Moordbrigade Stockholm, deel 09

Moordbrigade Stockholm, deel 09
beschrijving:

DEEL 9

Anton Quintana (1937), naar de boeken van Maj Sjöwall (1935) & Per Wahlöö (1926-1975)

uitzending: VARA, woensdag 26/11/1975

bewerking: Ruurd van Wijk - muziek (naar Zweedse volksliedjes): Kees Smal - uitvoering: Letty de Jong & Harry Mooten

regie: Ad Löbler

rolverdeling: [afkondiging geeft enkel de namen van de hoorspelers]

- [Kollberg, collega van Beck]: Hans Karsenbarg

- [adjudant Martin Beck]: Jan Borkus

- [Melander, collega van Beck]: Paul van der Lek

- [Vilmos Szluka]: Hans Veerman

- [receptie]: Barbara Hoffman

- [Åke Gunarsson]: Frans Somers

duur: 37'02"
hoorspel:

Kollberg: Eh ...Matsson had vier gozers en een griet bij zich, die avond voor ie wegging. Ik heb hun namen voor je opgeschreven. De lijst ligt op mijn bureau.

Martin: Mooi. Was het moeilijk?

Kollberg: Mm, niet zo erg. Melander heeft me geholpen.

Martin: O ja! Melander!...

Martin: Volgens het personeel van het vliegveld van Boedapest had Matsson de volgende kleding aan.

Melander: Heb jij die lui verhoord?

Martin: Nee, dat heeft Vilmos Szluka voor me gedaan en die sloeg weer ‘ns alle records, want voor ik in het vliegtuig stapte, had ik z’n rapport al in m’n zak. Eh… lichtgrijze broek, wit overhemd, donkerblauw vest, rode of blauwe das, beige schoenen, lichtbeige popeline jas. En eh... zelf heb ik een lijst opgesteld van alles wat er in z’n koffer zat.

Kollberg: Zeg, wat moet jij toch met die lijsten? Je lijkt Backlund wel.

Martin: O, dank je.

Kollberg: Nee, maar in ernst. Je hebt een bedoeling met de lijsten, neem ik aan.

Martin: Ja, ja. Om je de waarheid te zeggen, ik heb het gevoel dat ergens in één van die onbelangrijke notities een antwoord verstopt moet zitten.

Kollberg: De grote detective Martin Beck! Heb je je vergrootglas bij je?

Melander: Als niemand antwoord kan geven op de vraag waar Matsson gebleven is, dan moeten wij het antwoord lospluizen.

Martin: Met geduld...

Melander: …en vindingrijkheid.

Kollberg: En... vooral met geluk. Inderdaad, vrienden, zonder geluk vaart niemand wel. God zal me bewaren... Met dat soort lui moet ik samenwerken.

Melander: Nou, wat Matsson betreft, dat heb ik voor je nagegaan. Wil je ‘t horen?

Martin: Ja.

Melander: Dit gaat dus over donderdag 21 juli, de dag voor z’n vertrek.

Martin: Mm. Ja.

Melander: ‘s Morgens is Alf Matsson naar z’n blad gegaan. Daar heeft ie op het kantoor z’n vliegbiljetten afgehaald en bij de kas 400 kronen opgenomen. Hij is meteen daarna weer weggegaan om z’n paspoort en visum te halen bij de Hongaarse ambassade. Daarna is ie teruggegaan naar de Fleminggatan, waarschijnlijk om z’n koffer te pakken. In ieder geval heeft ie zich verkleed. ‘s Morgens had ie een grijze broek aan, grijze trui en een blauwe tricot blazer zonder revers en beige suède schoenen. ‘s Middags droeg ie een loodgrijs pak van dunne flanel, wit overhemd, zwarte tricot das, zwarte schoenen en een grijs-beige popeline regenjas.

Martin: Mm. Ga door.

Melander: Om kwart over twaalf nam hij een taxi van de Fleminggatan naar “De Bierkan”, waar ie geluncht heeft met Sven-Erik Molin, Per Kronkvist en Pia Bolt. Tijdens en na de maaltijd heeft ie nogal wat bier gedronken. Om drie uur is Pia Bolt weggegaan, maar de mannen zijn nog wat gebleven. Ongeveer een uur later, om een uur of vier dus, kwamen Stig Lund en Åke Gunnarsson binnen en gingen bij hen zitten. Ze gingen over op whisky in plaats van bier. Ze praatten over hun werk en hun collega’s, maar de serveerster herinnerde zich dat Alf Matsson vertelde dat ie op reis zou gaan. Waarheen heeft ze niet gehoord.

Martin: Was ie dronken?

Melander: Dat moet haast wel. In elk geval een beetje. Maar het was niet aan ‘m te zien. Toen nog niet. Eh... waar zijn we? O ja. Om zes uur zijn ze uit “De Bierkan” weggegaan, dat wil zeggen Kronkvist, Lund, Gunnarsson, Molin en Matsson. Ze zijn met een taxi naar restaurant “De Gulden Vrede” gegaan en daar hebben ze gegeten en nog meer gedronken. Het gesprek ging voornamelijk over gemeenschappelijke kennissen en drank en meisjes. Alf Matsson begon flink de hoogte te krijgen en maakte luidkeels allerlei opmerkingen over de vrouwelijke gasten. Onder andere schijnt ie een schilderes van middelbare leeftijd die aan de andere kant van de eetzaal zat te hebben toegeroepen: “Wat een lekkere tieten heb jij. Mag ik er ‘ns met m’n hoofd tegenaan leunen?”

Kollberg: (lacht) Die Alfie! Ik begin ‘m zo langzamerhand te mogen. Echt een jongen om gezellig mee te gaan stappen.

Melander: Ja... Om half tien zijn ze naar de Opera Bar gegaan. Daar zijn ze verder gegaan met whisky drinken. Pia Bolt, die daar al was, kwam bij Matsson en de andere vier zitten. Tegen middernacht zijn Kronkvist en Lund weggegaan. Pia Bolt en Molin vertrokken om even voor enen. Ze waren allemaal dronken. Matsson en Gunnarsson zijn tot sluitingstijd gebleven. Ze waren allebei stomdronken. Volgens het personeel kon Matsson niet meer normaal lopen en viel ie verschillende vrouwen lastig. Wat er daarna gebeurd is, heb ik niet kunnen uitvissen, maar ik neem aan dat ie met een taxi naar huis is gegaan.

Martin: Ja, ja... Erg bedankt, Melander. Zeg, wil je nog wat voor  me doen? Eh... als jij even tijd hebt, ga dan naar Matssons flat en kijk of je dat loodgrijze pak ergens ziet dat ie die avond gedragen geeft.

Melander: Ben jij dan niet geweest voordat je naar Hongarije ging?

Martin: Jawel, maar ik heb niet het geheugen van een olifant zoals jij.

Kollberg: Ja, maar wat hopen jullie nou op zo’n manier te ontdekken?

Martin: Ik weet het niet, eerlijk gezegd. Nou jij, Lennart.

Kollberg: Ik doe aan dat soort onzin niet mee.

Martin: Toch. Jij hebt hun namen nou wel voor me opgeschreven, maar eh... wat kun je nog meer over ze vertellen? Je hebt toch met ze gesproken, nietwaar?

Kollberg: Je kunt mijn rapport beter even helemaal doornemen. Ik moet u waarschuwen dat het niet makkelijk zal zijn u een helder beeld van de zaak te vormen als u het niet helemaal doorneemt.

Martin: Ingrid Pia Bolt.

Kollberg: Eh… ongehuwd, secretaresse, eigen flatje.

Martin: Ga door.

Kollberg: Hoort bij ‘t zelfde groepje als Matsson, maar mag ‘m niet erg graag. Heeft nooit net ‘m genummerd, als u die uitdrukking verstaat. Is een jaartje het liefje van Stig Lund geweest en trekt nu met Molin op.

Martin: Mm. Per Kronkvist?

Kollberg: Geboren 1936. In Luleå. Gescheiden. Verslaggever. Deelt een flat met Lund. Geen dikke maatjes met Matsson. Zuipt veel. Geen slimme vogel, wel een aardige vent. In 1965 veroordeeld wegens rijden onder invloed. Punt.

Martin: Stig Lund?

Kollberg: Da’s wel een vriendelijke baas. Geboren in Gotenburg. Ongehuwd. Fotograaf. Ging in het begin veel met Matsson om. Ziet ‘m nu alleen nog in de kroeg. Drinkt veel. Valt meestal aan tafel in slaap als ie dronken is. Ex-atleet, hardloper, wedstrijdniveau, crosscountry als specialiteit.

Martin: Åke Gunnarsson?

Kollberg: Ongehuwd. Journalist. Schrijft over auto’s. Zijn adres en geboortedatum heb je daar. Gaat begin september trouwen met een meisje uit Uppsala dat niet bij de groep hoort. Even weinig met Matsson bevriend als de anderen. Drinkt nogal veel, maar staat erom bekend dat het niet aan hem te merken is als ie dronken is. Schijnt een knappe kop te zijn.

Martin: Ja. En als laatste, Sven-Erik Molin. Maar die heb je al gesproken voordat ik naar Hongarije ging.

Kollberg: Ja, die klootzak beweert Matssons beste vriend te zijn, maar spreekt kwaad over ‘m achter z’n rug. Daar heb ik wel een uitvoerig rapportje over geschreven. Of niet soms?

Martin: Ja, da’s waar. Het lijkt me een zelfingenomen vent toe.

Kollberg: Tweemaal aanklacht wegens dronkenschap... Die hele troep zuipt als de Vikingen... Nou, dat was dat, Martin. Ik heb m’n best gedaan.

Martin: Mm. Ja, je hebt je best gedaan, ja.

Kollberg: En nou? Ga je nou eindelijk terug naar je eiland?

Martin: Nee, ik wacht nog effe.

Melander: D’r zit een smerig luchtje aan die hele Matsson-geschiedenis.

Martin: Ja.

Melander: ‘t Is een vervelende zaak.

Kollberg: En wat nog vervelender is, is dat we ‘t niet kunnen laten aan die ellendige geschiedenis te denken. Matsson was een schoft. Als ie echt is verdwenen, zijn we mooi van ‘m af. Als ie op de vlucht is, dan zullen ze ’m binnenkort wel te pakken krijgen, dat is onze zaak niet. En als ie daarginds op de een of andere manier aan z’n eind is gekomen, dan is dat ook onze zaak niet, waar of niet?

Martin: Inderdaad.

Kollberg: Maar stel nu ‘ns dat de man gewoon onvindbaar blijft. Dan zullen wij daar tien jaar lang aan blijven denken. Mijn God...

Melander: Die redenatie is niet erg logisch.

Kollberg: Nee, daarom juist. Waar ga jij heen?

Melander: Naar de flat van Matsson. ‘ns Kijken of z’n loodgrijze pak daar nog hangt.

(telefoon)

Martin: (neemt op) Met Beck.

Melander: Martin, ik bel vanuit Matssons flat.

Martin: Ja? (tot Kollberg) ‘t Is Melander. Belt uit Matssons flat.

Melander: Geen donkergrijs pak, Martin. Geen zwarte schoenen ook. Tot ziens.

Martin: Ja, tot ziens. (legt neer)

Martin: Geen donkergrijs pak en geen zwarte schoenen ook. Dan is het dus toch onze zaak.

Kollberg: Ja, dat denk ik ook. ‘t Wordt ineens interessant… Zeg, toen jij met vakantie in Roemenië was...

Martin: Ja?

Kollberg: …heb jij toen je paspoort ingeleverd?

Martin: Ja. De politie zamelt op het vliegveld de paspoorten in en dan krijg je ‘t weer terug in ‘t hotel, ongeveer een week later. Ik heb eh… de mijne verscheidene dagen klaar zien liggen in het vakje voor dat ze ‘t me gaven. ‘t Was een eh... ‘t was een groot hotel. De politie kwam elke avond hele stapels paspoorten afgeven... Ja, eh…  (draait een nummer) Ja, bel Boedapest 298-317. Een gesprek met voorbericht voor majoor Vilmos Szluka. Ja.  Majoor... ‘k Zal ‘t voor u spellen: S-Z-L-U-K-A. Szluka. ... Nee. Nee, ‘t is in Hongarije. Ja. (legt neer)

(telefoon)

Martin: (neemt op) Ja?

telefoniste: Majoor Szluka komt dadelijk.

Martin: Ja.

Szluka: Eh… goede morgen.

Martin: Goede morgen.

Szluka: Hoe staan de zaken in Stockholm?

Martin: Nou, het waait en het is koud en het regent.

Szluka: Nou, hier is het meer dan 85° Fahrenheit. Bijna te warm.

Martin: Tjonge jonge jonge.

Szluka: Ik dacht er net over om naar de baden te gaan. Is er nog nieuws?

Martin: Nee, nog niet.

Szluka: Hier ook niet. We hebben ‘m nog niet gevonden. Kan ik iets voor u doen?

Martin: Ja, eh… een vraag: gebeurt het wel ‘ns dat toeristen hun pas kwijtraken in de drukte van het seizoen?

Szluka: Ja, helaas wel. Dat geeft altijd een hoop last. Maar gelukkig heb ik er niks mee te maken.

Martin: Zoudt u nou voor mij kunnen nagaan of er na 21 juli, dus na 21 juli, een buitenlander in het Ifjuság Hotel of in het Hotel Duna aangifte heeft gedaan van het verlies van een paspoort?

Szluka: Eh... natuurlijk, maar ‘t is niet mijn afdeling, zoals ik al heb gezegd. Is het goed als ik u straks nog terugbel?

Martin: Maar natuurlijk, u belt op elke tijd die u wilt... Ik heb nog wat...

Szluka: Ja.

Martin: Als iemand z’n paspoort heeft verloren, zou u er dan achter kunnen komen hoe die persoon d’r uit zag, ik bedoel... Nou ja, een korte beschrijving is genoeg.

Szluka: Ja, ik bel straks. Goedemorgen.

Martin: Goeiemorgen. Ik hoop niet dat dat u zal verhinderen naar uw baden te gaan.

Szluka: Nee! (lachje - Martin legt neer)

Kollberg: Zeg, wat is dat nou weer van die... van die baden?

Martin: Ja, een zwavelbad. Dat is een eh… bad waar je in stenen zetels onder water zit.

Kollberg: O!

Martin: Ja.

Kollberg: Dus in Boedapest droeg hij een blauw vest met een grijze broek en bruine schoenen.

Martin: Ja, en een regenjas.

Kollberg: En in z’n koffer zat een blauw vest.

Martin: Ja.

Kollberg: En een grijze broek.

Martin: Mm.

Kollberg: En een paar bruine schoenen.

Martin: Inderdaad.

Kollberg: En de avond voor zijn vertrek droeg hij een donker pak en zwarte schoenen.

Martin: Ja, en de regenjas.

Kollberg: En noch de schoenen noch het pak zijn in z’n flat.

Martin: Nee.

Kollberg: Jezus...

Martin: Ja!

Kollberg: Ja, is het daar moeilijk om over de grens te komen zonder pas?

Martin: Nogal. Ze zeggen dat de grenzen goed worden bewaakt. Een buitenlander die de weg niet weet, die zou het nooit lukken.

Kollberg: En als je langs de gewone weg het land verlaat eh... moet je een visum in je pas hebben?

Martin: Ja... ja... en bovendien een uitreisvergunning. Dat is een eh... een los blaadje papier dat je dan krijgt dat eh... wanneer je dan ‘t land binnenkomt, dat moet je dan in je paspoort bewaren tot je weer vertrekt.

Kollberg: Ja ja.

Martin: Moet je ‘t weer inleveren bij de paspoortencontrole. De politie stempelt de datum van je vertrek ook in je pas, naast je visum... Hier, kijk maar, hier.

Kollberg: Mm. Nou, dat zijn mooie stempels.

Martin: Mooi, hè? (lachje)

Kollberg: En eh... als je nou zowel een visum als een uitreisvergunning hebt…

Martin: Mm?

Kollberg: …kun je dan elke grens over die je wilt?

Martin: Ja, je kunt kiezen uit vijf landen: eh... Tsjecho-Slowakije, Sovjet Unie, Roemenië, Joegoslavië en eh... en Oostenrijk. En dan kun je gaan zoals je wilt: per trein, bus, vliegtuig, boot, je zoekt maar uit.

Kollberg: Boot? Uit Hongarije?

Martin: Ja, over de Donau. Per vleugelboot ben je dan in een paar uur in Wenen of Bratislava.

Kollberg: En mag je ook fietsen, lopen, zwemmen, paardrijden, kruipen?

Martin: Ja, als je maar via een grenspost gaat.

Kollberg: En je kunt zonder visum naar Oostenrijk en Joegoslavië gaan?

Martin: Dat hang ervan af wat voor pas je hebt. Met een Zweedse pas of een Duitse of een eh… Italiaanse heb je geen visum nodig.

Kollberg: Ja, het is niet erg waarschijnlijk dat ie dat heeft gedaan.

Martin: Nee.

Kollberg: Zeg, jij bent over Kopenhagen teruggekomen, zei je toch?

Martin: Ja, dat was de vlugste manier.

Kollberg: Nou, de Denen hebben je pas niet afgestempeld.

Martin: Nee.

Kollberg: Dan is er dus met andere woorden geen enkele aanduiding dat jij terug bent in Zweden?

Martin: Nee. Maar aan de andere kant, ik zit hier. Is ‘t niet?

Kollberg: (zucht) Nou gaan we allebei zitten denken. En terwijl ik me dan op de zaak Matsson probeer te concentreren, merk ik na een tijdje dat ik maar aan één ding denk, namelijk: waarom zit ik hier?

Martin: Mm... Jezus, die rapporten toch altijd, hè... Tussen twee haakjes, Lennart: je schrijft niet Bengtsfors, je schrijft Bengt Fors.

Kollberg: O, da’s een vergissing. De letter t op m’n schrijfmachine blijft aan de s hangen.

(telefoon)

Martin: (neemt op) Ja? Ja!... ‘t Is voor jou, Lennart. Hier,’t is je vrouw.

Kollberg: Verdomme. Nou, geef maar.

Kollberg: Ja?... Ja, ik kom zo... Ja, nog even, zei ik... Morgen? Ja, dat zal moeilijk gaan. Ik verwacht... Verrek, ze heeft opgehangen.

Martin: Mm, ja.

Kollberg: Nou ja, ‘k moest eigenlijk een paar kinderen hebben. Die arme meid zit daar helemaal in d’r eentje op je te wachten.

Martin: Je bent pas een half jaar getrouwd, dus dat zal wel eh... wel goed komen.

(telefoon)

Martin: (neemt op) Ja?

telefoniste: Boedapest voor u.

Martin: Dank u.

Szluka: Het spijt me dat ik u heb moeten laten wachten. ‘t Was even moeilijk om de juiste mensen te pakken te krijgen. Maar u had gelijk...

Martin: Over dat paspoort?

Szluka: Ja! Een Belgische student is in Hotel Ifjuság z’n paspoort kwijtgeraakt.

Martin: Wanneer?

Szluka: Dat hebben we nog niet kunnen vaststellen. Hij is vrijdag 22 juli in ‘t hotel aangekomen en Matsson arriveerde dezelfde avond.

Martin: Dus het klopt.

Szluka: Ja! ‘t Lijkt er wel op. Maar nu is er één moeilijkheid: die jongen - Roeder heet ie - is voor het eerst in Hongarije en hij kent de voorschriften hier nog niet. Zelf zegt ie dat ie het heel normaal vond dat ie z’n paspoort moest inleveren en dit niet terug kreeg voor ie uit z’n hotel vertrok. En aangezien ie hier drie weken zou blijven, heeft ie d’r geen moment bij stilgestaan en pas afgelopen maandag, toen ie wou vertrekken, heeft ie naar z’n pas gevraagd. Dat... dat is tenminste z’n verhaal.

Martin: Ja, ja, dat zou toch best waar kunnen zijn?

Szluka: Ja, natuurlijk. En bij de receptie zeiden ze meteen dat ze Roeder op de dag na z’n aankomst z’n pas hadden teruggegeven. Dat is dus de 23ste, de dag dat Matsson naar het Duna Hotel is verhuisd.

Martin: Ja.

Szluka: Maar Roeder bezweert dat ie z’n pas niet heeft teruggekregen. Het hotelpersoneel bezweert stellig dat ze z’n pas vrijdag in z’n vakje hebben gelegd en dat ie het daarom eh… zaterdagmorgen, ja, toen ie beneden kwam, moet hebben teruggekregen. Dat is zo een gewoonte.

Martin: Kan iemand zich herinneren of ie het inderdaad heeft teruggekregen?

Szluka: Nee, maar dat zou ook een beetje te veel gevraagd zijn met die drukte.

Martin: Ja, natuurlijk, ja... Hebt u Roeder gezien?

Szluka: Nee. Maar ik heb een signalement.

Martin: En? Ik bedoel... klopt het?

Szluka: Hij heeft een baard. En veel mensen lijken nou eenmaal niet op hun pasfoto’s, jammer genoeg.

Martin: Mm, mm.

Szluka: Het paspoort kan gemakkelijk ‘s nachts uit het vakje zijn gestolen. Niks is eenvoudiger. De receptionist is ’s nachts alleen en moet natuurlijk wel ‘ns even weg. En met die drukte controleren de ambtenaren ook niet zo erg eh… zorgvuldig, hè?

Martin: Mm.

Szluka: Nou, als we aannemen dat uw landgenoot Roeders pas heeft gestolen, dan is het heel goed mogelijk dat ie het land is uitgekomen... Eén moment... Hallo?... Eén moment...

Martin: Ja, ja ja, gaat uw gang, ja.

Szluka: Iemand heeft het in ieder geval gebruikt.

Martin: Weet u dat zeker?

Szluka: Ja, ik krijg net een bericht onder m’n neus geschoven. Eh... Roeders uitreisvergunning ligt in onze dossiers. Het is afgegeven op zaterdag 23 juli aan de douane van Hegyeshalom.

Martin: Waar precies?

Szluka: Hegyeshalom. Eén van de passagiers van de Boedapest-Wienexpres.

Martin: Dat kan dus nooit Roeder zijn geweest?

Szluka: Nee, nee, want die is nog hier. Eh... ik neem aan dat dit betekent dat Matsson Hongarije verlaten heeft?

Martin: Nee... Hij is er nooit geweest!!

Kollberg: Jezus, wat zie jij d’r belazerd uit. Slecht geslapen?

Martin: Mm. Jij niet?

Kollberg: Nee, integendeel. We hebben het bijgelegd.

Martin: O... Waar is Melander?

Kollberg: Even koffie halen in de kantine.

Martin: Da’s een goed idee... (hij komt binnen) Kijk ‘ns, kijk ‘ns, kijk ‘ns...

Melander: Koffie voor drie.

Kollberg: Asjeblieft.

Melander: Ik dacht dat Martin als onbestorven weduwnaar wel geen koffie gezet zou hebben. En Lennart zuipt de hele dag door koffie. Dus eh... Melk? Suiker?

Kollberg: Ja, graag.

Martin:  Nou, ‘t is eh... heel attent van je, Melander. ‘k Heb alleen maar wat thee gemaakt en beschuiten.

Kollberg: Jezus, wat een stakkers zijn we toch zonder onze vrouwen.

Melander: Spreek voor jezelf.

Martin: Nou, hoe is ‘t gegaan?

Melander: Zo zo. ‘k Zal m’n boekje d’r maar even bij pakken. Molin heeft die zaterdag gewerkt, dat staat vast. Vrijdag schijnt ie thuis te zijn gebleven om zijn roes uit te slapen.

Martin: Oh.

Melander: Wat Lund en Kronkvist betreft, die gaan niet zo vrijuit als ik eerst dacht: ze hebben me eerst verkeerde informatie gegeven, maar ik geloof niet dat ze dat opzettelijk deden. Ik denk dat ze ‘t echt niet meer precies weten. Die twee zijn het zatst geweest van allemaal. In ieder geval, Lund is de hele vrijdag in bed gebleven. D’r was geen beweging in ‘m te krijgen volgens z’n vriend Fors. Kronkvist was bij z’n meisje, z’n hele weekend.

Martin: Is dat geverifieerd?

Melander: Ja. En dan komt Gunnarsson. Die herinnert zich alles een beetje beter. Hij heeft vrijdag thuis zitten schrijven. Zaterdag is ie eerst ‘s morgens op kantoor geweest en ‘s avonds is ie d’r weer heen geweest om een paar artikelen in te leveren.

Martin: Ja. Staat dat vast?

Melander: Dat zou ik niet zeggen. ‘t Is een groot kantoor daar en ik heb niemand kunnen vinden die zich er iets over herinnerde. Wel heeft ie inderdaad een artikel ingeleverd, maar dat kan net zo goed ‘s avonds als ‘s morgens zijn geweest.

Martin: En eh... de paspoorten?

Melander: Ja, wacht even. Pia Bolt was heel gedecideerd. Ze weigerde te zeggen waar ze die donderdagnacht geweest was. Ja, ik heb zo het idee...

Kollberg: ...dat ze met de een of ander naar bed is geweest, maar niet wil zeggen met wie.

Melander: Heel goed mogelijk. ‘t Is altijd prettig om iemand in het gezelschap te hebben die een beetje inzicht heeft.

Kollberg: (lacht nadrukkelijk)

Martin: Ga verder, Melander.

Melander: In ieder geval was ze zaterdag vanaf elf uur ’s morgens bij d’r moeder thuis. Ik heb dat voorzichtig gecontroleerd. Het was waar... Goed, en nou de paspoorten... Molin weigerde me het zijne te laten zien. Hij hoefde zich in z’n eigen huis niet te identificeren, zei ie.

Kollberg: Nou, gelijk heeft ie. Kent de wet blijkbaar.

Melander: Een rotvent is het en niks anders.

Martin: En Lunds paspoort?

Melander: Lunds paspoort was bijna nieuw. Het laatste stempel was van Arlanda op 16 juni, toen ie terugkwam uit Israël. Dat schijnt wel te kloppen.

Kollberg: Weigerde z’n pas te tonen? En je hebt het op je laten zitten?

Melander: Pia Bolt is twee jaar geleden een week naar Majorca geweest, dat was alles. Kronkvist had een ouwe pas. Die zag er smerig uit, vol krabbels en aantekeningen. Het laatste stempel was van Gotenburg in mei. Toen kwam ie terug uit Engeland. En Gunnarssons pas was ook oud. Bijna vol, maar hij zag er netter uit. D’r stonden stempels in van Arlanda. Vertrek 7 mei en terugkeer op de 10de. Hij had de Renaultfabrieken in Billancourt bezocht, zei ie. In Frankrijk schijnen ze geen stempels in de paspoorten te zetten.

Martin: Nee, dat klopt.

Melander: Dan waren er nog de andere. Ik heb geen tijd gehad om ze allemaal op te zoeken. Krister Sjöberg was thuis, bij z’n gezin. Die Meredith is een Amerikaan, een neger, tussen twee haakjes.

Kollberg: Ja. laat maar, die kunnen we toch niet arresteren. Dan worden we gelyncht door de hippies.

Melander: Ja, zeg, nou zit je wel erg stom te praten.

Kollberg: Dat doe ik meestal. In ieder geval hoef je niet verder te gaan volgens mij.

Martin: Nee, dat is zo.

Melander: Weten jullie dan wie het is?

Martin: We denken in elk geval van wel.

Melander: Wie dan?

Kollberg: Gebruik nou ‘ns niet alleen je olifantengeheugen, maar ook je hersens, man. In de eerste plaats: was het wel Alf Matsson die in Boedapest zat? Zou Matsson een klein fortuin meenemen om drugs te kopen en het dan niet doen? En al dat geld achterlaten in z’n koffer in het hotel? Zou Matsson dan de sleutel van z’n hotelkamer op de stoep van het politiebureau gooien? Een man die met een grote boog om iedere politieagent die ie tegenkwam heen zou lopen? Waarom zou Matsson uit eigen beweging verdwijnen en dan op zo’n onhandige manier?

Melander: Ja, dat is zo.

Kollberg: Waarom zou Matsson, gekleed in een blauw vest, grijze boek en suède schoenen naar Hongarije reizen met precies dezelfde kleren in z’n koffer gepakt? Wat is er met Matssons grijze pak gebeurd, het pak dat hij de avond voor z’n vertrek aan had en dat noch in z’n koffer noch in z’n flat was?

Melander: Okay, het was dus niet Matsson. Wie was het dan wel?

Kollberg: Iemand die Matssons bril en regenjas had, iemand met een baard. Wie is het laatst in het gezelschap van Matsson gezien? Wie heeft geen enkel alibi voor zaterdag op z’n vroegst? Wie was de enige van de hele kliek die nuchter en intelligent genoeg was om die stunt te verzinnen? Denk daar nou maar ‘ns over na. Mm?

Melander: Dat is niet erg aardig van je, Lennart.

Kollberg: Je zou zelf ook ‘ns een beetje moeten nadenken.

Martin: Goed, wij zullen bureau Solna bellen en vragen of ze het terrein rondom Gunnarssons huis afzetten.

Kollberg: En dan, wat doen wij?

Martin: Wij? Wij gaan erheen.

Kollberg: Nu meteen?

Martin: Ja. Ach, Melander, wil jij naar het bureau Solna gaan en eh... het een en ander zo vlug mogelijk regelen, als je wilt.

Melander: Natuurlijk.

Martin: Ja. (hij verlaat het lokaal)

Martin: (lachje) Soms ben jij een rotzak, Lennart.

Kollberg: (lacht) Waar wachten we op?

Martin: Wij? Wij hebben alle tijd. Ik ga nog maar een kop koffie halen, denk ik.

Kollberg: Okay, okay, IJzeren Hein. Ja, ik ben een rotzak. ‘k Had niet zo mogen uitpakken tegen die goeie brave Melander. Maar wat helpt het om tien uur per etmaal te slapen als je dan nog zo’n mafkees blijft? Mm?

Martin: Ja, ja...

Kollberg: Nou?

Martin: Ja. Nou, laten we dan maar gaan.

(huisbel)

Gunnarsson: (opent de deur) O, sorry. Ik dacht dat het m’n verloofde was.

Martin: Wij zijn van de politie. Mijn naam is Beck. Dit hier is rechercheur Kollberg.

Kollberg: Kollberg. Aangenaam.

Gunnarsson: Gunnarsson.

Martin: Mogen wij even binnenkomen?

Gunnarsson: Natuurlijk. (laat hen binnen en sluit de deur) Wat eh... wat kan ik voor u doen?

Martin: Wij willen met u eh... over Alf Matsson praten

Gunnarsson: D’r is gister ook al iemand van de politie hier geweest.

Martin: Ja. Dat weten we.

Gunnarsson: Gaat u toch zitten.

Martin: Dank u.

Gunnarsson: Wat kan ik voor u doen?

Martin: Vertelt u ‘ns wat er gebeurd is.

Gunnarsson: Wanneer?

Martin: De avond van de 21ste juli, toen u en Matsson uit de Opera Bar kwamen.

Gunnarsson: Dat heb ik al verteld. We hebben op straat afscheid genomen en ‘k ben met een taxi naar huis gegaan. Hij moest de andere kant uit en wachtte op de volgende taxi.

Martin: Mag ik uw paspoort even zien?

Gunnarsson: (neemt het uit de bureaulade) Alstublieft.

Martin: Dank u... Schrijft u vaak telefoonnummers in uw paspoort?

Gunnarsson: Ja, ik kan het niet laten. De douane is er soms een beetje boos over. Waarom?

Martin: Mm, hier op de laatste pagina hebt u het wel een beetje al te bont gemaakt, hè?

Gunnarsson: Houdt u niet van limericks?

Martin: Ja, toch wel. Als je in Kopenhagen uit het vliegtuig was gestapt en met de veerboot was verder gegaan, dan had u zich de moeite kunnen besparen.

Gunnarsson: Ik begrijp niet wat u bedoelt.

Kollberg: Is dat uw verloofde?

Gunnarsson: Ja.

Kollberg: Heeft u die foto zelf genomen?

Gunnarsson: Ja. Ik begrijp nog steeds niet waar u het over hebt.

Martin: Dat komt nog wel.

Gunnarsson: Hoort u ‘ns, ik krijg straks bezoek, en ik zou...

Martin: We willen graag even rondkijken, maar u kunt ons dat natuurlijk verbieden. Dat wil zeggen, tot wij een bevel tot huiszoeking hebben laten komen.

Gunnarsson: Nee, ga gerust uw gang. (Kollberg gaat in de slaapkamer kijken)

Kollberg: De broek en het blauwe vest hangen nog in zijn kast. Begint u al te begrijpen waar we ‘t over hebben?

Gunnarsson: Ik... Als... Neemt u me niet kwalijk, ik moet even iemand bellen.

Martin: Dat is goed.

Gunnarsson: (draait een nummer)

stem: Hallo?

Gunnarsson: Met Åke. Is Anne-Louise al weg?

stem: Ongeveer een kwartier geleden.

Gunnarsson: O, ja. Dank u wel... (legt neer) Goed, ik begrijp waar u het over hebt. Zullen we dan maar gaan? Nu meteen als het kan. Ik zeg toch dat ik het begrijp? Ik wil hier weg, nu, dadelijk.

Martin: Voordat uw verloofde komt?

Gunnarsson: Ja, precies, ik wil niet dat...

Martin: Gaat u zitten.

Gunnarsson: U hebt gelijk. ‘k Heb het gedaan. Kunnen we niet nu meteen weggaan?

Martin: Wat is er gebeurd?

Gunnarsson: ‘k Wil er niet over praten.

Martin: U moet beseffen dat we ’t toch allemaal te weten zullen komen. D’r zijn in Boedapest getuigen die u kunnen identificeren. We zullen de taxichauffeur vinden die u die nacht heeft gereden en hij zal zich herinneren of u alleen was of niet. Uw auto en uw flat zullen door experts worden onderzocht, ook uw paspoort... Zelfs ik, die op dat gebied een leek ben, kan zien dat erin geknoeid is, door u. Hier, onder uw handschrift, is dat papier lichter. Er zijn kleine groene vlekken die daar niet thuishoren. Kortom, dat rijmpje hebt u daar met opzet dwars over die bladzijde geschreven om iets te camoufleren. Wat er ook met Alf Matsson is gebeurd of waar ie ook is, we zullen ‘m vinden. U zult niet veel verborgen kunnen houden. Niets van belang in elk geval.

Gunnarsson: In dat geval zie ik niet in waar dit allemaal voor nodig is.

Kollberg: Het is onze plicht u mee te delen dat u verdacht wordt van doodslag, mogelijk moord. U hebt uiteraard recht op rechtskundige bijstand tijdens uw formele verhoor.

Gunnarsson: Alf kwam met me mee in de taxi. We gingen hierheen. Hij wist dat ik thuis nog een fles whisky had en ie stond erop dat we ’m zouden leegdrinken.

Kollberg: En?

Gunnarsson: Hij had al heel veel gedronken. We kregen ruzie... ‘k Wil er liever niet over praten.

Kollberg: Waarom kreeg u ruzie?

Gunnarsson: Hij... hij maakte me razend.

Martin: Hoe?

Gunnarsson: Hij gedroeg zich als een... Nou ja, hij zei bepaalde dingen… over m’n verloofde. Eén ogenblikje, ik kan u uitleggen hoe het is begonnen... Als u de bovenste la rechts opentrekt, daar liggen een paar foto’s. (Martin opent de la) We hebben ze op het strand genomen. We waren alleen. We... we waren verliefd, begrijpt u? Ik was naar de badkamer geweest. Toen ik terugkwam, stond Alf daar in m’n lade te rommelen. Hij had die foto’s gevonden. Hij wou d’r een in z’n zak steken. Ik was al kwaad op ‘m, maar toen… toen werd ik razend. Helaas kan ik me niet meer zo precies alle bijzonderheden herinneren, maar ik heb ‘m de foto afgepakt, al verzette hij zich. Toen begon ie schunnige opmerkingen te roepen over... nou ja, over Anne-Louise. ‘k Wist natuurlijk heel goed dat het allemaal gelogen was, maar ik kon het niet aanhoren. Hij praatte heel hard, schreeuwde bijna. ‘k Was, denk ik, ook bang dat de buren wakker zouden worden. Nou ja, dat was natuurlijk niet het belangrijkste... ’t Had er misschien toch mee te maken, ‘k weet het niet. Moet ik proberen te herhalen wat...

Kollberg: De bijzonderheden komen later wel. Wat is er toen gebeurd?

Gunnarsson: ‘k Heb ‘m... gewurgd.

Kollberg: En daarna?

Gunnarsson: ‘k Was ineens volkomen nuchter. Dat dacht ik tenminste. Hij lag op de vloer, dood. ’t Was ongeveer twee uur. Ik had natuurlijk de politie moeten waarschuwen, maar op dat moment leek het me niet zo eenvoudig. ‘t Zou alles bedorven hebben... Ik heb een tijdje zitten denken wat ik moest doen, waarschijnlijk een kwartier, hier in deze stoel. Ik kon niet goed geloven dat de situatie hopeloos was. ‘t Was allemaal zo... vreemd wat er was gebeurd. ‘t Leek zo zinloos. Ik kon me niet goed indenken dat ik het was geweest die ineens... Nou ja, goed, kunnen we ‘t later nog over hebben.

Kollberg: U wist dat Matsson naar Boedapest zou gaan?

Gunnarsson: Ja. natuurlijk. Hij had z’n pas en z’n vliegbiljet bij zich. ‘k Moest alleen nog thuis z’n koffer gaan halen. ‘k Geloof dat het z’n bril was die me op het idee bracht. Die was afgevallen en lag op de vloer. ‘t Was nogal een bijzonder model. Z’n uiterlijk werd erdoor veranderd. En toen schoot me dat huis te binnen, hier aan de overkant op dat braakliggende stuk grond. Een sloophuis. ‘k Had op m’n balkon zitten kijken toen de brandweer daar aan het oefenen was. Ja, daar gebruiken ze ’t voor. Ze steken het in brand en blussen het dan weer. Ze deden het iedere maandag. Ze onderzochten het nauwelijks voordat ze ‘t aanstaken. ‘k Wist dat ze binnenkort het laatste restje zouden afbranden. Waarschijnlijk goedkoper dan slopen. Toen heb ik z’n paspoort, vliegbiljetten, autosleuteltjes en de sleutels van z’n flat uit z’n zakken gehaald, en toen heb ik hem naar de auto gedragen. Dat was wel het moeilijkste gedeelte maar... ‘k had gel...... ‘k Wou bijna zeggen dat ik geluk had. Toen heb ik hem naar dat huis gebracht. ‘k Heb Alfie naar de zolder gedragen. ‘t Was moeilijk, want de trap was al gedeeltelijk verbrand. En daar heb ik ‘m achter een schot gelegd met een hoop puin over ‘m heen, zodat niemand ‘m zou vinden. Hij was toch dood. ‘t Deed er niet zoveel toe… dacht ik.

Martin: Ga door.

Gunnarsson: ‘t Begon al licht te worden. ‘k Ben naar z’n flat gereden. Daar haalde ik z’n koffer die al gepakt was en zette ‘m in Alfies wagen. Toen ging ik terug hierheen en ruimde de boel een beetje op en nam de bril en z’n jas mee. ‘k Ben bijna meteen weggegaan. Ik durfde niet te blijven. ‘k Ben in z’n wagen naar het vliegveld gereden en heb ‘m daar geparkeerd. ’t Ging allemaal zo gemakkelijk, bijna vanzelf. Ik zette de bril op. De jas was te klein en die nam ik over m’n arm. Zo ging ik door de douane. Van de reis kan ik me niet veel herinneren. ‘t Leek allemaal even simpel.

Martin: Hoe had u zich voorgesteld Hongarije weer uit te komen?

Gunnarsson: ‘k Wist gewoon dat het allemaal vanzelf geregeld zou worden. ‘k Dacht dat het waarschijnlijk het beste zou zijn de trein te nemen naar de Oostenrijkse grens en te proberen er illegaal over te komen. ‘k Had m’n eigen pas in m’n zak. Daarmee zou ik dan van Wenen naar huis kunnen reizen. ‘k Was d’r al eens geweest en ik wist dat ze geen stempel van de vertrekdatum in je paspoort zetten. Maar ik had weer geluk, dacht ik. ’t Was daar een tekort aan logeerruimte. D’r waren twee verschillende hotels voor Alfie geboekt, het ene alleen voor de eerste nacht. ‘k Weet niet meer hoe het heette.

Martin: Ifjuság.

Gunnarsson: Ja, ‘t kan wel. Hoe dan ook, ik kwam daar gelijk binnen met een groepje mensen die Frans spraken. Uit wat ze zeiden, begreep ik dat ze op dezelfde dag waren aangekomen. ’t Leken me studenten. Een paar van hen hadden baarden. Toen ik Alfie Matssons pas inleverde, was de receptionist juist bezig andere passen te sorteren en in vakjes te leggen. Mensen die al waren ingeschreven. Ik bleef wachten in de hal en toen de receptionist even wegging, nam ik de kans waar één van die passen weg te nemen. ‘k Hoefde d’r maar drie te bekijken voordat ik er een vond die ik kon gebruiken. ‘t Was een Belgische. Een knaap die Roedere heette of zoiets. De naam deed me aan een soort champagne denken.

Martin: En de volgende ochtend?

Gunnarsson: De volgende ochtend kreeg ik Alfies pas terug en ging naar het andere hotel. t Was groot en deftig. Hotel Duna heette het. Ik gaf de pas - Alfies pas - af aan de receptie en zette z’n koffer in z’n kamer. ‘k Ben er niet langer dan een half uur gebleven. Toen ben ik weggegaan. ‘k Ging naar het station. Onderweg merkte ik dat ik de sleutel van de hotelkamer nog in m’n zak had. Hij was groot en hinderde me. ‘k Heb ‘m op de stoep van een politiebureau gegooid waar ik langs liep. ‘k Dacht dat het een goed idee was...

Kollberg: Niet zo erg.

Gunnarsson: ‘k Kon nog net de trein naar Wenen halen. ‘k Was er in vier uur. ‘k Heb eerst Alfies bril afgezet natuurlijk en z’n jas opgerold. Van toen af gebruikte ik de Belgische pas. En het bleef goed gaan. De trein was erg vol en de douanebeambte had haast. In  Wenen nam ik een taxi van het station naar het vliegveld en haalde de middagvlucht naar Stockholm.

Martin: En wat hebt u met Roeders paspoort gedaan?

Gunnarsson: Verscheurd. Door het toilet gespoeld, op het station. De bril ook. ‘k Heb eerst het glas verbrijzeld en het montuur gebroken.

Martin: En z’n jas?

Gunnarsson: Die heb ik in de stationsrestauratie laten hangen.

Martin: En tegen de avond was u weer hier?

Gunnarsson: Ja. ‘k Ben naar kantoor gegaan en heb twee artikelen ingeleverd die ik al een tijdje geleden had geschreven... ‘k Verkeerde in een heel moeilijke situatie. Niet alleen voor mezelf. Als er niets was tussengekomen, zouden we aanstaande zondag zijn getrouwd! En...

Martin: Ja?

Gunnarsson: ‘t Was een ongeluk. Kunt u begrijpen?

Martin: Ja.

Kollberg: Vooruit, laten we gaan.

Gunnarsson: Ja, natuurlijk. Het spijt me... Mag ik even naar de badkamer?

Martin: Ja... (dat doet hij - Martin kucht) Dat vertrouw ik niet, Lennart.

Kollberg: D’r is daar niets waarmee hij zichzelf kwaad kan doen. ‘k Heb zelfs het wastafelglas weggehaald.

Martin: Jawel, maar d’r stond een doos met slaappillen op z’n nachttafeltje en d’r zaten d’r minstens 25 in.

Kollberg: Jezus...!

Martin: Ja! (gaat in de slaapkamer en keert terug) Lennart, ‘t is weg!

Kollberg: Zullen we...

Martin: Nee. We zullen wachten.

Gunnarsson: (komt terug) Ik ben klaar. We kunnen gaan. (Kollberg gaat in de badkamer)

Kollberg: Hier is het doosje. Leeg.

Martin: Wat is dat?

Kollberg: Vesperax. Gevaarlijk spul.

Martin: Verdomme!

Kollberg: Dat was toch niet nodig geweest? Nou moeten we u naar het ziekenhuis brengen. Daar doen ze u een grote slab voor, helemaal tot aan uw voeten, en dan steken ze een rubber slang in uw keel. Morgen zult u niet in staat zijn te eten of te praten.

Martin: Lennart, bel om een radiowagen, wil je? (Kollberg draait een nummer) Ga zitten.

Kollberg: Ja, Kollberg hier. Svartensgatan 6.

Martin: Ga maar liever liggen.

Kollberg: Geval voor de maagpomp. Met spoed.

Martin: Je ogen beginnen al glazig te worden.

Gunnarsson: Ja... Ik dacht... Ik wou...

Martin: Ja. (sirene)

Kollberg: Da’s vlug.

Martin: Ja... Te vlug, voor hem.

Kollberg: Misschien. Een duidelijk geval van doodslag. Verzachtende omstandigheden. ‘t Kan meevallen.

Martin: Ja, wie weet.

Kollberg: Dat sloophuis, dat hebben ze maandag in de fik gestoken. Afgelopen maandag.

Martin: Maar er zal wel iets van Matsson over zijn, al is het dan niet veel.

Kollberg: Ja. Maar nog een week en de firma die daar gaat bouwen, zou d’r met een bulldozer overheen zijn gegaan.

Martin: Het is niet waar...!

Kollberg: Ah, hij is al buiten westen.

Martin: Maakt niks uit.

Kollberg: Hij heeft z’n best gedaan. Hij heeft het er niet eens zo slecht afgebracht. Als ie iets meer over Matsson had geweten en de moeite had genomen te kijken wat er in z’n koffer zat, en in Kopenhagen uit het vliegtuig was gestapt in plaats van het risico te nemen een stempel uit te moeten gummen in zijn pas!

Martin: En dan? Wou je zeggen dat het ‘m dan gelukt zou zijn?

Kollberg: Nee, natuurlijk niet... Martin...

Martin: Ja?

Kollberg: Ik zie niet in waarom jij... hier nog mee door zou gaan. Je hebt tenslotte vakantie.

Martin: Ja... Ik ga vanavond nog terug naar het eiland.

(in een roeiboot)

Martin: Vond je ‘t erg om in het donker alleen over te moeten roeien?

Ingrid: Nee, hoor... Hè, fijn dat je nog een paar dagen hier kan zijn, pap, voor we weer terug moeten.

Martin: Ja.

Ingrid: ‘k Heb natuurlijk alles in de kranten gevolgd van die eh… drugssmokkel en zo. Ze schrijven geweldige dingen over je.

Martin: Ja... Hoe is het met je moeder?

Ingrid: Mm. Ze werd erg chagrijnig. Ah, maar nou zal ze wel weer opknappen... Hoe was Boedapest?

Martin: O, erg mooi. Heb je m’n kaart niet gekregen?

Ingrid: Nee!

Martin: Mm. Nou, dan met ie nog komen.

Ingrid: Oh.

Martin: Zeg... Ingrid...

Ingrid: Ja?

Martin: Herinner jij je nog dat eh... dat ouwe houten huis?

Ingrid: Daar waar niemand meer woonde? ‘k Mocht van jou d’r niet spelen als we d’r langs kwamen.

Martin: Ja.

Ingrid: Het was zo’n mooi oud huis, hè. ‘t Is jammer dat het weg moet. Ze hebben die grond zeker nodig om op te bouwen?

Martin: Ja. De brandweer mag ermee oefenen voor het helemaal afgebroken wordt. Ze steken het in brand en dan blussen ze ’t weer, dan steken ze ’t weer aan en dan blussen ze ’t weer. Net zo lang tot er niks meer van over is.

Ingrid: Ho! Maar wat is daarmee, met dat huis, pap?

Martin: Niks…

Ingrid: Hoe gaat het eigenlijk met je, pap?

Martin: Niet zo best.

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (11/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.
Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign