Moordbrigade Stockholm, deel 15

Moordbrigade Stockholm, deel 15
beschrijving:

DEEL 15

Anton Quintana (1937), naar de boeken van Maj Sjöwall (1935) & Per Wahlöö (1926-1975)

uitzending: VARA, woensdag 07/01/1976

bewerking: Ruurd van Wijk - muziek (naar Zweedse volksliedjes): Kees Smal - uitvoering: Letty de Jong & Harry Mooten

regie: Ad Löbler

rolverdeling: [afkondiging geeft enkel de namen van de hoorspelers]

- [commissaris Hammar]: Huib Orizand

- [Gunvald Larsson]: Hans Hoekman

- [Melander, collega van Beck]: Paul van der Lek

- [adjudant Martin Beck]: Jan Borkus

- [Kollberg, collega van Beck]: Hans Karsenbarg

- [Kristiansson & Kvant]: Cees van Ooyen & Frans Vasen

- [Åsa Torell]: Els Buitendijk

- [Monika Granholm]: Ingeborg Uyt den Boogaard

duur: 37'21"

hoorspel:

Hammar: Gunvald?

Larsson: Ja?

Hammar: Dat je d’r geen doekjes om windt, prachtig. En dat je geen smoesjes bedenkt als we iets niet weten, best. Maar zou je me kunnen verklaren waarom je die mensen de indruk geeft dat wij eh... onmenselijk zouden zijn? Waar is dat voor nodig?

Larsson: Hoe bedoelt u?

Hammar: Ik kwam nog net op tijd binnen om je te horen beweren, nou ja, dat het geen afgrijselijk schouwspel was, dat in die bus, en...

Larsson: Heb ik niet gezegd.

Hammar: Niet?

Larsson: Nee, de vraag luidde: was het het afgrijslijkste schouwspel dat ik ooit heb gezien? Nou, dat was het dus niet.

Hammar: Niet?!

Larsson: Moet u horen. Voordat ik tot het corps toetrad, was ik matroos bij de marine. In augustus ’43 mocht ik helpen de onderzeeër Ulven te bergen. De mensen daarin kende ik nog van de cursus. Nou, de Ulven was op een mijn gelopen, maar toen wij ‘m moesten doorzoeken, lag ie al drie maanden op de bodem van de zee. Drie maanden... Je herkent je beste vrienden niet meer na zo’n tijd.

Hammar: Okay, sorry. ‘k Had beter moeten weten.

Larsson: En na de oorlog mocht ik helpen bij de uitlevering van Baltische collaborateurs uit het kamp Ränneslätt. Moet ik u daar het een en ander van laten horen?

Hammar: Niet nodig.

Larsson: Ik heb de aankomst mogen zien van zo’n duizend vrouwen die uit de Duitse concentratiekampen bevrijd waren. De meesten hebben het trouwens niet overleefd. Maar als u het graag wilt, als u erop staat, wil ik u best wat bijzonderheden geven. Ik zag geen reden om me tegenover die snotneuzen nader te verklaren. Maar u, als m’n meerdere, hebt recht op een heldere uiteenzetting. Als u per se wilt weten wat dan wel het afgrijselijkste was dat ik ooit heb gezien...

Hammar: Zo is het wel genoeg, Larsson. Je kunt gaan.

Larsson: Dank u, meneer.

Melander: Zo. De lijst is klaar.

Martin: Nou, da’s goed.

Larsson: Nou, laat ‘ns kijken... Dat is wel het kriebeligste handschrift dat ik ooit heb gezien. Kun je dat echt zelf lezen? Heb je niet wat exemplaren uit laten tikken?

Melander: Daar is Lennart mee bezig. Je krijgt ze zo.

Martin: Okay, laat horen.

Melander: (kucht) Van de acht doden woonden d’r vier in de buurt van het eindpunt. Ook de overlevende woont daar.

Martin: Lees ze in volgorde voor als je kan.

Melander: Nou, dan hebben we eerst de chauffeur.

Martin: Ja.

Melander: Hij werd door twee schoten in de nek en één schot in het achterhoofd getroffen, en moet op slag dood zijn geweest. Hier is de foto.

Martin: Nee, da’s niet nodig.

Melander: Ze liggen allemaal op volgorde, de foto’s.

Martin: ‘k Hoef ze niet te zien, geloof me nou. ‘t Staat me nog duidelijk voor ogen.

Melander: De chauffeur heette Gustav Bengtsson, hij was 48, getrouwd, twee kinderen. Adres Inedalsgatan 5. Z’n familie is in kennis gesteld. Het was z’n laatste rit van de dag en als ie alle passagiers bij de laatste halte afgeleverd had, zou ie de bus naar de Hornsberg-remise in Lindhagensgatan rijden. Het geld in z‘n diensttas was niet aangeraakt en in z’n portefeuille had ie 120 kronen. Verder is er op dit moment niets over ‘m bekend.

Martin: Mm. Ga door.

Melander: Ik neem ze in dezelfde volgorde als de foto’s liggen. De volgende is Åke Stenström. Vijf schoten in de rug. Eén van opzij in de rechterschouder zou een ricochetschot geweest kunnen zijn. Hij was 29 en woonde in...

Larsson: Sla maar over. We weten allemaal waar ie woonde.

Martin: Ja, ga verder, Melander, ga verder.

Melander: Hij woonde dus in Tjärhovsgatan met zijn verloofde.

Larsson: Zij waren niet verloofd. ‘k Had het ‘m een poosje geleden gevraagd.

Kollberg: Jezus, Gunvald! Als jij nou ‘ns effe je kop hield!

Melander: Nou, hij woonde dus samen met Åsa Torell, 24 jaar. Ze werkt op een reisbureau. Ik weet niet of ze ’t al weet.

Martin: Ze weet het.

Melander: Er zijn vier foto’s van Stenström. Twee zijn d’r uitvergroot, ‘ns even kijken.

Larsson: Hou nou toch op met die foto’s! We hebben ze al gezien en we hoeven ze niet meer te zien.

Martin: Ja, die foto’s kun je misschien beter wegleggen.

Melander: Nou, goed, goed, goed... Wat Stenström betreft het volgende: in z’n rechterhand hield ie z’n dienstpistool. Hij had ‘m gespannen, maar nog geen schot afgevuurd. In z’n zakken had ie 37 kronen, z’n identiteitskaart, ‘n foto van Åsa Torell, een brief van z’n moeder en een paar kwitanties. Verder z’n rijbewijs, notitieboekje, pennen en een bos sleutels. Het wordt ons allemaal toegestuurd zodra de jongens op het lab d’r mee klaar zijn. Kan ik verdergaan?

Martin: Ja, graag.

Melander: Het meisje naast Stenström heette Britt Danielsson. Ze was 28, ongetrouwd, en werkte in het Sabbatsberg-ziekenhuis. Ze was ingeschreven als gediplomeerd verpleegster.

Larsson: Wie weet heeft ie haar wel ergens opgepikt. Misschien had ie zin in een verzetje.

Kollberg: Dat moeten we uitzoeken.

Melander: Ze deelde een kamer op Karlbergsvägen 87 met een andere verpleegster uit Sabbatsberg. Volgens haar kamergenote, Monika Granholm, kwam Britt Danielsson regelrecht uit het ziekenhuis. Ze werd door één schot getroffen, in de slaap. Ze was de enige in de bus die maar door één kogel getroffen werd. Ze had achtendertig verschillende dingen in d’r handtas. Moet ik ze opnoemen?

Larsson: God nee!

Melander: Nummer vier op de lijst is Alfons Schwerin, die nog leeft. Hij lag op z’n rug tussen de twee lengtebanken in. Jullie kennen z’n verwondingen: hij werd in de buik getroffen en één kogel bleef in de hartstreek steken. Hij woont alleen, in Norra Stationsgatan 117. Hij is 43 en grondwerker bij  de dienst openbare werken. Eh… hoe maakt ie het, tussen twee haakjes?

Martin: Nog steeds in coma. De doktoren zeggen dat er maar een kleine kans is dat ie eh… weer tot bewustzijn zal komen, maar als dat gebeurt, weten ze niet of ie wel zal kunnen praten of zich iets zal kunnen herinneren.

Larsson: Kun je dan niet praten met een kogel in je buik?

Martin: Shock... En eh... die in de hoek, nummer acht?

Melander: Eén moment.

Martin: Ja, die, ja. (zoekt even)

Melander: O, hier… Ja, die had acht kogels te pakken, in borst en buik. ‘t Was een Arabier, Mohammed Boussie. Algerijns onderdaan, 36, geen familie in Zweden. Woonde in een soort kosthuis in Norra Stationsgatan. Hij was kennelijk op weg naar huis na z’n werk bij de Zig-Zag, dat eh… grill-restaurant in Vasagatan. Op het moment is er verder niets over ‘m bekend.

Larsson: Arabië… Wordt daar niet altijd zo verdomde veel geschoten?

Kollberg: Jouw politieke kennis is abominabel. Je moet overplaatsing vragen naar de B.V.D.

Martin: (lacht)

Larsson: De juiste benaming is Binnenlandse Veiligheidsdienst.

Melander: Deze hebben we nog niet kunnen identificeren. Ja, sorry hoor, maar ik moet nou toch even die foto’s gebruiken.

Martin: Doe maar...

Melander: Nummer zes. Hij zat op de buitenste plaats vlak achter de middendeuren en hij werd door zes schoten getroffen. In z’n zakken had ie het strijkvlak van een lucifersdoosje, een pakje Bill-sigaretten, een buskaartje en 1825 kronen in contanten, Dat was alles.

Martin: Een hoop geld.

Kollberg: Laat ‘ns zien... O Jezus, ja, dat is ie. ‘t Is geen wonder dat ze ’m niet kunnen identificeren... Van z’n plaats gegeleden toen de bus tegen dat hek ramde, niet eerder. Kijk maar naar die hangende armen.

Larsson: Nou, daar kan ik ook geen gezicht meer van maken. Ja, verdomd. Hij zou het geweest moeten zijn. Z’n eigen moeder zou ‘m niet herkennen.

Melander: En weet je wat ik me afvraag, Martin? Waarom begin je opeens achter in de bus? We waren bij nummer vier gebleven, bij die vent die nog leeft, en in plaats dat we nou het hele rijtje afwerken...

Martin: Ja, ik weet niet zo zeker of ze niet met z’n tweeën waren.

Kollberg: Twee wat?

Martin: Twee schutters. Hier, kijk, hier... kijk nou ‘ns naar al die passagiers. Zie je wel, ze zijn niet van hun plaats opgestaan, behalve dan die ene die nog leeft, en die kan naderhand voorover zijn getuimeld.

Larsson: Twee van die gekken? Tegelijkertijd? Kom nou.

Kollberg: Jij bedoelt, dat als d’r maar één was geweest, iemand toch tijd gehad moet hebben om te reageren, mm?

Martin: Juist, precies, dat bedoel ik.

Kollberg: Ja. Misschien wel. Maar hij maaide ze eenvoudig neer. ‘t Gebeurde nogal snel. En als je bedenkt dat ze allemaal zaten te dutten...

Melander: Zullen we verder gaan met de lijst? Dat ontdekken we wel zodra we weten of er één of twee wapens zijn gebruikt.

Martin: Ja, goed, ga verder, Melander.

Melander: Dan krijgen we nu John Källström. Hij zat naast de man die nog niet geïdentificeerd is. Hij was 52, gehuwd, woonde op Karlbergsvägen 89. Volgens zijn vrouw kwam ie uit de werkplaats in Sibyllegatan. Hij was voorman en had moeten overwerken. Da’s niks bijzonders voor hem.

Martin: Mm.

Larsson: Behalve dat ie op weg naar huis z’n buik vol lood kreeg.

Melander: Bij het raam, vlak voor de middendeuren, hebben we Gösta Assarsson. 42. Z’n halve hoofd werd weggeschoten. Hij woonde  in Tegnérgatan 40, waar ie ook z’n kantoor en z’n zaak had, een import- en exportfirma, samen met z’n broer. Z’n vrouw wist niet waarom ie in de bus zat. Volgens haar moest ie op een bijeenkomst van zijn club zijn op Narvavägen.

Larsson: Aha! Aan de zuip.

Melander: Ja, d’r zijn tekenen die daarop wijzen. In z’n aktetas had ie een fles whisky, Johnnie Walker, Black Label.

Kollberg: Ja, da’s niet mis. Die wist wat lekker was.

Melander: Bovendien had ie een grote voorraad condooms bij zich. Zeven. In z’n binnenzak. Plus een chequeboek en 800 kronen in contanten.

Larsson: Waarom zeven?! (telefoon)

Martin: (neemt op) Beck... Ja... Ja, ja, ja over een kwartier. Goed, uitstekend... (legt neer) Hammar. Hij zegt dat we allemaal over een kwartier bij ‘m moeten komen op kantoor. Instructies. Dat wil dus zeggen, om eh... om kwart voor elf, ja. Okay, laten we doorgaan.

Melander: Eh… waar waren we?

Larsson: Eh... bij... bij die vent met die zeven kapotjes.

Martin: Ja, valt er nog iets over hem te vertellen?

Melander: Nee, ‘k geloof het niet.

Martin: Ga dan door.

Melander: Twee plaatsen voor Assarsson zat nummer negen: mevrouw Hildur Johansson, 68, weduwe, adres Norra Stationsgatan 119. Schouder- en nekschot. Ze heeft een getrouwde dochter in Västmannagatan en was na haar babysitten daar op weg naar huis. Nou, dat waren ze.

Larsson: Kan ik van die foto’s dan maar weer negen nette stapeltjes maken?

Martin: Doet dat.

Kollberg: Zeg, en wat kunnen we hier nou uit opmaken? Mm? Dat op een heel gewone avond in een heel gewone bus negen heel gewone mensen zonder duidelijke reden met een machinepistool neergemaaid zijn. Afgezien van de knaap die nog niet is geïdentificeerd kan ik aan geen van deze mensen iets bijzonders ontdekken.

Martin: Jawel, aan één: Stenström. Wat deed Åke Stenström in die bus?...

Hammar: Nou heb ik de speciale groep die met het onderzoek belast is en die zich van nu af aan op die busmoord gaat concentreren bij mekaar geroepen. En wat krijg ik? Zeventien ervaren rechercheurs die alle beschikbare feiten bestuderen en de situatie analyseren, de taken verdelen, weet ik veel. Maar als ik één simpele vraag stel, kijkt iedereen me dom aan: wat deed Stenström verdomme in die bus??

Martin: Dat weet ik niet.

Hammar: En niemand kan me vertellen wat ie de laatste tijd uitvoerde. Jullie soms?

Kollberg: We hebben niet het flauwste idee wat ie buiten de dagelijkse routinewerkzaamheden uitvoerde. Niets waarschijnlijk.

Martin: Maar ze hebben de laatste tijd niet zo veel gehad, dus hij was veel vrij. Maar daarvóór heeft ie enorm veel overwerk verricht, dus het was niet meer dan eerlijk.

Hammar: Wie heeft z’n verloofde ingelicht?

Martin: Ik.

Hammar: Ik vind dat er zo snel mogelijk iemand met haar moet gaan praten. Zij zal in elk geval weten wat ie in z’n schild voerde.

Kollberg: Ja, daar was ik al bang voor.

Hammar: Tenzij ie...

Martin: Tenzij ie wat?

Kollberg: Tenzij hij die verpleegster in de bus versierd had. Of iets soortgelijks ging ondernemen.

Hammar: Ja. Ga dat na.

Martin: Wij?

Hammar: Ja, jullie. Of lijkt het je soms meer een taak voor onze fijngevoelige vriend Gunvald Larsson? Moet ik die d’r op afsturen?

Martin: Nou, nee.

Hammar: Nou dan?

Kristiansson: Waar denk jij dat ze ons voor hebben laten komen?

Kvant: Nou eh… om te getuigen natuurlijk. Wij hebben het toch ontdekt.

Kristiansson: Ja, dat wel, maar het is toch eh...

Kvant: Nee, niks te maren. Wij hebben die bus gevonden, en... nou, daar willen ze nog ‘ns het fijne van weten. Niks om je ongerust over te maken.

Kristiansson: Ja... Toch... ik heb het niet op die Larsson.

Kvant: O, wat kan ie ons nou maken? We hebben toch niks verkeerd gedaan? Alles volgens het boekie.

Kristiansson: Ik...

Kvant: Maar, hij laat ons ander wel mooi wachten, verdomme. Wat denkt ie eigenlijk wel?

Kristiansson: Mm.

Kvant: We hebben geen dienst meer. En ik heb beloofd om op de kinderen te passen.

Kristiansson: Dat heb je al gezegd, ja.

Kvant: Mm. Nou... nou heeft zij natuurlijk weer een pesthumeur.

Larsson: (opent de deur) Kom binnen!

Kvant: Ja. (dat doen ze)

Larsson: Zo. Kvant en Kristiansson, hè? Agenten van politie.

Kristiansson: Mm.

Kvant: Ja.

Larsson: Hoe lang doen jullie dit werk al?

Kristiansson: Eh...

Kvant: Acht jaar.

Larsson: Kun je lezen?

Kristiansson: Eh... hoe… hoe… hoe… hoezo?

Larsson: Lees dit dan... Begrijpt u wat daar staat? Of moet ik het uitleggen?... Goed, dat zal ik dan doen. Graag. Dit is een inleidend rapport, opgesteld na een onderzoek op de plaats van het misdrijf. Daar blijkt uit dat twee personen met schoenenmaat 11 zowat honderd voetafdrukken door die hele rotbus hebben achtergelaten, boven en beneden. En wie denk je dat die twee waren?...  Ik kan er ter nadere verklaring nog aan toevoegen dat ik pas een deskundige van het laboratorium gesproken heb, die me zei dat het er op de plaats van het misdrijf uitzag alsof d’r een kudde hippopotamussen urenlang had rondgestapt. Die deskundige vond het ongelooflijk dat een kudde menselijke wezens, bestaande uit niet meer dan twee personen, in staat kan zijn in zo’n korte tijd bijna elk spoor zo volkomen uit te wissen. Nou hebben hippopotamussen en andere dieren meestal geen wapens bij zich. Niettemin heeft iemand met een 7.65-Walther in de bus een schot afgevuurd, om precies te zijn door het trapgat aan de voorkant. De kogel ketste tegen het dak en werd in de vulling van één van de zitplaatsen teruggevonden. Wie denk je dat dat schot gelost heeft?

Kristiansson: Wij! Dat wil zeggen, ik.

Larsson: O ja. En waarop schoot je?

Kristiansson: Eh... nou eh... ja... op… op… op niks eigenlijk.

Kvant: Het... eh... het was een waarschuwingsschot.

Larsson: Voor wie bedoeld?

Kristiansson: Nou, we dachten dat de moordenaar nog in de bus zat en zich boven verborgen hield.

Larsson: En was dat zo?

Kvant: Eh.... nee! Nee.

Larsson: Hoe weet je dat? Wat hebben jullie na die kanonnade gedaan?

Kristiansson: Eh… we gingen naar boven, om te kijken.

Kvant: En d’r was niemand.

Larsson: (zucht) Dus jullie gingen alle twee naar boven! Hoe konden jullie zo godverdomde stom zijn?

Kvant: Eh… we namen elk één trap. Ik nam de achtertrap en hij de... hij de trap voor.

Kristiansson: Ja... ja... zodat degene die... die boven was niet kon ontsnappen.

Larsson: Maar god nog aan toe, d’r was niemand boven! Het enige wat jullie hebben gedaan is elke voetafdruk die d’r stond naar de vernieling helpen. Om over buiten maar te zwijgen. En waarom zijn jullie tussen de lichamen rond gaan stampen? Om er een nog bloediger troep van te maken?

Kvant: Ja, om... om te kijken of er nog iemand leefde. Ja, we deden het niet voor onze lol, we...

Kristiansson: Begin nou niet weer te kotsen, Kvant.

Martin: (komt binnen) Goeiemiddag. Was jij hier zo aan ‘t schreeuwen? Nou, het helpt niet veel, hoor, of je nou tegen die jongens uitvalt.

Larsson: Jawel! Het is opbouwend.

Martin: Opbouwend?

Larsson: Precies! Die twee idi... deze twee collega’s zijn de enige getuigen die wij hebben. Luister goed, jullie twee: hoe laat kwamen jullie op de plaats van het misdrijf?

Kvant: Eh... dertien  minuten over elf.

Kristiansson: Ja.

Kvant: Ik nam de tijd op op m’n chronometer.

Larsson: En ik zat op precies dezelfde plaats als ik nu zit. Ik kreeg het bericht door om achttien minuten over elf. Als we een ruime marge aanhouden en zeggen dat je een halve minuut aan de radio hebt zitten prutsen, en dat de radiocentrale vijftien seconden nodig had om jou door te verbinden, dan blijven d’r nog altijd meer dan vier minuten over. Wat heb je in die tijd uitgespookt?

Kvant: Nou eh...

Larsson: Jullie renden als vergiftigde ratten in het rond, baggerden door bloed en hersenen, en verlegden lichamen, en god weet wat jullie nog meer hebben gedaan. In die vier minuten...

Martin: Ik begrijp echt niet wat er voor constructiefs zit aan deze…

Larsson: Wacht even. Afgezien van het feit dat deze leeghoofden in die vier minuten een ruïne aanrichtten op de plaats van het misdrijf, kwamen ze d’r pas om dertien minuten over elf aan, en niet eens uit eigen beweging, maar ingelicht door de man die de bus het eerst ontdekte. Klopt dat?

Kvant: Eh… ja, ja. Klopt.

Kristiansson: Die... die ouwe. Die ouwe met z’n hond.

Larsson: Precies. Ze werden ingelicht door iemand wiens naam hen niet interesseerde en die we waarschijnlijk nooit hadden kunnen achterhalen als hij niet zo vriendelijk was geweest vandaag hier naartoe te komen... Wanneer kreeg je die man voor het eerst in de gaten?

Kvant: Nou eh...

Kristiansson: Ja, ongeveer twee minuten voor we bij de bus kwamen.

Larsson: Precies... Omdat ze volgens z’n verklaring minstens één minuut kostbare tijd verknoeiden met vanuit de auto naar hem te zitten roepen, over honden en gevaarlijk oversteken en dat jullie dienst er op zat. Niet?

Kristiansson: Eh… ja, ja.

Larsson: Toen hij dus eindelijk de kans kreeg het jullie te vertellen, was het dus ongeveer tien of elf minuten over elf. Hoe ver was deze man van de bus verwijderd toen hij jullie aanhield?

Kvant: Ongeveer eh... driehonderd meter.

Larsson: Dat is een feit, da’s een feit. En omdat die man zeventig was en ook nog een zieke tekkel mee moest sleuren...

Kvant: Ziek?

Larsson: Precies. Die rothond had een hernia en bijna verlamde achterpoten.

Martin: Ik begin te begrijpen wat je bedoelt.

Larsson: Mm... Ik liet de man vandaag hetzelfde stuk een paar keer proeflopen, met hond en al. Hij heeft het drie keer gedaan. Toen gaf de hond het op.

Kvant: Maar dat is toch dierenmishandeling!

Larsson: O ja? In ieder geval kon dat stel de afstand niet in minder dan drie minuten afleggen, hoe ze ook hun best deden. Dat betekent dat de man de stilstaande bus op z’n laatst om zeven minuten over elf gezien moet hebben. En we weten bijna zeker dat de slachtpartij tussen de drie à vier minuten eerder plaatsvond.

Kristiansson: Hoe komt u daar...

Kvant: Hoe...hoe weet u dat?

Larsson: Dat gaat jullie geen moer aan!

Martin: Het horloge van inspecteur Stenström. Eén van de kogels ging dwars door z’n borstkas en belandde in z’n rechterpols. Het knopje van z’n polshorloge, een Omega Speedmaster, brak af, waardoor het horloge volgens deskundigen onmiddellijk stil moet hebben gestaan. De wijzers stonden op drie minuten en zevenendertig seconden over elf. Wij kennen inspecteur Stenström als een perfectionist wat de tijd betreft. Hij was wat klokkenmakers wel ‘ns noemen “een secondenjager”. Dat wil zeggen: z’n horloge gaf altijd de exacte tijd aan... Ga verder, Gunvald.

Larsson: Die man met z’n hond kwam onderweg niemand tegen. Toen hij de hoek omliep, zag ie de bus aan de andere kant van de straat staan.

Kvant: Nou? En?

Larsson: Hou je bek! Hij dacht dat er een ongeluk gebeurd was en ging zo snel hij kon hulp halen. Hij holde dus in zuidwestelijke richting langs Norra Stationsgatan.

Martin: Waarom?

Larsson: Omdat ie dacht dat er bij het eindpunt wel een bus zou staan wachten. Mis. In plaats daarvan kwam ie jammer genoeg een politiewagen tegen. En nou de hamvraag: hebben jullie iemand die kant op zien komen?

Kristiansson: Nee! Alleen die man met z’n hond.

Larsson: En wat betekent dat? Wat blijkt daaruit? Dat de dader niet in zuidwestelijke richting langs Norra Stationsgatan is gevlucht en ook, dat ie niet in zuidelijke richting is gevlucht, en dus bleef er nog maar één mogelijkheid over: hij moest wel het spooremplacement op zijn gevlucht. Evengoed een geluk dat dat niet in jullie maffe koppen is opgekomen, anders hadden jullie daar ook nog alles platgetrapt. Jullie vergaten over het hek te klimmen en daar ook nog rond te rotzooien. Aan de andere kant, als jullie een beetje hersens hadden gehad, dan zouden jullie die vent misschien nog te pakken hebben gekregen. Een leuk idee, hè?

Martin: Okay! Gunvald..., nou ben je je ei kwijt, mm?

Larsson: Als jullie ook maar enig verstand in jullie dikke koppen hadden, dan zouden jullie achter de moordenaar aan zijn gegaan en ‘m gepakt hebben.

Kristiansson: Ja... of… of… of zelf afgeslacht zijn.

Larsson: Als ik die vent ooit te pakken krijg, zal ik jullie tweeën als schild gebruiken. Verdomd als het niet waar is.

Kvant: Nou eh... kunnen we nou gaan?

Larsson: Ja!! Lazer jullie maar op! (ze gaan)

Larsson: Verdomd nog aan toe! Waarom dachten ze niet na?

Martin: Sommige mensen ontwikkelen hun gedachtengang wat trager dan andere. Dat geldt niet alleen voor detectives.

Martin: Ik hoop dat u begrijpt hoezeer het ons spijt dat we hier zo moeten komen binnenvallen, maar... het is van essentieel belang dat we zo snel mogelijk een gesprek met u hebben.

Åsa: Ja, natuurlijk begrijp ik dat. Het doet er niet toe. Ik zit al in deze stoel sinds... nou, sinds ik het gehoord heb dat... Ik zit hier maar, ik probeer me te realiseren dat het waar is.

Kollberg: Juffrouw Torell, hebt u niemand die u hier gezelschap kan komen houden?

Åsa: Nee, maar ik wil hier toch niemand hebben.

Kollberg: Eh… uw ouders?

Åsa: Nee, m’n moeder stierf verleden jaar en... m’n vader is al twintig jaar dood.

Martin: Mm.

Kollberg: Ach.

Martin: Hebt u eigenlijk wel geslapen?

Åsa: Och, dat weet ik niet. De mensen die hier gisteren waren, hebben me een paar pillen gegeven, dus... ‘k zal wel even geslapen hebben. ‘t Maakt niks uit. ‘k Sla me d’r wel doorheen. Ik eh… ik zal moeten proberen te wennen aan het feit dat ie dood is. Dat kan wel even duren...

Kollberg: Juffrouw Torell, mogen wij u een paar vragen stellen over Stenström? Eh… over Åke?

Åsa: (lachje) Je denkt toch niet dat ik jullie “hoofdinspecteur Beck” en “inspecteur Kollberg” ga noemen, hè? Zeggen jullie maar Åsa tegen mij, want ik ga jullie Martin en Lennart noemen. (lachje) Ik ken jullie namelijk heel goed, in zekere zin, door Åke. We zagen elkaar veel, we woonden al een paar jaar samen…

Martin: “De heren Kollberg en Beck”… (lachje) Nee, dat is het niet. Je hebt gelijk, Åsa.

Kollberg: Wij hebben ook veel over jou gehoord, trouwens.

Åsa: Zou je me willen vertellen wat er precies gebeurd is? Ik eh... ben gisteren niet te veel eh... te weten gekomen, en de kranten lees ik niet.

Martin: Okay. Åke is doodgeschoten door een onbekende die maar liefst acht mensen heeft neergeknald met een machinepistool. In bus 47. ‘t Gebeurde tijdens de laatste rit.

Åsa: En waar ging Åke naartoe? Waarom zat ie in bus 47?

Kollberg: Ach, wij hoopten dat jij ons dat kon vertellen.

Åsa: Ik heb geen idee.

Martin: En weet jij dan wat ie eerder op de dag gedaan heeft?

Åsa: Maar weten jullie dat dan niet? Hij werkte de hele dag. Jullie zouden toch moeten weten wat ie uitvoerde?

Martin: De laatste keer dat ik ‘m levend zag, was op vrijdag. Hij was ‘s morgens even langs.

Åsa: Maar hij werkte zowel op zaterdag als op maandag! We gingen hier maandagochtend samen weg. Hebben jullie Åke maandag niet gezien?

Martin: Nee. Zei ie dat ie naar Västberga ging? Of naar het bureau Kungsholmsgatan?

Åsa: Mm, nee... Nee, hij zei niet waar ie heen ging. Maar dat verklaart het waarschijnlijk, hij moet een karweitje in

de stad gehad hebben.

Martin: Zei je dat ie zaterdag ook werkte?

Åsa: Ja, maar niet de hele dag. We gingen hier ’s morgens samen weg. Ik was om één uur klaar en ging direct naar huis, en kort daarna kwam Åke thuis. Hij had de boodschappen gedaan. En zondag was ie vrij. We zijn de hele dag samengebleven.

Martin: Mm. Heeft ie jou niet verteld waar ie aan bezig is?

Åsa: Nee…

Kollberg: Deed ie dat meestal niet?

Åsa: O jawel! We vertelden elkaar altijd alles. Maar de laatste tijd niet meer. Eh... ja, hij liet nooit iets over dat laatste karwei los. ‘k Vond het gek dat ie er niet over praatte. Hij besprak de andere zaken altijd met me, vooral als ze moeilijk en lastig waren… Ja, maar misschien mocht ie niet. Maar waarom vragen jullie dat aan mij? Jullie waren z’n superieuren! Als jullie er achter proberen te komen of ie mij politiegeheimen vertelde, dan kan ik jullie de verzekering geven dat ie dat nooit gedaan heeft. Hij heeft niet één woord gezegd over z’n werk van de laatste drie weken.

Kollberg: Ah, misschien omdat er niks bijzonders over te vertellen was, D’r is de laatste drie weken bijna niets gebeurd. We... we hebben bijna niets te doen gehad.

Åsa: Hoe kun je dat zeggen? Åke had in elk geval een heleboel te doen. Hij werkte praktisch dag en nacht.

Larsson: Nu moeten we even goed nadenken. Om drie uur precies houdt Hammar een briefing. Dat is eh... over tien minuten.

Kollberg: Alsof wij dat niet wisten.

Melander: (komt binnen) Bericht van het lab. Ze hebben achtenzestig hulzen gevonden.

Martin: Welk kaliber?

Melander: Net wat we dachten: negen millimeter.

Larsson: Nou, dat betekent dat er waarschijnlijk toch maar één gek aan het werk is geweest.

Martin: Ja.

Kollberg: Zeg, wat wil Hammar in godsnaam?

Larsson: Reconstructie.

Martin: Hier zo, de schutter moet... hier gestaan hebben, in de open ruimte bij de uitgangsdeuren.

Kollberg: Waar baseer jij die veronderstelling op?

Martin: Hier, op de kogelbanen. En op de plaats van de hulzen ten opzichte van de lichamen. Hier, bekijk de schets maar even.

Kollberg: Ja. Ja, daar moet ie gestaan hebben, ja.

Martin: Juist. Dat zou dus verklaren...

Larsson: Wat?

Kollberg: Wat wou je zegg? Dat zou verklaren...?

Martin: Dat zou verklaren waarom Stenström geen tijd had om te schieten.

Hammar: (komt binnen) Goeiemiddag.

allen: Goeiemiddag.

Melander: Wat hebt u daar? De avondbladen?

Hammar: Ja... Zeer bemoedigend, moet ik zeggen. Ik citeer: “Dit is het misdrijf van de eeuw,” zegt de harde Gunvald Larsson van de centrale recherche bij de Stockholmse Moordbrigade. En hij vervolgt: “Het was het afgrijselijkste schouwspel dat ik ooit gezien heb.” Twee uitroeptekens.

Larsson: God zal me bewaren.

Hammar: Je verkeert in goed gezelschap. De Minister van Justitie heeft zichzelf ook overtroffen. Hoor maar: “De vloedgolf van losbandigheid en geweld moet gekeerd worden. De politie heeft al haar beschikbare manschappen en materieel ingezet om de schuldige onverwijld op te sporen. In de groep belast met het directe onderzoek zijn meer dan honderd van de meest ervaren misdaaddeskundigen uit het land werkzaam, de grootste groep die in de geschiedenis ooit werd ingezet.”

Kollberg: Tja...

Hammar: Willen de heren nog meer horen?

Kollberg: Nou, niet dringend om zo te zeggen.

Hammar: Ach, politici.

Larsson: Wil de ware deskundige zich bekendmaken?

Hammar: Nog nieuws van het ziekenhuis?

Martin: Mm, nee, ze zijn nog aan ‘t opereren.

Hammar: En zijn er al mensen opgespoord die op die rit een stuk zijn meegereden?

Kollberg: Nee, maar die komen vanzelf wel nou de kranten d’r zo vol van staan.

Martin: Ja, wat nou die reconstructie betreft: wij nemen aan dat de moordenaar drie salvo’s afvuurde. Het eerste salvo van links naar rechts, waarbij ie iedereen die vóór in de bus zat neerschoot... Op de schets zijn dat de nummers één, twee, drie, acht en negen... Eén is de chauffeur en twee is Stenström.

Hammar: En toen?

Martin: Toen draaide hij zich om en eh… vuurde toen het volgend salvo af in de richting van deze vier achterin de bus. Dat waren vijf, zes en zeven. Die zijn dood. ... En nummer vier, dat is Schwerin, die is gewond.

Hammar: En het derde salvo?

Martin: Werd weer naar voren gericht maar ditmaal van rechts naar links.

Hammar: En het wapen moet een machinepistool zijn geweest?

Kollberg: Ja, naar alle waarschijnlijkheid. Als het ‘t gewone legertype...

Hammar: Ogenblik. Hoe lang zou ie d’r over gedaan hebben? Naar voren schieten, omdraaien, naar achter schieten, ‘t wapen weer naar voren richten en het magazijn leegschieten…

Kollberg: Ja, omdat we nog steeds niet weten wat voor wapen ie gebruikte...

Larsson: Ongeveer tien seconden.

Hammar: Hoe is ie uit de bus gekomen?

Martin: Da’s jouw afdeling, Melander.

Melander: De deur die openstond was de achterste ingang. Naar alle waarschijnlijkheid is de moordenaar door die deur de bus uit gevlucht. Om ‘m open te krijgen, moet ie door het gangpad naar voren zijn gelopen en toen over de chauffeur heen reikend de schakelaar ingedrukt hebben. Ik heb hier twee instructieschetsen laten vergroten van de instrumentenborden.

Larsson: Ja... Wie kan daar nou een touw aan vastknopen?

Martin: Nou, er zijn tekenen die erop wijzen dat de allerlaatste schoten vielen terwijl de schutter door het gangpad naar voren liep.

Larsson: Zuivere loopgraventactiek.

Hammar: Gunvald maakte een zeer toepasselijke opmerking. Hij begreep er niks van, zei ie. Uit dit alles blijkt dat de moordenaar zeer goed thuis was in de bus en wist hoe hij het instrumentenbord bedienen moest.

Melander: Hij wist tenminste hoe de deuren bediend moesten worden.

Hammar: Ja, wat bedoelen jullie nou eigenlijk te zeggen? Dat er opeens iemand midden in de bus opstond, alle passagiers doodschoot en gewoon wegliep, zonder dat iemand de tijd had om te reageren, zonder dat de chauffeur iets in z’n spiegel zag?

Kollberg: Nee, dat niet precies.

Hammar: Ja, wat bedoel je dan wel?

Martin: Dat iemand met een schietklaar machinepistool langs de achterste trap naar beneden kwam.

Kollberg: Iemand die daar al een tijdje in z’n eentje gezeten had. Iemand die het meest geschikte moment had zitten afwachten.

Hammar: Hoe kan de chauffeur weten of er nog iemand boven zit?

Martin: Melander?

Melander: Op de trappen zitten foto-elektrische cellen. Die cellen sturen weer impulsen naar een teller op het instrumentenbord. Voor elke passagier die de voorste trap opgaat, telt de teller d’r één bij. Zo kan de chauffeur de hele tijd in de gaten houden hoeveel mensen d’r boven zitten.

Hammar: En toen de bus gevonden werd?

Martin: Stond de teller op nul.

Hammar: Nee. Het klopt niet.

Martin: Wat… wat klopt niet?

Hammar: De reconstructie.

Martin: Waarom niet?

Hammar: Het lijk me veel te goed uitgedacht en een geestelijk gestoorde massamoordenaar gaat niet zo uitgekiend te werk.

Larsson: Oh. Nou, dat… dat weet ik nog zo net niet. Die gek die vorige zomer in Amerika meer dan dertig mensen neerschoot vanaf een toren, die had het verdomd goed bekeken: die had zelfs eten mee naar boven genomen.

Hammar: Ja, maar hij was toch mooi één ding vergeten.

Larsson: Wat dan?

Hammar: Hoe ie weg moest komen.

Kollberg: (telefoneert met Martin) D’r is niks bijzonders gebeurd, behalve dan dat het niet meer regent.

Martin: Zo zo.

Kollberg: (lachje) Schwerin ligt nog steeds in het ziekenhuis te sterven en d’r hebben zich twintig hulpvaardige getuigen gemeld.

Martin: Twintig.

Kollberg: Mm. Daarvan bleken d’r negentien in andere bussen gezeten te hebben. De enige overgebleven getuige was een meisje van achttien die bij Nybroplan instapte en drie haltes verder uitstapte om de ondergrondse te nemen.

Martin: Ja?

Kollberg: Ze slaagde d’r in de chauffeur te herkennen, maar dat was ook alles.

Martin: Ja… Zeg, waar zijn Larsson en Melander?

Kollberg: Naar huis. Zeg, luister ‘ns, Martin, die Schwerin, die zat achterin. Die moet de moordenaar gezien hebben. Tja, ‘t is niet veel, dat geef ik toe, maar... ‘t is alles wat we hebben. We hebben geen motief, we hebben geen bruikbare getuigen.

Martin: O, die komen misschien nog wel.

Kollberg: En het motief?

Martin: Nou, dat hoeft toch geen probleem te zijn. Massamoordenaars zijn psychopaten. De reden voor hun optreden kan eh… dikwijls teruggevoerd worden tot een... tot een element in hun ziektebeeld.

Kollberg: O ja, ‘k hoor het al, je hebt de commentaren van de psychologen mee naar huis genomen. Zeg, als je ‘t mij vraagt, dan maken wij de beste kans...

Martin: ...met het interne onderzoek.

Kollberg: Mm.

Martin: Nou ja, dat leidt in negen van de tien gevallen tot de moordenaar. Luister ‘ns even, Lennart, eh… blijf daar nou niet op dat bureau rondhangen, je moet morgen goed uitgerust zijn.

Kollberg: Ja, ja ja.

Martin: Ja, wat... wat… wat heb je nou eigenlijk?

Kollberg: Ach, die Stenström zit me dwars.

Martin: O ja?

Kollberg: Te bedenken dat ik die knul jarenlang uitgefoeterd heb, en nou wordt ie vermoord.

Martin: Ja. Ja, de vraag blijft nog steeds: wat deed Stenström daar in die bus?

Kollberg: Ja, dat is het ‘m.

Martin: Niet?

Kollberg: Wat voor de donder voerde hij daar uit? Dat meisje misschien, die verpleegster?

Martin: Wat, zou ie gewapend met een meisje uitgaan?

Kollberg: Ach, misschien... om stoer te lijken.

Martin: Ach, welnee, zo was ie toch niet. Dat weet je net zo goed als ik.

Kollberg: In elk geval droeg ie vaak een pistool bij zich. Vaker dan jij, en nog veel vaker dan ik.

Martin: Ja, hè, als hij dienst had.

Kollberg: Ja, ‘k zag ‘m altijd alleen als ie dienst had.

Martin: Ik ook. Maar het is een feit dat ie één van de eersten was in die afgrijselijke bus die d’r aan ging. En toch had ie nog tijd om de bovenste twee knopen van zijn jas open te maken en z’n pistool te pakken, en dat is niet mis.

Kollberg: Weet je wat ik denk, Martin?

Martin: Nou?

Kollberg: Dat die schutter helemaal niet geestelijk gestoord is. Of eerder, dat ie ‘t niet zuiver alleen deed om een sensatie te veroorzaken.

Martin: Luister nou ‘ns, Lennart, die vent is een massamoordenaar, en dus hij is gek. Hij kan best op dit moment thuis zitten, voor de televisie, ‘t effect zitten genieten. Wat denk je daarvan?

Kollberg: Okay. Okay, ik ben bekaf, ik zeur, ik ga naar huis.

Martin: Ja, precies. Slaap je maar ‘ns goed uit.

Kollberg: Hoor ‘ns, Martin... D’r is één ding dat ik nog wil doen.

Martin: Nu?

Kollberg: Ja, voordat iemand anders het doet.

Martin: Ah. Aha. Wil je z’n bureau doorzoeken?

Kollberg: (lachje) ‘k Bewonder je deductievermogen… Ga je akkoord?

Martin: Ja, ‘t lijkt me een goed idee. Niet dat je iets zal vinden, denk ik, maar eh... maar doe het, hè, dan kun je tenminste gaan slapen. En als je wat vindt...

Kollberg: Dan bel ik. Welterusten.

Martin: Te rusten.

(telefoon)

Martin: Ja ja... (neemt op) Beck spreekt u mee.

Kollberg: Martin?

Martin: Jezus, hoe laat is het? Waar ben je?

Kollberg: Nog op het bureau. Zeg, die eh… Åke Stenström...

Martin: Ach, Lennart, ‘t is midden in de nacht!...

Kollberg: Hoe vond jij ‘m eigenlijk?

Martin: Nou ja, nou, ik… ik… ik... ik vond ‘m in het begin nogal eh… nogal naïef, nogal... nogal middelmatig. Maar ik heb ‘m eh… (geeuwt) nooit zo op z’n huid gezeten als jij natuurlijk.

Kollberg: Nee, dat moest ik wel. Om z’n opgelegde zelfvertrouwen te breken, om ‘m de kans te geven dat weer op te bouwen, om ‘m te helpen een goeie politieman te worden.

Martin: Ja, nou ja, misschien had je gelijk. In elk geval is ie d’r met de jaren op vooruitgegaan. Goeie politieman. Hij zag er ook goed uit, hij had model kunnen staan voor een wervingsadvertentie. Iets dat van jou niet gezegd kan worden.

Kollberg: (lachje) ‘k Ga weer afslanken! Let maar ‘ns op.

Martin: Nou...

Kollberg: Maar ik bel jou niet voor niets uit jouw bed.

Martin: Zo.

Kollberg: Ik heb z’n bureau binnenstebuiten gekeerd.

Martin: Mooi.

Kollberg: Nette jongen. ‘k Bedoel, als ik nou ‘ns in die bus gezeten had, dan waren jij of Stenström nu in mijn bureau aan het rommelen geweest en dan was je me daar een rotzooi tegengekomen... Maar goed, niets gevonden dat ons wat wijzer kan maken.

Martin: Jezus, man, waarom bel me dan?

Kollberg: Een bruine envelop in kwartoformaat, verzegeld en nogal dik. Hij heeft ‘m echt zorgvuldig dichtgemaakt. Wat denk jij dat het kan zijn?

Martin: Ja, wat eh... eh...

Kollberg: Ja, ik vond het beter jou maar even in te lichten... voordat ik ‘m open maak. Tenslotte ben jij hoofdinspecteur, of ben ik het.

Martin: Mm. Maak maar open, Lennart.

Kollberg: Goed. Blijf je aan de telefoon?

Martin: Ja, allicht, maar schiet een beetje op! ‘k Sta met m’n blote poten op het kouwe zeil!

Kollberg: (lachje) Let op, daar gaat ie dan. (opent de envelop)

Martin: (geeuwt)

Kollberg: Mm...

Martin: Wat?

Kollberg: Nooit geweten dat Stenström fotografeerde. En nooit gedacht dat z’n belangstelling hiernaar uitging.

Martin: Dus het zijn foto’s. Okay, kan ik gaan slapen of heb je me nog meer te vertellen?

Kollberg: Het zijn foto’s, ja, van z’n eh... verloofde. Maar toch, ik... ik had er echt geen idee van dat ie d’r zo’n vreemde smaak op nahield. Evengoed, wat een stuk. Wat een stuk!...

Martin: Nou, maar je hebt ‘r toch al ‘ns een keer gezien?

Kollberg: Ja, ja, aangekleed.

Martin: Ah! Aha... Zijn ‘t zulke foto’s. Hè, vervelend.

Kollberg: Vervelend? Helemaal niet. ... O! O, ze kan ook op d’r handen staan.

Martin: Ook nog...

Kollberg: Nooit gedacht dat ze d’r naakt zo uit zou zien. Tjonge jonge, jonge, dat is me effe wat.

Martin: Ga jij nou maar naar huis.

Kollberg: Nee, ik bekijk deze foto’s nog even, dat is mijn plicht als politieman.

Martin: Ja, als je geen last hebt van scrupules, maar ik ga slapen.

Kollberg: Ik ook. Morgen moet ik trouwens weer naar d’r toe. ‘k Zit daar heus niet om te springen. Die meid heeft er een behoorlijke opduvel van gehad. Zij zou daar niet alleen moeten zitten, mm?

Martin: Nee.

Kollberg: Nou. okay, tot morgen. Eh… zeg, die foto’s laat ik hier niet achter, Martin. Die geef ik ze aan d’r terug of zoiets.

Martin: Ja.

Kollberg: Eh… misschien kan ik ze beter helemaal verdonkeremanen. Of mag dat niet?

Martin: Nou, we zullen wel zien. Hou ze voorlopig maar bij je. Stop ze in je bureau. En eh… mag ik nou weer gaan slapen?

Kollberg: Ja hoor. Eh... zeg Martin, wat… wat denk jij dat hij met die foto’s wou?

Martin: Wat denk je dat ie met... Naar kijken!

Kollberg: Ja, natuurlijk. Maar toch...

Martin: Slaap ze, Lennart! (legt de hoorn neer)

Larsson: (komt aangereden) Stap in!

Martin: Hé, da’s toevallig. ‘k Stond net uit te maken welke bus ik moest nemen... (stapt in) Zo. Tjonge jonge jonge, wat een ontzettend weer, hè. Je merkt nauwelijks dat het zomer is geweest of de winter begint weer. Waar ga je naartoe?

Larsson: Västmannagatan. Ik ga ‘ns met de dochter van dat oude wijfje in de bus praten.

Martin: O ja, ja. Zet mij maar af bij het Sabbatsberg-ziekenhuis. Ik moet die verpleegster ‘ns aan de tand gaan voelen.

Larsson: Mm.

Martin: Hoe is ‘t met Schwerin?

Larsson: Vannacht voor de derde maal geopereerd. Allebei de kogels zijn uit ‘m gehaald, maar geen van de dokters kijkt erg vrolijk.

Martin: O god.

Larsson: Als die ooit weer bij bewustzijn komt, dan zal het vandaag moeten gebeuren. Melander is naar ‘m toe met een taperecorder. Je kan tenslotte nooit weten.

Martin: Ja, ja.

Larsson: Dit soort sneeuw is volkomen nutteloos. ‘t Blijft niet eens liggen. ‘t Vliegt maar rond en belemmert het uitzicht. Hé, zeg, ga je mee naar de vrouw van Assarsson? Die knaap met die condooms? Ik moet er om drie uur zijn.

Martin: Eh… ik weet het niet.

Larsson: Nou, ik dacht, als je toch in de buurt bent. Ze woont maar één straat van het Sabbatsberg af. Dan kun je daarna ook mee terugrijden.

Martin: Ja... Ja, misschien. Het hangt ervan af wanneer ik bij die verpleegster klaar ben.

Monika Granholm: Zo, dat is beter. We hebben ook een goed restaurant, maar ik wil niet dat het hele ziekenhuis ons ziet zitten. U hebt er geen idee van hoe d’r gekletst wordt.

Martin: Ja, ja. (lacht)

Granholm: Waarom hebt u niks gegeten?

Martin: Nee, nee, nee, juffrouw eh… Granholm, ik hou het bij koffie.

Granholm: U ziet er niet bepaald gezond uit, als ik het zeggen mag.

Martin: O, ‘t gaat best, het is alleen maar een beetje te vroeg, begrijpt u wel?

Granholm: Nou, u kunt uw vragen op me afvuren. En ik zal proberen ze zo goed mogelijk te beantwoorden. Maar mag ik u eerst een vraag stellen?

Martin: Ja, natuurlijk. Wilt u roken?

Granholm: Nee, ik rook niet.

Martin: Permitteert u dat ik rook?

Granholm: Ja. Gaat uw gang… Heeft u die krankzinnige al te pakken?

Martin: (hoest) Nee, nog niet, nee.

Granholm: De mensen zijn er vreselijk van ondersteboven, weet u dat? Eén van de meisjes van de kraamafdeling durft niet meer met de bus naar haar werk te gaan. Ze is bang dat die maniak ineens met z’n machinepistool in de bus zal staan. Sinds het gebeurd is, neemt ze een taxi van en naar het ziekenhuis. U moet zien dat u ‘m te pakken krijgt.

Martin: Wij doen ons best.

Granholm: Goed.

Martin: Dank u.

Granholm: Wat wilde u over Britt weten?

Martin: Hoe goed hebt u d’r gekend? Hoe lang hebt u samen met haar in een flat gewoond?

Granholm: Ik kende d’r beter dan wie ook, zou ik zeggen. We woonden al drie jaar samen, sinds ze hier in het Sab begon.

Martin: Mm.

Granholm: Ze was de beste vriendin die ik ooit heb gehad en ze was een heel bekwaam verpleegster. Ze was heel tenger, maar werkte hard. De perfecte verpleegster. Spaarde zichzelf nooit.

Martin: Had ze geen vriendje?

Granholm: O ja. Vreselijk aardige jongen. Ik geloof niet dat ze officieel verloofd waren, maar ze had al laten doorschemeren dat ze gauw weg zou gaan. ‘k Heb zo het idee dat ze volgend jaar gingen trouwen. Hij heeft al een flat.

Martin: Kenden ze mekaar al lang?

Granholm: Minstens tien maanden. Hij is arts. Ja, ze zeggen dat meisjes verpleegster willen worden om met een dokter te kunnen trouwen, maar zo was het bij Britt niet. Ze was afschuwelijk verlegen en als de dood voor mannen. Vorige winter kwam ze op de ziekenlijst. Ze had te lage bloeddruk, voelde zich altijd moe, ze moest vrij vaak op controle komen en zo heeft ze Bertil ontmoet. ‘t Was liefde op het eerste gezicht. Ze zei altijd dat het z’n liefde was die haar beter maakte, niet z’n behandeling.

Martin: Tja.

Granholm: Wat is daar verkeerd aan?

Martin: Nee, nee nee, niets, helemaal niets, nee nee. Kende ze veel mannen?

Granholm: Haha, alleen de mannen die ze in ‘t ziekenhuis ontmoette. Ze was erg gereserveerd. Ik denk niet dat er vóór Bertil een andere man in haar leven is geweest. Bent u geïnteresseerd in haar liefdeleven? Wat heeft dat daarmee te maken?

Martin: Naast Britt Danielsson zat een man in die bus. Het was een politieman en hij heette Åke Stenström. Nou vermoeden wij - en niet zonder reden - dat hij en juffrouw Danielson mekaar kenden en samen in die bus zaten. Wat wij nou graag zouden willen weten is dit: heeft juffrouw Danielsson ooit de naam van Åke Stenström laten vallen. Dit hier is z’n foto. Hier (legt de foto neer). Hebt u deze man ooit eerder gezien?

Granholm: Ja, uit de krant. Maar deze is beter. Maar Britt kende die man niet, daar kan ik op zweren. En het is absoluut uitgesloten dat ze zich door iemand anders dan haar verloofde naar huis zou laten brengen. Zo was ze niet.

Martin: Ja, misschien waren ze bevriend, en dat...

Granholm: Nee, hoor. Britt was erg netjes. Erg verlegen, en zoals ik al zei, bijna bang voor mannen. Bovendien was ze smoorverliefd op Bertil en ze zou een andere vent niet aangekeken hebben. En daar komt nog bij dat ze me altijd alles vertelde.

Martin: Mm.

Granholm: Het spijt me, inspecteur, maar dat moet op een vergissing berusten. Het is natuurlijk altijd mogelijk dat ze elkaar kenden, dat ze jeugdvrienden waren of elkaar nog van school kenden en nou elkaar toevallig tegen het lijf gelopen waren. Maar dat is het enige wat ik zou kunnen bedenken. Britt heeft tot haar twintigste in Eslöv gewoond. Waar kwam die agent vandaan?

Martin: Hallstahammar. Eh… hoe heet die dokter nog meer behalve Bertil?

Granholm: Persson.

Martin: Persson. En waar woont ie?

Granholm: Gillerbacken 22, in Rågsved.

Martin: Rågsved. Ja.

Granholm: Nou, inspecteur, ik moet maar weer eens naar m’n kinderen. ‘k Heb er zeventien op het ogenblik.

Martin: Ach ja. Nee nee, laat... Nee, dat u mij betalen! Dit is op kosten van de regering.

Granholm: Nou...

Martin: (lachje)

Granholm: Groeten aan de regering dan. En bedankt voor de lunch.

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (12/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.
Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign