Moordbrigade Stockholm, deel 08

Moordbrigade Stockholm, deel 08
beschrijving:

DEEL 8

Anton Quintana (1937), naar de boeken van Maj Sjöwall (1935) & Per Wahlöö (1926-1975)

uitzending: VARA, woensdag 19/11/1975

bewerking: Ruurd van Wijk - muziek (naar Zweedse volksliedjes): Kees Smal - uitvoering: Letty de Jong & Harry Mooten

regie: Ad Löbler

rolverdeling: [afkondiging geeft enkel de namen van de hoorspelers]

- [Vilmos Szluka]: Hans Veerman

- [adjudant Martin Beck]: Jan Borkus

- [Tetz Radeberger]: Jaap Hoogstraten

- [commissaris Hammar]: Huib Orizand

- [man van de Zweeds ambassade]: Donald de Marcas

- [Melander, collega van Beck]: Paul van der Lek

- [Kollberg, collega van Beck]: Hans Karsenbarg

- [serveerster]:Maria Lindes

- [Backlund]: Willy Ruys

- [Bengt Jönsson]: Bob Goedhart

duur: 30'49"

hoorspel:

Szluka: Ik dacht dat u misschien zelf met één van hen zelf zou willen spreken, met die eh… Radeberger, de man met wie u gisteren hebt gevochten. Hij praat nogal graag en ik heb de indruk dat ie te stom is om goed te kunnen liegen. Wilt u ‘m ondervragen? Misschien krijgt u d’r meer uit dan ik.

Martin: Ja. Ik wil ‘m erg graag ondervragen.

Martin Beck: Ik wil over Alf Matsson praten.

Radeberger: Ik weet niet waar die is.

Martin: Dat kan zijn, maar toch gaan we over ‘m praten. Wanneer hebt u Alf Matsson voor het eerst ontmoet?

Radeberger: Twee jaar geleden.

Martin: Waar?

Radeberger: Hier in Boedapest, in de Ifjuság. Da’s een soort jeugdhotel.

Martin: En hoe heb je met ‘m kennis gemaakt?

Radeberger: Door Ari Böck. Ze werkte daar. Dat is lang voordat ze naar Ûjpest is verhuisd.

Martin: Wat gebeurde d’r bij die gelegenheid?

Radeberger: Niks bijzonders. Theo en ik waren net terug uit Turkije. Daar arrangeerden we reizen heen voor toeristen, uit vakantieoorden in Roemenië en Bulgarije. We hadden wat stuff meegebracht uit Istanboel.

Martin: En waren jullie toen al begonnen verdovende middelen te smokkelen?

Radeberger: Op kleine schaal. Voor eh... eigen gebruik, om zo te zeggen. Maar we gebruikten het niet erg vaak. Nu doen we ’t helemaal niet meer. ‘t Is niet goed voor je.

Martin: Waar had jij het dan voor nodig?

Radeberger: Nou, voor meiden en zo. ‘t Is goed voor meiden. Ze worden meer eh... (lachje) genegen.

Martin: En Matsson? Hoe is hij d’r bij betrokken geraakt?

Radeberger: We gaven hem d’r wat van te roken. ‘t Interesseerde hem ook niet zoveel. Hij hield meer van drank. Da’s ook slecht voor je lichaam.

Martin: Hebben jullie die keer hasjiesj aan Matsson verkocht?

Radeberger: Nee, maar we gaven ‘m wel wat mee. We hadden zelf ook niet zoveel. En het ging ‘m pas interesseren toen ie hoorde hoe makkelijk je ‘t in Istanboel kunt krijgen.

Martin: Waren jullie in die tijd zelf al op het idee gekomen om op grote schaal te gaan smokkelen?

Radeberger: We hadden d’r over gepraat. De moeilijkheid was hoe je ’t de landen binnen moest krijgen waar je d’r iets aan kon verdienen.

Martin: Waar bijvoorbeeld?

Radeberger: Nou... Scandinavië, Nederland en thuis, in Duitsland. De douane en de politie zijn er waakzaam, vooral als ze weten dat je in Turkije bent geweest, of in Noord-Afrika en Spanje natuurlijk.

Martin: Heeft Matsson zelf aangeboden jullie tussenhandelaar te zijn?

Radeberger: Ja. Hij zei dat ze bij de douane bijna nooit naar je bagage keken als je uit een Oost-Europees land kwam, vooral niet als je vloog. ‘t Was makkelijk genoeg om de stuff uit Turkije bijvoorbeeld hierheen te krijgen. We waren tenslotte reisleiders. Maar veel verder kwamen we d’r niet mee. ‘t Was te riskant. En hier kun je ‘t niet verkopen. Ze zouden je zo te pakken hebben. En bovendien is ‘t hier niet de moeite waard. En we wilden niet gepakt worden.

Martin: Dat begrijp ik. Hebben jullie toen een overeenkomst met Matsson gesloten?

Radeberger: Ja. Ja ja, hij had een goed idee. We zouden elkaar in verschillende steden ontmoeten. Plaatsen die Theo en mij goed uitkwamen. We lieten ‘m weten waar we waren en dan ging hij d’r heen voor z’n krant. Dat was een goed voorwendsel. ‘t Leek onschuldig.

Martin: Hoe betaalde ie?

Radeberger: In dollars. Contant. ‘t Was een goed plan en in die zomer hebben we onze organisatie opgebouwd. Meer tussenhandelaars gevonden. Een Hollander die we in Praag hadden ontmoet, en...

Martin: En waar hebben jullie Alf Matsson daarna ontmoet?

Radeberger: In Constanta in Roemenië, drie weken later. Alles liep gesmeerd.

Martin: Deed juffrouw Böck toen ook mee?

Radeberger: Ari? Nee. Wat had die moeten doen?

Martin: Maar ze wist wel wat jullie deden.

Radeberger: Ja, in elk geval voor een deel.

Martin: Hoe vaak hebben jullie Matsson in het totaal ontmoet?

Radeberger: Tien keer, misschien vijftien. ‘t Liep geweldig. Hij betaalde altijd wat we vroegen. Hij moet er zelf ook goed aan hebben verdiend.

Martin: Hoeveel, denk je?

Radeberger: Weet ik niet, maar hij had altijd geld genoeg.

Martin: Waar is ie nu?

Radeberger: Dat weet ik niet.

Martin: Echt niet?

Radeberger: Echt waar! We zijn in mei bij elkaar gekomen toen Ari naar Ûjpest was verhuisd. Hij logeerde in het jeugdhotel. Hij nam een zending mee. Hij zei dat ie veel afnemers had en we spraken af dat we elkaar 22 juli weer hier zouden treffen.

Martin: En?

Radeberger: Wij waren op de 21ste hier. ‘t Was een donderdag en hij is niet gekomen.

Martin: Hij is wel naar Boedapest geweest. Hij is de avond van de 22ste aangekomen. De 23ste is ie ‘s morgens uit het hotel weggegaan. Waar zouden jullie ‘m ontmoeten?

Radeberger: In Ûjpest, bij Ari.

Martin: Daar is ie de 23ste naartoe gegaan.

Radeberger: Nee! Ik heb u toch gezegd: hij is niet komen opdagen. We hebben gewacht, maar hij is niet gekomen. Toen heb ik ‘t hotel opgebeld, maar hij was er niet.

Martin: Wie heeft er opgebeld?

Radeberger: Theo en ik, en Ari ook, om de beurt.

Martin: Hebben jullie in Ûjpest gebeld?

Radeberger: Nee, van verschillende plaatsen. Hij is niet gekomen, zeg ik u. We hebben op ‘m zitten wachten!

Martin: Met andere woorden, je wilt beweren dat je ‘m sinds de vorige keer niet meer hebt gezien?

Radeberger: Ja.

Martin: Mm. Laten we net doen alsof ik het geloof. Je hebt Matsson niet gezien. Maar daarom is het toch niet uitgesloten dat Fröbe of juffrouw Böck contact met ‘m hebben gehad. Is ‘t niet?

Radeberger: Nee, dat hebben ze niet. Ik weet het zeker.

Martin: Hoe weet je dat?

Radeberger: Nou, omdat... Luistert u alstublieft... Ik weet niet wat u denkt, maar die andere man schijnt te geloven dat wij ‘m vermoord hebben. Maar waarom zouden we dat doen? We verdienden geld aan ‘m, veel geld!

Martin: Kreeg juffrouw Böck ook geld?

Radeberger: O ja. Ze hielp ons, dus kreeg ze haar deel, genoeg om niet te hoeven werken.

Martin: Hebben jullie ‘m vermoord?

Radeberger: Nee! Dat zeg ik toch!! Denkt u dat we hier drie weken zouden zijn gebleven met die hele voorraad hasj als we dat hadden gedaan!?

Martin: Vond jij Alf Matsson aardig? Mm? Geef asjeblieft antwoord als ik je wat vraag!

Radeberger: Natuurlijk.

Martin: Juffrouw Böck schijnt bij d’r verhoor gezegd te hebben dat jij en Theo Matsson niet mochten.

Radeberger: Hij eh... hij was onaangenaam als ie dronken was. Hij... hij verachtte ons, omdat we Duitsers waren. Maar dat was toch niet onze schuld? Wij hebben niemand vermoord! Zoiets zouden we nooit doen!

Martin: Jullie hebben vannacht geprobeerd mij te doden.

Radeberger: Dat was iets anders.

Martin: Hoe? Anders?

Radeberger: Het was onze enige kans.

Martin: Kans waarvoor? Om opgehangen te worden, of levenslang te krijgen? Levenslang wordt het op z’n minst. Heb je al ‘ns een keer gezeten?

Radeberger: Ja. Thuis.

Martin: Maar wat bedoelde je daarmee, dat mij vermoorden jullie enige kans was?

Radeberger: Begrijpt u dat dan niet? Toen u naar Ûjpest kwam en zijn - Matssons - paspoort liet zien, toen dachten we eerst dat ie zelf verhinderd was en... en u in zijn plaats had gestuurd. Maar u zei niks en bovendien was u ook het type niet. Dus dachten we dat Matsson gepakt was en had doorgeslagen. Maar we wisten niet wie u was. We zaten al twintig dagen in Boedapest met die hele zending bij ons en we... en we begonnen zenuwachtig te worden. En als die drie weken om waren, dan moesten we onze visa laten verlengen. En daarom heeft Theo u geschaduwd toen u wegging bij Ari, en...

Martin: Ga verder...

Radeberger: Intussen sloopte ik de wagen uit elkaar en verstopte de stuff. Theo begreep niet wie u kon zijn, en... dus besloten we dat Ari moest proberen d’r achter te komen. De volgende dag volgde Theo u naar die Romeinse baden en van daaruit heeft hij Ari gebeld, zodat ze u daar tegen het lijf kon lopen. Toen zag Theo u ook met die man in het zwavelbad praten. Later heeft ie die vent geschaduwd en zag ‘m een politiebureau binnen gaan. Toen was het dus duidelijk. We hebben die hele middag en avond zitten wachten, maar d’r gebeurde niks. We dachten dat u nog niks had gezegd, omdat anders de politie d’r al zou zijn geweest. En toen kwam Ari terug, midden in de nacht.

Martin: En wat was zij te weten gekomen?

Radeberger: Dat weet ik niet, maar d’r was wel iets. Ze zei alleen: “Maak ‘m koud, de schoft, en vlug ook.” Ze was... ze was erg uit d’r humeur. Toen ging ze naar haar kamer en smeet de deur achter zich dicht.

Martin: O ja?

Radeberger: De volgende dag, hè, de volgende dag hebben we u de hele dag in de gaten gehouden. We zaten in een rotsituatie. We moesten u de mond snoeren voordat u naar de politie ging. We kregen geen enkele kans en we hadden het bijna opgegeven, toen u ‘s nachts uitging. Theo volgde u over de brug en ik reed om met de wagen over de volgende brug. Toen ruilden we. Theo durfde ‘t niet te doen en ik ben sterker. Ik heb altijd goed voor m’n lichaam gezorgd. We wisten niet dat u van de politie was... Bent u van de politie?

Martin: Ja, ik ben van de politie. Om op Alf Matsson terug te komen, je zei dat je ’m had leren kennen door juffrouw Böck. Kennen ze mekaar al lang?

Radeberger: Een tijdje. Ari was met een zwemploeg mee geweest naar Zweden en daar heeft ze ’m leren kennen. Daarna mocht ze niet meer mee zwemmen, maar hij is haar hier komen opzoeken.

Martin: Zijn Matsson en juffrouw Böck goeie vrienden?

Radeberger: Nogal.

Martin: Hebben ze intieme relaties met mekaar?

Radeberger: Bedoelt u of ze met elkaar naar bed gaan? (lachje) Natuurlijk.

Martin: En u, gaat u ook met juffrouw Böck naar bed?

Radeberger: Natuurlijk. Als ik d’r zin in heb. Theo ook. Ari is nymfomaan, dat is nou eenmaal zo. Natuurlijk ging Matsson met ‘r naar bed als ie hier was. Eén keer hebben we het met ons drieën gehad. Voor Ari is alles goed wat dat betreft. Verder is ‘t een goed kind.

Martin: Goed.

Radeberger: Ja, als je d’r maar zo nou en dan naait, dan doet ze alles wat je zegt. Ik doe het de laatste tijd niet meer zo vaak. ‘t Is niet goed voor je om het te veel te doen. Maar Theo wil altijd wel en daarom heeft ie nergens energie voor.

Martin: Hebben jullie dan nooit ruzie met Matsson gehad?

Radeberger: Om Ari? Daar maakt niemand ruzie over. Da’s niet de moeite waard.

Martin: En over andere dingen?

Radeberger: Nooit over zaken. Hij was goed in zaken.

Martin: Andere dingen dan?

Radeberger: Eén keer hebt ie zo’n heibel gemaakt dat ik ‘m een klap moest geven. Hij was dronken, natuurlijk. Toen heeft Ari zich over ‘m ontfermd en ‘m gekalmeerd. Maar da’s al een hele tijd geleden.

Martin: En waar denk je nou dat Matsson nu is?

Radeberger: Ik weet het niet! Ergens in Boedapest.

Martin: Ging ie hier niet met andere mensen om?

Radeberger: Nee. Hij kwam hier, haalde z’n zending op en betaalde. Dan schreef ie een artikel voor z’n blad om het waterdicht te maken, en drie of vier dagen later vertrok ie weer.

Martin: ‘k Denk dat we ‘t hier maar bij moeten laten.

Radeberger: Hoort u ‘ns, die… die geschiedenis, gisteren, wilt u ‘t mij vergeven?

Martin: Nee. Dat kan ik niet... (opent de deur) Agent, u kunt ‘m meenemen… Ogenblikje nog, Radeberger, een ogenblikje nog. En dit heeft niets met mij persoonlijk te maken. Gisteren heb jij geprobeerd iemand te vermoorden om je eigen huid te redden. Je had die moord zo goed mogelijk voorbereid. En als het alleen aan jou had gelegen, was het nog gelukt ook. Dat is niet alleen onwettig, het druist in tegen een fundamentele wet van het leven... Belangrijk principe!... En daarom is het onvergeeflijk. Denk daar maar ‘ns goed over na. Goeiemiddag. (slaat de deur dicht)

Hammar: Okay, Martin, ik geloof dat je gelijk hebt. Het lijkt me niet dat ze Matsson hebben vermoord.

Martin: Nee. En Vilmos gelooft dat ook niet. Ze hebben nu alles op alles gezet om ‘m te vinden.

Hammar: Wij ook.

Martin: Heb ik nu een officiële opdracht?

Hammar: Voor zover ik weet niet.

Martin: Wel vreemd, hè?

Hammar: Wat?

Martin: Nou, dat we ’m... dat we ’m niet kunnen vinden.

Hammar: Ja. Die Eriksson, die hoofdredacteur van dat blad waar ie werkt, weet je wel...

Martin: Ja?

Hammar: …begint steeds gewichtiger te doen. Wil steeds weten of we ’m al gevonden hebben, of anders aanwijzingen hebben. En als ik dan nee moet zeggen, vind ie dat ongehoord.

Martin: (spotlachje)

Hammar: Hij meent dat nu de tijd gekomen is dat we de zaak niet langer in de doofpot kunnen stoppen.

Martin: Ja ja...

Hammar: Niet langer verantwoord, zegt ie.

Martin: Zegt ie dat?

Hammar: Ja, werkelijk ongelooflijk wat er is gebeurd, vindt ie. ‘t Zou wel ‘ns ernstige gevolgen kunnen hebben. Of wij ons wel bewust zijn van onze grote verantwoordelijkheid, ook voor Matssons persoonlijke veiligheid.

Martin: Nee, ‘t is niet waar!

Hammar: Jazeker.

Martin: Tjonge jonge...

Hammar: Matsson, zo vertelde ie me, is één van z’n beste medewerkers, een uitstekend journalist, door en door eerlijk en loyaal. Hij zit al een paar jaar in z’n generale staf en ie weet waar ie over praat, zeg ie.

Martin: Tjonge!

Hammar: Ja! Voor Matsson zou ie z’n hand in het vuur willen steken. En dat maakt z’n verantwoordelijkheid des te groter.

Martin: Hoe ziet die Eriksson d’r eigenlijk uit? Een soort varken met een rooie baard?

Hammar: Nou, hij waarschuwde mij dat ie besloten heeft z’n eerste artikel over de zaak Matsson in het volgende nummer te publiceren. Dat wordt aanstaande maandag. Hij zegt dat ie het niet langer kan uitstellen. Hij zegt dat het hoog tijd wordt om het publiek van deze geschiedenis op de hoogte te brengen.

Martin: Nou, zeg ‘m dan dat ie vooral niet wachten moet met z’n artikel. Zeg ‘m dat ie morgen de kranten niet moet lezen. Beter voor z’n gemoedsrust. Zeg ’m dat asjeblief maar.

Hammar: Ja, zoiets.

Martin: Ja.

Hammar: Je bent niet bepaald in een erg goed humeur, hè?

Martin: Ach, nee, die... die zaak Matsson zit me dwars. Die vent is om een onbekend reden verdwenen. Hij is in rook opgegaan.

Hammar: Ja, nou, ik eh... moet nu ophangen. Beneden in de lounge zit die snotaap van de ambassade op me te wachten.

Hammar: Okay, kom maar weer terug naar Stockholm als je ’t daar niet meer ziet zitten. Dag Martin!

Martin: Dag eh... commissaris. (legt de hoorn neer)

man van de ambassade: En? Hebt u ‘m gevonden?

Martin: Nee.

man: U hebt dus geen nieuws?

Martin: Matsson smokkelde drugs. Hij wordt door de Hongaarse politie gezocht. We zullen z’n signalement doorgeven aan Interpol.

man: Dat is werkelijk zeer onaangenaam.

Martin: Ja?

man: En wat bent u nu van plan?

Martin: Wel, ik ga naar huis, en eh… morgen, als u het voor me kunt regelen. Ik wil graag zo gauw mogelijk weg.

man: O, dat zo wel ‘ns moeilijk kunnen zijn, maar… ‘k zal m’n best doen.

Martin: Ja, alstublieft, het is erg belangrijk.

man: Ik zal u morgenochtend vroeg bellen.

Martin: Dank u.

man: Goedenavond. Ik hoop dat u hier een prettige tijd hebt gehad, die paar dagen.

Martin: Ja. Heel prettig. Dank u. Goeienavond.

(Martin draait een nummer)

Szluka: Met Szluka.

Martin: Hallo, met Beck. Ik eh... ga morgen terug naar Zweden.

Szluka: O ja?

Martin: Ja.

Szluka: Goeie reis.

Martin: Ja, ik zal u te zijner tijd m’n rapport toesturen.

Szluka: En u krijgt het onze. We hebben Matsson nog niet gevonden.

Martin: Nou, verbaast u dat?

Szluka: Ja! Eerlijk gezegd wel. Ik heb zoiets nog nooit meegemaakt. Maar we zullen ‘m nou wel gauw vinden.

Martin: Hebt u de kampeerterreinen geprobeerd?

Szluka: Daar zijn we mee bezig. ‘t Zal wel eh… vrij veel tijd vergen. Tussen twee haakjes...

Martin: Ja?

Szluka: Fröbe heeft geprobeerd zelfmoord te plegen.

Martin: En?

Szluka: Mislukt natuurlijk. Hij heeft zich met z’n kop tegen de muur geworpen. Hij heeft een flinke buil op z’n hoofd. Ik heb ‘m in de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis laten onderbrengen. De dokter zegt dat ie manisch-depressief is. ‘k Vraag me af of ik het meisje d’r ook niet heen moet sturen.

Martin: En eh... en Radeberger?

Szluka: Die maakt het best. Vraagt of er een gymnastieklokaal is in de gevangenis... Nou, dat was het dan.

Martin: Ja, eh… ogenblik, ik... ik wou nog even wat vragen.

Szluka: Ja, natuurlijk.

Martin: We weten dat Matsson hier in Hongarije met vijf mensen contact heeft gehad tussen vrijdagnacht en zaterdagochtend.

Szluka: Nou, eh… twee receptionisten en twee taxichauffeurs. Wie is die vijfde?

Martin: De man van de paspoortencontrole.

Szluka: Ja, m’n enig excuus is dat ik in geen zesendertig uur thuis ben geweest. Wilt u dat we ’m daarover ondervragen?

Martin: Ja. Alles wat ie zich kan herinneren: wat ie zei, wat ie deed, wat ie... wat ie aan had.

Szluka: Ja, da’s goed.

Martin: Ja, o ja, en wilt u dan dat rapport laten vertalen en per luchtpost naar Stockholm sturen?

Szluka: Nee, telex is beter. Maar misschien kunnen we ‘t u wel bezorgen voor u vertrekt.

Martin: Nou, dat zal niet lukken, denk ik. Ik vertrek waarschijnlijk al om een uur of elf.

Szluka: Nou, we zijn beroemd om onze snelle service. Eh… verleden herfst werd de tas van de vrouw van de minister van handel en verkeer gestolen in het stadion...

Martin: Ja?

Szluka: ...en eh… ze nam een taxi hierheen om het aan te geven en toen ze hier aankwam, hebben we haar beneden aan de balie het tasje kunnen overhandigen.

Martin: (lacht)

Szluka: Nou, dat heeft ons voor een hele tijd een goeie reputatie bezorgd.

Martin: Ja ja ja ja ja…

Szluka: Maar goed, we zullen zien.

Martin: Ja, bedankt. En tot ziens, hè.

Szluka: Ja, tot ziens. Jammer dat er geen tijd is geweest om elkaar wat eh… minder formeel te leren kennen.

Martin: Ja, ja. Tot ziens. (legt de hoorn neer)

(telefoon)

Martin: Ja?

telefoniste: U hebt een gesprek aangevraagd met Stockholm, meneer Beck? Ene meneer Melander.

Martin: Okay, verbind maar door.

Melander: Hallo, ben jij het, Martin?

Martin: Lag je al in bed?

Melander: Ja. Tien uur slaap per nacht, je kent mijn devies.

Martin: Ja. Eh… weet jij iets van de zaak Matsson af?

Melander: Ja.

Martin: Zoek ‘ns voor me uit wat ie de avond voor z’n vertrek heeft gedaan... In alle bijzonderheden. Hoe ie zich gedroeg, wat ie zei, wat ie aan had... Alles.

Melander: Vanavond?

Martin: Morgen is ook goed.

Melander: Best. Wat ben jij aan ‘t doen?

Martin: Ik heb Matssons bagage opgevraagd en ik maak nou een precieze lijst van alles wat ie bij zich had. Eh…  tussen twee haakjes: hoe noem jij zo’n gebreid jasje? Je weet wel, zo’n gebreid jasje.

Melander: Een vest.

Martin: Oh. Waarom weet jij zulke dingen eigenlijk?

Melander: Dat weet ik niet.

Martin: Ja. Nou, ga maar slapen dan. Hè? Morgen kom ik terug.

Melander: Goeie reis dan.

Martin: Dank je, Melander. Tot morgen. (legt neer)

(schrijfmachine ratelt)

Martin: (komt binnen) Hallo!

Kollberg: Hé! Een kwartier geleden las ik in de krant dat je in het buitenland zat om een internationale bende van drugsmokkelaars op te rollen, en nou kom je hier zomaar binnen, zegt hallo alsof d’r niks aan de hand is. Wat is  dat voor een manier van doen? Wat moet jij hier?

Martin: Op Driekoningenavond heeft iemand een messteek opgelopen bij een vechtpartij. Nietwaar, Melander?

Melander: Ja, Alf Matsson.

Kollberg: O, hij kan het zich nog herinneren.

Melander: Jij dan niet? Het staat genoteerd bij het drankmisbruik op het bureau Davidhallstor in Malmö.

Martin: Goed, wat herinner jij je?

Melander: Eh... es effe kijken... Hé, zeg, Lennart, moet je zo op die tandenstoker zitten kauwen?

Kollberg: Ik probeer met roken op te houden.

Martin: Wat herinner jij je over die messteek?

Melander: Niet veel bijzonders. Ene Backlund heeft die zaak onderzocht. Ik heb ‘m aan de telefoon gehad.

Martin: Wat had ie d’r over te vertellen?

Melander: Dat weet ik nog niet, hij deed nogal geheimzinnig. ‘k Heb maar een afspraak met ‘m gemaakt. Als je wilt, kan je mee.

Kollberg: Mm, je boft.

Melander: Waarom?

Kollberg: Nou, dat je Backlund mag ontmoeten, natuurlijk. ‘k Heb toevallig de eer gehad een tijdje met ‘m te mogen samenwerken. Hij is erg populair. Als je ‘m wilt spreken, moet je ’n verzoek in drievoud indienen en nummertjes halen voor de rij.

Melander: De kift! 

Martin: Luister ‘ns, ik snap het niet. Die messtekerij gebeurde toch in Malmö?

Melander: Ja. En?

Martin: Bedoel je dat we helemaal naar Malmö moeten om wat meer informatie over die zaak te krijgen?

Melander: Nee, dat zou inderdaad te gek zijn. Backlund zit tegenwoordig hier in Stockholm, op bureau Klara. Maar als je ‘t mij vraagt, was ie liever in Malmö gebleven.

Kollberg: Mm. Niks aan.

Melander: Waaraan?

Kollberg: Tandenstokers.

Melander: Steek dan in godsnaam een sigaret op. Niemand dwingt je toch om tandenstokers te eten?

Kollberg: Ze zeggen dat er een soort bestaat met een smaakje.

Martin: Hoe laat is die afspraak, Melander?

Melander: Vijf uur.

Martin: Vijf uur. Okay. Sta ik om half vijf beneden in de hal. Ik wil je niet van je werk houden. Eh... en jij, Lennart, wat ben jij eigenlijk aan ‘t doen?

Kollberg: Niks. ‘k Was juist van plan naar huis te gaan.

Martin: Ga dan een kop thee drinken in de kantine. Ga je mee?

Kollberg: Hou ik je gezelschap, ja. (ze gaan naar buiten en lopen naar de kantine)

Martin: Ja, ja... Heb je... heb je ruzie met je vrouw?

Kollberg: Ach, ze weet altijd wel iets te bedenken om m’n dag te verpesten.... Zeg, zit de jouwe nog veilig aan de scherenkust?

Martin: Ja, met m’n dochter.

Kollberg: Nou, ze treffen goed weer. Jouw vakantie is zo wel mooi naar de knoppen gegaan, hè?

Martin: Breek me de bek niet open! Heeft je vrouw soms opgebeld dat het eten staat te verpieteren en gevraagd of je de enige politieman op de wereld bent?

Kollberg: Zoiets, ja.

Martin: (lachje)

Kollberg: Niet dat ze ongelijk heeft. (ze gaan binnen in de kantine)

Kollberg: Neem me niet kwalijk dat ik het vraag, maar is dit echt een tompoes?

serveerster: Ja, natuurlijk, wat zou het anders zijn?

Kollberg: Nou, een of ander cultureel monument of zo. Zonde om op te eten. Misschien heeft het bakkersmuseum d’r interesse voor.

serveerster: Als ‘t u niet bevalt, gaat u maar ergens anders heen.

Kollberg: Ja, twee verdiepingen naar beneden bijvoorbeeld, om u aan te geven wegens het in bezit hebben van gevaarlijke wapens. Ik bestel een tompoes en wat krijg ik? Een soort versteende foetus die ze je zelfs bij de spoorwegen niet zonder blozen zouden durven voorzetten.

serveerster: (spotlachje)

Kollberg: ‘k Ben een gevoelige natuur...

serveerster: Gevoelig!... U hebt ‘m trouwens zelf van de toonbank genomen.

Kollberg: U had ‘m zo uitgestald dat ik ‘m wel moest nemen. En iemand die met roken is gestopt, moet af en toe wat in z’n mond kunnen steken. Of niet soms?

serveerster: Probeer uw duim ‘ns. Dag, meneer Kollberg.

Kollberg: (geërgerd) Bijdehand wijf. (neemt een kopje) Zeg, jij eh... ziet er niet eens zo erg beroerd uit, Martin. D’r zit anders weinig schot in die zaak, hè?

Martin: Wat je zegt.

Kollberg: Wat zou je d’r van zeggen als ik ‘ns met je meeging naar die Backlund in plaats van Melander? Die stikt toch al van het werk. Ik ben al in eeuwen niet meer aardig tegen ‘m geweest.

Martin: Bel je vrouw dan even.

Kollberg: Waar bemoei jij je toch altijd mee?

Martin: Mm? Smaakt het, je tompoesje?

Kollberg: ‘t Is net een hap zand, of liever, grint uit een kattenbak.

Backlund: Wel heren, waaraan heb ik de eer te danken?

Martin: Ja, u hebt op bureau Davidhallstor in Malmö iemand gehad met een messteek. Dat was op Driekoningenavond. Een zeker Alf Matsson.

Backlund: Ja. Dat klopt. Uw collega Melander heeft daar eergisteren al over gebeld. Ik heb het rapport over die zaak over laten komen. Het onderzoek is afgesloten. D’r was geen aanklacht.

Martin: Wat is er precies gebeurd?

Backlund: Eh... wacht even, wacht, hier heb ik het dossier. We kunnen beter met het begin beginnen.

Kollberg: Nou, dat is wat je noemt een lijvig dossier.

Backlund: Het is gedetailleerd.

Kollberg: Ooo... juist, ja...

Martin: Wij willen alleen een algemeen idee van wat er is gebeurd,

Backlund: Uitstekend. Om 2:23 uur voormiddags, op 6 januari van dit jaar, kreeg een radiowagen bemand door surveillerend agent Kristiansson en surveillerend agent Kvant, die in hun wagen op de Linnégatan reden hier in Malmö, bevel om zich naar Sveagatan 26 te Limhamn te begeven, alwaar iemand met een mes zou zijn gestoken. Kristiansson en Kvant begaven zich onmiddellijk naar het opgegeven adres, waar ze om 1:29 uur ‘s voormiddags aankwamen. Ze ontvingen een klacht van een persoon die verklaarde journalist te zijn: een zekere Alf Matsson, woonachtig te Stockholm, Fleminggatan 34. Matsson verklaarde te zijn aangevallen en met een mes gestoken door Bengt Eilert Jönsson, een journalist die in Malmö woont, Sveagatan 26, Limhamn. Matsson, die aan de buitenkant van z’n linker pols een vleeswond had van ongeveer vijf centimeter, werd naar de behandelkamer van het gemeenteziekenhuis gebracht door agenten Kristiansson en Kvant. Bengt Eilert Jönsson werd aangehouden en naar het hoofdbureau van politie in Malmö gebracht door agenten Elofsson en Borglund, die door Kristiansson en Kvant ter assistentie waren opgeroepen. Beide mannen waren onder invloed van sterke drank.

Kollberg: Kristiansson en Kvant?

Backlund: Nadat Matsson in het ziekenhuis behandeld was, heeft men hem ook naar het hoofdbureau van politie te Malmö gebracht voor een verhoor. Matsson verklaarde dat ie op 5 augustus 1933 te Mölndal was geboren...

Martin: Ja, ogenblik, ogenblik, we hoeven niet alle bijzonderheden te weten.

Backlund: Oh. Maar ik moet u wel waarschuwen dat het niet makkelijk zal zijn u een helder beeld van de zaak te vormen als we ’t niet helemaal doornemen.

Kollberg: Geeft dat rapport een helder beeld?

Backlund: Op die vraag zou ik zowel ja als nee kunnen antwoorden. Hun verklaringen lopen sterk uiteen. De tijden ook. ‘t Is allemaal erg vaag. En daarom is er ook geen klacht ingediend.

Martin: Wie heeft Matsson ondervraagd?

Backlund: Ik. Ik heb ‘m zeer grondig ondervraagd.

Martin: Mm. En was ie dronken?

Backlund: Een ogenblik... Ja. Ja, hier is het: hij gaf toe alcohol gebruikt te hebben, maar ontkende dat ie overmatige hoeveelheden tot zich had genomen.

Martin: Hoe gedroeg ie zich?

Backlund: Daar heb ik geen aantekeningen van gemaakt. Maar Kristiansson zei... wacht ‘ns, hier is het, ja... dat ie slingerend liep en dat ie rustig, maar nu en dan met enigszins dikke tong sprak.

Martin: Nou.

Backlund: Ja.

Martin: Hoe zag ie d’r uit?

Backlund: Daar heb ik geen enkele aantekening van gemaakt. Maar ik herinner me dat z’n kleding netjes en verzorgd was.

Kollberg: Hoe had hij die messteek opgelopen?

Backlund: Men zou kunnen zeggen dat het moeilijk is een helder beeld van de gebeurtenissen te vormen. Hun verhalen waren sterk verschillend. Als ik me goed herinner - mja... ja... juist, juist... dat was inderdaad zo -  verklaarde Matsson dat z’n kwetsuur hem omstreeks middernacht was toegebracht. Jönsson echter zegt dat het incident pas na één uur plaatsvond. ‘t Was zeer moeilijk hieromtrent helderheid te krijgen.

Kollberg: Had Jönsson ‘m aangevallen?

Backlund: Ik heb hier Jönssons verklaring. Bengt Eilert Jönsson verklaart dat hij en Matsson, die ie uit hoofde van z’n beroep ongeveer drie jaar geleden had leren kennen, elkaar op 5 januari toevallig in het Savoy Hotel, waar Matsson logeerde, ontmoetten. Daar Matsson alleen was, nodigde Jönsson ‘m uit bij hem te komen dineren.

Kollberg: Maar wat zei ie over die messteek?

Backlund: Jönsson ontkent opzettelijk verwonding, maar geeft toe dat ie Matsson om 1:15 uur een duw heeft gegeven, waardoor deze kan zijn gevallen en z’n hand hebben verwond aan het glas dat ie vasthield.

Kollberg: Maar had ie een messteek?

Backlund: Ja, die kwestie wordt eh... in een andere paragraaf behandeld. ‘k Zal ‘ns even kijken. Ja... ja, hier is het. Matsson verklaart dat ie even voor elven een schermutseling had met Jönsson en daarbij waarschijnlijk met een mes, dat ie eerder in Jönssons huis had gezien, in z’n rechterarm werd verwond. Nou, zeg nou zelf: even voor elven, kwart over één! Een verschil van twee uur en twintig minuten! We hebben ook een attest van de dokter van het gemeenteziekenhuis. Hij beschrijft de kwetsuur als een hevig bloedende vleeswond van vijf centimeter lengte. De randen van de wond...

Kollberg: Dat interesseert ons helemaal niet, Backlund. Wat denkt u d’r zelf van? Is er iets gebeurd, hoe dan ook? En waarom? En wat precies?

Backlund: Ja ja, hoort u ‘ns... Gebeurd, gebeurd... We gaan altijd heel grondig te werk bij zo’n eerste onderzoek. Als ik niet het hele rapport kan doornemen, dan weet ik ook niet meer hoe ik u duidelijk een beeld van de zaak moet geven. U kunt het beter zelf wel doorlezen. Hier, hier hebt u het.

Kollberg: Nee, nee, dank u, dank u feestelijk.

Backlund: Hè?

Martin: Eh… u eh... moet een lang onderhoud met Matsson hebben gehad.

Backlund: Ja. Hij moest een uitgebreide verklaring afleggen.

Martin: Ja ja. Wat voor indruk maakt hij op u? Als mens dan, bedoel ik.

Backlund: Indruk? Wat indruk? Het staat allemaal uitvoerig behandeld in het rapport van het vooronderzoek. Dat heb ik u al een paar keer gezegd. Trouwens, het incident heeft plaatsgevonden in een particuliere woning en Matsson heeft achteraf geen klacht ingediend. Ik begrijp echt niet wat u allemaal wilt weten.

Martin: Wat wij willen weten is uw persoonlijke mening over Matsson.

Backlund: Die heb ik niet.

(in de tuin van Jönssons huis)

Kollberg: Eh… Bengt Jönsson?

Jönsson: Ja? Wat kan ik voor u doen?

Kollberg: Wij zijn van de Stockholmse politie. Wij willen graag wat inlichtingen over een vriend van u, een zekere Alf Matsson.

Jönsson: Mm, vriend? Da’s een beetje sterk uitgedrukt. Gaat het over die zaak van afgelopen winter? ‘k Dacht dat die al lang was vergeten en afgedaan.

Martin: Dat is ook zo, die zaak is afgehandeld. Het is eh... niet uw aandeel in het incident dat ons interesseert, maar dat van Alf Matsson.

Jönsson: Ja, ‘k heb in de krant gezien dat ie wordt gezocht. Hij was betrokken bij een of andere bende van drugsmokkelaars, zeiden ze. Ik wist niet dat ie drugs gebruikte.

Martin: Dat deed ie waarschijnlijk ook niet. Hij verkocht ze.

Jönsson: O Jezus... Wat voor inlichtingen wilt u eigenlijk? Over drugs kan ik u niks vertellen.

Martin: Wel, u kunt ons helpen ons een beeld van ‘m te vormen.

Jönsson: Wat wilt u weten?

Kollberg: Alles wat u over Alf Matsson kunt vertellen.

Jönsson: Mm. Dat is niet erg veel. Ik ken ‘m eigenlijk nauwelijks. Ik heb ‘m drie jaar geleden voor het eerst ontmoet, toen we alle twee als verslaggever ergens heen moesten. ‘k Ben namelijk ook journalist. Daarna heb ik ‘m, voor die geschiedenis van de afgelopen winter, nog een paar keer gesproken, da’s alles.

Martin: Kunt u ons vertellen wat er van de winter precies is gebeurd?

Jönsson: Eh… zullen we maar even op de veranda gaan zitten?

Martin: Jazeker... (ze gaan naar de veranda) U moet begrijpen dat eh… wat u ons vertelt ons alleen interesseert als getuigenverklaring omtrent Matssons karakter. Noch wij noch de politie van Malmö hebben aanleiding die zaak opnieuw te openen. Eh… wat is er eh... wat is er gebeurd?

Jönsson: Ik kom Alf Matsson toevallig op straat tegen. Hij logeerde in een hotel en ik nodigde hem uit bij ons te komen eten. Ik mocht ‘m eigenlijk niet erg, maar hij was alleen in de stad, hij wilde dat wij samen ergens gingen zuipen. Daarom dacht ik dat ik ‘m maar beter bij ons thuis kon uitnodigen. Hij kwam met een taxi en ‘k geloof dat ie toen nog nuchter was, bijna in ieder geval. Toen gingen we aan tafel. Ik had schnaps bij het eten en we zijn d’r allebei flink tegenaan gegaan. Daarna hebben we grammofoonplaten gedraaid en zitten praten, en whisky gedronken. Hij werd al vrij gauw dronken en begon vervelend te doen. Mijn vrouw had die avond een vriendin uitgenodigd en ineens zei Alfie tegen ‘r: “Zeg, zullen we even neuken?”

Martin: Mm. Gaat u verder.

Jönsson: Nou, dat zei die dus. De vriendin van mijn vrouw was erg geschrokken, want ze is er helemaal niet aan gewend dat mensen zo tegen ‘r praten.

Martin: Ja, allicht.

Jönsson: Mijn vrouw werd kwaad en zei tegen ‘m dat ie onbeschoft was. Toen schold ie mijn vrouw voor hoer uit en werd verdomde grof. En toen werd ik kwaad en zei dat ie z’n bek moest houden. Mijn vrouw en haar vriendin gingen in een andere kamer zitten.

Kollberg: Mm. Werd ie altijd zo lastig als ie dronken was?

Jönsson: Dat weet ik niet. ‘k Had ‘m nog nooit zo dronken meegemaakt.

Martin: En wat gebeurde d’r toen?

Jönsson: Nou, we dronken nog wat... Ja, ikzelf heb niet zo erg veel gedronken. Ik merkte nog niks, maar Alfie werd steeds zatter. Hij zat te hikken en te boeren en te zingen, en ineens kotst ie de hele vloer onder! Ik hielp ‘m naar de badkamer en na een tijd knapte hij wat op. Hij leek een beetje ontnuchterd. En toen ik zei dat we moeten proberen de rommel een beetje op te dweilen, zei ie: “Laat die hoer van een vrouw van jou dat maar doen!” Toen werd ik pas goed kwaad en ik zei tegen ‘m dat ie weg moest gaan, dat ik ‘m niet langer in m’n huis wou hebben. Hij lachte d’r om en zat boeren te laten in een stoel. En toen ik een taxi voor ‘m wou gaan bellen, zei ie dat ie wou blijven om mijn vrouw te naaien! Ah, en toen heb ik ‘m een klap gegeven en toen ie overeind kwam en weer iets zei over m’n vrouw, sloeg ik ‘m nog een keer. ‘k Heb nog een hele tijd geprobeerd ‘m het huis uit te krijgen, maar hij weigerde te gaan. Ten slotte heeft m’n vrouw de politie gebeld. Dat leek ons de enige manier om ‘m kwijt te raken.

Kollberg: Ik heb gehoord dat ie z’n hand had verwond. Hoe is dat gebeurd?

Jönsson: Nou, ik had wel gezien dat ie bloedde, maar het zag er niet ernstig uit en ik was trouwens zo kwaad dat het me niet kon schelen ook. Hij had zich gesneden aan een stuk glas toen ie viel. Maar hij beweerde dat ik hem met een mes had gestoken. Dat was gelogen! ‘k Had helemaal geen mes. Daarna hebben ze me de hele nacht op het politiebureau ondervraagd. Ja, da’s een ellendige geschiedenis in alle opzichten.

Martin: Hebt u Alf Matsson sindsdien nog gezien?

Jönsson: Lieve hemel, nee... Niet na die ochtend op het politiebureau. Hij zat te wachten in de gang toen ik uit de kamer van die smeris... eh… sorry, eh… politieman kwam die me ondervraagd had. En toen had de zak nog het lef om tegen me te zeggen: “Zeg, hé, er was nog wat drank over. Laten we teruggaan naar je huis om het op te maken.” Ik heb ‘m geen antwoord gegeven en daarna heb ik ‘m godzijdank nooit meer gezien. Nou, verder kan ik u er niets meer over vertellen. Zo is het letterlijk gebeurd.

(in de auto)

Kollberg: Fijne jongen, die Matsson! Als er echt iets met ‘m is gebeurd, zal het geen groot verlies voor de mensheid betekenen. Dan is alleen jouw vakantie d’r door verpest.

Martin: O, ja.

Kollberg: Zeg, nou we toch helemaal hier naartoe zijn gereden voor dat gesprek met Jönsson...

Martin: Ja?

Kollberg: Ik heb plotseling met schrik bedacht dat vijf dagen geleden het rivierkreeftenseizoen is geopend. Waarschijnlijk heb jij d’r ook nog geen een gegeten, hè? Of hebben ze in Hongarije ook rivierkreeften?

Martin: Zover ik weet niet. Ik heb er tenminste geen gezien.

Kollberg: Goed, dan gaan wij vanavond rivierkreeft eten. Ik trakteer.

Martin: Welnu toch. (lacht)

Kollberg: Eh… Matsson had vier gozers en een griet bij zich, die avond voor ie wegging. Ik heb hun namen voor je opgeschreven. De lijst ligt op mijn bureau.

Martin: Mooi. Was het moeilijk?

Kollberg: Mm, niet zo erg. Melander heeft me geholpen.

Martin: O ja! Melander!...

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (11/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.

Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign