S?awomir Mro?ek (1930)
uitzending: KRO, dinsdag 29/11/1966 (in Dinsdagavondtheater) (herhaling: dinsdag 12/09/1967)
vertaling: Paul Vroom
regie: Willem Tollenaar
rolverdeling:
- de commissaris van politie: Lo van Hensbergen
- de gedetineerde, een voormalig zamenzweerder, later adjudant: Wim van den Heuvel
- de sergeant van politie, een agent-provocateur: Allard van der Scheer
- de vrouw van de sergeant: Fé Sciarone
- de generaal: Albert van Dalsum
- een politieagent: Jos van Turenhout
duur: 69'52"
de commissaris: “...is het nu dus mijn enige wens mijn misdaden met de grootst mogelijke afschuw af te zweren en onze regering voortaan met inzet van al mijn krachten, onder het brengen van de gepaste eerbewijzen en met alle liefde die in mij is, voor altijd te dienen.”
de gedetineerde: Wacht even! Legt u dat paper nog niet weg. Ik onderteken.
commissaris: Wat!?
gedetineerde: Ik onderteken, en daarmee uit.
commissaris: Maar waarom nou?
gedetineerde: Hoezo waarom? Ik zit hier nu al tien jaar in voorarrest door u verhoord te worden. Tien jaar lang probeert u me nou al die verklaring te laten ondertekenen en als ik weigerde, dreigde u me met allerlei nare dingen of probeerde u me op vaderlijke toon ervan te overtuigen dat ik er beter aan zou doen om mijn handtekening neer te zetten. En als ik het dan eindelijk wil doen om hier uit komen en me dienstbaar te gaan maken aan onze regering, gaat u verbaasd doen en vragen waarom ik dat doe.
commissaris: Maar hoe komt dat nou zo ineens?
gedetineerde: Omdat ik veranderd ben, commissaris.
commissaris: O, veranderd… In welk opzicht?
gedetineerde: Een ware innerlijke ommekeer. Ik heb geen zin meer om tegen de regering te vechten.
commissaris: Maar waarom dan niet?
gedetineerde: Ik heb er genoeg van! Wie nog tegen de regering wil vechten, moet het zelf maar weten. Ik wil er niks meer mee te maken hebben. (lachje) Buitenlandse spionnen, agenten en dat soort individuen zullen er wel steeds te vinden zijn, maar ik heb er in elk geval geen zin meer in. Ik heb het mijne gedaan.
commissaris: Dat had ik niet van u verwacht, de strijd tegen de regering opgeven, conformist worden. En wie doet dat allemaal? De stijfkoppigste politieke gevangene van het hele land!
gedetineerde: En toch is ‘t zo, commissaris. (lachje) Klopt het trouwens dat ik de laatste gevangene in het hele land ben?
commissaris: Ja! Ja, dat klopt.
gedetineerde: Ziet u wel? Iedereen is er al lang en breed van overtuigd dat… dat… dat… dat ons systeem het beste is. Mijn eigen vroegere kameraden hebben allemaal een schuldbekentenis afgelegd, genade gekregen en ze mochten naar huis gaan. Er is eenvoudig niemand meer om te arresteren. En zou ik dan de laatste samenzweerder moeten zijn? Eigenlijk verzamel ik postzegels.
commissaris: Ja, dat zegt ie nou! En wie heeft dan die bom naar de generaal gegooid?
gedetineerde: Hoho, gaan we nu alweer ouwe koeien uit de sloot halen? ‘t Was trouwens een blindganger, ‘t spijt me dat ik het zeg.
commissaris: Ik ken u echt niet meer terug! Tien jaar lang heeft u elke verklaring geweigerd en u flink gehouden. Hoe dikwijls hebt u niet in plaats van door de knieën te gaan te ondertekenen, zoals het behoorde, trots de beeltenissen van onze prins en zijn oom, de regent - hoera! - bespuwd? We zijn juist zo goed aan elkaar gewend geraakt, alles was juist zo prettig geregeld en nou wilt u ineens een streep door het verleden zetten?
gedetineerde: Ik zei toch al dat het geen zin meer heeft. Als ik in ideologisch opzicht niet zo vereenzaamd was, ging ik er misschien nog wel mee door. Maar denkt u eens in dat ons hele mooie vruchtbare en vredelievende land al jaren met hart en ziel verknocht is aan onze prins en zijn oom, de regent - hoera! - en dat er buiten mij, de allerlaatste politieke gevangene, niemand meer in de gevangenis zit. Eerlijk gezegd, commissaris, heb ik m’n vroegere ideeën gewoonweg verloren. Dat heel het volk vóór de regering en tegen mij is, geeft toch wel te denken. In één woord: we hebben een voortreffelijke regering.
commissaris: Mm. (lachje)
gedetineerde: Pardon?
commissaris: Mm. Hoewel ik met oprechte vreugde en diepe tevredenheid de bekentenis van de verdachte heb aangehoord, waaruit blijkt dat zich in hem onder de opvoedende invloed van het verblijf in de gevangenis een innerlijke ommekeer heeft voltrokken, voel ik me desalniettemin verplicht na te gaan of zijn nieuwe, verheugende en alleszins wetenschappelijk verantwoorde denkbeelden ook inderdaad voldoende diepgaand en van duurzame aard zijn. Zo, (kucht) vertelt u eens: hoe komt u eigenlijk zo ineens op het idee dat wij een goeie regering zouden hebben?
gedetineerde: Maar commissaris! Hebt u uw ogen soms in uw zak? Tenslotte heeft ons land er nog nooit in z’n hele geschiedenis zo’n bloeiperiode doorgemaakt als nu. Door dat raampje van mijn cel zie ik, als ik mijn brits eronder schuif, daaronder het tonnetje er omgekeerd bovenop zet en er dan op m’n tenen op ga staan, een lieflijk weitje, waarop in ‘t voorjaar bloemen in… in de meest verschillende kleuren bloeien. In de oogsttijd komen er boeren op dat weitje om het gras te maaien. In de loop van de achter ons liggende tien jaren kon ik op hun gezichten een uitdrukking van… van tevredenheid waarnemen, die van jaar tot jaar duidelijker zichtbaar werd.
commissaris: Maar je weet toch dat het huisreglement de gevangenen verbiedt om uit het raam te kijken?
gedetineerde: (lacht) Dat geldt toch niet voor de leerlingen van de ideologische herscholingscursus? Maar dat is nog lang niet alles, commissaris! Achter die wei is een heuveltje en daar weer achteren hebben ze in de loop van de laatste zeven jaren een fabriek gebouwd, met een schoorsteen waar dikwijls rook uit komt!
commissaris: Als tegenstander van onjuiste informatie moet ik u mededelen dat die zogenaamde fabriek een crematorium is.
gedetineerde: O... Ha, had u soms liever dat ze de doden onder de grond stopten, zoals ze altijd hebben gedaan? Hebben de atheïsten niet evenveel recht als de gelovigen om met hun lijf en hun lijk te doen wat ze zelf willen? Wat u nu zegt, is alleen maar een bevestiging van wat ik al dacht, namelijk dat er in ons land ook op religieus gebied de grootst mogelijke verdraagzaamheid heerst!
commissaris: Mm.
gedetineerde: La… laten we anders de… de cultuur nemen. Altijd als ik in m’n cel heen en weer loop, vaker in de lengte als in breedte, want zoals u weet heeft mijn cel de vorm van een pijpenla, als ik dus zo m’n wandelingetje aan het maken ben, word ik gewoon dol enthousiast!
commissaris: Nou, er valt toch niks tegen in te brengen?
gedetineerde: Ziet u wel!
commissaris: Ja, ik ben in dienst van de staat, dus mag ik mijn mandaat niet te licht opvatten, dat wil zeggen dat ik me niet zomaar één-twee-drie van de veranderingen in uw ideeën mag laten overtuigen. Eerst moet ik er zeker van zijn dat uw nieuw verworven inzichten vrij zijn van wankelmoedigheid en twijfel. Nou, kom, bekijkt u onze werkelijkheid van alledag niet door een wat al te roze bril? Mm? Wanneer je probeert je een totaalbeeld van ons economisch bestel te vormen, mag je toch bepaalde op zichzelf staande verschijnselen zoals bijvoorbeeld eh… het… het spoorwegwezen, mm? (lachje) Het spoorwegwezen, dat mag je toch niet over het hoofd zien?
gedetineerde: Zelfs de meest verstokte tegenstander van het regime zal moeten toegeven dat het verschijnsel spoorwegen in ons land aanwezig is.
commissaris: Mm. (lachje) Eh… (kucht) u ziet… u ziet hier de portretten hangen van onze prins en z’n oom, de regent - hoera!. Nou, wat deze heren nou aangaat, mm? Had u daarover niet toevallig een paar merkwaardige gedachten, hè? Mm? U weet wel? Mm? Mm?
gedetineerde: Ik begrijp niet wat u bedoelt.
commissaris: Ja, als ik u nou hoor praten, ga ik haast denken dat u indertijd confetti naar de generaal hebt gegooid in plaats van een bom. Is de gedachte dan nooit bij u opgekomen dat onze regent, de oom van onze prins - hoera! - een uilskuiken is?
gedetineerde: Maar commissaris!!
commissaris: Mm. ‘k hoor het al. Natuurlijk is ie dat niet. Nou, goed dan, uitstekend, tot zover dan de mentaliteitstest. In naam van de justitie wens ik u geluk met uw vooruitgang.
gedetineerde: Dank u wel.
commissaris: Mm. Ja, ja ja, maar laten wij ons daarover nou niet al te vlug blij maken, mm? Het geldt niet alleen u, in wie zich een, naar wij oprecht hopen, werkelijke verandering heeft voltrokken, maar ook mij, die niet het recht heeft daar al te lichtgelovig tegenover te staan. U verklaart dus dat u de oom regent geen eh… nou ja, u weet wel, vindt, maar de psychologie leert ons dat de mens weliswaar gelooft dat ie iets niet denkt, maar het in feite toch denkt. Wat hebt u daarop te zeggen?
gedetineerde: U hebt volkomen gelijk. Daar zit ‘m nou net de kneep. Soms geloven we dat we denken dat we niet denken, maar we denken toch, terwijl we ’t in werkelijkheid niet denken. Ja, commissaris, ‘t is me wat met dat denken.
commissaris: Inderdaad, maar alleen als het in dienst staat van de mens.
gedetineerde: Precies!
commissaris: Mm. Nou ja, laat maar. Eh… (kucht) kijk nou… kijk nou eens even naar onze jonge prins - hoera! Mm? Wel een beetje erg klein, hè? Hè?
gedetineerde: Zoals ieder kind.
commissaris: Een… een… een broekschijtertje, hè? Wilt u toch, hè?
gedetineerde: Maar commissaris toch! Als u hier niet in dat uniform, met al die sterren en balken voor me stond, zou ik me misschien kunnen inbeelden dat u gelijk had. Maar als onze commissaris van politie in hoogsteigen persoon zegt dat onze jonge heerser een broekschijter is, dan kan dat nooit in overeenstemming met de waarheid zijn. Had de een of andere marskramer of steenhouwer me dat op straat toegefluisterd, wie weet of ik dan niet was gaan twijfelen. Maar de commissaris? Nooit! Nee, dat kan mijn hoogachting en bewondering voor de persoon van onze prins, en natuurlijk ook van zijn oom, de regent - hoera! - alleen maar versterken. U… u kunt me op m’n woord geloven. Ik heb met m’n vroegere verkeerde en staatsvijandige overtuigingen definitief gebroken. De oorzaak daarvan is tweeledig, namelijk zowel van uiterlijke als van innerlijke aard. En juist deze tweeledigheid staat borg voor de diepgang en duurzaamheid die u, in welgemeende zorg voor mijn welzijn, zo ter harte gaat. De uiterlijke oorzaak - we hebben het er al over gehad - is de bloei van ons land op elk gebied, waarvan de eerste de beste krant je ’t bewijs kan leveren. Doe toch uw ogen open, steek toch uw hoofd niet in het zand bij het aanschouwen van al onze verworvenheden! Is er in ons land ook maar ergens gebrek aan? We hoeven bijvoorbeeld maar even aan uw eh… salaris te denken om onmiddellijk het ongegronde van zulke klachten in te zien. Kortom, ik ben wild enthousiast en daar kom ik graag voor uit. Maar voor het geval u eraan twijfelt of de beweegredenen van algemene aard sterk genoeg zijn om de onwrikbaarheid van mijn nieuw verworven overtuiging veilig te stellen, zal ik ook graag de andere beweegredenen noemen, waarvan ik u zei dat ze meer van innerlijke en… in zekere zin van meer persoonlijke aard waren. Ziet u, van kindsbeen af heb ik geen rust of orde gekend, geen enkel verheven doel zweefde mij voor ogen en alle discipline was mij vreemd. Altijd maar vrijheid en nog eens vrijheid. En, ziet u, die eenzijdigheid van m’n geestelijk voedsel heeft maar een deel van m’n eigen ik kunnen verzadigen. Gevoelens van opstandigheid tegen het gezag, de neiging om me tegen alle door de overheid opgelegde beperkingen te verzetten, inderdaad, dat was er allemaal in overvloedige mate. Maar in de loop van al die jaren groeide er bij mij een zekere onvoldaanheid. Ik raakte ervan overtuigd dat ik op de een op andere manier minderwaardig was. Ik, de vrijgevochten oproerkraaier, het grote voorbeeld van alle samenzweerders, leerde een voor mij helemaal nieuw verlangen kennen. Waar ligt dat nou aan, vroeg ik mezelf af. Waarom heeft het lot van mij een prutser gemaakt en me niet gezegend met het heerlijke vermogen het met alles eens te zijn en me onderdanig en loyaal te gedragen? Waar ontbreekt mij dat aangename bewustzijn van je één te voelen met de overheid, dat gelukkig makende “ja!” uit volle borst tegen de vervulling van gebiedende plichten? Ik was maar een half mens, commissaris, totdat ik eindelijk tot het inzicht kwam dat het nog altijd niet te laat is. Jazeker! En zo kwam dan het ogenblik waarop mijn eerste ik, het eeuwig ontevreden en piekerende ik, stierf door overvoeding, terwijl mijn tweede ik ontwaakte en met luider stem het hem toekomende voedsel opeiste: het prettige en rustgevende overal mee eens zijn, de rotsvaste hoop en de stille vrede, kortom alles wat een mens ten deel valt als hij zich zonder voorbehoud in de rij voegt. De blije zekerheid dat het bewind van de prins en zijn oom, de regent - hoera! - even goed, wijs en braaf is als wij zelf zijn, geeft ons een gevoel van gelukzaligheid, dat de beklagenswaardige, elke realiteit negerende en daardoor in hun mens-zijn onvolmaakte individualisten geheel en al moeten missen. Nu pas ben ik rijp genoeg om dit alles te beseffen en zou ik dan de laatste gedetineerde moeten blijven in dit tot volle bloei gekomen en met hart en ziel de zaak van de regering toegedane land? Alleen door mijn toedoen is er nog politie nodig, alleen door mijn toedoen kunnen de rechters en cipiers niet naar huis gaan en de leegstaande gevangenissen niet tot kindercrèches worden omgebouwd. Alleen door mijn toedoen, commissaris, moet u hier in uw ongemakkelijke uniform in dit bedompte kantoor blijven hokken, in plaats van met hengelstok of jachtgeweer door de lusthof der natuur te dartelen. Zo verklaar ik u dus plechtig dat u het spel gewonnen hebt, commissaris. De zending van de politie is volbracht. De laatste die nog iets tegen de regering had, strekt de wapens en wil niets liever dan zo snel mogelijk invallen in het miljoenenstemmige koor van onze burgers die de prins en zijn oom, de regent, een nimmer aflatend hosanna toezingen. Voor het eerst van de wereldgeschiedenis wordt zo het ideaal van de ordelijke staat letterlijk en zonder de geringste reserve verwezenlijkt. Met mij verdwijnt nu de laatste hindernis. Deze dag moet een hoogtepunt in uw carrière zijn, commissaris. Dit is de dag van uw eindoverwinning, de bekroning van de taak waartoe u was geroepen en waarvoor u zich uw hele leven hebt ingezet. De handtekening die u me tien jaar lang tevergeefs hebt proberen te laten zetten, zal ik u vandaag geven. Ik word vrijgelaten en kan me voortaan helemaal ter beschikking van de regering stellen! Dadelijk zend ik een open brief aan de prins en zijn oom, de regent - hoera! - en ik kan u verzekeren dat zo’n deemoedige, van de allergrootste eerbied en liefde vervulde brief nog nooit is geschreven.
commissaris: Mm. Daarstraks… daarstraks vertelde u me dat u postzegels verzamelde.
gedetineerde: Jawel. Maar waarom komt u daar nou ineens op terug?
commissaris: Toe nou, denkt u er nou nog eens goed over na of u werkelijk bij ons weg wilt gaan. Inderhaast genomen besluiten zijn nooit van lange duur, zeggen ze altijd, en in die tussentijd zouden we u zelfs kunnen helpen bij het verzamelen van postzegels. Ja! In veel interessante landen over de hele wereld werken agenten van onze inlichtingendienst die hun rapporten opsturen naar ons. We zouden de postzegels van de enveloppen kunnen afweken en ze aan u geven, voor uw verzameling. In de burgermaatschappij zijn die dingen niet zo makkelijk te krijgen, hoor. (er wordt geklopt - deur open)
een politieagent: De sergeant is terug, commissaris.
commissaris: Laat maar binnenkomen, agent.
agent: Tot uw orders, commissaris. (de sergeant komt binnen)
commissaris: En, sergeant, is ‘t gelukt? Ah, maar wat zie je er uit, kerel! Hoe kom je nou aan dat blauwe oog? Wat is er gebeurd?
sergeant: Eh…
commissaris: Doet het zo’n pijn? Agent, u kunt gaan.
agent: Tot uw orders, commissaris. (verlaat de kamer)
commissaris: Zo. Nou kun je alles vertellen.
de sergeant: Ze hebben me afgeranseld toen ik om te provoceren allerlei vervelende dingen over de regering zei.
commissaris: Maar van wie heb je dan op je donder gekregen? Je wilt toch niet beweren…
sergeant: Jammer genoeg wel. Het aan de regering verknochte volk heeft me afgestraft.
commissaris: Daar was ik al bang voor...
gedetineerde: Ziet u wel, commissaris! Dat bevestigt allemaal mijn theorie!
commissaris: Wilt u zich hier buiten houden? Sergeant, breng uitvoerig rapport uit, kerel.
sergeant: Meteen nadat ik uw instructies had gekregen, ben ik aan het werk gegaan, commissaris. Eerst heb ik een kostuum op de kop getikt. Tegen m’n zin, want u weet hoe gruwelijk ik de pest aan burgerkleren heb. (spotlachje) Om de vermomming nog echter te maken, zette ik een groen hoedje op en trok een regenjas aan. Daarna ben ik de straat op gegaan. Ik ben een tijdje tegenover het gebouw van het ijkwezen blijven rondhangen en deed een paar opvallende dingen, maar niemand had het in de gaten. Daar vandaan ben ik naar het plein gegaan en ging gezichten staan trekken voor het standbeeld van onze prins en zijn oom, de regent - hoera! -, maar dat viel evenmin op, omdat daar iedereen haast heeft. Dus liep ik maar weer verder en ging bij een biertentje in de rij staan. Toen ik zo ‘ns om me heen keek, zag ik dat er daar alleen maar doorsnee burgers voor die tent stonden, zo van de dertigste tot de achtendertigste looncategorie. Die rij schuift langzaam op en ik probeer de hele tijd te bedenken hoe ik het beste kan beginnen. Als ik dan eindelijk aan de beurt ben, zeg ik tegen de verkoper, zo schijnbaar langs m’n neus weg: “Mij een schraal regeringspilsje!” Voelt u wel, commissaris? “Regeringspilsje”, alsof de regering dat schrale bier zelf heeft gebrouwen. Maar de verkoper, die er nogal onintelligent uitziet, begrijpt het niet of wil het niet begrijpen, en vraagt alleen maar: “Licht of donker?” Enfin, dan kom ik maar met grof geschut op de proppen. “Doet er niet toe,” zeg ik, “de economie gaat in het land toch naar de verdommenis en wie niet steelt, kan van z’n loon nog geen droog brood eten.” De lui die achter me staan dringen wat dichter naar me toe en eentje vraagt er of dat soms zinspelingen op de regering zijn. Hij is namelijk staatsambtenaar en hij zal het niet toestaan dat de regering belasterd wordt. Nou, dan begin ik pas goed te worden. Over de veeteelt, de buitenlandse handel en ook een beetje over de politie, vooral de geheime. (lachje) Dan kom er ineens zo’n eh… zo’n jonge vent met een slagersjas uit de rij en begint tegen me te tieren: “Hou jij je vuile bek dicht over onze politie, want straks ga je ook nog tegen het leger stoken en propaganda maken voor kortere diensttijd of helemaal geen diensttijd, uitgerekend nou ze mij in de herfst gaan keuren.” Daarop krijgt een vrouwmens dat wat achteraf staat zowat de pip! “Kijk hem daar ‘ns,” schreeuwt ze, “onze politie is niet naar zijn zin. Toevallig heb ik een paar weken geleden een verzoekschrift voor een huiszoeking ingediend en nou wil me dat hondsvot m’n hele plezier gaan bederven. Na zo’n huiszoeking voel je je altijd veel beter. Daarvoor heb je altijd een onzeker gevoel, net of je niet erg betrouwbaar bent.” Enfin, ik begin in de gaten te krijgen dat provoceren hier niet zo gemakkelijk is als het lijkt. Maar u kent me, commissaris, ik ben al bijna van kindsbeen af bij de politie en zelfs het provoceren reken ik me tot een heilige, zij het ook erg harde plicht, al was het alleen maar om dat burgerpakje dat mij maar misselijk maakt, zoals ik al zei. Ik denk er dus niet lang over na en praat dapper door, netjes het hele rijtje af zoals het hoort. Eerst haal ik de belastingen door het slijk, dan de toestanden in de ziekenhuizen en op het eind kom ik op de prins en z’n oom, de regent - hoera! “Aha, ben jij d’r zo eentje? Wil jij ons vorstenhuis door het slijk halen?” roepen ze. En ze beginnen me af te tuigen.
gedetineerde: Bravo! Wat een volk!
sergeant: En als ze me daar zo aan het aframmelen zijn, vechten d’r in m’n binnenste twee gevoelens met elkaar: een gevoel van droefheid en een van vreugde. Aan de ene kant vind ik het niet leuk dat ik uw bevel niet kan uitvoeren, omdat het me niet lukt iemand te provoceren en wij op die manier niemand kunnen arresteren. Maar aan de andere kant krijg ik een blij gevoel, omdat de eerbied en de liefde voor de overheid en voor de persoon van de prins en z’n oom, de regent - hoera!- in ons volk zo wijd en zijd verbreid zijn en zo hecht verankerd liggen. Zoals u uit mijn blauwe oog kunt lezen.
gedetineerde: Wat een heerlijk land. Wat een heerlijke mensen!
commissaris: U moesten ze enveloppen laten plakken en met azijn in plaats van met lijm.
gedetineerde: Commissaris, het rapport van de sergeant heeft me definitief in m’n overtuiging bevestigd. Mijn vroegere ideeën, waaraan ik niet zonder weerzin kan terugdenken, wil ik ter plaatse afzweren. Nu meteen zal ik de akte van onderwerping tekenen. Wilt u me alstublieft pen, papier en inkt geven?
commissaris: Dus, uw besluit staat onherroepelijk vast?
gedetineerde: Niets kan me er meer van afbrengen. Zo gauw ik dit gebouw, waaraan ik zoveel herinneringen heb, achter me heb gelaten, ga ik me onverwijld in dienst der regering stellen. Kom, laat me ondertekenen.
commissaris: Dus, die postzegels, die interesseren u niet?
gedetineerde: Wat hebben postzegels te betekenen als mij de dienst wacht bij de prins en zijn oom, de regent - hoera! Wat is de hartstocht van het verzamelen in vergelijking met de hartstocht van het dienen? Wat maakt mij zo’n album uit als ik me voor het eerst van mijn leven, na de donkere tijden der anarchie, kan overgeven aan de verrukkingen der gehoorzaamheid?
commissaris: Eh… nou, goed dan, ‘k zal verder niet aandringen. Hier hebt u het formulier, en de pen, en de inkt.
(legt alles voor hem neer)
gedetineerde: Eindelijk!... Ik... onderteken. (doet dat - de commissaris belt - deur open)
agent: Ik meld mij, commissaris.
commissaris: Agent, breng meneer z’n spullen.
agent: Tot uw orders, commissaris.
commissaris: U hebt me diep teleurgesteld. Ik had gedacht dat u vol zou houden. In het begin hield u altijd vol.
agent: Hier zijn z’n spullen, commissaris. Z’n samenzweerderscape, z’n masker en z’n bom. (legt alles neer)
commissaris: We zijn verplicht u de bezittingen die u op het ogenblik van uw arrestatie bij u droeg terug te geven.
gedetineerde: O, deze spookbeelden uit het verleden…
commissaris: Nee nee nee nee, hier… hier de pelerine om uw schouders. Zo. Het masker stop ik in uw zak, hier, uw rechter zak, en hier is de bom. Pak aan.
gedetineerde: Nee! Dat ding wil ik nooit meer zien! Daar heb ik voorgoed mee afgerekend. Commissaris, wilt u die bom bewaren als aandenken aan de tijd dat we hier samen hebben doorgebracht? Neem ze als getuigenis van uw vaderlijke triomf over mij. Dat is alles wat er van de laatste samenzweerder is overgebleven. (lacht) Dat masker kunt u ook maar het beste hier houden. Alstublieft.
commissaris: Nou, zoals u wilt dan. Dan zal ik alles maar in deze la stoppen. (doet dat)
gedetineerde: Ik wens u van harte geluk. De laatste samenzweerder is dood. Een nieuwe onderaan aanschouwt het levenslicht. In uw plaats liet ik vreugdeschoten afvuren en gaf ik m’n mensen drie dagen vrij. Trouwens, waarom eigenlijk maar drie dagen? Vanaf vandaag hebben ze toch niks meer te doen. Het ga u goed, en hartelijk dank voor alles.
commissaris: Geen dank.
gedetineerde: Dag commissaris! Dag sergeant! Dag agent! (verlaat de kamer en roept in de gang) Lang leve de prins en zijn oom, de regent - hoera!!
commissaris: (huilt) O God, o God, o God!!
sergeant: Misschien zou die zich wel laten provoceren...?
???
commissaris: Goeiedag. Is uw man thuis?
vrouw van de sergeant: Nee, hij is nog niet terug van dienst.
commissaris: Nog niet terug van dienst? Voor zover ik het weet, heeft ie vandaag anders een vrije dag.
vrouw: Hij wil geen vrij nemen. Moest u ‘m gehad hebben? Wie bent u eigenlijk? Ik kan uw gezicht niet zien.
commissaris: Ja, ik kan hier mijn capuchon wel afdoen.
vrouw: Meneer de commissaris!!
commissaris: Sssst.. sssst! Niet zo hard. Ik ben incognito.
vrouw: Mm.
commissaris: Heeft uw man niet gezegd wanneer ie terugkomt?
vrouw: Nee, hij… hij is uit zichzelf de stad in gegaan om te provoceren, maar wie weet hoe lang dat kan duren.
commissaris: Laat u door mij niet van uw werk afhouden. Ik zie dat u zat te naaien?
vrouw: Och, dat is toch niet zo belangrijk? Tressen voor aan z’n onderbroek. Hij voelt zich zo rot in die burgerkleren. Iets militairs moet ie perse aan hebben, ook al ziet niemand het. Meneer de commissaris…
commissaris: Ja, wat is er?
vrouw: O, geeft u ‘m alstublieft een andere dienst. Laat u ‘m niet meer in burgerkleren hoeven te gaan provoceren.
commissaris: Maar wat is er dan gebeurd?
vrouw: Ik heb gemerkt hoe mager en ellendig hij eruit is gaan zien sinds ie dat burgerpak aan moet hebben. Zonder z’n uniform kan ie niet leven. Hij kwijnt gewoon weg!
commissaris: Ja, daar is niks aan te doen. Provoceren kan je alleen maar in burger.
vrouw: Als ie nou alleen maar z’n dienstpet op mocht hebben, zou ie zich meteen veel beter voelen.
commissaris: Dat gaat toch niet! Zo’n pet loopt toch veel te veel in de gaten!
vrouw: Da’s waar. Hij heeft al zo lang niemand meer kunnen arresteren. Aan u zal ie wel niet laten merken hoe erg ie dat vindt, maar thuis is hij bijna niet meer te genieten. Eén enkel arrestatietje zou ‘m al helemaal opknappen.
commissaris: Zonder provocatie geen arrestatie.
vrouw: Mm... Daar geloof ik al lang niet meer in.
commissaris: Eh… kent u zelf niet toevallig iemand die daarvoor in aanmerking komt?
vrouw: Waar moet ik die vandaan halen? Ze zijn allemaal zo godsallemachtig trouw aan de regering. Maar als ik iets wist, zou ik het echt wel meteen tegen m’n man zeggen, zodat ie zich niet meer zo rot hoefde te voelen. Hij vraagt me trouwens toch altijd al de oren van het hoofd.
commissaris: En de buren? Of misschien ergens een paar verre familieleden?
vrouw: Ach wat, die zijn allemaal okay. Vroeger woonde bij ons in de straat een ouwe man en die was altijd aan het kankeren, maar dat kwam niet door de regering, maar door z’n jicht.
commissaris: Mm.
vrouw: Die is trouwens vlug daarna doodgegaan, vast uit voorzichtigheid.
commissaris: (zucht) Ja, zo is ’t. Geen enkele rimpel verstoort het gladde watervlak van ons staatsbestel. Eh… maar hoe hebt u ook eigenlijk ook weer uw man leren kennen?
vrouw: Och, meneer de commissaris, da’s alweer zo lang geleden. Hij had mij aangebracht en ik hem, en zo leerden we elkaar kennen.
commissaris: Hebt u kinderen?
vrouw: Ja, twee. Maar ik heb ze nu opgesloten. Eh… moet ik ze u laten zien?
commissaris: Nee nee, ‘k wil u beslist niet storen. Ik kwam alleen maar even langs om met uw man te spreken.
vrouw: Misschien is ie als terug. Eerst gaat ie altijd nog eventjes in het trappenhuis afluisteren. Ik zal gauw even kijken. (gaat naar het trappenhuis - de sergeant komt door het raam naar binnen)
sergeant: De commissaris bij ons? Wat een eer!
commissaris: Sssst! Ik ben incognito. Ja, ja ja ja ja ja, daar zullen we ‘t straks wel over hebben. Zeg, waarom kom jij eigenlijk door het raam?
sergeant: Ik ben over de daken gekomen, omdat ik dacht dat er daar misschien wel iets illegaals aan de hand was. Ik was trouwens al op de terugweg. Toen dacht ik zo bij m’n eigen: laat ik vandaag wat over de daken gaan. ‘t Is even ver en misschien valt er wat te vinden, want beneden is net als altijd alles in orde.
commissaris: En? Iets gevonden?
sergeant: Niks hoor. Een heleboel vogels, verder helemaal niks... Is m’n vrouw d’r niet?
commissaris: Die is net in het trappenhuis naar je aan ‘t zoeken, want ze dacht dat je onderhand wel thuis zou komen, maar eh… over de trap.
sergeant: Om de tijd door te komen, loopt ze altijd in het trappenhuis te luistervinken. (lachje) Mag ik me even omkleden, commissaris? Ik heb de pest aan burgerkleding. Zonder uniform voel ik me altijd net of ik helemaal geen kleren aan heb.
commissaris: Jij kleedt je maar om zoveel je wilt, hoor! Je bent hier tenslotte in je eigen huis, en bovendien heb jij je vrije dag.
sergeant: Heb ik ook. Maar ja, ik dacht zo bij mijzelf dat het misschien net vandaag zou lukken en daarom ben ik toch maar gegaan. Vanmorgen het ik zo wat lopen te provoceren, maar (lachje) ‘t haalde allemaal niks uit. Iedereen loopt in een hoerastemming rond.
commissaris: Als ze nou alleen maar zulke provocateurs als jij bij de politie hadden, was er misschien geen sprake van deze algemene en ontstellende ordelievendheid. Ach, ik bedoel… net andersom. Ik wou zeggen dat we deze ideale rust te danken hebben aan politiemannen als jij. Jij moest onderhand maar ‘ns bevorderd worden.
sergeant: Ik probeer mijn plicht zo goed mogelijk te doen, commissaris… Nou! Zo! Nou ben ‘k weer helemaal volledig in uniform, met sabel en onderscheiding, geheel compleet. (lacht) Wat een weldaad! Eindelijk voel ik me weer op m’n gemak. U hebt er gewoon geen idee van hoe heerlijk het is om van je werk thuis te komen en je te kunnen omkleden, ouwe jongen… Ik bedoel, neemt u me niet kwalijk. Ja, dat soort dingen krijg je nou als je in burger werkt. Burgerkleding heeft een demoraliserende invloed op me. Hopelijk wilt u zo goed zijn mij te vergeven, commissaris. Ik zal in ‘t vervolg beter opletten.
commissaris: Nonsens, ik heb vandaag wel andere dingen aan m’n hoofd. Stuur je vrouw maar met een of ander smoesje weg, dan kunnen wij rustig praten. Ze zal vermoedelijk nog steeds in ‘t trappenhuis rondlopen. Flinke vrouw overigens. Maar ik moet je onder vier ogen spreken.
sergeant: Tot uw orders, commissaris! (opent de deur en gaat naar buiten) Vrouw?
vrouw: Ja? Wat is er?
sergeant: Je moet waterproof lijm gaan halen.
vrouw: Ja, ‘t komt in orde. (hij komt weer bij de commissaris)
sergeant: Ik eh... ik heb ‘r gezegd dat ze… dat ze waterproof lijm moet gaan halen, commissaris.
commissaris: Kon je geen beter smoesje verzinnen?
sergeant: Ah, ‘t was geen smoesje, commissaris. Mijn regenjas is echt gescheurd toen ik de laatste keer werd afgetuigd.
commissaris: Nou, goed dan. Moet ze daar ver voor?
sergeant: Nou, op z’n vroegst is ze over drie kwartier terug.
commissaris: Mm. Het verwondert je zeker wel dat ik zomaar ineens bij je op bezoek kom?
sergeant: Tot uw orders, commissaris! (salueert)
commissaris: Dus, het verwondert je?
sergeant: Nou en of! De commissaris bij mij thuis! Een revolutie zou me minder verbaasd hebben.
commissaris: Tut tut tut! Kalm aan, sergeant. Overigens houdt een waakzame politieman natuurlijk altijd rekening met de mogelijkheid van een revolutie. Maar daarover wilde ik het nou niet hebben. (kucht) Jouw voorbeeldig gedrag getuigt van meer dan normale stiptheid en buitengewoon plichtsgevoel.
sergeant: Tot uw orders, commissaris! (salueert)
commissaris: Nee nee, laat maar. Eh... ga liever zitten.
sergeant: Nou, als u het goedvindt, commissaris, dan zou ik graag een beetje gaan oefenen.
commissaris: Wat voor oefeningen doe je?
sergeant: Nou, als ik zo rond deze tijd thuiskom, dan train ik altijd met een halter. Je moet op alles voorbereid zijn, hè? En je wordt er sterk van ook. Kijk ‘ns wat een spierbal. Wilt u ‘ns voelen?
commissaris: Nee, dank je, ik zie ‘m wel zitten. Eh... als je wilt trainen, ga je gang.
sergeant: (neemt de halter) Eén-twee, hop! Eén-twee, hop!
commissaris: Ik zei je al dat je een volmaakte politieman bent. Maar ik heb iets in je ontdekt wat daar nog verre bovenuit gaat.
sergeant: Tot uw orders, commissaris. (salueert)
commissaris: Ik heb in jou de drager van een ideaal ontdekt.
sergeant: Tot uw orders, commissaris. (salueert)
commissaris: Jij trekt zelfs burgerkleren aan als de dienst dat van je verlangt terwijl je gruwelijk de pest aan burgerkleren hebt.
sergeant: Tot uw orders, commissaris! (salueert) Als de dienst dat van me verlangt, trek ik alles aan of uit, commissaris.
commissaris: Juist!
sergeant: Eén-twee, hop!
commissaris: Jij offert om zo te zeggen je persoonlijke gevoelens op het altaar van de dienst. Maar dat is nog niet alles. Je bepaald niet gemakkelijke taak voer je voorbeeldig uit. Maar telkens als ik je zo ‘ns bekeek, raakte ik er weer van overtuigd dat je ijver en je offerzin je tot nog veel meer in staat zouden stellen.
sergeant: Tot uw orders, commissaris. (salueert) Eén-twee, hup!
commissaris: Man, er steekt in jou een kracht die je in je normale dienstbesognes maar voor een fractie kunt benutten. Jij bent geheel vervuld van het ideaal van de orde en de algemene discipline. Jij bent een mysticus van de politiegedachte, een politieheilige! Sergeant, je ziet er de laatste tijd werkelijk belabberd uit.
sergeant: Ik slaap slecht, commissaris.
commissaris: Dat dacht ik al. Droom je wel eens?
sergeant: Ah, jawel, maar dat is zo’n leuterkoek.
commissaris: Nee, vertel op
sergeant: Ja, ik weet zelf niet hoe ik eraan kom, maar soms droom ik dat ik er twee keer ben.
commissaris: Ga door, niet bang zijn.
sergeant: Eén van ons tweeën is in uniform en de andere in burger. We lopen over een wijde vlakte, de zon schijnt stralend en de vogels kwinkeleren hoog in de lucht. En dan krijg ik - ik bedoel, wij tweeën, mijn twee ikken - zo’n merkwaardig gevoel dat we ‘t liefste alles van ons af zouden zetten en door de oneindige verte gaan zwerven. En het gras ruikt dan zo heerlijk naar de lente en je krijgt ineens zo’n hevig verlangen om iemand te arresteren, al was het maar een haas die in een kool zit of een kwikstaartje. En dan kijk ik om - kijken wij om - en kijken naar alle kanten, maar we zijn helemaal alleen. D’r is absoluut niemand die we kunnen arresteren, zodat we ‘t liefst plat op de grond gingen liggen huilen en ons de haren uit de hoofden trekken. En dan, dan komt altijd het aller-gekste van die droom.
commissaris: Ga verder, kerel, ga verder.
sergeant: Dan droom ik, commissaris, dat ik mezelf arresteer. Dat wil zeggen, mijn ik in uniform arresteert mijn ik in burger. En als ik dan wakker word, dan ben ik helemaal nat van het zweet.
commissaris: Da’s interessant, zeg, wat je daar vertelt! Verdomd interessant. Tussen haakjes, sergeant, wanneer heb jij je laatste arrestatie verricht?
sergeant: Ach, commissaris, da’s al zo lang geleden.
commissaris: Let dan goed op wat ik je nou ga zeggen.
sergeant: Tot uw orders, commissaris. (salueert)
commissaris: Weet jij wel dat wij nooit iemand meer zullen arresteren?
sergeant: Hoezo? Hoe kan dat nou, commissaris?
commissaris: Ik zal je nog iets vertellen. Niet alleen wij zullen nooit meer iemand arresteren, maar je zoon, je kleinzoon en je achterkleinzoon zullen daar evenmin nog ooit de kans voor krijgen. Het hele politieapparaat staat aan de rand van de afgrond! Aan de vooravond van de catastrofe. Waarom is de politie er? Om diegenen onschadelijk te maken die een gevaar betekenen voor de gevestigde orde. Maar als er nou niemand van dat soort meer is, wat dan? Als op een gegeven moment, juist dankzij de steeds meer geperfectioneerde werkmethodes van een steeds meer specialistisch samengesteld politieapparaat iedereen warm loopt voor het staatsbestel? Als de liefde tot onze prins en zijn oom, de regent - hoera! - definitief in alle harten verankerd ligt, waarvoor dient de politie dan nog? Ik heb geprobeerd om dat te voorkomen en er jou daarom op uit gestuurd om te gaan provoceren, maar je hebt zelf gezien dat ook die laatste strohalm geknapt is. Niemand laat zich door jou provoceren. En als je op de regering gaat schelden, krijg je nog een pak op je donder op de koop toe.
sergeant: Dat blauwe oog is alweer geslonken, commissaris.
commissaris: Dat heeft er niks mee te maken. Het gaat hier om hogere waarden. De situatie zoals die zich nu voordoet, heb ik allang verwacht en gevreesd. Onze laatste samenzweerder heeft de akte van onderwerping getekend en is na z’n vrijlating in dienst gegaan bij onze prins en zijn oom, de regent - hoera! Weet je wat dat betekent? Dat betekent dat we een hele hoop mooie, goed geoutilleerde gevangenissen hebben, toegewijde en uitstekend opgeleide beambten, rechtbanken, rechters, officieren van justitie, alles, tot kaartsystemen toe, maar… geen enkele gevangene! Zelfs niet één verdachte! Zelfs geen spoor van verdenking. Het volk is op het ogenblik op een teugelloze, beestachtige en wreedaardige manier trouw aan de regering!
sergeant: Tot uw orders, commissaris, zo is het precies! O, ik zou die mensen…
commissaris: Spoedig zal nu het uur slaan waarop we ons uniform uit moeten trekken. Slapeloos zal jij ‘s nachts in je bed liggen woelen. Dan helpen ook de tressen aan je onderbroekje niet meer. Je slaapt nou al slecht terwijl je nou toch nog steeds in dienst bent, maar denk je nou ‘ns in wat er dan van je terecht zal komen. Nou?
sergeant: Nee! Nee!
commissaris: Ja! Ja! Ze pakken je je uniform af en je krijgt er een of ander wandelkostuum voor in de plaats en dan, bonjour, dan kun jij over de velden gaan dwalen, aan een kabbelend beekje gaan zitten hengelen of zelfs op jacht gaan. Alsjeblieft, jij kunt in je eeuwigdurend groot verlof doen wat jij wilt. Jij kunt ook hazen en kwikstaartjes arresteren, maar alleen in het jachtseizoen.
sergeant: En is daar dan niks tegen te doen, commissaris?
commissaris: (kucht) Ik ben niet alleen als commissaris van politie, als je meerdere naar je toe gekomen. In deze uren der beproeving zijn wij alle twee maar eenvoudige politiemensen die elkaar in het aangezicht van de dreigende vernietiging van hun levenswerk de hand reiken en broederlijk beraadslagen hoe dat werk gered kan worden. Geef me je hand.
sergeant: Alstublieft.
commissaris: Dank je wel. Maar nu opgelet. Jij bent de man die alles nog kan redden.
sergeant: Ik?
commissaris: Ja, jij. Luister goed. Wat hebben wij nodig? Wij hebben ten minste één individu nodig dat we kunnen opsluiten voor het een of ander dat ook maar in de verste verte op staatsvijandige activiteit lijkt. Na veel pogingen van onze kant is het duidelijk geworden dat we zo iemand volgens de gebruikelijk methode - of laat ons zeggen: langs natuurlijke weg - niet meer kunnen opsporen. We moeten dat dus één van onze eigen mensen laten zijn. Welnu, daarbij is mijn keus op jou gevallen.
sergeant: Maar... dat begrijp ik niet helemaal goed, commissaris.
commissaris: Wat begrijp je dan niet?
sergeant: Eh… eh… wat ik doen moet.
commissaris: Hetzelfde wat je de laatste tijd de hele tijd gedaan hebt. Je gaat gewoon verder met op de regering te schelden. Alleen vinden we dat nou niet meer goed en zetten we jou daarvoor achter slot en grendel.
sergeant: Mij?
commissaris: Je kunt op mijn gezag aannemen dat de uitvoering van de opdracht die ik jou toevertrouw vanuit het gezichtspunt van de politiemoraal bezien heel wat verhevener is dan het provoceren van de eerste de beste burger om ‘m daarna te arresteren, en dat die opdracht alleen maar uitgevoerd kan worden door een... elite- politieman. een man die helemaal doortrokken is van en geestdriftig is voor de politie-idee. Dat bedoelde ik toen ik zei dat ik in jou het heilig vuur van de politieroeping zag opvlammen, dat er in jou iets verborgen zit dat lange tijd tevergeefs gepopeld heeft om naar buiten te mogen treden, de behoefte aan een zending, zoals ik je er nou een ten deel laat vallen. In jou begroet ik de sergeant-verlosser.
sergeant: Commissaris, eerlijk, ik… ik zal met al mijn kracht… Alleen, ik heb zo’n hoofdpijn.
commissaris: Geeft niks. Trek nou je burgerkleren maar weer aan.
sergeant: Alweer? Waarom dan?
commissaris: Je kunt toch niet in uniform gaan provoceren?
sergeant: Maar… maar… maar… moet dat dan… nu… meteen?
commissaris: Natuurlijk! We hebben geen tijd meer te verliezen! Kleed je om. Dan doen we ‘t raam open, zodat ze ‘t op straat beter kunnen horen. Jij gaat aan het raam staan en roept zo hard als je kunt iets beledigends tegen de prins en zijn oom, de regent - hoera! Meteen daarna trek ik mijn sabel, arresteer jou en klaar is kees.
sergeant: Maar god nog aan toe, commissaris, ik ben toch zelf bij de politie?
commissaris: Dat ben je inderdaad, maar... in een hogere zin dan alle anderen. Als je bij de politie bent, maar voor alle anderen net doet of je ‘t niet bent, dan ben je om zo te zeggen in tweeledige zin bij de politie. Maar, wanneer je - let nu goed op - bij de politie bent en voor jezelf speelt dat je niet bij de politie bent, dan pas ben je helemaal diep, in volste gelukzaligheid, en ik zou haast willen zeggen: uit volle borst, bij de politie, dan ben je een superagent, een doel dat degene die alleen maar in tweeledig opzicht bij de politie is nooit zal bereiken.
sergeant: Ik eh... ik kleed me onmiddellijk om, commissaris.
commissaris: Vandaag nog stuur ik een rapport naar de generaal. Morgenvroeg krijgen de prins en zijn oom de regent - hoera! - te horen dat er een samenzweerder ontdekt en gearresteerd is. Wij zijn gered.
sergeant: Zo. Ik ben weer in burger. En wat moet ik roepen?
commissaris: Heb je niks uit je oude repertoire bij de hand?
sergeant: Nou, misschien kan ik roepen dat de regent, de oom van onze prins - hoera! - een viezerik is.
commissaris: Dat ligt te veel voor de hand en is te zwak. Het moet scherp, krachtig en ondubbelzinnig zijn, zodat ik je met recht en reden kan arresteren.
sergeant: Dan eh... dan roep ik wel ie een ouwe zak is.
commissaris: Ha, dat… dat klinkt al heel wat beter! Vooruit, aan het werk! Het raam open!
sergeant: Ja. (opent het raam) Daar gaat ie dan.
commissaris: Drie, twee, één, nul!
sergeant: Onze regent, de oom van onze prins - hoera! - is een ouwe zak!!
commissaris: In naam van de prins en zijn oom, de regent - hoera! - ik arresteer u.
vrouw: (komt binnen) In vredesnaam, nou is ie alweer aan het provoceren. Rust toch eerst wat uit!
commissaris: Hou je mond! Dit keer is ‘t ‘m gelukt!
???
commissaris: Tut tut tut tut, nou heb je alweer geprobeerd om de ijzeren spijl voor het raampje van je cel door te vijlen. En je hebt de cipier al voor de tweede keer een pootje gelicht.
sergeant: Commissaris, ik weet zelf niet meer wat er de laatste tijd met me aan de hand is.
commissaris: Heb je iets nodig?
sergeant: Nee, dank u wel.
commissaris: Nou, maar ‘t lijkt er anders wel op. Je ziet er bleek uit en je bent zwijgzaam geworden.
sergeant: Misschien komt dat omdat ik de hele dag zit.
commissaris: Ah, iedere dag stuur ik de generaal een rapport over je. Aan jou hebben we danken dat we nu de gevangenis kunnen uitbreiden, onze nieuwe agenten een behoorlijke opleiding kunnen geven en de patrouilles kunnen versterken. De generaal interesseert zich persoonlijk voor je geval. Hij komt je vandaag persoonlijk verhoren!
sergeant: O ja?
commissaris: Zeg, ben jij misschien ziek? Slaap je wel goed?
sergeant: Gaat wel.
commissaris: Droom je wel ‘ns?
sergeant: O ja. Van die rare dingen.
commissaris: Eh… waar droom je dan over?
sergeant: Dat ik over een wijde vlakte loop.
commissaris: (lacht) En de vogels kwinkeleren. Of niet?
sergeant: Hoe weet u dat zo goed?
commissaris: Ben je in uniform of in burger?
sergeant: In burger, met een overjas en een kniebroek.
commissaris: Goed zo. En verder?
sergeant: Als ik daar zo aan het rondwandelen ben, dan zie ik opeens een boom staan en op één van de takken zit u een stuk kaas te eten.
commissaris: Zit ik kaas te eten?
sergeant: Ja. Ik blijf onder de boom staan. U doet uw mond open om mij te arresteren en dan valt de kaas uit uw mond.
commissaris: En jij raapt ‘m op.
sergeant: Nee, ik hou niet van emmentaler.
commissaris: Wat een belachelijke droom.
sergeant: Vindt u ook niet, commissaris?
commissaris: Mm. Nou, kom, wil je iets drinken? Hè? Glaasje bier? Hier.
sergeant: Dank u wel… Nee, eigenlijk moest ik niet met u drinken, commissaris.
commissaris: Waarom niet?
sergeant: Omdat ik maar een eenvoudige... Ja, wat ben ik nou eigenlijk?
commissaris: (lacht) Wat een vraag! Jij bent jij!
sergeant: Wat betekent dat, ik ben ik, commissaris? Ik weet het echt niet meer. Ben ik nu politieman of politieke gevangene? En verder, ben ik als politieman ik, of ben ik als politieke gevangene ik? Of anders gezegd: als ik ik moet zijn, moet ik dan politieman of politieke gevangene zijn? Ik wil maar zeggen dat ik me noch als politieman noch als gevangene kan veroorloven met u te drinken. Als politieman kan ik me er niet mee verenigen dat u met de gevangene - dat wil zeggen: met mij - zit te drinken, want ik ben geheel volgens de voorschriften gearresteerd, maar als ik een gevangene ben, een samenzweerder voor wie de generaal persoonlijk en zelfs de regering bang is, dan is dat helemaal niet juist dat ik met u hier zit te drinken.
commissaris: Waarom dan niet?
sergeant: Omdat ik me dan de rol van een gevangengenomen samenzweerder waardig moet tonen, daarom niet met een vertegenwoordiger van de aan de macht zijnde groepering - in dit geval een politiecommissaris - kan gaan zitten drinken.
commissaris: Zeg, ben je nou helemaal gek geworden?
sergeant: Nee, nee nee, maar het is sterker dan ik. Weet u, commissaris, sinds u mij achter slot en grendel hebt gezet, komen er soms van die rare gedachten bij me op.
commissaris: Let op je woorden!
sergeant: U hebt er geen idee van. Als ik vroeger soms eens met een trein ergens naartoe ging, kreeg ik nooit van die rare gedachten. Maar als je gedwongen bent om de hele dag te zitten, word je ineens veel kritischer. Alleen al uit verveling ga je aan allerlei dingen denken. En weet u tot welke conclusie ik gekomen ben, commissaris?
commissaris: Hoe zou ik dat nou kunnen weten? Zeg op.
sergeant: Dat ons spoorwegwezen fataal is!!
commissaris: Ah... Realiseer jij je wel wat je daar zegt? Ik moet je erop wijzen dat ik van nu af alles wat je zegt opschrijf.
sergeant: Dat kunt u rustig doen. Al die dingen vreten je net zo in jezelf op tot je gewoonweg je mond niet langer kan houden. Of neem bijvoorbeeld de cultuur. Zeg me nou ‘ns eerlijk, commissaris: waarom hebben we eigenlijk al die arme sukkels van kunstenaars altijd zo getreiterd en genept?
commissaris: Niet zo vlug, niet zo vlug! Wat zei je ‘t laatst?
sergeant: Zo getreiterd en genept, zei ik.
commissaris: En genept. Goed zo. Maar… maar dat is toch onmogelijk! Met jouw aantal dienstjaren voor ogen vraag ik je in alle ernst of je ‘t nou werkelijk meent wat je daar allemaal zegt. Denk nou eerst ‘ns goed na!
sergeant: Wat is er nog na te denken? Als ik m’n brits voor het raam schuif en daar m’n tonnetje op zet en er bovenop ga staan, dan kijk ik uit op het weitje, en op dat weitje zijn regelmatig maaiers met hun werk bezig. Als je die gezichten zo eens bekijkt, dan weet je meteen al een heleboel! U moest eens zien hoe verbitterd die uit hun ogen kijken, commissaris, en wat voor ontevreden trekken om hun mond staan.
commissaris: Nou moet jij niet ineens zo subjectief gaan doen. Subjectivisme is een manier van denken die volledig in strijd is met ons beginselprogramma. Bovendien weet je heel goed dat het huisreglement aan de gevangenen verbiedt uit het raam te kijken.
sergeant: Maar dat geldt toch niet voor hen die strijden tegen de heersende klasse! Wat maakt zo’n bijkomstig overtredinkje nou voor zo ie… ie… iemand uit. Goed, ik sta dus uit het raam te kijken en het zien van het nieuwe crematorium achter het heuveltje geeft me ook al te denken. Dat is toch geen investering!!
commissaris: O, dus jij vindt dat de atheïsten niet met hun lijk mogen doen wat ze willen? Jij bent tegen de verdraagzaamheid op religieus gebied en bovendien heb jij de euvele moed het regeringsbeleid op andere gebieden te bekritiseren!
sergeant: Laat u de doden liever met rust. Ik hoef trouwens niet uit het raam te kijken, ik hoef maar te lezen wat er op de celmuur gekrast is. Als je niks te doen hebt, dan kom je zelfs tot lezen. Een paar van die dingen die ze daar op de muur geschreven hebben, blijken bij nader inzien helemaal nog niet zo gek te zijn.
commissaris: Wat staat daar dan bijvoorbeeld?
sergeant: “Weg met de onderdrukkers”, commissaris.
commissaris: Genoeg! Zo ver is het dus al met jou. Dan vind je ook zeker dat onze regent, de oom van onze prins - hoera! - een ouwe stommerik is?
sergeant: Ja! Tot uw orders, commissaris.
commissaris: En de prins zelf... een broekschijtertje.
sergeant: Ja! Tot uw orders, commissaris!
commissaris: O!! Hoho...!
agent: (opent de deur) De generaal is aangekomen, commissaris. (de generaal komt binnen)
generaal: Ah... dat is ie dus.
commissaris: Jawel, generaal. Zeker, generaal.
generaal: Ah, ‘t ziet er echt uit alsof hij de raddraaier is. Hebben jullie de rest van de bende ook gearresteerd?
commissaris: Nog niet, maar hij wordt systematisch verhoord, generaal.
generaal: Een gevaarlijk individu. Had ie dynamiet bij zich?
commissaris: Tot nu toe hebben we niets op ‘m kunnen vinden, generaal, maar wij geven de moed niet op.
generaal: Ah, dan is hij nog gevaarlijker dan ik gedacht had. Eentje van het laaghartigste soort. Een gewone samenzweerder heeft altijd een paar kilo’s springstof op zak. Ja, ik geloof dat u een goeie vangst gedaan hebt. Wat denkt u ervan, luitenant?
adjudant: Ik ben ‘t volkomen met u eens, generaal. Als ze niks bij ‘m gevonden hebben, kan dat alleen maar betekenen dat er meer achter zit.
generaal: Commissaris, mag ik u m’n adjudant voorstellen? Hij is sinds kort mijn buitengewone adviseur van de afdeling
samenzweringen en revolutiezaken. Een expert en een kenner op dit gebied.
commissaris: Maar generaal…! Generaal! Dat kan toch niet!
generaal: Hoezo? Wat… wat is er dan?
commissaris: Neemt u me niet kwalijk, excellentie, maar u bent het slachtoffer geworden van een vergissing, of zelfs van bedrog. Deze man is toch die vent die die bom naar u heeft gegooid!
generaal: Mm? Wie?
commissaris: Uw tegenwoordige adjudant en mijn vroegere arrestant.
generaal: Nou, gaat u nou asjeblieft verder, zeg.
commissaris: Ik zweer dat het zo is. Ik ken ‘m alsof ie m’n eigen zoon was. Tien jaar lang heeft ie hier voor me op die stoel gezeten. Nee, generaal, zo iemand kan toch niet de adjudant van uwe excellentie zijn?
generaal: Wat heeft u daarop te zeggen, luitenant?
adjudant: De commissaris heeft gelijk. Ik ben inderdaad z’n vroegere gevangene. Dat hij mij in m’n uniform en met m’n andere baard toch nog herkend heeft, is een bewijs te meer van z’n vakkundigheid en scherpzinnigheid.
commissaris: Die brutaliteiten kunt u wel voor u houden!
adjudant: De commissaris schijnt vergeten te zijn dat ik de akte van onderwerping heb ondertekend en op vrije voeten ben gesteld. (lachje) Zijne excellentie is over deze zaken nauwkeurig ingelicht
generaal: Zeker.
commissaris: O? Nou..
generaal: Ja, nou nee, maak u niet zo druk, commissaris, ik weet echt alles van de zaak af. U zult zelf moeten toegeven dat ik die luitenant niet zonder reden als expert op het gebied van de opsporingen van revolutionaire activiteiten aan u heb voorgesteld.
commissaris: Maar… maar die bom dan, generaal… Nee, wacht, ik heb ‘m hier… hier nog steeds in m’n bureaula liggen.
generaal: O, maar m’n beste commissaris, iedereen moet in zijn leven wel eens een keer een bom naar de een of andere generaal gooien. Dat eist het menselijk organisme. Hoe vroeger je zoiets doet, hoe beter het is. Zo heb ik wat mij betreft het volste vertrouwen in mijn nieuwe adjudant, juist omdat hij daar al overheen is. Er zijn er nog zoveel die deze natuurlijke behoefte nog steeds niet bevredigd hebben. Kijk ‘ns, u moet me niet verkeerd begrijpen, maar ja, hebt u wel ‘ns een bom naar een generaal gegooid?
commissaris: Excellentie!!
generaal: Nou, zie je wel, ik ook niet. In die zin heb ik - neem me niet kwalijk dat ik het zeg - meer vertrouwen in m’n adjudant dan in u, en ook meer dan in mezelf. Als u voor een voorbeeldig politiechef wil doorgaan, dan zou u in uw werkschema in de mogelijkheid moeten voorzien dat ik op zekere dag een bom naar mezelf gooi. Hebt u daar wel eens over nagedacht?
commissaris: Nee, generaal.
generaal: Zie je wel? Denk er nou maar nog ‘ns over na. Een generaal is eigendom van de staat en van de regering, en niet van de persoon die deze rang bekleedt. Iedere poging van bovengenoemde aard moet dus beschouwd worden als een aanslag op het militaire apparaat en indirect als aanslag op de staat. Als u zich ooit gedwongen zou zien mij op grond van zo’n aanslag te arresteren, dan hoop ik dat het feit dat ik vandaag uw aandacht daarop heb gericht, een soort aangifte vooraf heb gedaan en u als commissaris om zo te zeggen een inlichting van vertrouwelijke aard heb verstrekt, dan hoop ik, zeg ik, dat dit feit als verzachtende omstandigheid mag gelden. Nou ja, dit even voor alle zekerheid.
commissaris: Tot uw orders, generaal.
generaal: Met het oog op de aanwezigheid van mijn adjudant wil ik u nog iets zeggen. Hij is pas sinds kort in dienst. Hij voegde zich in onze gelederen nadat ie eerst een aanhanger was geweest van een partij die op z’n zachtst gezegd als onze tegenpool kan gelden, en toch is hij nu al officier. Dat is ie natuurlijk niet zo een-twee-drie geworden. Nee, met… met z’n geestdrift en dienstijver kunnen we ’m van harte gelukwensen. Bij ons, strijders van het eerste uur, zijn die deugden om zo te zeggen over een langere periode uitgestreken, maar bij hem is de liefde voor de regering plotseling fris en onbezoedeld te voorschijn gekomen en openbaart zich zelfs als het ware in een gecomprimeerde vorm, als gevolg van zijn langdurige staatsvijandelijke activiteiten in het verleden. En wat zijn bekwaamheden betreft, eh… zult u het toch wel met mij eens zijn dat hij als geen ander geschikt is voor de bestrijding van samenzweringen. Uw afkeer voor hem zou er eigenlijk alleen op kunnen wijzen dat u jaloers bent op zijn bliksemcarrière. Nou ja, wat ik overigens niet aanneem…
commissaris: Generaal, ik wil hierbij duidelijk stellen…
generaal: Okay, okay, ik geloof ‘t wel. Ik heb hem met opzet meegenomen in de veronderstelling dat we aan het verhoor van deze vijand van onze prins en zijn oom, de regent - hoera! - een hele kluif zullen hebben. U zult er versteld van staan wat hij allemaal niet kan. Kunnen we beginnen? Laten we gaan zitten. Het woord is aan de luitenant.
commissaris: Veroorlooft u mij een opmerking…
generaal: Ja, begint u nu alweer? U moest u schamen. Uw antipathie tegen de jongeren moet ons ten slotte wel verdacht voorkomen.
adjudant: Ik ben bang dat ik uwe excellentie, om van de commissaris nog maar te zwijgen, op een teleurstelling moet voorbereiden. De hele aangelegenheid is namelijk vrij simpel en snel tot een oplossing te brengen.
commissaris: Meent u dat nou werkelijk, jongeman?
generaal: Ja, het lijkt me nou toch ook wel dat u een beetje overdrijft, hoor. U weet dat we inzake de ongehoorde trouweloosheid en doortraptheid van de verdachte over geen enkel bewijs beschikken. Van de omvang van z’n ondergrondse activiteit getuigt alleen de belediging van onze regent, de oom van onze prins - hoera! - een belediging waardoor deze misdadiger ontmaskerd werd en die z’n onmiddellijke arrestatie tot gevolg had. Ja, als deze boosdoener zoiets al luidkeels durft te verkondigen, wat voor kwaadaardig gif zal ie dan allemaal niet in ‘t geheim rondstrooien? Niettemin hebben wij nog steeds geen bewijs dat ons in staat stelt kennis te nemen van het doen en laten van deze schavuit en het te analyseren. Daar heb je bijvoorbeeld het al eerder aangevoerde feit dat men geen springstof op ‘m gevonden heeft. Nee, hoe komt u bij het idee dat die hele zaak een peulenschilletje zou zijn?
adjudant: Toch is het zo. Ik zal me er nu niet mee bezig houden de revolutionaire activiteit van de verdachte als het ware voor u uit te stallen. Toch wil ik met klem vaststellen dat deze daad in volledig gerijpte vorm in de persoon van de verdachte aanwezig zijn, en zelfs - wanneer ze nog niet zouden zijn bedreven - even reëel aanwezig zijn als wanneer ze wel ten uitvoer waren gelegd. Wij komen tot deze conclusie als we de tijd als een eenheid beschouwen en haar indelen in verleden en heden als illusoir van de hand wijzen. Voor de rechter van instructie is dat een voor de hand liggend feit waardoor de verdachte eens te meer wordt belast.
commissaris: Mag ik hier nou even tussenkomen, generaal?
generaal: Ja ja, natuurlijk, natuurlijk. Ga uw gang.
commissaris: Ik wil geenszins bestrijden dat we hier te maken hebben met een buitengewoon gevaarlijk individu en dat iedereen die beweert dat de politie tegenwoordig overbodig is, verdient te worden uitgelachen of simpelweg achter slot en grendel hoort te worden gezet. Toch kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat niet zozeer de conclusies als wel de methoden die mijn waarde collega de luitenant volgt, getuigen van een sympathieke, zij het ook wat premature zelfverzekerdheid, zoals dat trouwens - tussen haakjes - wel meer bij bekeerlingen voorkomt.
generaal: Ja maar. commissaris, ik heb u nu toch vriendelijk gevraagd om…
adjudant: Voor zover mij bekend is, is de verdachte met zijn ongewoon intensieve vijandige activiteit begonnen na een lange periode van loyaliteit ten opzichte van de regering, ja zelfs van arbeid in dienst van de regering.
commissaris: Zo is het, jonge vriend.
adjudant: Wij hebben dus te maken met een buitengewoon gevaarlijk individu. Zijn ontwikkeling verliep in omgekeerde richting van die waar u het zo-even over had, generaal, toen u zo vriendelijk was om in korte trekken mijn ontwikkelingsgang te schetsen. De verrukking die ontstaat door het gevoel vervolgd te worden heeft deze man relatief gezien pas laat leren kennen, hetgeen heeft bijgedragen tot een verergering van de begeleidende symptomen. Zoals u bekend is, werkt een dergelijk gevoel de illusie van de eigen superioriteit en waardigheid in de hand. Ofschoon deze twee grootheden naar hun aard diametraal tegenover elkaar staan, lijkt deze illusie wat de intensiteit ervan betreft op het gevoel van eigenwaarde, dat voortkomt uit de volkomen onderdanigheid en het leven volgens de geldende opvattingen. Daarom ook is deze weg voor iemand die hem nog nooit heeft bewandeld zo buitengewoon verleidelijk!
commissaris: Daar ben ik het niet mee eens! Toegegeven, deze man is het schoolvoorbeeld van een misdadiger, maar ik zie niet in in welk opzicht hij gevaarlijker zou moeten zijn als sommige andere die… die bommen naar generaals gooien.
generaal: Ja, komt ie nu alweer met die bom aandragen.
adjudant: Ik verzeker u dat deze man in staat is zonder met z’n ogen te knipperen een bom naar drie generaals te gooien.
commissaris: Sergeant, geef acht!
sergeant: Tot uw orders.
commissaris: Meteen antwoorden. Zou jij een bom naar de generaal gooien?
generaal: Ja, ja, zeg het maar rustig. Geneer je niet.
sergeant: Nee. Dat geloof ik niet, commissaris. Er gaan natuurlijk zoveel dingen door je hoofd, dat je zit te peinzen over het spoorwegwezen, de economie en nog meer van die dingen, maar zomaar een bom naar de generaal…
commissaris: (lacht) Ziet u wel, heren?
adjudant: Een ogenblik! Stelt u zich ‘ns voor, sergeant, dat het een mooie zondagmiddag is. U bent net aan ‘t kuieren op de promenade en hebt toevallig een bom bij u. Die bom hebt u zomaar in uw zak gestoken, zonder er eigenlijk bij na te denken waarom. Het krioelt van de mensen, veel mooie vrouwen, en opeens ziet u een generaal, een echte.
commissaris: Let een beetje op je woorden!
adjudant: De generaal komt recht op u af, wijkt geen enkele keer uit, dringt zich als het ware aan u op. Z’n onderscheidingen fonkelen en z’n laarzen glanzen in het zonlicht. En dan voelt u ineens dat u het ‘m betaald moet zetten, dat zo’n mooie generaal u geen tweede keer voor de voeten loopt.
sergeant: De schoft!
commissaris: Voor de laatste keer…
adjudant: Nou? Nou?
sergeant: Nee, ik kan het verdomme niet over m’n hart verkrijgen.
commissaris: (lacht) Dit bewijst toch wel voldoende, generaal?
generaal: Ja, ik begin me eerlijk gezegd af te vragen waarom u het verhoor probeert te bemoeilijken.
commissaris: Ik het onderzoek bemoeilijken? Ik?
generaal: Ja, ik krijg wel die indruk. Hebt u er soms belang bij dat we deze man niets ten laste kunnen leggen?
commissaris: Generaal, ik protesteer!
generaal: Ik maak je er op attent dat ik verplicht ben de regent, de oom van onze prins - hoera! - over uw houding in te lichten.
commissaris: Mag ik u er dan van mijn kant op wijzen dat ik als hoofd der politie over de nodige middelen beschik om uwe excellentie te bewijzen dat ik een dergelijke stap niet op mij zal laten zitten?
generaal: Is dat een dreigement?
commissaris: Dat zou ik niet durven. Wel moet ik vaststellen dat ik me van nu af aan uit het onderzoek terugtrek en voor de verdere ontwikkeling van deze affaire dan ook geen enkele verantwoordelijkheid neem.
generaal: Ja, da’s uitstekend. Laten we verder gaan met het verhoor.
adjudant: Mag ik u verzoeken de gevangene een ogenblik uit de kamer te laten verwijderen?
generaal: O ja, maar natuurlijk. Commissaris? (bel)
agent: (komt binnen) Ik meld mij, commissaris.
commissaris: Agent, laat de sergeant even in de hal wachten. Als ik bel, kun je ’m weer binnen brengen.
agent: Tot uw orders, commissaris. (brengt hem naar de hal)
adjudant: Ik ben er verder van overtuigd dat de verdachte in de geest een bomaanslag op de generaal heeft gepleegd. De moeilijkheid is alleen dat hij als primitief denkend mens te weinig fantasie heeft, maar ik heb een plan.
generaal: Laat horen.
adjudant: In de bureaula van de commissaris ligt nog steeds de bom die ik ‘ns een keer naar u heb gegooid, generaal. Die bom is defect. (lachje) Het beste bewijs daarvoor is het feit dat u, generaal, hier vandaag bij ons zit.
generaal: (lachje) Ja, ja ja.
adjudant: Ik wou u dus voorstellen dat we de verdachte binnen laten komen en ‘m de bom geven. We doen de deuren open, de generaal gaat in de hal staan, en dan ben ik er zeker van dat de anarchistische en revolutionaire instincten in al hun felheid bij de verdachte boven komen drijven als ie eenmaal een bom in z’n hand heeft en een generaal op een paar meter van ‘m vandaan. Hij zal zich niet langer kunnen bedwingen en de bom naar u toe gooien. Op die manier wordt ons een onweerlegbaar duidelijk bewijs geleverd omtrent de omvang van zijn kwaadaardige bedoelingen en van z’n misdaden. En dat alles onder omstandigheden die de werkelijkheid zeer nabij komen.
generaal: Ja ja ja ja, zeker, zeker. Eh… ja, nee nee, maar… maar dat is toch waanzin? Wat vindt u ervan, commissaris?
commissaris: Ik ben van mening dat… dat uw adjudant gelijk heeft. U mag dit experiment niet zonder meer van de hand wijzen, generaal, en zo het onderzoek bemoeilijken.
adjudant: Ik zeg nog een keer dat de bom volkomen onschadelijk is. De ontsteker werkt niet. Tenminste, zo was het de laatste keer.
generaal: Ja, dus u… u… u vindt dus eh… luitenant, dat eh…
adjudant: Ik doe alleen maar m’n plicht en geef het effectiefste middel om hem te ontmaskeren. Zo schrijft het de dienst onder onze prins en zijn oom, de regent - hoera! - voor.
generaal: Ja, u bent me nou toch wel wat eh… al te scherpzinnig, jonge vriend.
commissaris: Tja, generaal, ook ik moet u als vriend aanraden niets na te laten wat het onderzoek in deze affaire kan bevorderen. Ik kan u in vertrouwen mededelen dat ik me gedwongen zal zien in de geheime rapporten die ik rechtstreeks aan de regent, de oom van onze prins - hoera! - toestuur, uitvoerig in te gaan op uw houding en uw dienstijver, in dit geval de mate van uw offerbereidheid bij de ontmaskering van de vijanden van onze prins en zijn oom, de regent - hoera!
generaal: Ja ja, nou eh… ja ja, ja, laat die bom dan maar ‘ns zien. Ik wil er nog even over nadenken, hoor.
commissaris: (opent de lade) Eh… hier heb ik de bom. Alstublieft, generaal.
generaal: Wel wel wel, is eh… is dat die bom? Adjudant, bekijkt u ‘m eens even. Alstublieft.
adjudant: Ja, dat is dezelfde bom.
generaal: Echt waar?
adjudant: Daar sta ik voor in. Hier, commissaris, neemt u ‘m even aan. Alstublieft.
commissaris: Mm, dank u. Nou? Wat doet u, generaal? Of doet u het maar liever niet?
generaal: Hoho, wat denk je wel van mij? (lachje) Roept u de verdachte maar. (bel)
agent: (komt binnen) Ik meld mij, commissaris.
commissaris: Breng de sergeant binnen, agent.
agent: Tot uw orders, commissaris. (haalt hem) Hier is de sergeant, commissaris.
commissaris: Agent, je kunt gaan.
agent: Tot uw orders, commissaris. (salueert en gaat)
commissaris: Sergeant, jij moet een bom naar de generaal gooien.
sergeant: Zomaar? Zonder meer?
commissaris: De generaal gaat in de hal staan, en jij hier.
generaal: Ja, kunnen we dat niet beter tot eh… tot morgen uitstellen?
commissaris: O, zoals u wilt, generaal, zoals u wilt. Wij kunnen ook de mening van de regering vragen.
generaal: Nee nee, nee, ik ga al, ik… ik ga al. (gaat naar de hal en sluit de deur)
commissaris: Sergeant, hier heb jij de bom.
sergeant: Dank u.
commissaris: En kijk, kijk, zo moet je ’m gooien.
adjudant: Generaal, een enkel woord. (opent de deur)
generaal: Ja? Wat is er?
adjudant: U moet de deur wel open laten, anders kan hij die bom toch niet naar u gooien?
generaal: O... o ja, ja! Ja, ja, natuurlijk, ja.
sergeant: M’n masker hoort er ook nog bij. Dat moet nog ergens in de la liggen. (opent de lade) De illusie moet volkomen zijn. Ah, hier… hier heb je ‘t masker.
commissaris: Klaar, luitenant?
adjudant: Prachtig. U bent dus een luchtje aan t scheppen op de promenade. Overal mooie vrouwen om u heen, en hier, waar nu de commissaris staat, staat de zon; maar daar in de hal is de generaal. Z’n onderscheidingen flonkeren en z’n rijlaarzen glanzen in het zonlicht. En denk u in dat u ‘m nu eindelijk ‘ns mores kunt leren. Opgelet, generaal!
sergeant: Ja! Ik gooi! Eén, twee, hup! (explosie)
commissaris: Ik geloof dat u nogal aan de generaal gehecht was, hè? Hij was als meerdere buitengewoon coulant tegen u.
adjudant: Tegen u was ie heel anders, ja. (lachje) Dat iemand al sinds jaar en dag commissaris is, wil nog niets zeggen. Een rustig leven is ook wat waard.
commissaris: En wat dacht u ervan als ik u nou eens arresteerde, mm? U moet toch toegeven dat het met die bom op z’n zachtst gezegd maar een merkwaardige zaak is?
adjudant: Nou en of! Zo merkwaardig zelfs dat het interessant zou zijn om bijvoorbeeld uw aandeel daarin ‘ns nader te onderzoeken. In dat geval zouden we te doen hebben met een wederzijdse arrestatie.
commissaris: U zult het nog ver brengen, maar niet zo ver als u wel denkt. U zult het bijvoorbeeld niet zo ver brengen dat u commissaris van politie wordt en mij van mijn plaats kunt verdringen. Met u gaat het een hele andere kant op. Hierbij bent u gearresteerd!
adjudant: Uitstekend. (lachje) Maar ik ben bang dat u daarmee aan de grens van uw mogelijkheden bent gekomen. Bovendien maak ik er u op attent dat al uw belachelijke pogingen om mij de schuld van die bomontploffing in mijn schoenen te schuiven zich automatisch tegen uzelf richt.
commissaris: Hoezo dan? Hoezo dan, manneke?
adjudant: Heel simpel, heel simpel, ouwetje. U beschuldigt mij ervan dat ik de regering vijandig gezind ben en een bomaanslag geënsceneerd. Dan zullen ze u waarschijnlijk vragen waar u was toen deze luitenant de akte van onderwerping tekende en uit de gevangenis werd ontslagen. Wat bent u een flop, commissaris, als de eerste de beste gedetineerde u zand in de ogen kan strooien. Wat bent u voor een snertbewaker van de staatsveiligheid dat u dat spelletje niet hebt doorzien en de gedetineerde hebt vrijgelaten. Wat zou u ervan vinden als ik u nu op mijn beurt arresteerde?
commissaris: Laat men niet geloven dat de politie boven het gearresteerd worden staat. Nee, het gearresteerd worden staat boven de politie, staat boven iedereen. Ik ben een politieman van de ouwe stempel, dus als ik u verzoeken mag… Ik sta tot uw beschikking. ‘t Gaat er nu alleen wel om of u uw goeie bedoelingen kunt waarmaken. U hebt me zelf wel verteld dat u werkelijk trouw aan de regering bent…
adjudant: Dat is zo! De regering gaat bij mij boven alles. Maar u als politiecommissaris diende toch te weten dat datgene wezenlijk is, nog geen bijzondere betekenis hoeft te hebben? Eventueel zelfs een tegenovergestelde betekenis kan hebben, of - al naargelang de omstandigheden - verschillende betekenissen heeft? Begrijpt u? (lachje) Ondanks uw lange dienstervaring kunt u nog steeds alleen maar de primitiefste conclusies trekken.
commissaris: Ja... Goed, laten we elkaar dus maar arresteren totdat de toestand duidelijker wordt.
adjudant: Ik arresteer u!
commissaris: En ik had u al gearresteerd.
generaal: (komt weer binnen) Zo, hier ben ik weer.
commissaris: Generaal! Leeft u nog?
generaal: Ja, ik ben niet gek. Ik zat op het toilet.
adjudant: Ik wil er wel even op wijzen dat de uitroep die we zojuist van de commissaris hebben gehoord in hoge mate belastend is. De verwondering die in het zinnetje “Leeft u nog?” tot uitdrukking komt, leidt tot de conclusie dat de commissaris niet anders verwacht had of zelfs helemaal zeker van z’n zaak was.
generaal: Ik zie me trouwens gedwongen om u allebei te arresteren! D’r zijn hier maar twee mogelijkheden: ofwel het was een toeval, of één van jullie drieën heeft aan de ontsteker zitten knoeien. Aangezien zelfs wij nog niet in staat zijn om toevallen te arresteren, komt alleen de tweede mogelijkheid in aanmerking. De gedetineerde telt niet mee, want die zat toch al gevangen. Zodoende blijven alleen jullie tweeën over, mijne heren.
commissaris: Zeer juist. Het verleden van de luitenant zal het tribunaal beslist te denken geven.
adjudant: De motieven van de commissaris zullen de rechter van instructie wel als klassiek voorkomen. Misschien ging het er in dit geval niet in de laatste plaats om de adjudant van de generaal in een kwaad daglicht te stellen. Een begrijpelijk motief, maar het is er één van strikt persoonlijke aard en dat heeft met de dienst niets uit te staan.
commissaris: Tot m’n spijt moet ik u mededelen, generaal, dat ik u hierbij in naam der regering onder arrest stel.
generaal: Mij? Ja, waar… waarom mij nou?
commissaris: Omdat u een officier in de rang van generaal lichtvaardig aan een bomaanslag hebt blootgesteld. Zodoende valt de verdenking op u dat u hulp aan de revolutionairen wilde bieden. U hebt mij zelf aangeraden om in dat opzicht waakzaam te zijn, wat voor u trouwens als verzachtende omstandigheid aangevoerd zal worden.
adjudant: We zouden nog 'ns moeten nakijken een politiebeambte die al iemand gearresteerd heeft, met wie hij zich van zijn kant in een staat van wederzijdse gevangenschap bevindt, dat wil in concreto zeggen u, commissaris, een derde persoon kan arresteren door wie hij, samen met de andere waarmee hij door de eerst wederzijdse arrestatie verbonden is, dat wil in concreto zeggen met mij, tevoren al was gearresteerd.
commissaris: Als arrestant hebt u helemaal niet het recht uw mening te geven.
adjudant: Insgelijks, commissaris.
generaal: Mijne heren, ik krijg de indruk dat de politie hier haar handen vol aan zal hebben.
sergeant: Lang leve de vrijheid!!
???
script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (3/2008)
Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.
Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.