Moordbrigade Stockholm, deel 18

Moordbrigade Stockholm, deel 18
beschrijving:

DEEL 18

Anton Quintana (1937), naar de boeken van Maj Sjöwall (1935) & Per Wahlöö (1926-1975)

uitzending: VARA, woensdag 28/01/1976

bewerking: Ruurd van Wijk - muziek (naar Zweedse volksliedjes): Kees Smal - uitvoering: Letty de Jong & Harry Mooten

regie: Ad Löbler

rolverdeling: [afkondiging geeft enkel de namen van de hoorspelers]

- [adjudant Martin Beck]: Jan Borkus

- [Kollberg, collega van Beck]: Hans Karsenbarg

- [Melander, collega van Beck]: Paul van der Lek

- [gevangenisbewaker]: Cees van Ooyen

- [Birgersson]: Frans Somers

- [Gunvald Larsson]: Hans Hoekman

- [Sune Björk]: Olaf Wijnants

- [Inga, Becks vrouw]: Willie Brill

- [Ingrid, Becks dochter]: Gerrie Mantel

- [Björn Forsberg]: Jan Verkoren

duur: 37'48"

hoorspel:

Kollberg: Ik dacht dat tegenwoordig alles elektronisch en zo ging.

gevangenisbewaker: Zo? Dacht u dat?

Kollberg: Ja. Ik dacht dat Zweden alleen nog maar hypermoderne gevangenissen had.

gevangenisbewaker: Nou, dan bent u weer wat wijzer geworden. Als u hier wilt wachten, Birgersson komt zo.

Kollberg: Als de bezoekersruimte d’r al zo kaal uitziet, hoe zien de cellen d’r dan wel niet uit?

gevangenisbewaker: Die mogen de gevangenen zelf gezellig maken, als ze dat willen. (laat de gevangene binnen)

Kollberg: Goede middag. Kollberg is de naam.

Birgersson: Birgersson.

Kollberg: Zullen we gaan zitten? Ik wou vragen: herinnert u zich inspecteur Stenström nog, Åke Stenström?

Birgersson: O, ja, zeker wel. Die herinner ik me goed. Aardige man. Doe ‘m de groeten van me.

Kollberg: Hij is dood.

Birgersson: Dood? Dat kan ik gewoon niet geloven. Hij was nog maar een broekie. Hoe is ‘t gebeurd?

Kollberg: Daar wou ik het nou juist ‘ns met u over hebben. Ik heb de banden teruggedraaid van de gesprekken die hij met u had.

Birgersson: Zeg maar gerust verhoren.

Kollberg: En ik heb naar elk woord aandachtig geluisterd.

Birgersson: Zo? Vond u ‘t interessant? Hm, ‘k ben anders waarachtig niet de eerste man die z’n vrouw vermoord heeft, daar ben ik hier wel achter gekomen. ‘t Is een verdomd alledaagse geschiedenis eigenlijk. Een rothuwelijk, ruzies, geldzorgen en dan op een kwaaie dag, min of meer per ongeluk... ‘k Stond op het punt mezelf van kant te maken, maar ja, toen ben ik naar de politie gelopen. En ik moet zeggen, ik trof het met die Stenström van jullie. Die gaf me het gevoel dat het iets unieks was wat ik gedaan had. Pas toen ik hier kwam, leerde ik wel anders.

Kollberg: Ja… Wat ik vragen wou: ik neem aan dat de band niet aanstond als jullie koffie zaten te drinken of zo, maar jullie zullen dan ook wel met elkaar gesproken hebben?

Birgersson: O ja, meestal wel in elk geval.

Kollberg: Waarover?

Birgersson: Nou, over van alles en nog wat.

Kollberg: Kunt u zich herinneren of Stenström ergens speciaal in geïnteresseerd was?

Birgersson: Nou nee, nee. We hadden ‘t over allerlei dingen. Maar iets speciaals... Wat zou dat geweest moeten zijn?

Kollberg: Ja, dat weet ik nou juist niet precies. Uit de verhoren ben ik ook niets wijzer geworden. Maar ja, neem nou bijvoorbeeld dit aantekenboekje. Hier: de veertiende. Die dag had hij samen met u doorgebracht. Zegt u dat iets? Waarom heeft hij hier “Morris” geschreven?

Birgersson: O, we zullen ‘t over auto’s gehad hebben. Ik had een Morris 8, zo’n grote, weet u wel, en ik geloof dat ik ‘m dat een keer verteld heb.

Kollberg: Ja ja... Nou, als u nog iets te binnen schiet, bel me dan meteen op. Hier is ‘t nummer, ‘t kan altijd.

Birgersson: ‘t Was een eh... ouwe, wat sjofele wagen, die Morris van me. Maar ie reed goed. Mijn eh... mijn vrouw die schaamde zich d’r voor, omdat het zo’n oud kreng was en de hele buurt in nieuwe wagens reed. Ik eh... ze zei ook ....

Larsson: Ik heb toch van het begin gezegd dat die rotzak van een Assarsson fout zat met z’n idealistische genootschap?

Martin: De Kamelen?

Larsson: Ja, de Kamelen, God betere het. Nou, die ouwe kameel van een Assarsson die kan dan wel z’n lieve vrouw wijsgemaakt hebben dat ie ‘s nachts z’n zaken afhandelde, maar dan vraag ik me toch af welke zaken.

Martin: Jezus, Gunvald. Je weet toch dat ie een verhouding had met een meisje van z’n kantoor? Eivor Olsson.

Larsson: O ja. Nou, ik heb hier het rapport voor je, van m’n verhoor van die griet. Eivor Olsson zegt dat ze Assarsson een vieze ouwe man vond, bijna impotent, en dat ze ‘t alleen om het geld deed en om d’r baan te houden.

Martin: Zo? En wat voor indruk kreeg je van d’r?

Larsson: Gewoon een slet. Ze houdt er vast nog andere kerels op na ook en ze is bovendien dom. Maar let op, ze geeft toe dat ze ook Assarssons zakenvrienden van dienst placht te zijn. Zo drukte ze ‘t tenminste uit. Op zijn bevel.

Martin: Nou, dat was dan bepaald geen tedere romance.

Larsson: Hoe dan ook, toen begon ik pas echt belangstelling voor die Assarsson te krijgen. Waar haalde dat zwijn bijvoorbeeld z’n geld vandaan?

Martin: Dat weet ik niet. Maar die had toch een firma, samen met z’n broer?

Larsson: Ja. En hij importeerde een hoop troep. Alles wat geld opbrengt, van kranen tot plastic kerstbomen. Ik eh... ben ‘ns nagegaan wat die heren de laatste paar jaar aan belasting hebben betaald.

Martin: Ben jij even actief geweest. En?

Larsson: Ongeveer een derde van wat jij en ik zowat betalen. En als je dan nagaat hoe luxe die weduwe d’r bij zat… Al die sjieke spullen.

Martin: Mm.

Larsson: Dan kun je me toch niet kwalijk nemen dat ik zin krijg hun kantoren te doorzoeken?

Martin: Ja, maar op welke gronden, Gunvald? Daar geeft Hammar je toch nooit toestemming voor. Jij krijgt geen huiszoekingsbevel van de boss alleen omdat jij vindt dat die Assarsson een verdacht figuur was en dat z’n springlevende broer waarschijnlijk geen haar beter is.

Larsson: Nee, maar Hammar kan niemand verbieden om ‘s avonds in z’n vrije tijd in een portiek van Tegnérgatan te gaan staan, of wel?

Martin: Nee, nee, maar met de nachtvorst van de laatste dagen zou ik dat ook niemand willen aanraden.

Larsson: Goed. Gisterennacht, half twaalf, de tiende of de elfde avond dat ik daar stond...

Martin: Ja, voordat je nou door...

Larsson: Ja, wacht even, laat me uitspreken. Half twaalf dus stopt er een grijze Mercedes met een buitenlands nummerbord voor de deur van Ture Assarsson. D’r stapt een man uit met een koffer. Ik zie het licht aangaan achter de gordijnen op de begane grond. Ik steek snel over en, geloof het of niet, laat ik nou toevallig een sleutel op zak hebben die op de deur past. Die moet iemand in m’n zak gestopt hebben, denk je ook niet? Iemand heeft een paar dagen terug dat slot uitgeprobeerd en die sleutel laten maken, dat... dat... kan bijna niet anders, maar... hoe dat ding nu in m’n zak kwam...

Martin: Gunvald Larsson...

Larsson: Wacht even.

Martin: Niks wacht even. Als jij zonder geldige reden een huis binnendringt, overschrijdt jij je bevoegdheid en dan kun jij geschorst worden of ontslagen.

Larsson: Ja.

Martin: Ja.

Larsson: (lachje) Is dat zo?

Martin: Dat is zo, ja.

Larsson: Zonder geldige reden, ja, misschien. Hoe dan ook, ik stap naar binnen met - hoe zeggen de boeken dat nou zo mooi? - met eh... getrokken pistool, ja, geloof ik. En Ture en die man hadden net die koffer opengemaakt.

Martin: Jezus, Larsson, je bent gek.

Larsson: Ja, maar dat geeft niet, want ik kan altijd weer terug naar zee. In elk geval, ditmaal zal Hammar z’n mond wel houden. In die koffer zaten 250.000 dope-tabletten, merk Ritalina. Op de markt brengen die zo’n anderhalf miljoen op... Kijk, nou moet je me niet verkeerd begrijpen, Martin, zo’n zaakje oprollen, daar ben ik niet zo trots op dat ik het jou hier speciaal kom vertellen, maar we konden wel ‘ns een fout hebben gemaakt. Stenström schaduwde Gösta Assarsson natuurlijk, en die moordenaar sloeg twee vliegen in één klap: Assarsson en de man die ‘m aan ‘t schaduwen was.

Martin: Ja, daar zit wel wat in, ja.

Larsson: Goed. Dan ga ik nu verder met m’n onderzoek naar die Nils Göransson. Allereerst wil ik die vriend van ‘m, die… die Björk te pakken krijgen met wie ie een tijdje samenwoonde.

Martin: In elk geval, die Ture Assarsson heeft een waterdicht alibi, want op het tijdstip van de moord hield ie in het City Hotel in Södertälje voor vijfentwintig mensen een toespraak tijdens een diner.

Larsson: Mm. Afgezien daarvan, het is niet erg logisch om te denken dat Gösta Assarsson niet gemerkt zou hebben dat z’n bloedeigen broer met een machinepistool op de bus stapte.

Martin: Daar heb je gelijk in.

Larsson: Ja, soms gebeurt het wel ‘ns dat ik gelijk heb.

Martin: Een geluk voor jou dan. Maar als je gisterennacht ongelijk gehad had, zaten we nu aardig in de puree, denk je ook niet? En één dezer dagen vis jij achter het net, hoor, Gunvald.

Larsson: We zullen zien. (gaat naar buiten en laat tegelijk Kollberg binnen)

Kollberg: Koud, hè?

Martin: Ja, inderdaad, koud. Is eh... is Åsa nog steeds bij je?

Kollberg: Ja. En zeg nou niet “hou je d’r een harem op na”, want dat heeft meneer Larsson al gevraagd.

Martin: Heb je ‘t al gehoord van Assarsson?

Kollberg: Ja. Evengoed een sterk staaltje, ik moet het toegeven, al doe ik dat niet graag.

Martin: Ja. De een praat, de ander doet. Larsson is een doener.

Kollberg: En wij zijn ouwehoeren, bedoel je. Nou, je wordt bedankt. Zeg, Martin?

Martin: Mm?

Kollberg: Ik heb over Åke nagedacht en ik denk dat ik weet aan welke zaak ie werkte.

Martin: O ja?

Kollberg: Mm. De Teresamoord. ‘t Moet haast wel.

Martin: De Teresamoord...

Kollberg: Ja, ga maar na. ‘k Heb alles van de afgelopen tien jaar de revue laten passeren.

Martin: Die zaak Teresa is al zestien jaar oud, dat was nog vóór jouw tijd.

Kollberg: Ja, maar… maar toch...

Martin: Heb je... heb je alle rapporten doorgewekt?

Kollberg: Ben je nou gek, zeg? Alleen een beetje doorgebladerd. ‘t Zijn een paar duizend bladzijden!

Martin: Dan zal je toch m’n geheugen een beetje moeten opfrissen. Eh...

Kollberg: Eh... misschien herinner jij je nog genoeg van die Teresazaak om nu nog te weten wat een rotklus dat geweest moet zijn, hè?

Martin: Ja, hopeloos was dat, ja. Het onmogelijkste van het onmogelijkste. Dat weet ik nog wel.

Kollberg: Nou, daarom... Daarom nou precies. Åke Stenström heeft de moeilijkste zaak uitgezocht die hij te pakken kon krijgen. Hij wou eens en voor altijd laten zien waartoe ie in staat was. En vervolgens laat ie zich neerknallen. God, wat stom!... En waar moet je ‘t verband zoeken?

Martin: Kan de zaak Teresa opgelost worden? Nu?

Kollberg: Nee, onmogelijk, geen denken aan. Herinner jij je de feitelijke omstandigheden nog?

Martin: Nee. Nee, zelfs niet in grote lijnen.

Kollberg: Je wordt oud, Martin.

Martin: O, je wordt bedankt.

Kollberg: Maar goed, ik kan je wel een beetje een indruk geven. De feiten zijn duidelijk, heel eenvoudig... En daarin ligt juist de moeilijkheid. 10 juni ‘51. D’r wordt een dode vrouw gevonden op Stadshagen-sportterrein. Naakt. Gewurgd. Het lab stelt vast dat ze al vijf dagen dood moet zijn, maar het lichaam verkeert nog in goeie staat. Conclusie: heeft in een koelkamer of... iets anders gelegen.

Martin: Ja, ja, ja.

Kollberg: Alles doet denken aan een lustmoord, maar van seksueel misbruik is na zoveel tijd geen aanwijzing meer te vinden. Aan de andere kant toont het onderzoek ter plekke aan dat ze daar hooguit twaalf uur gelegen heeft. De vrouw wordt geïdentificeerd als Teresa Camarão. 26, geboren in Portugal, van goeien huize, getrouwd met Henrique Camarão, ook Portugees, marconist op de koopvaardij, nu radiotechnicus. Geen kinderen. In goeie doen, woonde in Torsgatan.

Martin: Wie identificeerde haar?

Kollberg: De politie. Dat wil zeggen, de zedenpolitie. Ze stond daar de laatste twee jaar bij bekend. Op 15 mei 1949 liep ze namelijk van huis weg en raakte verzeild in de onderwereld. Teresa was nymfomaan en in die twee jaar is ze met honderden kerels naar bed geweest.

Martin: Ja, dat weet ik nog, ja.

Kollberg: Maar nou komt het mooiste: niet minder dan drie getuigen hebben de avond tevoren om half twaalf een auto zien staan waar het lijk later gevonden werd. Alle drie mannen. Twee van hen kwamen in hun auto langs en, let op, zagen een man bij de auto en een groot lang voorwerp in een deken gerold op de grond. De derde zag alleen de man. Maar alle drie, hoe vaag ze verder ook waren, waren het over één ding eens: de auto was een Franse wagen, Renault CV-4.

Martin: Renault CV-4...

Kollberg: Ja. (Melander komt binnen ) Eh...  Melander...

Martin: Ah!

Kollberg: Wat kun jij ons vertellen van Renault 4?

Melander: Eh... in ‘49 op de markt gekomen. Porsche heeft ‘m ontworpen toen de Fransen ‘m als oorlogsmisdadiger gevangen hielden. Ze sloten ‘m op in het portiershuis bij de fabriek. Daar zat ie te tekenen. Daarna werd ie, denk ik, vrijgelaten. De Fransen hebben miljoenen aan die wagen verdiend.

Martin: Goh, niet te geloven...

Melander: Hebben jullie de Teresazaak weer te voorschijn gehaald?

Kollberg: Jezus, da’s toch niet gewoon meer, hè?

Martin: (lachje) Ja...

Kollberg: Heb jij achter de deur staan luisteren?

Melander: Wat is het verband tussen die ouwe zaak en die busmoord?

Kollberg: Nou wacht even... D’r was een uitgebreid onderzoek. Honderden mensen werden ondervraagd. Maar d’r kon niet worden vastgesteld wie ‘r het laatst levend had gezien. En precies een week voordat ze gevonden werd, liep elk spoor plotseling dood.

Melander: Elke Renault CV-4 werd opgespoord...

Kollberg: Mm.

Melander: ...eerst in Stockholm, toen in ‘t hele land.

Kollberg: Ja.

Melander: Bijna een jaar werk. En ten slotte kon aangetoond worden, echt aangetoond, dat geen van die wagens op 9 juni ‘51 ’s avonds om half twaalf bij Stadshagen gestaan kon hebben. En op dat moment, Martin, liep het hele onderzoek zo dood als een pier, en ‘t was afgerond, compleet. In ‘52 liet de Deense, Noorse en Finse politie nog even weten dat die kolerewagen ook niet uit één van hun landen afkomstig was. En de douane had geen Renault CV-4 doorgelaten.

Martin: Dus?

Kollberg: Dus wat? (lachje) Getuigen waren alle drie goed op de hoogte met de auto’s. Twee werkten d’r nota bene in een garage. En de derde, raadt ‘ns wat die z’n beroep was?

Martin: Directeur van de Renaultfabriek?

Melander: Nee. Brigadier. Gespecialiseerd in verkeersproblemen. Natuurlijk werden de drie tests afgenomen: contouren van allerlei automerken op dia’s. Ze herkenden alle drie elk gangbaar model en die garagehouder kende zelfs de meest exotische soorten zoals Hispano-Suiza en Pegaso. Hij stonk d’r zelfs niet in toen ze een auto tekenden die niet eens bestond. “De voorkant is van een Fiat 500,” zei ie, “en de achterkant van een Dyna Panhard.”

Martin: Dan moet er dus bij het opsporen van die wagen een fout zijn gemaakt.

Kollberg: Waarschijnlijk. Maar hoe en waar... valt niet meer te achterhalen.

Martin: Weet je wat er gebeurd is op die dag? Ik bedoel op de dag waarop Teresa ineens van een brave huisvrouw veranderde in een loopse teef?

Kollberg: (lachje) Da’s ook zo’n verhaal. Ze was heel preuts en streng katholiek opgevoed, zat vol morele taboes. Maar tijdens een zakenreisje van d’r man weet een huisvriend haar het bed in te krijgen, eigenlijk nog tegen d’r zin. En laat zij, die nog nooit eerder een orgasme had gehad, die nacht nou wel zo’n twintig keer klaarkomen. Nou, daarna was het hek van de dam. Die huisvriend overigens is nou braaf getrouwd, vader van twee kinderen en zijn vrouw nooit ontrouw.

Martin: Jezus nog aan toe, al die rapporten... De man is eh... tussen twee haakjes hertrouwd, mm? Ook twee kinderen. Leeft ook lang en gelukkig.

Kollberg: En een alibi fantastisch. Waterdicht. Als je nou even in deze folder wilt kijken?

Martin: Wat is dat?

Kollberg: Dan weet je meteen waar Åke Stenström z’n ideeën vandaan haalde. Asjeblieft.

Martin: Jezus Christus... dat is de hoerigste... Ach... wat een vuiligheid, zeg... Wie heeft die foto’s genomen?

Kollberg: Amateurfotograaf. Ook met een perfect alibi. Maar in tegenstelling tot Stenström verkocht hij zijn plaatjes, met grote winst. Pornografie was toen nog schaars, weet je nog?

Martin: Ja, maar... welk mogelijk verband kan dit houden met het feit dat Stenström en acht andere mensen zestien jaar later in een bus worden doodgeschoten?

Kollberg: Geen. We zijn gewoon weer terug bij onze geestelijk gestoorde op sensatie beluste massamoordenaar... (zucht) Als Åke Stenström nou maar met één van ons gesproken had... Hij was te ambitieus. Hij wou helemaal in z’n eentje een fantastische speurdersprestatie leveren.

Martin: En hij wou niet bij voorbaat uitgelachen worden door ons, de zogenaamde ouwe rotten.

Kollberg: Juist.

Martin: En daarom, Lennart, weten we nu niet wat ie in die ellendige bus deed. Dus zitten we hier theorieën op te bouwen. Verdomd, soms wou ik net dat ik als Gunvald Larsson was. Gewoon niet te lang nadenken, handen uit de mouwen en bang!... D’r op af.

(Larsson klopt aan - deur wordt geopend)

Sune Björk: Jezus, wat is er aan de hand? Is er brand?

Larsson: Sune Björk?

Björk: Ja, dat ben ik. Moet je mij hebben? Kom binnen en neem je gemak. Ja, sorry, hè, ‘k moet effe wakker worden.

Larsson: Ik wil wat over Nils Erik Göransson weten.

Björk: Over Nisse? Wat dan?

Larsson: Nou, bijvoorbeeld hoe lang u ‘m al kende, waar u ‘m hebt ontmoet en eh... hoe u d’r toe kwam om ‘m onderdak te verlenen.

Björk: Zo, da’s heel wat. Mag ik een sigaret van u?

Larsson: Ik rook niet.

Björk: O... Nou, kijk, ‘t ging zo. (geeuwt) ‘k Zat ‘ns bij Zum Franziskaner een eh... een biertje te drinken. Nou, en Nisse, die zat aan het tafeltje naast me. ‘k Had ‘m nog nooit gezien, maar we begonnen te praten en hij bood me  ’n een glas wijn aan. Nou, ’t leek me wel een aardige jongen. Dus toen die tent sloot en ie zei dat ie zonder kamer zat, nam ik ‘m mee hier naartoe. Nou, we raakten die avond trouwens aardig bezopen en de volgende dag bood ie me dan een paar borrels aan, en wat te eten, bij Södergård. Dat moet 3 of 4 september geweest zijn, ‘k weet niet precies meer.

Larsson: Merkte u dat ie verslaafd was?

Björk: Nee, niet direct tenminste. Maar ja, na een paar dagen spoot ie al ‘s morgens, zodra ie opstond, dus eh... ja, toen begreep ik het natuurlijk. Vroeg trouwens of ik het ook wilde, maar ik hou niet van dat soort dingen.

Larsson: U heeft niet veel ruimte hier. Waarom liet u ‘m zo lang bij u blijven? Betaalde ie daar eigenlijk voor?

Björk: Nou... ik vond ‘m okay, hè. Hij betaalde me wel geen huur, maar hij barstte van het geld. Hij bracht altijd eten en drank en zo mee naar huis.

Larsson: Waar verdiende ie dat geld mee?

Björk: Ja, dat weet ik niet. Had ik trouwens niks mee te maken. Hij had geen baan, dat weet ik wel.

Larsson: Mm… Wat is uw werk?

Björk: Auto’s. En ik heb dadelijk een afspraak met een stoot van mij, dus u kunt maar beter opkrassen. Wil je nog wat weten?

Larsson: Waar praatte ie over? Heeft ie wel ‘ns iets over zichzelf verteld?

Björk: Hij zei dat ie gevaren had. Nou ja, dat was, dacht ik, al jaren geleden. En hij had het vaak over wijven. Vooral over een met wie ie dan gehokt had en, ah, die het hoekje om was gegaan. Ze was als een moeder, zei ie, alleen beter. (lachje) Ja, je moeder kun je natuurlijk niet uitzuigen, weet je.

Larsson: Mm. Wanneer ging ie hier weg?

Björk: Acht oktober, geloof ik. Hij nam al z’n spullen mee en daarna heb ik ‘m niet meer gezien. En nou is ie dood. Gek idee.

Larsson: Weet u waar ie van hieruit heen ging?

Björk: Nee, geen idee. Hij kwam nooit meer langs. Ik wist niet waar ie uithing. Dus ik weet echt maar verdomd weinig van ‘m. Weet u al wie het geweest is, die knul uit die bus?

Larsson: Nee, nog niet. U weet dus niet wat ie uitvoerde, hè?

Björk: Dat zei ik toch, nee. Maar één ding weet ik wel: voordat ie hier wegging, hè, was ie een week of twee zo zenuwachtig als wat. Het leek me of ie ergens over inzat.

Larsson: Maar u weet niet wat?

Björk: Nee. Nog iets: hij kreeg ergens geld vandaan. En dat kreeg ie van eh... B.F.

Larsson: B.F.? Wat is dat?

Björk: Ach, geen idee. Een bankfiliaal?

Larsson: Mm. Maar hij hield er geen bankrekening op na. Hoe kom je aan die letters?

Björk: Nou, hij zei ze wel ‘ns als ie dronken was en eh... met geld smeet - (lachje) dure drankjes en zo - dan zei ie wel ‘ns: “B.F. is er goed voor” of “B.F. betaalt.”

Larsson: Mm. B.F... Hoeft geen persoon te zijn, hè?

Björk: Mm.

Larsson: Het kan een afkorting van iets anders zijn. Maar evengoed, je wordt bedankt.

Björk: Okay.

Ingrid Beck: (lachje) Ben bij even vroeg.

Martin: Mm.

Ingrid: Heb je slecht geslapen?

Martin: Nou, ‘k voel me een beetje misselijk. ‘t Zal wel weer overgaan... Wil je ook een chocolademelk?

Ingrid: Ja, graag. Waar zat je aan te denken, pap?

Martin: Och, niks.

Ingrid: ‘k Heb je al sinds vorige lente niet zien lachen.

Martin: Mm. Vijfentwintig dagen zijn er voorbij en het onderzoek leidt tot niets. Het zakt gewoon in mekaar als een pudding.

Ingrid: En jullie werken allemaal zo hard.

Martin: Ja... Ja, maar aan wat? Iedereen klampt zich vast aan z’n eigen strohalm. En ik... Ik kan alleen maar aan die eigenwijs van een Stenström denken. Hier, heb je je chocola. Brand je vingers niet!

Ingrid: Mm. Lekker.

Martin: Da’s fijn… Nou, overal waar we komen, krijgen we ’t zelfde te horen, nu we die ouwe Teresamoord weer natrekken. Dan vragen ze waarom we ze nooit ‘ns met rust laten. Ja, want vorige zomer is die... die eh... die jonge detective d’r immers nog geweest. Hij heeft niet stilgezeten, hoor, die jongen. Lennart spoorde zelfs de man op die achttien jaar geleden een stelletje schunnige foto’s van die Teresa heeft genomen. Een ouwe tandeloze alcoholist in een paviljoen voor lang gestraften. Of ie zich Teresa nog herinnerde? Hé jee, dat was een grapje! Een paar maanden geleden was er nog een jonge smeris bij ‘m geweest enzovoort enzovoort enzovoorts.

Ingrid: Hij is jullie steeds voor geweest, hè?

Martin: Ja. Tot het moment dat in die bus stapte.

Ingrid: Jullie werken zo hard aan die zaak, en de kranten schrijven d’r zo rot over. Daar kan ‘k me nou kwaad over maken, pap. “De negenvoudige moordenaar nog steeds op vrije voeten”, en dat soort kreten.

Martin: Ja, maar ze hebben toch gelijk. ‘t Hoofdcommissariaat wordt ook ongeduldig. En zelfs de onderwereld wou dat we die rotzak nou maar hadden. Laten we hen tenminste weer met rust, nietwaar. Want in hun ogen is de politie d’r alleen maar om Vietnamdemonstranten en parkeerverbodovertreders te pakken. Zolang wij hun louche zaakjes nou maar uitkammen, zijn zij tot nietsdoen gedwongen. O ja, wie weet brengt ze dat ertoe ons een beetje te helpen.

Ingrid: (lacht) Maar jullie weten dus heel best welke motieven achter die behulpzaamheid schuil gaat. Nou, maar evengoed mooi is dat.

Martin: Ja. Ja. Met dieven vang je dieven, dat weet je toch.

Inga Beck: (komt binnen) Wat zijn jullie vroeg! Kijk nou ‘ns, niet te geloven: meneer drinkt chocolademelk op z’n nuchtere maag.

Ingrid: Hij is misselijk.

Inga: Nou, dan mot ie nodig chocola drinken. En medicijnen innemen: ho maar. En hoe lang heeft ie die maagpijn al? Jaren. Hij heeft er steeds vaker last van, maar wil er zelf niet over praten.

Martin: Mens, dat heb ik één keer gedaan en toen heb je me bijna de dood ingejaagd met je kruidendrankjes en met je gezeur… Nog een koppie chocola?

Ingrid: Ja, ja, lekker.

Martin & Ingrid: (lachen)

Ingrid: Wie weet er een leuk verhaal?

Martin: Leuk verhaal? Vraag maar aan je moeder, zeg.

Inga: Hè, kind, ik slaap nog. Laat mij maar met rust.

Martin: O, wacht ‘ns even, ik geloof dat ik een leuk verhaal weet.

Inga: Hé, ja. Jij!

Martin: Ja, ja. Willen jullie ‘t horen, ja of nee?

Ingrid: Ja, natuurlijk. Vertel op, pap.

Inga: ‘t Zal wel weer met je werk te maken hebben, mm?

Ingrid: Laat ‘m nou vertellen.

Martin: Laat me nou... Juist. Je weet toch dat die... die man, hè, die pas later in het ziekenhuis overleden is, dat ie nog iets gezegd heeft?

Ingrid: Mm.

Martin: En dat die brave Melander het eh... het onverstaanbare gemompel van die man op de band heeft staan? Nou is ie met dat bandje naar allerlei technici gegaan en eh... nou ja, goed, zonder resultaat, dat wel. Was geen zinnig woord van te verstaan. Die man die zei zoiets als “dnk”, hè, “dnk” en “sasolson”. Toen ging ie dood.

Inga: De stakker.

Ingrid: Nou, en nou? Zijn jullie d’r achter gekomen?

Martin: Je begrijpt, Melander werd er stapelgek van. Echt iets voor hem om dat haarfijn uit te gaan zoeken. Laat nou toevallig blijken dat Schwerin, zo heet die vent, in Amerika geboren was, en als ie dronken was, dat ie vaak in het Engels praatte, ook wanneer ie boos of driftig was. En zo werd dat “dnk” ten slotte “didn’t recognize him”.

Ingrid: Ik heb ‘m niet herkend.

Martin: Juist, precies. Maar nou... maar nog dat “salsolson.” De vraag was: hoe zag de dader d’r uit? Het antwoord was “sasolson.” Goed, wij zoeken, wij zoeken, wij zoeken, we zoeken... Geen Sasolson te vinden in de hele wereld niet. Komt Melander d’r achter dat die vent zegt: “Zoals Olsson”.

Inga: Zoals Olsson? Maar wie is dan Olsson?

Ingrid: Laat mij... Mm?... Nou ja, Schwerin, Schwerin was grondwerker bij de dienst openbare werken en Melander - die eh… die taaie dienstklopper zal ik maar zeggen, nietwaar - komt erachter dat Olsson een inspecteur bij openbare werken is.

Ingrid: En hoe zie ie d’r in godsnaam uit?

Martin: Ja, dat is nou het eerste wat we ook allemaal hebben gevraagd. Melander zegt: “Kom maar kijken, hij zit hiernaast!” Nou, wij allemaal - de hele afdeling Moordzaken - hollen de gang op, gaan die kamer binnen en daar zit inspecteur Olsson ons met open mond aan te gapen en wij staren naar ‘m alsof ie een monster van… van... van Mars was. “Wat is d’r aan de hand?” vraagt Olsson eindelijk. Melander zegt: “Niks, meneer Olsson, u wordt bedankt voor uw medewerking. U kunt wel gaan.”

Ingrid & Inga: (lachen)

Inga: Zeg, zal ik nog eh... een beetje warme chocola maken?

Ingrid: Hè ja, mam, gezellig.

Martin: Ja.

Inga: En voor jou zeker warme melk, hè?

Martin: Ja. Ja, je doet maar. Kom ik maar een beetje later op het bureau...

Kollberg: U bent de man die alles van automerken weet en u hebt lang, lang geleden moeten getuigen in de zaak Teresa.

expert: Eh... ja, die moord op die Portugese snol?

Kollberg: Juist, ja.

expert: Maar, maar... maar dat is meer dan... ’ns kijken... vijftien jaar terug!

Kollberg: Ik eh... zie dat u het druk hebt, ik ben alleen maar even komen binnenwippen om iets te laten zien. Ik ben nieuwsgierig naar uw oordeel over deze auto. (toont hem een foto) U als expert zal toch zeker wel meteen kunnen zeggen welk merk auto dit is, hè?

expert: Mm.

Kollberg: Kijk, ik heb deze advertentiefoto uitgeknipt, een beetje donkerder gemaakt, zie je wel, beetje geretoucheerd, en zo moet u ongeveer die bewuste nacht de auto van Teresa’s moordenaar hebben gezien.

expert: Ja… ja, dat klopt wel zo ongeveer. Recht van voor... Ja, we zaten zelf in de auto en eh...

Kollberg: Ja, daar weet ik alles van.

expert: Wat... wat wou u dan weten?

Kollberg: Wat voor merk auto is dit?

expert: Nou, een Renault CV-4, een ouwe.

Kollberg: Weet u dat zeker?

expert: (lachje) Ik durf er wat onder verwedden, ik vergis me nooit.

Kollberg: Weet u ‘t heel zeker?

expert: Ja, man, het is een CV-4, oud model. Zeg, wacht ‘ns even... Probeer je me een loer te draaien? Laat me die foto nog ‘ns even goed bekijken.

Kollberg: Alstublieft.

expert: Verrek! ‘t Is geen Renault! ‘t Is een Morris! Een Morris Minor ‘50 of ‘51. Maar... maar d’r is aan die foto geknoeid. Anders had ik het wel gezien.

Kollberg: Ja, hij is zo gemaakt alsof hij ‘s nachts genomen is. Bijvoorbeeld op die bewuste nacht lang geleden.

expert: Ja, nou u het zegt... Een paar maanden terug is hier een jonge vent geweest, ook van de politie, een of andere Stenström, en die vroeg ook of een Morris Minor en een Renault CV-4 gemakkelijk uit mekaar te houden waren. Maar... die had een foto, daar zag je de auto van opzij. Ja, en dan is er geen kunst aan.

Kollberg: Nee... nee. Evengoed, je moet er maar op komen.

Martin: Åke was ergens achter gekomen: dat de Renault CV-4 in bepaalde ongunstige omstandigheden van voren gezien, in het halve donker bijvoorbeeld, gemakkelijk aangezien kon worden voor een Morris Minor ‘50.

Kollberg: Ja, ja, of andersom. Ik denk dat die ouwe man die z’n vrouw om zeep bracht, eh... Birgersson, dat die ‘m op het idee heeft gebracht. Die reed zelf zo’n Morris. Ja, zo past het allemaal in mekaar, maar...

Martin: Maar... maar... maar...

Martin: Als dat waar is, dan kunnen wij elke pagina van het onderzoek door de plee spoelen.

Martin: O ja. Ja, ja, heel dossier van 3050 pagina’s. Kom nou toch, zeg!

Kollberg: Ja, inderdaad. Nou we weten wat Åke Stenström wist dat het geen Renault was maar een Morris, nou kunnen we de zaak Teresa opnieuw beginnen. Waar is de aquavit?

Larsson: Nils Erik Göransson. Hij heeft Teresa gekend.

Melander: Zijn naam moet ik zijn tegengekomen in het dossier... Maar Jezus, dat is zestien jaar geleden. Dat zijn meer dan 3000 pagina’s.

Martin: Niemand kijkt jou d’r toch op aan, Melander. Jij mag ook wel ‘ns een keer een foutje maken.

Melander: Ik was ‘t gewoon vergeten.

Larsson: Ja. Heel menselijk. Verbeeld je maar niks.

Martin: Als wij destijds, zestien jaar geleden, hadden geweten wat we nu weten, hadden we die hele zaak Teresa in een uur opgelost.

Kollberg: Ja, en dan was die busmoord niet gebeurd. Als... als... als.

Martin: Okay, okay, okay. Göransson was eigenaar van een Morris Minor ‘50, maar... die bewuste avond of nacht dat het lijk op Stadshagen-sportterrein werd neergelegd, zat Nils Eriks Göransson door te zakken in het City Hotel in Eksjö. D’r zijn getuigen genoeg die dat kunnen bevestigen.

Larsson: Ja, maar die gozer kreeg of haalde geld bij eh... ene “B.F.”.

Martin: Ja.

Melander: En die initialen zouden kunnen passen bij drie personen die in het Teresadossier voorkomen: Bo Fostersson, Bengst Frederikson en Björn Forsberg. En van die drie personen lijkt de laatste, Björn Forsberg, heel veel op inspecteur Olsson.

(telefoon)

Martin: (neemt op) Met Beck spreekt u.

Kollberg: Eh... Martin, het klopt steeds meer. Nils Erik Göransson werkte vijftien jaar geleden voor Björn Forsberg.

Martin: Mm.

Kollberg: Die had toen een bonthandel. Björn Forsberg is nu in zeer goeie doen. Hij heeft een vrouw met veel geld getrouwd, nu alweer vijftien jaar geleden, als je begrijpt wat ik bedoel.

Martin: Mm. Forsberg heeft een fortuin getrouwd, Teresa werd vermoord, “uit de weg geruimd” zeggen ze dan in zo’n geval. Forsberg had die bewuste nacht een tamelijk zwak alibi, maar hij was niet de bezitter van een Morris of van een CV-4.

Kollberg: Nee, maar hij had de Morris een avondje te leen van Nils Erik Göransson, die wel een geheid alibi heeft en die zo vriendelijk is geweest nooit aan de politie te vertellen dat juist die avond zijn baas in zijn Morris heeft rondgereden.

Martin: Precies. En sindsdien moet Nils bij Forsberg aan de bel hebben gehangen voor zwijggeld. “B.F. betaalt wel.” Tot Forsberg d’r genoeg van kreeg. Maar blijft nou de vraag of Forsberg tot zo’n busmoord in staat is.

Kollberg: Hij was vrijwilliger in de Finse winteroorlog in 1940.

Martin: Okay. Hij schijnt het te zijn, mm?

Kollberg: Mm, ‘t ziet er wel naar uit.

Martin: Luister, kom gelijk hier naartoe. Ik zal eh... Melander en Larsson optrommelen. Dag.

Kollberg: Dag.

Martin: (legt neer - neuriet - draait een nummer) 1 2 3 1 5…

receptioniste: Bonthuis Forsberg.

Martin: Is meneer Forsberg daar? U spreekt met Beck.

receptioniste: Ik verbind u door.

Martin: Ja, alstublieft.

Forsberg: Ja?

Martin: Spreek ik met Björn Forsberg?

Forsberg: Daar spreekt u mee. Eh... wat kan ik voor u doen?

Martin: Ach, meneer Forsberg, luister. Ik zou vanmiddag graag even een onderonsje met u willen hebben. Is dat mogelijk?

Forsberg: Eh... waar gaat het over?

Martin: Bewaring van een collectie bontmantels. Ik heb begrepen dat u de beschikking hebt over een eh... grote koelruimte. Het gaat hier om een grote collectie.

Forsberg: Maar dat kunt u toch met mijn secretaresse afdoen, meneer eh...

Martin: Beck. Beck is de naam, Beck.

Forsberg: O, juist.

Martin: Ja, kijk, ik hoopte ook advies  te kunnen krijgen over mogelijke modernisering van een deel van de collectie, maar ja, eh… meneer Forsberg, als u... als u geen tijd kunt vrij maken... dan ....

Forsberg: Ja, zo bedoel ik het niet. Nou, komt u gerust praten. Eh... schikt het u vanmiddag eh... vier uur?

Martin: Mag ik even zien? Vier... Ja! dat zal lukken, ja. Vier uur! Goed.

Forsberg: Uitstekend.

Martin: Goedemorgen!

Forsberg: Goedemorgen.

Martin: (legt neer) Tot vier uur dan, Björn Forsberg, en reken d’r maar op dat ik er zijn zal.

Martin: Okay mannen, we zijn allemaal bij mekaar, en over een half uur gaan we Björn Forsberg met een bezoek vereren. Dan ga ik vooruit... Da’s vijf minuten eerder. Dan zal ik jullie binnenroepen.

Larsson: Waar is dat voor nodig?

Martin: Dat vind ik leuk. Zijn d’r nog vragen?

Hammar: Wat zei Forsberg toen hij aan de tand gevoeld werd over de Teresazaak?

Kollberg: Mm, dat hij haar in het jaar 1950 in een dansgelegenheid ontmoet had en daarna nogal ‘ns met haar naar bed was geweest. Hoe vaak, dat kon ie zich niet meer herinneren. En toen ontmoette hij z’n toekomstige vrouw en verloor alle belangstelling in nymfomaniakken.

Hammar: Zei ie dat?

Melander: Zo ongeveer… Waarom denk je dat ie haar vermoord heeft?

Kollberg: Eh... om van d’r af te komen, denk ik. Ze zeiden allemaal dat ze niet van d’r af konden komen als ze eenmaal iets met ‘r begonnen waren. Het was natuurlijk geen lustmoord.

Martin: Nee, maar zo wou ie het doen lijken, en toen had ie het ongelooflijke geluk dat de getuigen z’n auto hebben verward met een ander model. Hij zal wel een gat in de lucht gesprongen zijn. Maar dat betekende dat ie betrekkelijk veilig was. Alleen over Göransson maakte ie zich zorgen.

Kollberg: Ja, maar hij had geld genoeg om ‘m z’n mond te laten houden.

Melander: Ja. En vijftien jaar lang ging alles goed. En toen begon die eigenwijze Åke Stenström in die ouwe zaak te wroeten. Hij ontdekte dankzij Birgersson dat een Renault CV-4 gemakkelijk verward kon worden met een Morris Minor, en dat Göransson  zo’n Morris had, van de juiste kleur bovendien. Hij begon op eigen houtje een massa mensen te ondervragen en Göransson te schaduwen. Hij merkte natuurlijk algauw dat Göransson van iemand geld kreeg en hij vermoedde dat hij dat kreeg van de man die Teresa vermoord had. Göransson werd steeds zenuwachtiger. Stenström berekende dat Göransson hem vroeg of laat de moordenaar zou wijzen. Hij bleef ‘m dag in dag uit schaduwen, en waarschijnlijk deed ie dat heel openlijk. Hij bleek het bij het rechte eind te hebben, al kan ie dan zelf van het resultaat geen profijt trekken.

Hammar: Ja, het lijkt me wel te kloppen. Ook psychologisch wel. Nog negen jaar en de moord op Teresa zou verjaard zijn en de termijn van vervolging verstreken.

Martin: Ja, en een moord is het enige ernstige misdrijf waarvoor een min of meer normaal persoon zoveel moeite zou doen niet ontdekt te worden. Bovendien... bovendien had die Forsberg veel te verliezen.

Hammar: En weten we wat ie op de avond van de dertiende november uitvoerde?

Larsson: Ja. Toen slachtte hij al die mensen in de bus af, alleen om van Stenström en Göransson af te komen.

Martin: Ja, het enige wat we op dit moment weten is dat ie de gelegenheid heeft gehad die moorden te plegen.

Hammar: Hoe weten we dat dan?

Kollberg: Ja...

Hammar: Nou?

Larsson: Ik heb de Duitse dienstbode van Forsberg gekidnapt. Ze heeft elke maandagavond vrij. En volgens een zakagenda die ze in d’r tas had, bracht ze de nacht van de dertiende op de veertiende bij haar vriend door.

Kollberg: En we weten uit dezelfde bron dat mevrouw Forsberg uit eten was met een aantal dames. Bijgevolg kunnen we aannemen dat Forsberg zelf thuis was. Ze laten in principe de kinderen nooit alleen thuis.

Hammar: Waar is ze nu, dat dienstmeisje?

Melander: Hier. Ze slaapt hier vannacht.

Hammar: Hoe denk je dat Forsberg d’r geestelijk aan toe is, Martin?

Martin: Nou, waarschijnlijk heel slecht. Op de rand van een instorting.

Hammar: Ik vraag me toch af of je genoeg bewijs hebt om ‘m in te rekenen.

Martin: Niet voor de busmoorden, dat zou een blunder zijn, maar we kunnen ‘m wel arresteren op verdenking van moord op Teresa Camarão. We hebben een hoofdgetuige die van gedacht is veranderd en we beschikken over een aantal nieuwe feiten... Juist. Nog vragen, mijne heren? Goed. Dan gaan we d’r nou op af. Ik eh… heb met opzet op zijn kantoor afgesproken. Hoeven we z’n vrouw en z’n kinderen d’r niet mee te betrekken, vooral niet als ie de wanhoop nabij is.

Larsson: Hoe?

Martin: Hoe? Zo rustig mogelijk, zonder schieten of deuren intrappen.

Kollberg: Nou, laten we dan maar gaan.

Forsberg: Komt u binnen. (sluit de deur) U sprak over de telefoon over een collectie bontmantels waarvan u een deel wou laten moderniseren... Maar wat... wat doet u nou? Bent u nou helemaal? Wat is dit voor een onbeschaamdheid, meneer? Wilt u wel ‘ns onmiddellijk van m’n spullen afblijven?

Martin: Juist. Ik zocht dit. Smith & Wesson-38-Special nog wel.

Forsberg: U zocht... Ik heb een vergunning voor dat pistool, meneer, als u het weten wil. U komt helemaal niet voor zaken? Bent u van de politie?

Martin: Inderdaad. U moet m’n eh... vrijpostigheid maar niet kwalijk nemen, maar ik wou eerst ‘ns met u praten zonder dat u zo dicht bij dat pistool zat. Voorzorgsmaatregelen, zullen we maar zeggen.

Forsberg: Ik zou heus niet op u geschoten hebben.

Martin: Misschien niet, maar u zou de eerste verdachte niet zijn die een pistool op zichzelf richtte.

Forsberg: Verdachte?

Martin: Gaat u zitten. Ik roep m’n collega’s even... (opent de deur) Lennart, Larsson, kom erin.

receptioniste: Wat gebeurt hier? Heren! Heren! U kunt niet zo…

Martin: Maak die deur dicht   

receptioniste: …binnenlopen, de heer Forsberg is in gesprek. Ja, maar heren!

Larsson: Politie, maar geen drukte, juffrouw. (sluit de deur) Aha, dus daarom wou je vijf minuten met ‘m alleen zijn. Een Smith & Wesson. Of het niks is.

Forsberg: Waarom liet u me niet...

Martin: Doodgaan?

Forsberg: Ja.

Martin: U zou dat ding tegen uzelf gebruikt hebben, nietwaar?

Forsberg: Ja.

Martin: Dacht ik al.

Forsberg: Waarom liet u me niet doodgaan?

Larsson: Ja, waarom niet?

Kollberg: Hou je bek, Larsson.

Martin: Waarom liet u Teresa Camarão niet leven?

Forsberg: Omdat dat niet kon. Ik moest ‘r kwijt.

Martin: O? En waarom moest dat?

Forsberg: ‘k Had geen keus. Ze zou m’n leven geruïneerd hebben.

Larsson: Dat lijkt me in elk geval toch al gebeurd.

Forsberg: Ja, u begrijpt het niet. Ik had ‘r gezegd dat ze nooit meer terug moest komen. ‘k Had ‘r zelfs geld gegeven, hoewel ik praktisch niets had. En eh... toch...

Martin: Mm, wat wilt u zeggen?

Forsberg: …toch achtervolgde ze me. Toen ik die avond thuiskwam, lag ze in m’n bed, naakt. Ze wist waar ik de reservesleutel bewaarde en ze had zichzelf binnengelaten. En mijn vrouw, m’n verloofde, zou binnen een kwartier komen. Er was geen andere uitweg!

Martin: En toen?

Forsberg: Toen droeg ik ‘r naar beneden, naar de koelkamer waar het bont bewaard werd.

Martin: Was u niet bang dat iemand haar daar vinden zou?

Forsberg: Er waren maar twee sleutels van. Ik had de ene en Nisse Göransson de andere. En Nisse was weg.

Martin: Hoe lang liet u haar daar liggen?

Forsberg: Vijf dagen. Ik wou wachten op regen.

Larsson: Ja. U houdt van regen.

Forsberg: Ja, begrijp u het niet? Ze was gek. In één minuut had ze m’n hele leven kunnen ruïneren. Alles wat ik gepland had.

Larsson: Waar haalde u dat machinepistool vandaan?

Forsberg: ‘k Bracht het na de oorlog mee naar huis. ‘k Heb er drie bolsjewieken mee om zeep gebracht.

Larsson: Was het een Zweeds model?

Forsberg: Nee. Fins. Suomi 37.

Larsson: En waar is het nou?

Forsberg: Ergens waar niemand het kan vinden.

Larsson: In het water.

Forsberg: Ja.

Kollberg: Mocht u Nils Erik Göransson?

Forsberg: Nisse was aardig. ‘n Goeie jongen. Ik was als een vader voor hem.

Kollberg: En toch vermoordde u ‘m?

Forsberg: Hij vormde een bedreiging voor m’n bestaan, m’n gezin, alles waar ik voor moest leven. Maar hij kon het niet helpen. Ik gaf ‘m een snel en pijnloos einde. Ik kwelde hem niet zoals u mij nou doet. Had u m’n gang toch laten gaan.

Martin: Wist Nisse dat u het was die Teresa had vermoord?

Forsberg: Ja. hij kwam d’r achter. Nisse was niet op zijn achterhoofd gevallen. Hij was een goeie kameraad. Toen ik getrouwd was, heb ik ‘m tienduizend kronen en een nieuwe wagen gegeven. En daarna gingen we voor altijd uit elkaar.

Martin: Voor altijd?

Forsberg: Ja. Hij liet niets meer van zich horen tot vorig najaar. Toen belde ie me op en zei dat ie dag en nacht geschaduwd werd door iemand. Hij was bang, hij had geld nodig. Ik gaf ‘m geld. Ik probeerde ‘m naar ‘t buitenland te laten gaan.

Kollberg: Maar dat deed ie niet?

Forsberg: Nee. Hij was terneergeslagen en doodsbang. Hij dacht dat het verdacht zou werken.

Kollberg: En dus hebt u ‘m vermoord.

Forsberg: Ik moest wel! Ik had geen andere keus in deze situatie. Hij zou anders mijn bestaan geruïneerd hebben, de toekomst van m’n kinderen, de zaak, alles! Niet opzettelijk, maar hij was zwak en onbetrouwbaar en bang. Ik wist dat ie vroeg of laat bij mij bescherming zou komen zoeken en mij daarbij ruïneren. Of anders zou de politie ‘m wel te pakken krijgen en ‘m dwingen te praten. Hij was verslaafd aan verdovende middelen en hij was zwak en onbetrouwbaar. De politie zou ‘m net zo lang gemarteld hebben tot ie alles vertelde.

Martin: Dat is niet de gewoonte bij de politiemensen te martelen.

Forsberg: O nee?

Martin: Nee.

Martin: Waarom hebt u me dan me niet m’n gang laten gaan? Waarom laat u me niet even een paar seconden alleen, met m’n pistool? Alstublieft, ik smeek het u.

Larsson: Eerst zijn er nog wat dingen die we weten willen.

Forsberg: Ik wil alles vertellen, maar belooft u me dan...

Martin: Ik beloof niets en niemand van ons belooft u iets.

Forsberg: U zei toch... eerst...

Larsson: Waar bent u op de bus gestapt?

Forsberg: In eh...Klarabergsgatan, bij Ahléns.

Larsson: Hoe was u daar gekomen?

Forsberg: Met de auto.

Larsson: Hoe wist u welke bus Göransson zou nemen?

Forsberg: Hij belde me op en ik gaf ‘m instructies.

Larsson: Met andere woorden, u vertelde ‘m wat ie moest doen om vermoord te worden.

Forsberg: Maar snapt u dan niet dat hij mij geen keus liet? Ik deed het humaan. Hij heeft er niets van geweten.

Kollberg: Humaan? Wat bedoelt u daarmee?

Forsberg: Wilt u me niet één minuut met m’n pistool alleen laten? Dat zou humaan zijn.

Larsson: Vertel ons eerst over de bus.

Forsberg: Eh... Nisse belde me maandagochtend, op kantoor. Hij was de wanhoop nabij en hij vertelde dat die man ‘m overal volgde. Ik begreep dat ie het niet langer zou kunnen uithouden. En ik wist dat m’n vrouw en het dienstmeisje die avond alle twee weg waren. Het was geschikt weer en de kinderen gaan altijd vroeg slapen. Dus...

Martin: Ja?

Forsberg: Dus ik zei tegen Nisse dat ik die man die ‘m schaduwde zelf wel ‘ns wou zien en dat hij ‘m naar Djurgården moest leiden en daar wachten op een dubbeldekker die hij om een uur of tien moest nemen en daarna meerijden tot het eindpunt.

Martin: Mm.

Forsberg: Een kwartier voordat ie vertrok, toen moest ie me bellen. Hij belde op zoals afgesproken en ik wachtte op de bus.

Martin: Had u van tevoren uitgemaakt waar u het zou doen?

Forsberg: Ja, ik had eerder op de dag de hele rit me de bus meegemaakt en de plek uitgekozen. ‘t Is een goeie plek. Ik dacht niet dat er iemand in de buurt zou zijn en zeker niet als het zo bleef regenen. En ik dacht dat er maar heel weinig passagiers helemaal tot het eindpunt zouden meerijden. Het zou het beste zijn wanneer alleen Nisse, de man die hem schaduwde en de chauffeur en nog één passagier in de bus hadden gezeten.

Kollberg: Nog één passagier? Wie moest dat dan zijn?

Forsberg: Nou, dat deed er niet toe, alleen maar voor de schijn.

Larsson: God zal me bewaren...

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (12/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.
Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign