onaangename geschiedenis. Goedemiddag.

Martin: Eén momentje.

receptionist: Zegt u ‘t maar, meneer.

Martin: De sleutel die ik heb van mijn kamer, dat is zeker een reservesleutel?

receptionist: Hoe bedoelt u?

Martin: Wel, ik dacht dat de vorige gast de sleutel van de kamer had meegenomen?

receptionist: Ja, dat is ook zo, maar we hebben ‘m de volgende dag teruggekregen.

Martin: Teruggekregen van wie?

receptionist: Van de politie, meneer.

Martin: Welke politie?

receptionist: Eh… de gewone politie natuurlijk. Wie anders? Een politieagent heeft ‘m aan de portier gegeven. Meneer Matsson had ‘m zeker ergens laten vallen.

Martin: Waar?

receptionist: Dat zou ik u niet kunnen zeggen, meneer.

Martin: Heeft behalve ik nog iemand anders de bagage van meneer Matsson doorzocht?

receptionist: Eh… voor zover ik weet… niet, meneer.

Martin: Goed, dank je wel. Eh… nog iets: was het een politieman in uniform die de sleutel kwam afgeven?

receptionist: Ja! Er stopte een patrouillewagen en één van de agenten stapte er uit en gaf de sleutel aan de portier.

Martin: Wat zei ie?

receptionist: Hij zei alleen: “Gevonden voorwerpen.” Verder niets, geloof ik.

Martin: Mm. Dank u.

receptionist: Geheel tot uw dienst, meneer.

(telefoon)

Martin: (neemt op) Hallo, Beck. Hallo!? Is daar iemand?

Kollberg: Ah, die Martin!

Martin: Hé!

Kollberg: Hoe is ‘t in Boedapest?

Martin: Waar ben jij nou?

Kollberg: Op het bureau natuurlijk. ‘t Is al kwart over negen. Je wilt toch niet beweren dat je nog lag te snurken?

Martin: Wat voor weer is er bij jullie?

Kollberg: Ah, het regent. Maar daarom bel ik je niet. Jij bent toch niet ziek of zoiets?

Martin: Nee. Wat is er?

Kollberg: Nou, ik heb een beetje rondgeneusd. ‘t Schijn geen erg fraai heerschap te zijn, die Alf Matsson.

Martin: Hoezo?

Kollberg: Nou, eh… voornamelijk is ‘t alleen maar een indruk, hoor, die ik heb, maar hij lijkt me een ontzettende zak.

Martin: Bel je me daarom op? Straks gaat de regering nog failliet van dat geklets van jou.

Kollberg: Het eh… schijnt dat Matsson zo graag naar Hongarije gaat omdat ie daar een vriendinnetje heeft. Een soort atlete.

Martin: Ja?

Kollberg: Hij heeft ‘r leren kennen toen ie hier nog sportverslaggever was. ‘t Was bij een internationale wedstrijd in Stockholm. En toen was ie nog met z’n vrouw.

Martin: Ja?

Kollberg: Ze zeiden ook, die vrienden van ‘m in “De Bierkan”, dat ie z’n andere reisjes, naar Praag en Berlijn en zo, zo regelde dat ie d’r daar kon ontmoeten, als ze daar een wedstrijd had.

Martin: ‘t Klinkt erg onwaarschijnlijk. Weet je waarom? Die meisjes worden meestal heel streng bewaakt.

Kollberg: Ja, je kunt nooit weten.

Martin: Nou ja, goed. Zeg, bedankt dan.

Kollberg: Nee, wacht nog even, wacht nog even, ik ben nog niet klaar.

Martin: O.

Kollberg: D’r naam hebben ze niet genoemd. Die wisten ze waarschijnlijk niet eens. Maar ze gingen d’r zo in alle bijzonderheden op in dat ik… Zeg, gisteren regende het ook al…

Martin: Lennart, god… (is geërgerd)

Kollberg: Ik heb me toegang weten te verschaffen tot de Koninklijke Bibliotheek…

Martin: Ja.

Kollberg: …en daar heb ik de hele dag in ouwe kranten zitten lezen. En volgens mij komt er maar één atlete in aanmerking. Ik zal de naam even voor je spellen.

Martin: Ja, wacht even.

Kollberg: ...

Martin: Ja, even een potloodje… Mooi.

Kollberg: Ja, eerst de voornaam: de hoofdletter A, R, I.

Martin: Is dat alles?

Kollberg: Ja. En dan de tweede naam, hoofdletter B…

Martin: Ja.

Kollberg: Ö, C, K.

Martin: Ari Böck!?

Kollberg: Ja, heb je ‘t?

Martin: Ja, natuurlijk heb ik het.

Kollberg: Ze is van Duitse afkomst, maar Hongaars staatsburger. Waar ze woont, dat weet ik niet. Ze is niet erg bekend. Waarschijnlijk zit ze in een eh… reserveteam of zo.

Martin: Ja. Ben je nou klaar?

Kollberg: Nee, nog één ding. Zijn auto staat waar je hem zou verwachten: op het parkeerterrein van de luchthaven, een Opel Record. Niks bijzonder aan te zien.

Martin: O, juist. Is dat alles?

Kollberg: Ja.

Martin: Goed. Dag!

Kollberg: Dag!

Martin: (legt neer en geeuwt) Ari Böck. Wie heet er nou zo? Zal wel weer niks van kloppen. Eerst maar ‘ns in het telefoonboek duiken.

Martin: Frau Böck?

vrouw: Ja. We hebben helaas geen plaats meer. Eh… d’r is nog een pension hier om de hoek. Misschien dat u daar nog…

Martin: Ik zoek een meisje dat Ari Böck heet.

vrouw: O? Dat is mijn nichtje.

Martin: O?

vrouw: Eén trap op, tweede deur rechts.

Martin: Goed. Dank u wel. (gaat de trap op en klopt aan)

Böck: Ja?

Martin: (opent de deur) Juffrouw Böck?

Böck: Ja. Dat ben ik. Wilt u mij spreken?

Martin: Als dat kan.

Böck: Best. ‘k Stond op ‘t punt te gaan zwemmen.

Martin: Ja, dat zie ik.

Böck: Ja...

Martin: Eh… ik zoek Alf Matsson.

Böck: Wie?

Martin: Een Zweeds journalist, uit Stockholm.

Böck: O... Moet die hier wonen? D’r is hier geen Zweed op het moment. U moet zich hebben vergist.

Martin: O? Is dat zo?

Böck: Eh… hoe wist u mijn naam?

Martin: Matsson heeft me zelf uw adres gegeven. Hij is een eh… vriend van mij.

Böck: O ja?

Martin: Ja.

Böck: (lachje) Wat vreemd.

Martin: Nou, toevallig heb ik z’n pas bij me. Kijk.

Böck: Mm. Nee… nee, die man heb ik nooit gezien.

Martin: U weet dat zeker?

Böck: Ja... Bent u elkaar kwijtgeraakt?

Martin: Min of meer.

Böck: Nou! Hier is ie niet. En ik sta op het punt te gaan zwemmen. D’r wordt op me gewacht.

Martin: Ari Böck! ik herinner mij die naam. Bent u niet die bekende zwemster?

Böck: Ik… ik zwem geen wedstrijden meer.

Martin: Hebt u niet ‘ns een keer in Zweden gezwommen?

Böck: Ja, één keer, twee jaar geleden. Ik was de laatste… Gek dat ie mijn adres heeft gegeven.

Martin: Ja. Nou, dan ga ik maar. Het spijt me u lastig te hebben gevallen.

Böck: Tot ziens. Ik hoop dat u uw vriend zult vinden.

Martin: Ja. Goeiemorgen. (sluit de deur)

Vilmos Szluka: Goedenavond.

Martin: Goeienavond.

Szluka: U bent niet verbaasd?

Martin: Nee.

Szluka: Mag ik gaan zitten?

Martin: Natuurlijk. U zult wel een beetje moe zijn. Ik ben tenminste moe. Stevige wandeling, nietwaar?

Szluka: Goed voor de eetlust… Wanneer kreeg u mij in de gaten?

Martin: Op de veerboot. Later zat u op het terras in de haven.

Szluka: Goeie koffie daar.

Martin: Mm.

Szluka: En... u was niet ongerust?

Martin: Over wat?

Szluka: Dat u “geschaduwd” werd, zoals men dat in uw land noemt.

Martin: Nee, nee. Drieëntwintig jaar bij de politie heeft me in elk geval geleerd een politieman aan z’n loop te herkennen.

Szluka: Heeft het u gesmaakt, onze baars?

Martin: Voortreffelijk.

Szluka: Uit het Balatonmeer komen de beste en de grootste. Die serveren ze hier uitstekend, vindt u niet?

Martin: Ik neem nog een expresso. Misschien wilt u met me meedoen?

Szluka: Da’s heel vriendelijk van u.

Martin: Mag ik nog twee expresso aan deze tafel, alstublieft.

kelner: Twee expresso, meneer.

Martin: Ja.

Szluka: Ik ben van de politie en u ook. Dat wist ik.

Martin: Ja.

Szluka: ‘k Weet ook dat u hier bent om bepaalde naspeuringen te doen.

Martin: Nu is dat wel het moment om u te zeggen dat u zich vergist. Ik ben hier als toerist en probeer alleen een vriend te pakken te krijgen, omdat ik ‘m spreken wil. Meer niet… Wat vindt u van mijn antwoord? Als we ‘t daar ‘ns op hielden?

Szluka: Uw opdrachtgever zou dan zeer zeker tevreden over u zijn.

Martin: Ja.

Szluka: Maar u bent hier voor werk, nietwaar?

Martin: Ha, daar is de koffie. Dank u hartelijk. En meneer krijgt... Juist.

Szluka: Zou het in dat geval niet voor de hand hebben gelegen als u eerst naar ons toe was gekomen?

Martin: Hoezo?

Szluka: Voor het geval dat er werkelijk iets gebeurd is dat een onderzoek nodig maakt.

Martin: Ik heb geen officiële opdacht.

Szluka: En wij zijn van geen enkel misdrijf of mogelijk misdrijf op de hoogte gesteld. Men heeft ons alleen in zeer vage termen om inlichtingen verzocht.

Martin: Met andere woorden: er schijnt niets te zijn gebeurd? Ah, ik moet u zeggen: de koffie is hier uitstekend. Ik hou wel van sterke koffie.

Szluka: Ik kom hier niet om met u over koffie te discussiëren.

Martin: O, niet? ‘t Lijkt me anders een aangenaam onderwerp. Waar komt u dan voor?

Szluka: Kunt u zich legitimeren?

Martin: En u?

Szluka: Kijkt u ‘ns.

Martin: Kijkt u ‘ns.

Szluka: Wat is dat?

Martin: Politiepenning. Wat anders?

Szluka: Dat is geen geldige legitimatie. Dat soort embleempjes kunt u bij ons in elke speelgoedwinkel kopen.

Martin: Goed. Hier is mijn kaart. Mijn paspoort is bij de receptie.

Szluka: Hoe lang denkt u nog te blijven?

Martin: Ik denk dat ik nog een tweede kop koffie neem en dan ga ik meteen slapen.

Szluka: Ik bedoel in Hongarije.

Martin: Ik heb een visum tot het eind van de maand.

Szluka: Ik zal u natuurlijk niet tegenhouden…

Martin: Natuurlijk niet.

Szluka: …hoewel ik het makkelijk zou kunnen, maar zover ik het zien kan, betreffen uw activiteiten hier min of meer een privé-aangelegenheid.

Martin: Zoals ik al zei.

Szluka: Ik neem ook aan dat dit zo zal blijven en dat die activiteiten het algemeen belang of het belang van de individuele burgers niet zullen schaden.

Martin: U kunt mij natuurlijk altijd blijven schaduwen.

Szluka: Waarvoor denkt u zelf eigenlijk dat u hier bent?

Martin: Wat denkt u?

Szluka: Ik weet het niet. D’r is niks gebeurd.

Martin: Behalve dat er iemand vermist wordt.

Szluka: Wie zegt dat?

Martin: Ik.

Szluka: In dat geval moet u zich met de autoriteiten in verbinding stellen en een verzoek indienen om ‘m op te sporen.

Martin: Ook zonder dat verzoek heeft de politie zijn bagage al onderzocht. Of niet soms?

Szluka: Daar weet ik niks van.

Martin: Nou, de man wordt vermist, daar is geen twijfel aan.

Szluka: Wat u bedoelt, als ik het goed begrijp, dat is dat de persoon in kwestie zich de afgelopen twee weken niet meer hier in het hotel heeft vertoond. Hij heeft een geldige verblijfsvergunning en dat stelt ‘m vrij het hele land door te reizen. Op het ogenblik zijn d’r enkele honderdduizenden toeristen hier. Velen van hen brengen de nacht door in een tent of slapen in een auto. Hij kan naar Szeged zijn gegaan, of naar Debrecen. Of hij kan naar het Balatonmeer zijn gegaan om z’n vakantie in het water door te brengen.

Martin: Alf Matsson is niet hierheen gekomen om te zwemmen.

Szluka: Denkt u.

Martin: Mm.

Szluka: In elk geval had ie een toeristenvisum. Waarom zou ie dan verdwijnen, zoals u het noemt? Had ie bijvoorbeeld z’n terugreis besproken? Mm? Nou dan… Ik ga maar ‘ns.

Martin: Eén ogenblik. D’r is één ding dat ik u vragen wil.

Szluka: Ga uw gang. Wat wilt u weten?

Martin: Toen Alf Matsson het hotel verliet, heeft ie de sleutel van z’n kamer meegenomen. De volgende dag werd die hier door een geüniformeerde politieagent afgegeven. Hoe kwam de politie aan die sleutel?

Szluka: Die vraag kan ik helaas niet beantwoorden. Goeienavond. O!... Eh… hier is uw paspoort.

Martin: Dank u.

Szluka: Het lag niet bij de receptie, zoals u dacht. Daarin vergiste u zich.

Martin: Ja, ik kan de grap hier niet van inzien.

Szluka: Wat vindt u van het eten hier?

Martin: O, da’s uitstekend.

Szluka: ‘t Doet me genoegen dat te horen. Ziet u, d’r gebeuren hier tegenwoordig geen erg opwindende dingen meer. Niet zoals bij u in Londen of New York. In ‘t verleden hebben we daar meer dan genoeg van gehad. Nu willen we rust en vrede, en we besteden onze aandacht aan andere dingen. Aan eten bijvoorbeeld. Vanmorgen heb ik vier plakken vetspek en twee gebakken eieren genomen als ontbijt. En als lunch heb ik gehad eh… vissoep en gebakken karper. Apfelstrudel toe.

Martin: Dat lijkt me inderdaad opwindend.

Szluka: Ja, de kinderen houden natuurlijk niet van vetspek. Die krijgen meestal chocolademelk en broodjes met boter voor ze naar school gaan.

Martin: Ja, juist, ja ja.

Szluka: Ja. En vanavond eet ik eh… kalfsschnitzel met rijst en paprikasaus. Ja, da’s niet gek. Heeft u trouwens de vissoep hier al ‘ns geprobeerd?

Martin: Nee!

Szluka: Moet u beslist ‘ns doen.

Martin: Zo zo.

Szluka: Uitstekend. Ja. Maar in Matya’s restaurant hier vlakbij is ie nog veel beter. Daar moet u maar ‘ns heen gaan. Daar komen erg veel buitenlanders.

Martin: O, juist... juist.

Szluka: Maar ik verzeker u dat er ook nog een plaats is waar ze… waar ze nog betere vissoep maken. De beste vissoep van heel Boedapest. Dat is een klein eethuisje aan de Lajos út. De meeste buitenlanders komen daar nou net weer niet. Zulke goeie vissoep kun je anders alleen maar in Szeged krijgen.

Martin: Juist, ja... ja ja ja.

Szluka: Heeft u al gelegenheid gehad iets van Boedapest te zien?

Martin: Ja, ‘t is een prachtige stad.

Szluka: Ja ja ja ja. Ja, dat is zo. Bent u ook al eens naar de Palatijnse Baden geweest?

Martin: Eh… nee, nee.

Szluka: Erg de moeite.

Martin: Zo zo.

Szluka: Ja. ‘k Wou d’r juist morgen weer ‘ns gaan kijken. Hebt u misschien zin om mee te gaan?

Martin: Ja, waarom niet, hè?

Szluka: Afgesproken dan. Dan verwacht ik u morgen, om twee uur, bij de ingang.

Martin: Goed. Tot morgen...

Nou. Dat is iets om over in te zitten, Martin Beck. D’r klopt iets niet. En jij bent hier de domste van de twee, ook dat nog. Die smeris mag zich dan niet erg voor Alf Matsson interesseren, voor jou heeft ie wel degelijk belangstelling...

 

(telefoon)

Martin: (kucht en neemt op) Ja?

Kollberg: Wat ja?

Martin: O, ik wist dat jij het was, Lennart. Niemand anders is zo onbeleefd om midden in de nacht te bellen.

Kollberg: Ik bel nu omdat nu de telefoontarieven lager zijn.

Martin: O ja.

Kollberg: Ik ben niet zo’n ambtenaar die de regering op kosten jaagt.

Martin: Nou dan heb je pech, want ik sliep nog niet.

Kollberg: Waarom duurde het dan zo lang voor dat je opnam?

Martin: Nou, ik zat op het balkon. ‘t Is hier heerlijk warm, moet je weten, en d’r glijdt op dit moment een raderboot over de rivier voorbij. Die is eh… helemaal verlicht met rooie en groene en gele lampjes. En op het achterdek wordt gedanst, zeg! (lachje) Zal ik de hoorn naar buiten steken? Dan kun je de muziek horen?

Kollberg: Jezus, wat voer jij daar in Boedapest uit? Werk jij eigenlijk wel?

Martin: Ja, ja. Morgen ga ik naar een of ander zwembad. Tenminste, als het niet een soort van sauna is. Ik ben uitgenodigd door Vilmos Szluka.

Kollberg: Wat een naam!... Is ze… mooi?

Martin: Nou, meer een man, hoor, die Vilmos, ja. Een man die van vissoep houdt, van gebakken karper en appelstrudel… voor z’n lunch.

Kollberg: Dan zou ik wel ‘ns met ‘m kunnen opschieten, denk ik!

Martin: ‘t Is een smeris, net als jij en ik. Zeg, heb jij ooit een smeris ontmoet die een vreemde aanklampt om over vissoep te praten?

Kollberg: Nee, maar die moet wat van je. Leer mij smerissen kennen!

Martin: (lachje) Denk ik ook, ja. Maar eh… in Alf Matsson is ie niet geïnteresseerd, zegt ie.

Kollberg: Zegt ie dat?

Martin: Mm.

Kollberg: Hou ‘m in de gaten.

Martin: Doe ik ook. Daarom zat ik op het balkon. Hij zei dat ie ging eten, maar mooi dat ie nou op het terras van het hotel zit.

Kollberg: Wat een rare boel. Hoe gaan de zaken verder?

Martin: Slecht.

Kollberg: Heb je die griet gevonden, Ari Böck?

Martin: Ja. ‘t Heeft niks opgeleverd.

Kollberg: ‘t Is dus allemaal kletspraat van die Matsson? Hij moet nogal een opschepper zijn, als ik die zogenaamde vrienden van ‘m mag geloven.

Martin: Zeg, heb jij het druk?

Kollberg: Nee, helemaal niet. Ik kan wel wat gaan rondsnuffelen, als je dat wil.

Martin: Ja, d’r is iets wat je voor me doen kan. Wil jij de namen van die kerels in “De Bierkan” voor me uitvissen, en wat voor soort mensen dat zijn?

Kollberg: Ja, ‘t komt in orde. Verder nog iets?

Martin: Ja, wees wel voorzichtig. Denk d’r aan dat het waarschijnlijk allemaal journalisten zijn.

Kollberg: Laat dat maar aan mij over. Val jij maar niet van het balkon, hè?

Martin: (lacht)

Kollberg: Wel te rusten.

Martin: Ja. Dag! Slaap ze.

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (11/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.
Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign