Moordbrigade Stockholm, deel 10

Moordbrigade Stockholm, deel 10
beschrijving:

DEEL 10

Anton Quintana (1937), naar de boeken van Maj Sjöwall (1935) & Per Wahlöö (1926-1975)

uitzending: VARA, woensdag 03/12/1975

bewerking: Ruurd van Wijk - muziek (naar Zweedse volksliedjes): Kees Smal - uitvoering: Letty de Jong & Harry Mooten

regie: Ad Löbler

rolverdeling: [afkondiging geeft enkel de namen van de hoorspelers]

- [Gunvald Larsson]: Hans Hoekman

- [adjudant Martin Beck]: Jan Borkus

- [Melander, collega van Beck]: Paul van der Lek

- [Inga, Martins vrouw]: Willie Brill

- [Kollberg, collega van Beck]: Hans Karsenbarg

- [de dokter]: Jan Verkoren

- [commissaris Hammar]: Huib Orizand

- [Sonja Hansson]: Barbara Hoffman

- [mevrouw Carlsson]: Fé Sciarone

- [haar dochtertje Eva]: Gerrie Mantel

duur: 36'06"

Hier begint het hoorspel naar het derde boek, Mannen på balkongen, verschenen in 1967, in het Nederlands vertaald onder de

titel De man op het balkon door Cora Polet en bij A.W. Bruna & Zoon te Utrecht/Antwerpen verschenen in 1969 als Zwart Beertje nr. 1288.

Kort na elkaar worden twee jonge meisjes vermoord. Het gehele poltiekorps van Stockholm is op de been om de dader op te sporen. Er is slechts één ding over hem bekend: hij is een lustmoordenaar…

hoorspel:

(schrijfmachine ratelt - Martin Beck komt binnen)

Gunvald Larsson: Wat kom je hier doen? Wat hebben we nou weer fout gedaan?

Martin: Nou, niets voor zover ik weet. Maar maak je niet ongerust, ik liep hier alleen maar even naar binnen om met… Melander te praten. Ik heb gevraagd of ie iets voor me kon doen. Waar is ie?

Gunvald: Op de plee, zoals altijd.

Martin: Oh. Wat zit jou dwars, Gunvald, hè?

Gunvald: Nou, wat dacht je? Wat anders dan die berovingen? Gisteravond weer een, in het Vanadispark.

Martin: Ja, ik heb het gehoord.

Gunvald: Een gepensioneerde die z’n hond uitliet. Gewoon van achteren neergeslagen. Honderdveertig kronen in z’n portefeuille. Een hersenschudding. Ligt nog in ‘t ziekenhuis. Niks gehoord en niks gezien.

Martin: Tja.

Gunvald: ‘t Is de achtste keer binnen veertien dagen. Die kerel slaat er nog ‘ns een dood, als iemand ‘m niet gauw pakt tenminste.

Martin: Wat bedoel je met “iemand”?

Gunvald: De politie verdomme, wie dan ook. Een patrouille in burger van de afdeling ordehandhaving van het negende district was er een kwartier voor dat het gebeurde.

Martin: Zo zo. En toen het gebeurde, waar waren ze toen?

Gunvald: Toen zaten ze op het bureau koffie te drinken. Zo gaat het altijd. Als er een agent in ieder bosje in het Vanadispark zit, dan gebeurt het in het Vasapark, en als er een agent in ieder bosje in het Vanadispark en het Vasapark zit, dan duikt ie op bij de Uggleviks fontein.

Martin: Ja, en als daar nou ook een agent in elk bosje zit?

Gunvald: Dan gooien demonstranten het Amerikaanse handelscentrum in of steken de Amerikaanse ambassade in brand. ‘t Is niet iets om grapjes over te maken.

Martin: Dat doe ik helemaal niet. Ik vroeg het me alleen maar af. Ja…

Gunvald: Die man weet wat ie doet. Je zou bijna denken dat ie radar heeft. D’r is nooit een agent in de buurt als hij z’n slag slaat.

Martin: Nou eh... stuur d’r dan een eh...

Gunvald: Wie sturen? Wat sturen? De hondenwagen? Zodat die beesten onze mensen in burger dood kunnen bijten? Trouwens, die man van gisteren had ook een hond en wat had ie d’r aan?

Martin: Wat voor soort hond?

Gunvald: Nou, hoe moet ik dat weten? Moet ik misschien die hond verhoren!? Moet ik die hond hier laten komen en ‘m naar de plee sturen om ‘m door Melander te laten verhoren? Een idioot sluipt in de parken rond en slaat mensen neer, en hij begint over honden te leuteren.

Martin: Ja, neem me niet kwalijk, eigenlijk was ik het niet die over honden begon te leuteren, nietwaar?

Gunvald: Bovendien heb ik je gezegd dat die man weet wat ie doet. Hij valt alleen weerloze mannetjes aan of vrouwen, en altijd van achteren. Wat zei iemand ook weer vorige week? O ja, hij sluipt als een panter uit de bosjes.

Martin: Mm... ja... D’r is maar één manier, hoor.

Gunvald: Hoe dan?

Martin: D’r zelf op uit gaan, verkleed als een weerloze.

Gunvald: Daar kan ik niets komisch in zien... Ik zit tot aan m’n nek in één van de ergste series berovingen die ik ooit heb meegemaakt en dan kom jij met allerlei lollige opmerkingen over honden en zo.

Martin: Zal ik jou ‘ns wat vertellen, Gunvald? Het zou je nog bijna lukken iets te doen waar maar heel weinig collega’s in geslaagd zijn, namelijk me zo ontstellend te irriteren dat ik zelfs op het punt sta m’n zelfbeheersing te verliezen.

Gunvald: Zo zo...

Martin: Ja ja.

Gunvald: En dan?

Melander: (komt binnen) Dag.

Martin: Dag.

Melander: Zeg, die naam schoot me te binnen op hetzelfde moment dat jij de hoorn op de haak legde. Arvid Rönn. ‘k Heb ‘m ook in de telefoongids gevonden, maar bellen heeft geen zin.

Martin: Waarom niet?

Melander: Hij is in april overleden, hersenbloeding.

Martin: Mm.

Melander: Maar tot het laatst zat ie in dezelfde branche. Hij had een uitdragerswinkel in zuid. Die is nou gesloten.

Gunvald: Waar ben jij aan bezig?

Melander: O, niks bijzonders. Martin was de naam vergeten van een heler waar we twaalf jaar geleden achter aan gezeten hebben.

Gunvald: Heb je hem toen te pakken gekregen?

Melander: Nee.

Gunvald: Maar... jij herinnert het je nog wel?

Melander: Ja.

Gunvald: Nou vraag ik me toch af hoe het in godsnaam mogelijk is dat je je de naam kunt herinneren van iemand die Rönn heette twaalf jaar geleden.

Melander: Da’s toch geen bijzonders. (telefoon)

Gunvald: (neemt op) Eerste districtsbureau, met de dienstdoende wachtcommandant... Pardon? Wat zegt u? Wat? Of ik een detective ben? U spreekt met de dienstdoende wachtcommandant van het eerste districtsbureau, met adjudant Larsson... Pardon? Hoe was uw naam?... En waar gaat het over? Pardon, ik heb het niet goed verstaan. Wat?... Een wat?... Een kat?... Hè? Hè?... Een man... Staat er een man op uw balkon?... Ja ja, ik begrijp het. Hoe ziet ie d’r uit, zei u? Ja ja ja, ik hoor u wel. Dun achtervergekamd haar, grote neus... Juist. Wit overhemd. Ja. Middelgroot postuur. Bruine broek. Open... Wat? O, het... het overhemd, ja. Blauwgrijze ogen. Een... een ogenblik alstublieft, mevrouw, laten we mekaar goed begrijpen. Hij staat dus op z’n eigen balkon. Ja, neem me niet kwalijk mevrouw, het enige wat die man gedaan heeft is op z’n eigen balkon staan. Wat doet ie nog meer?... Op straat kijken? Ja, wat gebeurt er dan op straat?... Niks... Wat zei u? Spelende kinderen? ‘s Nachts ook? Zijn er ‘s nachts ook spelende kinderen? O o, toch niet. Maar hij staat daar maar te staan ‘s nachts. Nou, wat wilt u dat we doen? De hondenwagen d’r op af sturen? D’r is geen wet die de mensen verbiedt op hun eigen balkon te staan, mevrouw... Een waarneming rapporteren, zegt u? Mijn god, als iedereen dat soort waarnemingen zou rapporteren, zouden we drie agenten nodig hebben voor iedere inwoner!... Bedanken!? Moeten wij u bedanken??.. Onbeschaamd? Gedraag ik me onbeschaamd?? Nee maar... eh... luistert u ‘ns, dame...  Zij heeft opgehangen... (gooit de hoorn neer) Lazer toch op, rotwijf!

Martin: (grinnikt)

Gunvald: Die mensen zijn gek. Vragen ze zich toch af wat je uitvoert. Waarom geeft de centrale zulke geprekken door!? D’r zou een directe lijn moeten zijn met het gekkenhuis.

Melander: Je moet eraan wennen...

Gunvald: En wat moet jij eigenlijk met die koffer, Martin? Ga jij op reis?

Martin: Nou nee, alleen maar voor een paar dagen naar Motala. Moet ik iets eh... iets nakijken, begrijp je wel?

Gunvald: Oh.

Gunvald: Ja. Zeg, ik ben hooguit eh... met een week terug. En Kollberg komt vandaag weer thuis, dus eh… vanaf morgen werkt ie weer. Je hoeft je niet ongerust te maken.

Gunvald: Ik maak me niet ongerust.

Martin: Tussen haakjes, die eh... die roofovervallen...

Gunvald: Ja?

Martin: Eh... ach nee... nee, niks.

Melander: Als die het nog twee keer flikt, hebben we ’m.

Martin: Zo is dat. Dag.

Gunvald: Dag!

Martin: (draait een nummer - hoest)

Inga Beck: Met mevrouw Beck.

Martin: Met mij.

Inga: Ben je nog niet weg?

Martin: Nee. ‘k Logeer in hotel Palace. ‘k Vond dat je dat moest weten.

Inga: Hoe lang blijf je weg?

Martin: Een week.

Inga: Hoe weet je dat zo precies?

Martin: Zeg Ingrid gedag van me. En pas goed op je... op jezelf.

Inga: Dank je... (Martin verbreekt de verbinding en draait een nieuw nummer)

Kollberg: Kollberg.

Martin: Dag Lennart, met mij. Nee, ik wou alleen maar even checken of je al terug was.

Kollberg: Wat ontroerend.

Martin: Ja, hè?

Kollberg: Ben je nog niet weg?

Martin: Hoe gaat het met Gun?

Martin: Goed. Ze wordt met de dag dikker. Ja, ‘t zal wel een tweeling worden als ik het zo bekijk.

Martin: Mm. ‘k Ben over een week terug.

Kollberg: Dat is me bekend. Wat moet jij in Motala doen?

Martin: Nou, je weet toch wel die ouwe man die eh...

Kollberg: Welke ouwe man?

Martin: Nou, die lompenhandelaar die gisterennacht in z’n huis verbrand is. Heb je dat niet gelezen?

Kollberg: ‘k Heb het in de krant gelezen. Nou, en?

Martin: Nou, nou, ik moet er heen om een kijkje te nemen.

Kollberg: Kunnen ze daar op hun eigen houtje geen gewone brand ophelderen?

Martin: Ja, in elk geval hebben ze mij gevraagd om...

Kollberg: Wacht ‘ns even, wacht ‘ns even... ‘t Is best mogelijk dat je dat je vrouw wijs kunt maken, maar ik stink d’r niet in. Ik weet bovendien heel goed wat ze gevraagd hebben en wie het gevraagd heeft. Wie is momenteel chef van de recherche in Motala?

Martin: Ahlberg. Maar wat...

Kollberg: Precies! En bovendien weet ik dat je vijf vakantiedagen hebt opgenomen die je van je overwerken te goed had. Jij gaat dus naar Motala om met Ahlberg in het Stadshotel lekker te gaan zitten hijsen. Of niet soms?

Martin: Tja, maar...

Kollberg: Veel plezier. Pas goed op jezelf.

Martin: Dank je.

Kollberg: Zeg, Martin...

Martin: Ja?

Kollberg: Ga jij eh... zalmforel vissen?

Martin: (lachje) Misschien.

Kollberg: Of ben je alleen maar op de loop voor je nieuwe rang?

Martin: Hè hè ... leuk ben je.

Kollberg: Hoe is je nieuwe werkkamer, “inspecteur”?

Martin: Beroerd! Te veel lawaai. Zeg, heb je gehoord dat Gunvald Larsson nu bij ons ondergebracht?

Kollberg: O ja?

Martin: Ja

Kollberg: Moet dat nou?

Martin: Ik krijg nog eens een keer ruzie met die man.

Kollberg: Nou, pas maar op. Hij weegt zeker 98 kilo en hij is, geloof ik, beroeps-zwaargewicht geweest.

Martin: Ja, en ie kan niet hebben dat je ’m in de maling neemt.

Kollberg: Deed je dat?

Martin: (lachje) Ja, ‘k kon’t niet laten. (lachje) Nou... ik eh... moet m’n trein halen. Je doet je best wel, hè?

Kollberg: Ja. Jij ook. Op de zalmforel. Groeten!

Martin: Ja, dag. (legt neer)

Martin: Ik had het verdiend. ‘t Was een drukke winter geweest, met veel werk, en een afschuwelijk voorjaar. Ik kon goed opschieten met Ahlberg. We zaten te drinken in het Stadshotel of we gingen er met de boot op uit. Ik had het naar m’n zin. Ik hoopte dat het een rustige zomer zou worden en ik was vast van plan nergens emotioneel bij betrokken te raken. Ik gunde Gunvald zijn roofovervaller en zijn woede… De roofovervaller sloeg weer toe, op 9 juni. Dat was op een vrijdag. Een dikke tante was de klos. Hij ramde d’r gezicht in mekaar met een boksbeugel. O, ik begrijp Gunvald en zijn woede wel. Maar zo is het nou eenmaal. Woede helpt niet. “25 piek”, zei een meisje in het Centraal Station tegen me. Ze was nog geen veertien en ze hield in d’r hand zo’n strook foto’s die je zo maakt in een... zo’n pasfoto-automaat. Ze zat op d’r knieën op het bankje en had d’r jurk tot aan de oksels opgetrokken. O, ik weet het: kinderen worden tegenwoordig sneller volwassen en soms verdommen ze ’t om ondergoed te dragen. En fototechnisch was het niet veel waard. Maar toch, de een of andere idioot zal d’r foto’s wel gekocht hebben. En wat dan? Dan heeft ze 25 piek om wat preludine of marihuana te kopen. Veertien jaar... En woede, Martin Beck, woede helpt niet. En voetballende jongens vinden in een park onder de struiken het lichaam van een meisje. En als ze dat zo zien liggen, moeten ze overgeven. En wie d’r daar zo zag, zou het nooit, nooit van z’n leven meer vergeten. Misschien was ze een jaar of negen... Zo is het nou eenmaal, en woede helpt niet. Een angstige moeder gaat naar het politiebureau om te vragen of ze d’r dochtertje willen zoeken. ‘t Kind is om zeven uur buiten gaan spelen en sinds die tijd... Alle surveillerende eenheden krijgen dan een signalement van dat meisje door. Routine. Nou ja. En toevallig is dan net je beste vriend en collega net terug van vakantie. Die wordt gealarmeerd door de voetballende jongens en die binnen tien minuten met vier agenten ter plaatse is. Arme Lennart... Daar staat ie. En hij denkt aan de ouders van dat meisje die nu angstig thuis zitten te wachten, en hij smeekt uit het diepst van z’n hart dat hij het niet hoeft te zijn om de mensen de waarheid te moeten vertellen. En als de recherche dan eindelijk arriveert, heeft ie het gevoel dat ie een eeuwigheid in de regen heeft gestaan, een eindje bij het kleine dode kinderlichaam vandaan. Zodra de experts met hun arbeid beginnen, gaat hij weg. Hij wandelt in z’n eentje naar het districtsbureau terug. En dat beeld van dat dode meisje is voorgoed op z’n netvlies geëtst. En woede, beste Lennart, woede help niet...

dokter: Gewurgd. En een vorm van verkrachting.

Kollberg: Wanneer?

dokter: Nou, in de loop van gisteravond. ‘k Laat nagaan wanneer ze gegeten heeft, en wat eh...

Kollberg: Ja ja, dat weet ik. Denk je dat ‘t in ‘t park gebeurd is?

dokter: Nou, ik kan niks vinden wat op het tegendeel wijst.

Kollberg: Mm... Verdomd jammer dat het zo geregend heeft. ‘t Maakt alles weer moeilijker.

dokter: Ja ja. Nou, sterkte.

Kollberg: (komt binnen) Afschuwelijke zaak.

Melander: Ja. Hebben jullie iets kunnen vinden?

Kollberg: Mm, voor zover ik weet niets. De regen heeft het meeste uitgewist.

Hammar: Wanneer denk je dat het gebeurd is? Daar is er gisteravond ook een overval gepleegd. ‘k Zat juist het rapport te bestuderen.

Kollberg: Mm. Ik zou het niet weten. Kijken wanneer we d’r kunnen overbrengen.

Melander: Denk je dat het dezelfde kerel is geweest? Dat ie toevallig iets gezien heeft of zo?

Kollberg: Nou, als ze verkracht is, zal het wel niet dezelfde zijn. Iemand die roofovervallen pleegt en ook nog zedenmisdrijf, ja, da’s wel een beetje te veel van het goede.

Melander: Verkracht? Heeft de dokter dat gezegd?

Kollberg: Hij sloot de mogelijkheid niet uit.

Melander: Weten jullie al wie ze is?

Kollberg: Ja, waarschijnlijk wel. We hebben haar geïdentificeerd van een foto die de moeder gisteravond hier gelaten heeft.

Melander: Laat ‘ns zien.

Kollberg: Hij ligt in die map, pak ‘m maar.

Martin: Een amateurkiekje. Op de foto staat het meisje, dat nu dood in het Vanadispark ligt, tegen de boom geleund, en lacht in de zon. Mm. Laat ik niet aan dat meisje denken... Liever niet. Ik denk liever aan dat groen van dat park, ‘t maakt niet uit welk park. Neem het Tantopark, desnoods het Vanadispark. Groen... Groen... Al dat prachtige groen dat me nachtmerries zou bezorgen. Geleund tegen een boom, en lacht in de zon.

Hammar: Weten haar ouders het al?

Kollberg: Nee.

Hammar: Hier is ‘t adres.

Kollberg: Mevrouw Karin Carlsson. Sveavägen 83.

Hammar: Het meisje heette Eva. ‘t Zou het beste zijn als iemand… als jij d’r heen gaat. Nu, voordat ze ‘t op een onaangename manier te horen krijgt.

Kollberg: Mm, ‘t is zo al onaangenaam genoeg. Maar goed, okay, ‘k zal wel gaan. Iemand moet het doen. ‘t Is geen wonder dat we een tekort aan mensen hebben. Je moet wel gek zijn om smeris te worden. (gaat naar buiten)

Kollberg: Mag ik even binnenkomen?

mevrouw Carlsson: Hebt u haar nog niet gevonden?

Kollberg: Zullen we niet gaan zitten?

Carlsson: Wat is er gebeurd? Hebt u haar gevonden?

Kollberg: Eh... ja. Zou u zo goed willen zijn te gaan zitten, mevrouw Carlsson? Waar is uw man?

Carlsson: Ik heb geen man. Ik ben gescheiden. Waar is Eva? Wat is er gebeurd?

Kollberg: Mevrouw Carlsson, ik vind het heel erg dat ik u dit moet zeggen... Uw dochtertje is dood. Is er misschien iemand die we kunnen laten halen om u gezelschap te houden? Uw ouders misschien?

Carlsson: Het... het is niet waar...

Kollberg: Het spijt me heel erg, mevrouw Carlsson.

Carlsson: Maar... maar hoe? We zouden met vakantie gaan!...

Kollberg: We weten het nog niet precies. Wij denken dat ze in... handen van iemand gevallen is.

Carlsson: Dood... Vermoord?...

Kollberg: Ja.

Carlsson: Eva niet... Het... het... het is Eva niet. U… u… u hebt u vergist, heus...

Kollberg: Nee... nee. ‘t Spijt me, mevrouw Carlsson. Is er misschien iemand die ik kan bellen, iemand die ik kan vragen hier te komen? Uw ouders bijvoorbeeld? Of iemand anders?

Carlsson: Nee, nee nee, die niet. Ik wil niemand hier hebben.

Kollberg: Uw gewezen man?

Carlsson: Die woont, geloof ik, in Malmö.

Kollberg: Welke dokter hebt u, mevrouw Carlsson?

Carlsson: Dr. Ström. Daar zijn we woensdag nog geweest. Eva had al een paar dagen buikpijn... en om... om... omdat we met vakantie zouden gaan vond… vond ik het beter... Eva is nooit ziek... Die buikpijn ging weer over. De dokter dacht dat het een infectie was, die gauw weer over zou zijn, buikgriep of zo. Nu is ze weer beter...

(Gunvald komt aangereden in het Vanadispark en stapt uit)

Gunvald: Dag. Hoe staat het ermee?

Kollberg: Ik zou het niet weten.

Gunvald: Het is de regen. Het heeft de hele nacht gegoten. Als ze voetafdrukken vinden, zijn dat vermoedelijk de mijne. Ik ben hier gisteravond geweest, even na tienen.

Kollberg: O...

Gunvald: De overvaller heeft een vrouw neergeslagen, nog geen vijftig meter daar vandaan.

Kollberg: Ik heb het gehoord.

Gunvald: Ze had ‘r fruitwinkel gesloten en was op weg naar huis. Ze had de hele kassa bij zich.

Kollberg: O...

Gunvald: De hele kassa. De mensen zijn niet goed wijs. En dat meisje, dat moet daar toen al gelegen hebben.

Kollberg: Waarschijnlijk wel.

Gunvald: Het was al gaan regenen toen we hier kwamen. Een surveillanceteam in burger van het negende district was drie kwartier voor de overval nog hier geweest. Toen moet ze d’r ook al gelegen hebben.

Kollberg: Zochten ze de overvaller?

Gunvald: Ja. En toen hij hier was, waren zij bij de Uggleviksfontein. ‘t Was de negende keer.

Kollberg: Hoe is het met die vrouw?

Gunvald: Een geval voor de ambulancewagen. Meteen naar het ziekenhuis. In shock, een gebroken kaakbeen, vier uitgeslagen tanden en een gebroken neusbeen. Ze heeft alleen kunnen zien dat het een man was en dat ie een rooie zakdoek voor z’n gezicht had. Fantastisch goed signalement...! Had ik de hondenwagen maar gehad!

Kollberg: Wat?

Gunvald: Die voortreffelijke maat van jou, Beck, die zei, toen ie de vorige week op ‘t bureau was, dat ik de hondenwagen d’r op af moest sturen. Misschien dat één van de honden dan...

Kollberg: Ja, ja, dat had gekund, ja.

Gunvald: Is er eh... seks in het spel?

Kollberg: Vermoedelijk wel.

Gunvald: In dat geval is er waarschijnlijk geen verband tussen beide.

Kollberg: Nee, vermoedelijk niet.

Gunvald: En wanneer komt die Beck eigenlijk terug?

Kollberg: Morgen.

Gunvald: Zo. Nou, leuke start voor ‘m. Hij is jullie beste man wat verhoren betreft, niet?

Kollberg: Ja.

Gunvald: Dan zal hij de moeder wel moeten verhoren. Of niet soms?

Kollberg: Waarschijnlijk wel, ja.

Gunvald: Ik moet er niet aan denken. Wat een ellende...

Kollberg: ‘t Hoort bij ‘t werk. Soms kun je d’r niet onderuit.

Gunvald: Mm. Jij moest het haar gaan vertellen, hè?

Kollberg: Ja, maar gelukkig kon haar dokter meteen komen.

Gunvald: Hé, wil je misschien mee naar het bureau rijden?

Kollberg: Nee, laat ik dat maar niet doen. Laat me nou maar wat lopen.

Gunvald: Zoals je wilt.

Martin: Ik denk dat het beter is dat dit verhoor wordt afgenomen door een vrouw. Een inspectrice van de zedenpolitie.

Hammar: O ja?

Martin: Mm.

Hammar: Weet jij iemand?

Martin: Sonja Hansson.

Hammar: Is dat niet die jongedame die jullie bijna van het leven hebben beroofd door haar als lokaas te laten dienen voor die lustmoordenaar?

Martin: Ja, dat is ze.

Hammar: Gewoon een wonder dat ze bij het korps is gebleven!

Martin: Ja.

Hammar: Hoe maakt mevrouw Carlsson het?

Martin: Ja, hoe zal ze ’t maken? ‘t Is nog geen 24 uur geleden dat ze hoorde dat ‘r dochtertje gewurgd is. Ondanks alle spuitjes en tabletten is ze nog helemaal niet over die schok heen, da’s duidelijk.

Hammar: Ja, maar dit gesprek kan toch niet uitgesteld worden. Afgezien van deze ene getuige beschikken we over geen enkel bruikbaar spoor noch over enig aanknopingspunt.

Martin: O, ik weet het.

Hammar: Het spijt me dat je meteen al in zo’n onaangename zaak terecht moet komen, maar zo is het nou eenmaal.

Martin: Ja.

Hammar: Ga je gang dan maar, Martin.

Martin: Goed.

Hammar: Die Sonja Hansson lijkt me een geslaagde keus.

Martin: Dank u.

(Martin luistert samen met Kollberg naar de bandopname van het verhoor)

Sonja Hansson: Ik weet dat het moeilijk voor u zal zijn, mevrouw Carlsson, maar... helaas zijn er bepaalde vragen die we nu eenmaal moeten stellen.

Carlsson: Ja.

Sonja: U heet dus Karin Elizabet Carlsson?

Carlsson: Ja.

Sonja: Wanneer bent u geboren?

Carlsson: 7 april 19 eh...

Sonja: Wilt u proberen uw hoofd naar de microfoon gekeerd te houden als u antwoord geeft?

Carlsson: 7 april 1937.

Sonja: Burgerlijke staat?

Carlsson: Wat?

Sonja: Ik bedoel of u ongetrouwd bent, getrouwd of gescheiden.

Carlsson: Gescheiden.

Sonja: Hoe lang?

Carlsson: Zes jaar. Bijna zeven.

Sonja: En hoe heet uw voormalige echtgenoot?

Carlsson: Sigvard Erik Bertil Carlsson.

Sonja: Waar woont hij?

Carlsson: In Malmö. Ja, ik... ik bedoel daar staat ie ingeschreven. Dat dacht ik tenminste.

Sonja: Dacht u dat... U weet het niet zeker?

(Martin: Hij is zeeman. We konden d’r nog niet achter komen waar ie momenteel verblijft.)

Sonja: Had uw man dan geen onderhoudsplicht jegens uw dochtertje?

(Martin: Ja, maar hij schijnt al verscheidene jaren niet betaald te hebben.)

Carlsson: Hij heeft nooit veel om Eva gegeven.

Sonja: En uw dochtertje heette Eva Carlsson. Nog meer voornamen?

Carlsson: Nee.

Sonja: En ze was geboren op 5 februari 1959?

Carlsson: Ja.

Sonja: Zou u zo vriendelijk willen zijn ons zo nauwkeurig mogelijk te vertellen wat er vrijdagavond gebeurd is?

Carlsson: Gebeurd... Er is niks gebeurd. Eva... Eva ging buiten spelen.

Sonja: Hoe laat was dat?

Carlsson: Mm.. even na zevenen. Ze had naar de t.v. zitten kijken en we hadden gegeten.

Sonja: Hoe laat had u gegeten?

Carlsson: Om zes uur. Ja, we aten altijd om zes uur, als ik thuiskwam. Ik werk op een fabriek van lampenkappen. Op de terugweg haal ik Eva op uit het kinderverblijf waar ze ‘s middags na schooltijd altijd heen gaat. En... dan doen we samen boodschappen onderweg.

Sonja: Wat had ze die avond gegeten?

Carlsson: Mm... Gehakt... Eh... mag ik… mag ik een beetje water?

Sonja: Ja, natuurlijk. (schenkt uit)

(Martin: (geeft vuur aan Kollberg) Alstublieft.)

Carlsson: Fijn... Dank u wel… Gehakt. En aardappelpuree. En we hadden ijs toe.

Sonja: En wat had ze gedronken?

Carlsson: Melk.

Sonja: Wat hebben Eva en u daarna gedaan?

Carlsson: Naar de t.v. gekeken. Er was een kinderprogramma.

Sonja: En om zeven uur ging ze dus naar buiten?

Carlsson: Ja. Het... het regende niet meer en... toen begon het journaal op de t.v. en ze geeft niets om het nieuws.

Sonja: Ging ze alleen?

Carlsson: Ja. Het... het was nog helemaal licht op straat en de zomervakantie was begonnen. Ze mocht tot acht uur buiten spelen. Vindt u dat... vindt u ‘t onverantwoordelijk van mij?

Sonja: O, zeker niet, helemaal niet. Daarna hebt u haar niet meer gezien?

Carlsson: Nee. Niet voor... nee, nee, ik kan... nee.

Sonja: De identificatie daar... Hoeven we ‘t nu niet over te hebben. Hoe laat werd u ongerust?

Carlsson: Ik weet het niet. Ik... ik was de hele tijd ongerust. Ik ben altijd ongerust als ze niet thuis is. Ze… ze is het enige…

Sonja: Maar hoe laat begon u haar te zoeken?

Carlsson: Oh, eh... niet voor na half negen. Ja, ze is ie altijd even precies. Ze blijft soms bij een vriendinnetje hangen zonder op de klok te kijken. Ja, u weet hoe het gaat als kinderen aan ‘t spelen zijn?

Sonja: Mm, zeker, ik begrijp het. Hoe laat begon u te zoeken?

Carlsson: Om... ongeveer kwart voor negen. Ik... ik kende twee speelkameraadjes van haar leeftijd, waar ze wel ‘ns naartoe ging. Ik heb de ouders van het ene meisje opgebeld. Maar ik kreeg geen gehoor.

(Martin: Ja, de familie is de stad uit. Ze zijn eh… naar hun zomerhuisje gegaan voor een weekend.)

Carlsson: O... O, dat... dat wist ik niet... Eva ook niet, geloof ik.

Sonja: En wat hebt u toen gedaan?

Carlsson: Nou, de ouders van het andere meisje hebben geen telefoon. Ik ben naar ze toe gegaan.

Sonja: Hoe laat was dat?

Carlsson: Ha, ik kan daar niet voor negenen geweest zijn, want de buitendeur zat op slot en het duurde even voor ik erin kon. Ik heb moeten wachten tot er iemand kwam. En Eva was er inderdaad geweest, na zeven uur. Maar het andere meisje mocht niet mee. Haar vader zei dat hij het te laat vond voor kleine meisjes om buiten te spelen. Goh, als... als ik dat nou maar... Ziet u, het was nog helemaal licht, d’r waren overal mensen... Goh, als ik...

Sonja: Is uw dochtertje onmiddellijk weer weggegaan?

Carlsson: Ja. Ze zou naar de speelplaats gaan, had ze gezegd.

Sonja: Welke speelplaats zou ze volgens u bedoeld kunnen hebben?

Carlsson: Ja, die in het Vanadispark bij de Sveavägen. Daar gaat ze altijd naartoe.

Sonja: Zou ze niet de andere speelplaats bedoeld kunnen hebben, die bij de watertoren ligt?

Carlsson: Nee, nee dat geloof ik niet. Daar ging ze nooit naartoe. En zeker niet alleen.

Sonja: Is het mogelijk dat ze andere speelkameraadjes ontmoet heeft?

Carlsson: Ja, ik... zou niet weten wie. Ze... ze speelde altijd met die twee.

Sonja: Toen u haar dus niet vond, wat hebt u toen gedaan?

Carlsson: Ik... ik ben naar de speelplaats aan de Sveavägen gegaan om daar te kijken. Die was leeg.

Sonja: En toen?

Carlsson: Ja, ik... ik wist niet wat ik toen nog meer kon doen. Ik… ik ben naar huis gegaan en heb zitten wachten. ‘k Heb voor ‘t raam naar haar uit staan kijken.

Sonja: Wanneer hebt u de politie gebeld?

Carlsson: O, later pas. Om vijf minuten over tien zag ik een politieauto stoppen bij het park en daarna een ambulancewagen. ‘t Was weer gaan regenen. Ik... ik trok m’n jas aan en rende daar naartoe. Ik eh... ik heb met die agent gesproken die daar was, maar... die zei dat het een oudere dame was die zich  bezeerd had.

Sonja: En toen bent u weer naar huis gegaan?

Carlsson: Ja. En toen zag ik dat het licht brandde. (lachje) Ik was zo blij. Ik dacht dat ze thuis was gekomen, maar ‘k had zelf vergeten het licht uit te doen.

Sonja: Hoe laat hebt u de politie gebeld?

Carlsson: Toen het... over half elf was geworden. ‘k Hield het niet langer uit. ‘k Heb m’n vriendin opgebeld, een collega. Ze woont in Hökarängen. Ze zei dat ik onmiddellijk de politie moest bellen.

Sonja: Volgens de gegevens hebt u om tien voor elf gebeld.

Carlsson: Ja, ja... tien voor elf. En daarna…

(Martin: Geef me die asbak even... Ja, dank je, ja.)

Carlsson: …ben ik naar het politiebureau gegaan. .... gatan. Ho, daar waren ze heel aardig. Ik moest ze vertellen hoe Eva er uitziet, ...zag. Wat ze aan had. ‘k Had een foto meegenomen, zodat ze konden zien hoe ze er uitzag. Maar ze waren ontzettend vriendelijk. De agent die alles opschreef zei dat er zoveel kinderen zoek raken of verdwalen of... of bij een vriendinnetje thuis blijven spelen, dat ze allemaal na een paar uren weer terecht komen. En…

Sonja: Ja?

Carlsson: En hij zei ook: als er wat gebeurd was, een ongeluk of zo, dat ze dat gehoord zouden hebben.

Sonja: Hoe laat was u weer thuis?

Carlsson: Eh... ‘t was over twaalven. ‘k Heb de hele nacht opgezeten. De hele nacht... Ik zat te wachten of er iemand zou bellen. De politie. Ze hadden m’n telefoonnummer. Maar er belde niemand. Toen heb ik ze nog maar een keer gebeld. Maar de agent zei dat hij m’n nummer had genoteerd en dat ie onmiddellijk zou bellen als... als... Maar ja, er belde niemand, helemaal niemand. ‘s Ochtends ook niet. En toen kwam die... ene agent in burger, en ie zei… ie zei...

Sonja: Ja, ik geloof niet dat we daar verder op in hoeven te gaan.

Carlsson: O nee, nee...

Martin: Uw eh... uw dochtertje is een paar maal in aanraking geweest met eh... met vieze mannetjes... Is dat niet zo?

Carlsson: Ja. Vorig jaar herfst. Tweemaal. Ze dacht dat ze wist wie het was. Iemand die in hetzelfde huis woonde als Eivor, dat speelkameraadje dat geen telefoon had.

Martin: Die in de Hagagatan?

Carlsson: Ja, ja. Ik heb het aangegeven bij de politie. Ze zijn toen hier geweest in hetzelfde gebouw en Eva moest alles vertellen. Ja, ik... ik geloof dat...

Sonja: Ja, het verhoor heb ik destijds zelf afgenomen. Het bandje hebben we al te voorschijn gehaald. Lennart heeft het nu.

Martin: Eh... wat ik nog wilde vragen, mevrouw... eh... is Eva later nog wel ‘ns lastig gevallen door die man, nadat u ‘m bij de politie had aangegeven?

Carlsson: Nee. Nee, niet... niet dat ik weet. Daar heeft ze niks van gezegd en ze... ze vertelt me altijd alles.

Sonja: Wel, mevrouw Carlsson, dat was het dan.

Carlsson: Oh... Juist, ja...

Martin: Eh... neemt u mij niet kwalijk dat ik het zo vraag, maar... waar was u van plan nu heen te gaan, mevrouw?

Carlsson: Heh... ik weet het niet. Niet naar huis.

Sonja: Ik ga met u mee. Dan kunnen wij er onderweg over praten. We zullen wel een oplossing vinden.

Carlsson: Goed, dank u. Dat is erg aardig van u.

Martin: (schakelt de bandopnemer uit) Ja. Nou, tot zover dan het verhoor van mevrouw Carlsson... Je had Sonja moeten zien, zeg, zoals ze daar aan die tafel zat tegenover die vrouw... Volmaakt onbewogen leek ze. D’r was geen enkele verandering aan d’r te merken. Ja, ze is niet één enkele maal van dat onderwerp afgeweken.

Kollberg: Ja, dat viel me op. Ze heeft het goed gedaan. Die eh... ouwe vent in wiens handen het meisje toen gevallen is vorig jaar herfst...

Martin: Ja?

Kollberg: Die heb ik meteen laten halen..

Martin: O, en?

Kollberg: Mm. Voorlopig blijft het uitsluitend en alleen een succesje voor onze computer. Zit maar te snotteren en beweert dat ie ‘t niet gedaan heeft.

Martin: En dat bewijst?

Melander: Niks natuurlijk. Hij heeft evenmin een alibi. Beweert dat ie thuis heeft liggen slapen. Hij weet het niet precies

meer, zegt ie.

Martin: Hij weet het niet meer?

Melander: ‘t Is een ongeneeslijke alcoholist. In ieder geval weten we dat ie, tot ie d’r om zes uur uitgegooid werd, in de Röda Berget heeft zitten hijsen. Het ziet er niet al te best voor ‘m uit.

Martin: Wat heeft ie dan de vorige keer uitgehaald?

Kollberg: Gewoon exhibitionisme voor zover ik weet.

Martin: Mm.

Kollberg: Ik heb de band met het verhoor van het meisje hier. Ook al een triomf van de techniek.

Martin: Wat heb jij?

Kollberg: Niks. Die ouwe lul. ‘k Kom geen stap verder met ‘m. Hij wil nou weer wat op z’n verhaal komen. Lijkt totaal uitgeput.

Martin: Jij ook.

Kollberg: Ja, laat mij nou maar.

Martin: Nou, wat eh... wat denk jij d’r van?

Kollberg: Ik denk niks, ik weet het niet. Ik geloof dat ’k ziek ga worden.

Martin: Later, niet nu. Zullen we nu die band afluisteren?

Kollberg: Best. (schakelt het toestel in)

Sonja: Toen kwam die meneer dus op jullie af....

Eva: Ja. Eivor en ik stonden bij de bushalte.

Sonja: Wat deed ie?

Eva: Hij rook vies, hè? Hij liep zo raar, en toen zei ie... Dat was toch zo gek...

Sonja: Weet je nog wat ie zei?

Eva: Ja. Hij zei: “Dag meisjes, willen jullie een röntgenfoto van me nemen? Dan krijgen jullie vijf kronen.”

Sonja: Luister ‘ns, Eva, wist jij wat ie daarmee bedoelde?

Eva: Nee, ‘t was zo raar. We wisten wel wat een röngtenfoto was Zoals in het ziekenhuis, hè... maar..., ja, dat kunnen wij toch niet? Wij hebben toch niet zo’n ding?

Sonja: En wat hebben jullie toen gedaan nadat ie dat gezegd had?

Eva: Nou, hij zei het een paar keer, en toen ging ie weg, en toen zijn we ’m achterna gelopen.

Sonja: Achterna gelopen?

Eva: Ja, geschaduwd, net als op de t.v.

Sonja: Durfden jullie dat?

Eva: Ha, het was toch niet gevaarlijk?

Sonja: Nou, jullie moeten oppassen voor dat soort meneren. Hebben jullie toen gezien waar ie naartoe ging?

Eva: Ja. Hij ging het huis in waar Eivor woont, en twee verdiepingen hoger dan waar zij woont pakte ie een sleutel uit z’n zak en toe ging ie naar binnen.

Sonja: En zijn jullie toen naar huis gegaan?

Eva: Nee. Nee. We zijn de trap op geslopen en we hebben op de deur gekeken, want daar stond op hoe ie heette.

Sonja: O ja. En wat stond er op de deur?

Eva: Olafson, geloof ik. We hebben ook nog aan de brievenbus geluisterd. We hoorden ‘m in… in zichzelf praten.

Sonja: Heb je ‘t aan je moeder verteld?

Eva: ‘t Was toch niks bijzonders? Maar ‘t was wel erg gek.

Sonja: Maar wat er gisteren gebeurd is, heb je wel aan je moeder verteld, hè?

Eva: Ja, dat van die koeien, ja.

Sonja: Was het dezelfde meneer?

Eva: Ja!

Sonja: Weet je dat heel zeker?

Eva: Nou... Bijna.

Sonja: Hoe oud denk je dat die meneer is?

Eva: Nou... minstens twintig of zo.

Sonja: Hoe oud denk je dat ik ben?

Eva: Nou... ‘n jaartje of veertig of vijftig?

(Martin: (lacht))

Sonja: Is die meneer ouder of jonger dan ik, volgens jou?

Eva: O, veel ouder. Veel, veel ouder. Hoe oud bent u?

Sonja: Achtentwintig. En... zou je me nu willen vertellen wat er gisteren gebeurd is?

Eva: Ja. Eh... Eivor en ik waren aan het hinkelen in de hal. En toen kwam ie d’r aan en hij ging daar staan en vroeg: “Meisjes, willen jullie niet met mij mee naar boven gaan, dan kunnen jullie zien hoe ik m’n koeien melk.”

Sonja: Mm. En wat deed ie verder?

Eva: Nou... hij kan toch geen koeien in de kamer hebben, niet... niet echt.

Sonja: Wat zeiden jullie toen, Eivor en jij?

Eva: Ja, we zeiden niks, maar... daarna zei Eivor dat ‘r strik niet mooi zat en dat ze daarom met niemand mee naar huis wou.

Sonja: En ging die meneer toen weg?

Eva: Nee, hij zei dat ie z’n koeien dan hier maar moest melken. En... toen knoopte ie z’n broek los, en...

Sonja: Nou?

Eva: Nou... Zeg, denkt u dat, als Eivor d’r strik niet los gegaan was, dat we dan vermoord hadden kunnen worden? Goh! Wat spannend!

Sonja: Nee, dat geloof ik niet. Die meneer deed dus z’n broek los, zei je?

Eva: Ja. En... en toen haalde ie dat eh... dat ding te voorschijn waar meneren mee plassen.

 

(Kollberg schakelt uit)

Martin: Nou ja...

Kollberg: De rest moet je straks maar horen, als ik naar de kantine ben.

Martin: Okay Lennart, okay. Je hebt vannacht niet geslapen, wel?

Kollberg: Nee.

Martin: Dacht ik. ‘k Denk dat je nou maar naar huis moest gaan, om een beetje uit te rusten.

Melander: Het mooie van het geval is...

Kollberg: Jezus, wat zeg je me nou!

Melander: Jawel. Hij heeft nu bekend. De vorige keer heeft ie halsstarrig ontkend en de meisjes werden hoe langer hoe onzekerder toen ze hem moesten identificeren, en dus is het niets geworden. Maar nu heeft ie bekend. Hij beweert dat ie beide keren dronken geweest moet zijn, want anders zou ie het nooit gedaan hebben.

Martin: Zo! Hij bekent dus?

Melander: Ja.

Martin: Laten we die vent los?

Kollberg: Nee, we laten ‘m niet los!

Martin: Nou, je hoeft niet in de Maria-polikliniek gewerkt te hebben om te zien dat die Olafsson aan de drank verslaafd is. Wat een wrak.

Kollberg: Ja. Als ik nog langer tegen ‘m aan had moeten kijken, was ik net zo gaan rillen, denk ik.

Martin: ‘ns Kijken. Na twee uur op ‘m inpraten beweert ie nog dat ie vrijdagmiddag linea recta van de kroeg naar huis is gegaan. Maar wel bekent ie dat ie in juli 1964 tweehonderd kronen heeft gestolen en een fiets, toen ie achttien was. En verder doet ie niks als huilen.

Kollberg: Intussen kunnen we niemand vinden die z’n alibi kan bevestigen.

Martin: Of weerleggen.

Kollberg: Mm. En zolang geen van beide lukt, stuur ik ‘m terug naar z’n cel. De lammeling... Al die weerzinwekkende details.

Melander: Het rapport van de lijkschouwing is binnen.

Kollberg: Ja, ik heb het gelezen. Niets dan negatieve informatie.

Melander: Het broekje ontbreekt. De technische dienst heeft het nergens kunnen vinden. Een wit tricotbroekje, maat 36. Bekend merk.

Martin: Zeg, hebben die eh... die stencils nog wat resultaat opgeleverd?

Gunvald: Godverdomme ja! Enorm! Vijfhonderd stencils worden huis aan huis uitgedeeld en hoeveel reactie denk je dat we binnenkrijgen? Eén. Van een achttienjarig meisje dat Majken Jansson heet en op Sveavägen 103 woont, dochter van een bedrijfsleider. Zij en een oude vriend van haar hielden zich in het Vanadispark op tussen 8 en 9 uur.

Kollberg: En?

Gunvald: Niets gehoord, niets gezien.

Martin: Wat deden ze dan in het Vanadispark?

Gunvald: Ze waren even van een familiefeestje weggeglipt om een luchie te scheppen.

Martin: Om een luchie te scheppen...?

Gunvald: Ja, vermoedelijk tussen de benen.

Kollberg: ‘k Neem aan dat dit een staaltje van jouw zo beruchte marinehumor is, Gunvald?

Gunvald: Precies. Als je ’t niet aanstaat, dan hoor ik het wel, hè.

Kollberg: Het staat me niet aan.

Martin: Kalm aan, jongens, asjeblief, we zijn allemaal een beetje over onze toeren heen. Als jij nou ‘ns naar huis ging, Lennart, hè? Om een paar uren te slapen. Gunvald en Melander kunnen hier het werk wel af. Ga ik de archieven maar ‘ns doorlopen. Tot morgen, Lennart.

Kollberg: Okay. Tot morgen. (verlaat het lokaal)

Martin: Moet jij ‘ns luisteren, Gunvald…

Gunvald: Die vent is zo teerhartig geworden sinds z’n vrouw in verwachting is.

Martin: Luister, Gunvald. Ik kan je niet vertellen dat er dagen zijn waarop je je collega’s moet ontzien. Maar ik kan jou wel zo onder werk begraven dat je geen tijd meer hebt voor humor van welke soort dan ook. Daar in die kamer, in Lennarts kamer, ligt een stapel rapporten waar zelfs jij niet terug van zal hebben. Ga jij je gang maar.

Gunvald: Ik heb zelf een berg paperassen.

Martin: Je bent van nu af aan gevrijwaard voor elk telefoongesprek. En doe de deur achter je dicht.

Gunvald: Ook goed! (verlaat het lokaal)

Melander: Zo ken ik je niet, Martin.

Martin: Mogelijk. (telefoon - neemt op) Ja?

Kollberg: Martin, ben jij dat?

Martin: Ja. Wat is er aan de hand?

Kollberg: Martin, d’r is een nieuw geval. Hij heeft weer toegeslagen, in het Tantopark, bij het openluchttheater.

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (11/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.
Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign