De surprise

De surprise
beschrijving:

DE SURPRISE

Belcampo (1902-1990)

uitzending: TROS, dinsdag 12/02/1985

bewerking: Marijke Hoenkamp, Edith Lucassen & Marc Kok - techniek: André Janssen, Hans Rikkert de Koe & Bram Hengeveld

regie: Marlies Cordia

rolverdeling:

- Eugène: Luc van de Lagemaat

- Arlette: Barbara Hoffman

- S.O.S.-employé: Jérôme Reehuis

- begeleiders: Ad Hoeymans& Paul van der Lek

duur: 40'48"

De steenrijke maar ongelukkige jongeman Eugène heeft besloten een einde aan zijn leven te maken. Hij belt op het laatste moment echter naar de S.O.S.-telefoondienst en er komt een man naar hem toe die probeert hem de zelfmoord uit het hoofd te praten. Als dat echter niet lukt, ontpopt de man zich als medewerker van een bedrijf dat handelt in zelfmoorden: in ruil voor de hele erfenis regelen ze iemands zelfmoord en uitvaart. Eugène besluit dit te doen en kiest voor de ‘surprise’ als manier om uit het leven te stappen. Hij moet wel eerst nog een doodskist gaan uitzoeken in het gebouw van de onderneming. Daar ontmoet hij Arlette, en ze worden meteen verliefd op elkaar…

hoorspel:

Eugène: Meneer, ik kom een beroep op u doen. Ik bevind mij in grote verlegenheid… Wat ik ben?... O, mijn godsdienst bedoelt u? Absoluut geen godsdienst! Geen God en geen gebod… U komt onmiddellijk? Nee, goed, ik verwacht u. (legt de hoorn neer - zet glaasjes klaar - er komt een auto met sirene aangereden - stopt voor de deur - iemand stapt uit - er wordt gebeld) Sneller was wel haast niet mogelijk, hè?

S.O.S.-employé: Het is ons toegestaan dezelfde signalen te gebruiken als de brandweer. Het is dan ook vaak een kwestie van seconden. Als ik zo om me heen kijk, lijkt mij die haast deze keer wel overbodig, maar dat kan men van te voren niet weten. Wat is er, vriend?

Eugène: Eh… ik zie geen enkele zin in de verdere voortzetting van mijn bestaan. Ik ben van plan om d’r een eind aan te maken. Ik was dat eigenlijk al aan het voorbereiden.

employé: Als u dat ernstig van plan bent, waarom belt u ons dan op?

Eugène: Ja, dat is ook eigenlijk een beetje gek, maar terwijl ik bezig was om alle naden met kranten dicht te stoppen, viel m’n oog op uw advertentie en dat vond ik zo’n toeval dat ik niet kon nalaten om u te bellen. Ja, wie weet of de man die dan verschijnt niet nog een lichtzijde van het leven kan openbaren, dacht ik. Zo geef ik aan het leven nog een allerlaatste kans.

employé: Zag u de tussenkomst van onze advertentie als een… vingerwijzing?

Eugène: Een vingerwijzing? Nee. Alleen een merkwaardig toeval, maar zo merkwaardig dat ik er niet aan voorbij kon gaan.

employé: Dus toch meer dan een toeval? U zag er iets hogers in?

Eugène: O, nee. Ik zei u al: God zegt mij niets.

employé: Laten we dan ‘ns alle dingen nagaan die een mens ertoe kunnen bewegen het leven voort te zetten. Het goddelijk gebod is lucht voor u. Het hoofdgebod van de natuur idem dito. Met uw medemens hebt u geen band. Maar geld? U hebt toch geld! Het leven toch kan een feest voor u zijn!

Eugène: Een feest! De ene dag vind ik nog afgezaagder dan de andere. Reizen, vrouwen, lekker eten, kunst…

employé: Wanneer dat allemaal zo is, dan kan ik u alleen maar adviseren: stop de naden verder dicht en zet de gaskraan open. U sluit bij voorbaat alle wegen af waarlangs u nog te redden zou zijn. U hebt mij voor niets laten komen.

Eugène: Ja, om u de waarheid te zeggen zit ik veel meer in over de manier waarop ik er een eind aan zal maken dan over dat eind zelf. Een kamer vol ontplofbaar mengsel achterlaten, ja, zo’n erfenis gun ik m’n buren ook weer niet, al zijn ze me volkomen vreemd.

employé: Dan bent u hoogstwaarschijnlijk onze man! Neemt u mij niet kwalijk dat ik mij nu pas echt aan u voorstel: vertegenwoordiger van de S.B.Z.

Eugène: De S.B.Z.?

employé: Ja, de commanditaire vennootschap Steun bij Zelfmoord.

Eugène: Dus u bent geen geestelijke?

employé: Nee! Wij werken onder de geestelijke dekmantel om geen last te krijgen met de autoriteiten. Ons eigenlijke werk wordt niet getolereerd, ofschoon het niet minder menslievend is.

Eugène: En wat is dat werk dan, als ik vragen mag?

employé: Kijk, wanneer iemand vastbesloten is een eind aan z’n leven te maken en hij heeft er de moed niet toe, dan komen wij ‘m te hulp. Wij zijn als het ware aannemers van zelfmoord.

Eugène: Ach, als dat zo is: ik heb met alles afgerekend. Gaat u gang, meneer!

employé: O o o o o o, zo hard lopen wij niet van stapel! Wij zijn geen hulp voor onbesuisden!

Eugène: Ja, ik ben geen onbesuisde! Ik loop al jaren rond met dit plan.

employé: Het is onze vaste stelregel dat wij nooit pardoes iemand van kant maken, ook al wil hij dat nog zo graag. Laten wij d’r nu eens rustig bij gaan zitten, dan zal ik u met de werkwijze (neemt zijn tas) en de condities (opent ze) van ons instituut bekend maken. (neemt er een catalogus uit) Je kunt het zo gek niet bedenken of het staat er in. De ondervinding leert nu eenmaal: ieder mens heeft z’n lievelingsmethode, z’n lijfmethode. En die staat er in, want er staat alles in, ook die van u. Ik zal dit exemplaar bij u achterlaten. (sluit de tas) Dan kunt u het op uw dooie gemak bestuderen. Wel graag weer terug na gebruik.

Eugène: (schenkt een drankje uit en kijkt in de catalogus) Nou eh… goed. En als die bedenktijd van drie dagen om is, hè, wat dan? Moet ik dan bij u komen of komt u bij mij?

employé: In de catalogus vindt u een apart hoofdstuk over de mogelijkheden van plaats en tijd. Deze zijn in verband met onze hele opzet natuurlijk van het grootste belang.

Eugène: En eh… moet ik dan op het eind van de derde dag op al deze punten een beslissing hebben genomen?

employé: Ja, anders kan de zaak geen voortgang hebben.

Eugène: Ja, maar dan zit ik toch wel weer voor dezelfde moeilijkheid als waarvoor ik u geroepen heb.

employé: Dat is te zeggen: voor de gevallen waarin iemand geen keus heeft kunnen maken (drinkt) - en zo’n besluiteloosheid komt vaker voor dan u denkt - hebben wij een speciale aanbieding. Dat is onze surprisedood. Daarbij worden methode, plaats en tijd geheel aan ons overgelaten.

Eugène: Ja, maar dan zit ik misschien dagenlang in angst!

employé: Angst? Dat noemen wij: in blijde verwachting! Ik kan u deze surprise zeer aanbevelen. De verantwoordelijkheid voor een eigen keuze wordt u op die manier bespaard. Postume tevredenheidsbetuigingen kunnen wij u helaas niet overleggen, anders dan zou dat…

Eugène: Ja, behalve natuurlijk wanneer zo’n overval een keer mislukt, hè?

employé: Dat is nog nooit gebeurd. Wij werken feilloos. Om u de waarheid te zeggen: (drinkt) die surprise lijkt me wel iets voor u. U bent, geloof ik, niet zo besluitvaardig. Zal ik hem dan maar voorlopig voor u noteren? U kunt er binnen drie dagen altijd op terugkomen.

Eugène: Nou ja, ik eh… ik heb geen bezwaar.

employé: Dan zullen wij het voorlopig daarop houden. Ziezo, dan moeten wij nu overgaan tot het zakelijk deel van onze transactie.

Eugène: Het zakelijke gedeelte?

employé: Jazeker, u zult begrijpen dat dit niet louter liefdewerk is. Ons instituut zit op hoge kosten. Wij nemen uitsluitend eersterangs krachten in dienst en die zijn… enorm duur. Nee nee nee nee, aan mijn handen kleeft geen bloed. Ik zit in de commerciële sector van ons bedrijf, maar ons comité van uitvoering kost handenvol geld. Wij kunnen onze service dan ook alleen maar blijven bieden wanneer onze cliënten bereid zijn een groot… financieel offer te brengen. Een offer is het niet eens. Geld maken wij immers voor u totaal overbodig. Hoe groot is uw vermogen, als ik vragen mag?

Eugène: Ik denk zo eh… om en nabij de twee miljoen.

employé: En hebt u vrouw en kinderen?

Eugène: Nee, nee, dat heb ik u al gezegd. Als dat zo was, dan zou ik nooit tot deze stap hebben kunnen besluiten.

employé: Schitterend! Dus geen erfgenamen in de eerste graad. In zo’n geval moet het hele vermogen aan ons worden overgedragen.

Eugène: ’t Is wel een beetje veel, hè?

employé: Dat is betrekkelijk. Voor ons misschien wel, maar voor u is het in elk geval een non-valeur. U moet wel bedenken…

Eugène: Ach, wat kan het mij ook schelen waar het blijft! Als ik maar weg ben.

employé: Dat is een wijs woord, meneer. Dan zullen we nu maar even het contract opmaken. (neemt een exemplaar) Bij dit contract verplichten wij ons dus u te doden op een door uzelf te bepalen wijze en u verplicht zich daartegenover om aan het einde van de derde dag op ons kantoor al uw contanten en effecten en de titels van uw onroerende goederen te deponeren, benevens de volmachten om die ten hypotheekkantore te doen overschrijven. Mag ik u dan verzoeken hier uw… (legt het hem voor) handtekening te plaatsen? Ja... Dit contract wordt niet in duplo opgemaakt. Aan uw exemplaar zou u toch binnenkort niets meer hebben en dan lopen wij maar de kans dat het in verkeerde handen terechtkomt. (bergt het op) Zo…

Eugène: U doet net alsof er eh… nog meer te verhapstukken valt.

employé: Dat is ook zo. D’r blijft nog een belangrijk punt om te bespreken. Hebt u wel ‘ns over uw begrafenis nagedacht?

Eugène: Nee, nog nooit. Ja, als het leven zelf iemand koud laat, dan kunt u wel nagaan hoeveel z’n begrafenis ‘m interesseert, hè?

employé: Toch zult u ter aarde moeten worden besteld!

Eugène: Ja, kunt u me niet gewoon ergens laten liggen? Er verschijnt toch altijd wel een of andere opruimdienst?

employé: Meneer, wij leven in een geordende maatschappij! Een maatschappij die niet alleen de dood, maar ook de doden respecteert! Wij voelen ons tegenover onze clientèle verplicht bij elke zaak te zorgen voor een behoorlijke afwikkeling. Wij moeten onze slachtoffers recht in de ogen kunnen zien, meneer.

Eugène: Ja, maar is dat zuiver een kwestie van geweten of hebt u daar nog iets anders mee op het oog?

employé: U raadt het! Met een goede begrafenis wordt niet alleen ons geweten, maar daarnaast ons belang gediend. Kijk ‘ns, het zit zo in elkaar: aan ons instituut is namelijk als zusterinstituut een begrafenisonderneming verbonden.

Eugène: Ah ja, ja ja.

employé: Twee handen op één dooie buik dus.

Eugène: (zucht) Nou ja, als u mij na afloop een behoorlijke begrafenis wilt geven, mij best. Maar dat laat ik dan graag aan u over!

employé: Ja, maar zo eenvoudig is dat niet! Dat kunt u niet aan ons overlaten. Kijkt u ‘ns, een goede begrafenis is voor ons een uitstekende reclame.

Eugène: Ja, verlangt u dan dat ik u in alle bijzonderheden een bij mij passende uitvaart beschrijf?

employé: Nee, meneer, dat hoeft u niet! Wij hebben het u veel gemakkelijker gemaakt. Bij deze nodig ik u uit op de ochtend van de vierde dag, dus wanneer u onherroepelijk besloten bent, een bezoek te brengen aan onze showroom. Daar vindt u doodskisten van elk mogelijk type en ik twijfel er niet aan of de kist van uw keuze is daar bij. En hebt u eenmaal de kist, dan hebt u ook de koets, want elke kist wordt in een bijpassende escorte naar uw laatste rustplaats gebracht. Wij staan garant voor de eenheid van stijl.

Eugène: Nou, dat klinkt dan allemaal bijzonder geruststellend, hè?

employé: Dus u gaat er mee akkoord?

Eugène: Ja, ik zal mijn uiterste best doen om u op alle punten tevreden te stellen.

employé: Vannacht om twaalf uur gaan uw drie dagen in. Wij verwachten u dus aan het eind daarvan op ons kantoor om het financiële gedeelte af te wikkelen en op de ochtend van de vierde dag in onze showroom. Dan moet ik mij verder excuseren. ’t Is vandaag een drukke dag. Adieu, meneer, tot ziens.

(straatgeluiden - voetstappen - deurbel - deur wordt geopend - personen gaan binnen)

Eugène: Zijn die kisten allemaal van de laatste dagen?

begeleider 1: Welnee, deze zijn niet echt. Dit zijn onze dummy’s.

Eugène: Mummies?

begeleider 1: Nee, dummy’s, loze modellen om een beter idee te geven, papier mâché.

Eugène: Ah!

begeleider 1: Als u het goed vindt, zal ik u een eindje op weg helpen. Degenen die vinden dat ze te groot worden voor deze wereld kiezen deze. Ik heb er eentje gehad, die kon de slakkengang van de cultuur niet meer verdragen, zoals ie dat noemde, maar voor u komt dit, geloof ik, niet in aanmerking. Deze zal misschien beter bij u passen. Dit is het kistje voor een man die geld en gezondheid aan vrouwen en drank heeft verbrast. Elke lijn van deze kist is frivool. Zelfs het grondvlak heeft de welvingen van het menselijk lichaam. Hij verdraagt, net als de vorige, een schat van bloemen. Dit type - dat hebben onze statistieken aangetoond - wordt gemiddeld door de grootste vriendenschaar gevolgd en door het kleinste aantal familieleden. Nou, wat denkt u d’r van?

Eugène: Ja, ik heb in m’n leven weinig frivoliteit gekend. Ik heb er zelfs nooit een vrouw in toegelaten.

begeleider 1: O, hebt u een hekel aan vrouwen? Ja, dan zijn we gauw klaar. Nummer 43, eigen ontwerp, nemen ze allemaal.

Eugène: Nee, u begrijpt me verkeerd. Ik heb me wel met vrouwen ingelaten, maar nooit zo ver dat ze een deel van m’n leven gingen uitmaken. Het bleek elke keer dat het op m’n geld was gemunt, zodat ik in de hele liefde niet meer kon geloven.

begeleider 1: O, dat is wat anders! Dan moet u maar weer ‘ns de rij af gaan. Misschien is deze dan wat voor u? Een echt Cromwellmeubel, alles rechttoe, rechtaan en van dik hout. Wij garanderen driehonderd jaar in elke grond. Hoort u maar ‘ns wat een klank! (klopt op de kist)

Eugène: Ja, voor wie is deze nu bij uitstek?

begeleider 1: Eh… voor de puriteinen, de lui die geen oog hebben meegekregen voor het bekoorlijke leven. Ze maken het voor zichzelf zo dor dat het niet meer vol te houden valt.

Eugène: Nou, uw maatschappij zou een sombere bijdrage kunnen leveren tot de psychologie!

begeleider 1: Somber, somber, in dit geval natuurlijk wel, maar lang niet altijd! Nou, deze is dus niets voor u? Of soms wel?

Eugène: Ja, ik voel me daar niet stoer genoeg voor. En het mooie van deze wereld heeft me wel niet aangetrokken, maar het lelijke net zo min. (ze wandelen verder)

begeleider 2: Let u eens op deze lijn. Hij geeft de indruk van zweven en van snelheid.

een vrouw (Arlette): Hij zakt toch net als iedere andere kist naar beneden! Het idee van vliegen en zweven komt niet bij me op!

begeleider 2: Deze laten we ook niet zakken. Ziet u die rail hier onderaan? Zoals een schip te water gaat, zo schiet deze schuin het graf in, pardoes in de grond. Heel indrukwekkend!

begeleider 1: Deze kist is kitsch, meneer. Van buiten lijkt ie heel wat, maar van binnen is het allemaal spint. Geen stijl, geen goeie lijn. Weet u wie deze d’r altijd uitpikken? De holle profeten, de rotte regeerders, de voze geleerden. Ze kloppen (doet dat) niet eerder bij ons aan dan dat ze ontmaskerd zijn. Zo’n kist is in drie jaar weg, finaal verrot.

Arlette: Ah, dit is een mooitje! Och, wat elegant klein!

begeleider 2: Deze is weer voor een heel ander soort mensen: zij die hun jeugd maar niet kunnen vergeten. Hierin keren ze terug naar het verloren paradijs.

Arlette: Mijn jeugd was geen paradijs! Als de doorns er nog aan zaten, zou hij beter bij mij passen.

begeleider 2: Toch zou deze u wel staan: rozenhout… en dan met rozemarijn.

begeleider 1: Ach, kijkt naar dat allerliefste kistje aan de overkant? Dat is ons minimodel, ingelegd met rozenhout. Het sluit zo nauw dat het elke overledene weer jong maakt. Voor hen die niet ouder willen worden… Ach, u kent ze wel: de mannen met altijd een bloem in hun knoopsgat.

Eugène: Ik dacht dat niemand die bij uw firma aanklopt ouder wil worden.

begeleider 1: Ja, u hebt gelijk natuurlijk, maar deze mensen lopen vast op de ouderdom zelf. Ze wensen hun lichamelijk verval niet af te wachten en daar is natuurlijk iets voor te zeggen.

Eugène: Ach, meneer, doet u niet zo’n moeite voor mij. Stopt u mij maar ergens in. Tegen uw vertegenwoordiger heb ik meteen al gezegd, dat het me niet kan schelen in wat voor hout ik ter aarde besteld word.

begeleider 1: Dat weet ik, maar of het u interesseert ja of nee, daar gaat het niet om. U moet in de kist die bij uw karakter past en dat kunt u alleen zelf beoordelen. Enige medewerking van onze klanten zijn wij wel gewend.

Eugène: Nou, neemt u mij niet kwalijk! Ik had uw belangen een ogenblik uit het oog verloren.

begeleider 1: Nou, meneer, ik heb u zo het een en ander laten zien. Excuseert u mij, onze kisten spreken voor zich. Neem uw gemak ervan. Haast hebben wij absoluut niet. En mocht u besloten hebben: links bij nummer 17 zit een belletje. Succes! (doet een paar stappen) O, ik vergat nog u te wijzen op iets dat misschien een richtsnoer kan zijn. Ziet u dat tafeltje met dat dikke boek?

Eugène: Mm.

begeleider 1: Dat is ons Album Defunctorum. Het bevat de namen van onze klanten, kistgewijze gerangschikt, met aanduiding van leeftijd, beroep, laatst genoten adres en uitverkoren methode. (lachje) U zult verbaasd zijn wat u in dat boek allemaal niet aantreft! Coryfeeën uit cultuur, wetenschap en kerk.

Eugène: (kijkt het in) En iedereen mag hier maar vrij in bladeren?

begeleider 1: Wij vrezen geen indiscretie. De geheimen van de firma zijn bij onze clientèle immers goed geborgen. Nogmaals: succes! (verwijdert zich)

begeleider 2: Ik laat u nu alleen. Dan kunt u rustig op uw gemak alles bekijken. Neemt u vooral de tijd. (gaat ook weg)

Eugène: (wandelt verder)Mm… Byzantijns, romaans… Hé, een hunebed! (lachje) Dat staat in het landschap!... O ja, het minimodel. (zucht) ‘k Weet het niet… Het trekt me wel het meest aan. Goh, even meten. Linkerhand in de zij, ? op de grond staan. Even vasthouden hier…

Arlette: (komt naderbij) Kan ik u misschien van dienst zijn met een centimeter? Ik heb er toevallig een in m’n tasje.

Eugène: Nou, eh… (lachje) eigenlijk graag!

Arlette: (lachje - hij meet) En? Kunt u d’r in?

Eugène: Nou… Maar net, hoor. De schouders, daar zit het op vast, denk ik. Zou je die even willen meten?

Arlette: Mm.(ze meet) Eh…’t is kiele kiele.

Eugène: Oh…

Arlette: Was uw jeugd een paradijs?

Eugène: Op geen stukken na.

Arlette: O, maar dan is dat de verkeerde kist voor u! Deze is voor mensen die altijd terugverlangen naar hun jeugd.

Eugène: Ach, die lui zeggen maar wat!

Arlette: Maar waarom staat u hier te passen en te meten?

Eugène: Ja, dat weet ik eigenlijk zelf niet. M’n jeugd was geen paradijs, maar als ik ooit in m’n leven een moment gelukkig ben geweest, dan was het als kind.

Arlette: Zo was het bij mij eigenlijk ook. Hoe kwam dat?

Eugène: Interesseert het u?

Arlette: Ja, ja!

Eugène: Mijn ouders hebben mij niets geleerd van de dingen die andere mensen gelukkig schijnen te maken.

Arlette: (lachje) De mijne ook niet! Ik geloof niet eens in het geluk van die anderen!

Eugène: (lachje) Alle geluk is leugen.

Arlette: Schoonheid is leugen!

Eugène: Vriendschap is leugen.

Arlette: Tederheid is leugen.

Eugène: En liefde is de grootste leugen. Mijn ouders haatten elkaar!

Arlette: De mijne ook. Ik was dertien toen ze stierven.

Eugène: O, ik veertien!

Arlette: (verbaasd) Wij zijn… hetzelfde! Dan is dit ook mijn kist. Zou ik er in kunnen?

Eugène: Als ik er in kan, dan past u zeker.

Arlette: Vrouwen zijn altijd breder in de heupen. Meet u nou eens bij mij?

Eugène: Mm. ‘ns Kijken… Nou, ik weet niet… Ik ben er bang voor.

Arlette: Dan nog even passen.

Eugène: Hè?

Arlette: Wel, die er even uit en dan passen. Net als in een jurk.

Eugène: (lachje) Waarom ook niet? Vooruit, even dat witte fantoom d’r uithalen.

Arlette: Jeetje, het weegt haast niets!

Eugène: Voorzichtig d’rmee!

Arlette: Ik stap er in. Geef me even uw hand. Oh, als gegoten!

Eugène: Eh… kom… kom er maar gauw weer uit, hè.

Arlette: O, o, ik zit klem! (ze lachen) D’r in gaat gemakkelijk dan d’r uit.

Eugène: Kom maar. (ze lacht) Zo, dat is dat.

Arlette: Lieten uw ouders u veel geld na?

Eugène: Eh… ja, ruim twee miljoen.

Arlette: En u hebt ook alles moeten afgeven?

Eugène: Dat was de voorwaarde.

Arlette: Ik ook. Anderhalf miljoen. Wij leggen hun geen windeieren… Merkwaardig, beide van hatende ouders, beide jong wees, beide vermogend… Welke methode hebt u gekozen?

Eugène: De surprise.

Arlette: Oh… ik ook!!

Eugène: Nee!

Arlette: Ik ook! (lacht) Hoe is het mogelijk?

Eugène: Nou, zullen we ‘t hier dan maar samen op houden? ‘ns Kijken, wat zei die man ook weer? Eh… minimodel.

Arlette: Nee! Nee, kies niet! Als we eenmaal gekozen hebben, kan het elk ogenblik gebeuren. Wie weet of er tussen die doden niet een levende ligt met een stengun onder z’n laken…

Eugène: Maar dat wilde je immers toch?

Arlette: Ja, maar nu nog niet! Nog niet meteen.

Eugène: Ach, stil maar, we hebben nog niets gezegd. Bent u opeens bang geworden?

Arlette: Wij praatten met elkaar zoals ik nog nooit met iemand heb gepraat. Of het tegen mezelf is, in mezelf. Ik wou dat dit niet plotseling afbrak, maar we kunnen… toch wel… even tijd winnen door onze keuze uit te stellen.

Eugène: Raak me nou nog ‘ns aan zoals daarnet. Dit geeft me een gevoel dat ik niet ken.

Arlette: En aanstonds, over een uur, is dit allemaal koud. Als je elkaar aanraakt zoals wij nu, verlang je daar niet meer naar.

Eugène: Als we nou gewoon zeggen dat we geen keus kunnen maken?

Arlette: (luid) Eh… ik zou werkelijk niet weten welke ik moest kiezen. De een is nog mooier dan de ander! (zacht) Als er nu een staat te luisteren, weet ie het tenminste.

Eugène: Kom! (ze gaan verder - een deur wordt dichtgeslagen)

Arlette: (schrikt) Om godswil!

begeleider 1: Hoe lang dacht u nog nodig te hebben?

Eugène: Eh… dat kan ik onmogelijk zeggen.

begeleider 1: Goed, dan komen we over een poosje wel weer ‘ns horen. (verwijdert zich)

Arlette: Vroeger vond ik wandelende mensen belachelijk, net zoals dit bijvoorbeeld. (zoent hem) Oh…

Eugène: Of zo, mm?

Arlette: Oh… Er gebeurt iets in me. We zijn op weg naar een geheim. (begeleider 2 komt aan) ’t Spijt me verschrikkelijk, maar mijn keus is nog niet gemaakt. Uw toonzaal geeft mij gewoon het embarras du choix. Ik denk dat ik nog wel een tijdje nodig zal hebben.

begeleider 2: Dan verdwijn ik weer. Wij van onze kant hebben in ’t geheel geen haast. (gaat weg)

Eugène: Ons hele leven zijn we dood geweest en nu, hier, komen we pas tot leven!

Arlette: Als we al die verloren jaren met elkaar mochten inhalen…

Eugène: Dan zijn we toch zeker gek als we dat niet doen?

Arlette: We verdommen het gewoon een kist te kiezen! Als die vent straks komt, zeggen we ‘t ‘m recht in z’n gezicht! (schrikt)

Eugène: Wat is… wat is er, kindje?

Arlette: ‘k Voel me hier niet veilig meer. Waren we hier maar vandaan.

Eugène: Ach, nu we elkaar gevonden hebben, kan ons toch niets meer gebeuren? En die dooie poppen, gekauwd papier, wie trekt zich daar nou wat van aan? Onze toekomst, waar we beiden van af wilden, hebben we op het laatste ogenblik gered!

begeleider 1: (komt weer uit het kantoor) En? Bent u langzamerhand tot een resultaat gekomen?

Eugène: Ja, tot een heel belangrijk resultaat. Wij zijn van gedachte veranderd.

begeleider 1: Hoezo?

Eugène: Nou, we willen ’t niet meer.

begeleider 1: Hoe bedoelt u dat?

Eugène: Wij willen verder leven!

Arlette: Wij zijn uw instituut erg dankbaar dat het ons bij elkaar heeft gebracht.

begeleider 1: Ja, maar… maar dit is de vierde dag! Ja, wat denkt u wel? U hebt een contract en dat is geen vodje papier!

Eugène: We kunnen u toch zeker van uw verplichtingen ontslaan?

begeleider 1: Van onze verplichtingen ontslaan? Meneer, waar houdt u ons voor? Denkt u dat wij uw vermogen zomaar zonder tegenprestatie wensen te incasseren? Ons instituut is al jarenlang op zuiver morele basis gegrondvest. ’t Is geen akte van schenking!

Eugène: Kunnen we dat daar dan niet van maken? Daar ben ik best toe bereid, hoor!

begeleider 1: Denkt u alstublieft wat meer juridisch! U kunt van een tweezijdige overeenkomst niet zomaar een eenzijdige maken, alleen omdat u mekaar een beetje aardig vindt - wat morgen trouwens weer over kan zijn… Ik hield u voor een ernstig mens, een mens in wiens leven geen plaats is voor frivoliteit.

Arlette: Frivoliteit? Bah, wat een vent!

Eugène: Stil nou, liefje! Mij dunkt dat wij onze prestatie geleverd hebben, meneer.

begeleider 1: Niet helemaal! U hebt ons het genot van uw begrafenis toegezegd! Dat kunt u alleen gestand doen door te overlijden.

Eugène: Ja, maar dat is moord!

begeleider 1: U hebt het getekend!

Eugène: Ja…

begeleider 1: Kiest u nu rustig een kist en wacht de verdere uitvoering van onze overeenkomst af.

Eugène: Wij doen deze keuze niet. Dan kunt u ons ook niet begraven.

begeleider 1: Dat is contractbreuk! Als u weigert een keuze te doen, dan doen wij dat natuurlijk voor u.

Eugène: U begraaft haar niet, hoor!

begeleider 1: Wij begraven haar wel! En met u wil ik een woordje apart spreken. Niet alleen weigert u zelf uw verplichtingen na te komen, u hebt een tweede cliënt van ons bewogen hetzelfde te doen. Dit nemen wij u dubbel kwalijk. U hebt aan ons de keuze gelaten op welke wijze u gedood wilde worden. Ik verzeker u dat we bij die keuze terdege met deze feiten rekening zullen houden.

Arlette: Kom, rennen!! (ze lopen naar de uitgang)

begeleider 1: Denk maar niet dat jullie over de grenzen veilig zijn! We zijn een internationale organisatie en we zullen jullie weten te vinden, waar ook ter wereld!

(op straat)

Arlette: O, Eugène, dat hou ik zo niet vol. Niet slapen, niet eten, opgejaagd worden als een stuk wild…

Eugène: Je hebt gelijk. Bovendien hebben we geen geld meer. Laten we naar mijn huis gaan. Daar zullen ze ons het minst verwachten.

(ze komen bij het huis aan en gaan vlug naar binnen)

Eugène: Wat een geluk dat we die voorsprong kregen door dat stoplicht! Anders waren we die laatste nog niet kwijtgeraakt. Dan hadden we hier niet eens naar binnen kunnen gaan.

Arlette: En aldoor zijn het weer anderen.

Eugène: Ja, één man zou dat onmogelijk vol kunnen houden, dag in dag uit achter ons aan.

Arlette: En wij dan? Wij moeten ’t wel aldoor vol kunnen houden. O, ik zeg je: ik kan niet meer!

Eugène: Ja, bij ons gaat het om het leven, en bij hen niet.

Arlette: Dit noem ik geen leven. ‘k Voel me geradbraakt!

Eugène: Dat stond ook niet in de catalogus.

Arlette: Wij hebben de surprise en daarin zijn ze misschien helemaal niet aan hun catalogus gebonden. ‘k Weet wel dat ik liever dood ben dan dit.

Eugène: Oef!(zucht)

Arlette: We vluchten niet verder! We blijven hier, wat er ook gebeurt. Deze nacht wil ik ongestoord met jou. En wat daarna gebeurt, daar wil ik niet over denken. Dit is in elk geval de nacht van ons leven. Of zouden ze…?

Eugène: Nou, nee, dat geloof ik niet. (er wordt gebeld - een tweede keer)

stem: (door de brievenbus) Gas en elektra! (er valt iets in de bus)

Arlette: (lacht zenuwachtig) Die stonden allebei wel in hun catalogus. O… o, ik… ik tril nog na. Ik tril van angst en geluk tegelijk. Wist jij dat het kon?

Eugène: Ja, da’s de regel. Elk geluk brengt meteen de angst met zich mee om het te verliezen!

Arlette: Die uitspraak lijkt me nog afkomstig uit je voorbije periode. Zeg, wordt hier vaak gebeld?

Eugène: Nee hoor, niet zo vaak. Maar we zijn hier veilig genoeg. Het huis ligt aan twee kanten open, hè. We moeten ons in staat van verdediging brengen. Weet je wat? We beginnen met het bed hier naartoe te halen.

Arlette: Ja.

Eugène: Daar moet je me wel even mee helpen.

Arlette: Ja!

Eugène: Kom maar… (ze gaan het bed uit elkaar halen) Hierheen? Zo?

Arlette: Ja, ja, kom maar! (ze versjouwen het bed)

Eugène: Nou, als ik dat zo zie, dan doet het me denken aan die kistenshow.

Arlette: Een tweepersoonskist hadden ze d’r nog niet bij, maar deze past mij in elk geval uitstekend.

Eugène: (lachje)

Arlette: Veel beter dan dat nauwsluitende minigeval. Ah… maar, hij… hij wiebelt! Hier, links, wiebelt ie! Daar moet wat onder.

Eugène: Weet je wat? Wat dacht je van het portret van m’n vader? (ze lachen) Zo goed?

Arlette: Nee! Hij wiebelt nog!

Eugène: Nou, we vouwen ‘m dubbel.

Arlette: Onder elke poot een ouder, en dan vooruit maar, jongens. (ze lachen)

Eugène: Voor het eerst van m’n leven lach ik echt.

Arlette: Waarom heb ik toch niet eerder gelachen om alles? Waarom komt het allemaal zo laat?

Eugène: Nou, kom op, we moeten aan onze verdediging denken. Hier, help jij effe mee de boel barricaderen? Boeken uit die kast… Zo… Effe versjouwen. Ja, kijk, als ze willen, dan kunnen ze er natuurlijk altijd in komen. Da’s geen kunst, maar zodra ze beginnen te rammen, dan is meteen de hele buurt gealarmeerd en daar zijn ze bang voor. Wij leven toch nog altijd in een geordende maatschappij.

Arlette: Volgens mij hebben we nu alles.

Eugène: ‘ns Kijken: timmergereedschap, keukengerei, een voorraad blikken…

Arlette: Gaskomfoor, lucifers, emmers water… ’t Is net of we gaan kamperen. Weet je dat ik nooit gedacht heb dat het leven zo kon zijn? Romantiek en liefde zijn, geloof ik, twee kanten van hetzelfde. Nu begin ik wat van al die schrijvers te begrijpen, net nu we hun boeken als borstwering moeten gebruiken.

Eugène: Het lijkt wel alsof er nooit iets mag kloppen in deze wereld.

Arlette: Behalve tussen… (zoent hem) ons. (zucht) Ik heb een ontzettende honger. Heb je nog niet ergens wat staan?

Eugène: Ja, in de ijskast staat nog een pan hete bliksem[1], drie dagen oud.

Arlette: Oh! (gaat ze snel halen en zet ze op het gaskomfoor) En nou naar bed. (ze schuiven onder de dekens en liggen een tijdje stil te luisteren) O jee! Het eten brandt aan! (ze gaat het halen) Mm. Mm, dit is de eerste keer dat ik eten echt lekker vind. Zou het komen omdat we drie dagen zowat niets gehad hebben?

Eugène: Volgens mij zit het veel dieper. Nu vinden we het leven heerlijk, dus het in stand houden d’r van ook. Mm! Ik voel zo’n groot geluk dat ik er haast bang voor ben. De Griekse goden gooiden haast altijd roet in het eten als ze vonden dat het geluk van een sterveling over de schreef ging. Nou, misschien doen andere goden dat ook wel.

Arlette: Of anders de mensen wel. Een overgroot geluk vinden ze onbehoorlijk. Dat kunnen ze niet met rust laten. Maar wacht, ik heb nog wat. Dat kan ons nu van pas komen.

Eugène: Mm?

Arlette: (gaat een kleine revolver uit haar tasje halen) Kijk, hier heb ik het mee willen doen. Er zitten acht schoten op. Alleen, ik kon het niet. Maar als we dit ding moeten gebruiken voor onze verdediging, aarzel ik niet, dat verzeker ik je. Hier, ik stop ‘m onder m’n kussen, hè, dan kan jij daar ook bij. (zucht) Wat romantisch dat we onze liefde gewapenderhand moeten verdedigen, net zoals het in de boeken staat.

Eugène: Nooit heb ik geweten wat ik in dit leven te doen had, maar nu weet ik tenminste één ding heel zeker: jou beschermen.

Arlette: Waarom gaan we eigenlijk niet naar de politie? Die zal ze toch wel de baas kunnen?

Eugène: Daar heb ik allang aan gedacht. Maar weet je wat het is? Die geloven ons niet. Er is toch zeker geen mens die ons gelooft als we dit verhaal vertellen? Wat kunnen ze nou vinden? Een doodgewone begrafenisonderneming. Niks aan te zien, alleen wat luxueus. Weet je wat er gebeurt als we dat doen? Er komt een dokter bij en dan stoppen ze ons in een gekkenhuis. Ja, en daar gaat ieder naar z’n eigen afdeling. Dan zien we elkaar nooit weer.

Arlette: We zouden er anders wel veilig zijn!

Eugène: Dat geloof ik ook niet eens. Als ik denk aan dat album, hè, dan moeten die lui toch wel een ontzettende hoop geld hebben en daarmee kun je overal doordringen. Ze hebben mensen in dienst, van alle markten thuis en tot alles in staat, die zich kunnen vermommen tot elk willekeurig personage!

Arlette: Zijn daar ook vrouwen bij?

Eugène: Haast altijd, en vaak hele mooie. Het schijnt dat zulk werk juist voor mooie vrouwen een grote aantrekkingskracht heeft. D’r zijn zelfs gevallen bekend waarin zo’n vrouw eerst nog een nacht van liefde…

Arlette: Stil! Wat heerlijk dat wij tenminste vannacht voor die bende veilig zijn.

Eugène: Die revolver! Die revolver! (grijpt onder het kussen) Ja, daar heb ik ‘m!

Arlette: Wat?

Eugène: Jij bent er een!

Arlette: Oh!

Eugène: Jij bent er zelf een!

Arlette: Oh!

Eugène: Jij hoort er bij, net als die griet van dat kantoor! Nu weet ik het!

Arlette: Nee!

Eugène: Dat ik daar niet eerder aan heb gedacht. Je met mij opsluiten, hè, met de revolver onder dat kussen. En straks, als ik slaap, klik!, de kogel door m’n hersens. Weg ben ik! Moord. Zelfmoord. Natuurlijk. Meneer heeft zich in z’n eigen kamer doodgeschoten. ’t Kan niet mooier. Dat ik een hekel aan het leven had, was algemeen bekend. Hoe kon ik zo stom zijn? Zeg het maar! Zeg het! Zeg dat je bij hen in dienst bent geweest!

Arlette: O, o, wat een smiecht! Wat een gemene vent!

Eugène: Ja, wat lig je nou te jammeren en te zuchten. Je was er toch al, hè? Jij was al vóór mij in dat gebouw!

Arlette: Jij was er eerder dan ik! Toen ik kwam, was jij d’r al!

Eugène: Ach, dezelfde dag, dezelfde kist, dezelfde methode, hetzelfde karakter. Dat ik zoiets voor toeval kon houden! Nou, een mooi toeval! Van tevoren uitgedacht!

Arlette: Ach, hoe kan iemand zo geraffineerd zijn en zo’n schurk tegelijk?

Eugène: Dat ik die praktijken kende, hadden jullie niet gedacht, hè?

Arlette: Ach!

Eugène: Voor het eerst van mijn leven ben ik mijn ouders dankbaar dat ze me de achterkant van het leven hebben laten zien.

Arlette: O, waarom heb je dit zo wreed gedaan? Ik heb toch niet gevraagd om extra wreedheid? Mij eerst het leven leren liefhebben voor het me afgenomen wordt!

Eugène: Zeg op, hoeveel verdien je aan me, hè? Krijg je per uur betaald of per moord?

Arlette: Leugen, leugen, alles is leugen! Maar zo’n gemene leugen als jouw liefde heb ik me nooit kunnen denken!

Eugène: O nee, probeer het maar niet te ontkennen!

Arlette: O god, o god!

Eugène: O ja, o ja, ga maar een potje janken ook! Maar dat helpt niet, hoor. En God ook niet! Die zal gek zijn! Je mooie gezicht gebruiken als lokaas voor de dood. Daar heeft ie geen medelijden mee, en ik ook niet.

Arlette: Goed, ik heb er om gevraagd. Ik heb om de surprise gevraagd en dit is er een. Ik kan me niet beklagen.

Eugène: Wat een komedie, die achtervolging! Je trok me hierheen en daarheen. Wat een wonder, zeg, dat we ze nooit kwijt raakten!

Arlette: Ze wilden me hier naartoe hebben, dan ging het gemakkelijker. Dit huis is natuurlijk van de onderneming. Het surprisehuis. Wie weet de hoeveelste ik hier al ben.

Eugène: Wat let me eigenlijk om de rollen om te keren? Vooruit! Nou spelen we ’t door. Jij wou immers dood! Nou, dood zul je! Stil, verroer je niet. Ik ga voltrekken waar jij voor speelt. (lachje) Wat zullen ze kijken, straks, als ze jou hier vinden in plaats van mij.

Arlette: Vooruit maar! Laat hij maar schieten. Liefde bestaat toch niet, dat is wel duidelijk nu. Dan hoef ik ook niet meer aan het leven te hangen, dan ben ik weer net zo ver als drie dagen geleden. Eén tel en ik ben er uit, uit alle ellende... Waarom schiet ie niet? Waar wacht je nog op? Asjeblieft, doe het, want ik wil hier weg!

Eugène: (gooit de revolver weg) O… o, Arlette, ik hou van je! Ik hou van je. Wat een vergissing! (ze huilt) O, het scheelde maar een haar of we waren d’r geweest.

Arlette: We?

Eugène: Ja, natuurlijk! Met de volgende kogel had ik toch meteen mezelf…

Arlette: Ah… zeg het niet, zeg het niet! Ik heb aldoor het gevoel of er een man achter me staat die zegt: heb ‘m lief of ik schiet. (enorme ontploffing - vallende brokstukken - brandweerwagen komt aangereden)

???

script gemaakt door Herman Van Cauwenberghe (8/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.

[1] stamppot van gestoofde aardappelen met appels en vlees

Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign