Joseph Fouché, deel 10

Joseph Fouché, deel 10
beschrijving:

JOSEPH FOUCHÉ

DEEL 10

Johan te Slaa (1906-1980)

uitzending: AVRO, donderdag 27/11/1975

technische verzorging: Léon du Bois & Jan Bosboom

regie: Dick van Putten

rolverdeling:

- Joseph Fouché: Edmond Classen

- Périgourde: Hans Veerman

- Mireille, zijn vrouw: Mady Misset

- Carnot: Paul van der Lek

- Quinette: Frans Somers

- Grenier: Willy Ruys

- Caulaincourt: Jan Borkus

- baron de Vitrolles: Huib Broos

- Bon-père: Peter Aryans

- Leloup: Donald de Marcas

- een herbergier: Johan te Slaa

duur: 40'28"

hoorspel:

(donderdag 23 juni 1815)

Carnot: Het ligt niet in mijn aard grote toespraken te houden en daarom besluit ik met de hoop uit te spreken dat wij eendrachtig en in goede harmonie de juiste strategie zullen vinden om de grandeur van Frankrijk in geheel Europa en daarbuiten te herstellen. Moge het ons gegeven zijn de natie op te heffen uit de chaos die het keizerrijk heeft nagelaten. Dit, messieurs, is onze eerste taak.

Quinette: Als ik Carnot mag onderbreken, onze eerste taak is het organiseren van verkiezingen voor een nieuwe Nationale Vergadering. Ons bestuur is een interim-bestuur, ontstaan door de eis van Wellington, met betrekking tot de berechting van Bonaparte.

Carnot: Als collega Quinette mij had laten uitspreken, had hij kunnen beluisteren dat ik prioriteit geef aan nieuwe verkiezingen. Juist dat verzwaart onze taak, omdat het volk meer van ons verwacht dan verkiezingen. Het volk verlangt herstel van de economie, werk, voedsel en een sterk leger in het belang van de vrede. Als ik dan met de werkzaamheden een aanvang maak, dan wil ik een suggestie doen in verband met de op te stellen agenda. Ons college bestaat uit vakmensen en dat bespaart veel tijd. Als ik dan bij mijzelf mag beginnen: de portefeuille van Oorlog, Caulincourt op Binnenlandse Zaken, die daarbij een grote steun zal hebben aan Fouché op Politie, Quinette op Buitenlandse Zaken en voor Grenier misschien wel de moeilijkste post: Economie. Ik denk dat tegen deze verdeling der portefeuilles geen bewaren zullen zijn. En daarom...

Grenier: Jawel, ik heb bezwaar. Ik zie niet in...

Fouché: Monsieur le président, ik heb een voorstel van orde.

Carnot: Heeft het orde voorstel van de hertog van Otranto betrekking op de agenda?

Fouché: Nee nee nee nee, mijn voorstel heeft een... algemene strekking.

Carnot: Dan heeft uw ordevoorstel prioriteit. Het woord is aan de hertog van Otranto.

Fouché: Met mijn voorstel kom ik waarschijnlijk tegemoet aan de bezwaren van collega Grenier. Aangezien de discussie nog moet aanvangen, heb ik voor de goeie orde het volgende voorstel geformuleerd: het Directoire der Franse Republiek, in ochtendzitting bijeen op 23 juni 1815, besluit het college grondwettelijk te verklaren en gaat over tot de orde van de dag. (verwarring)

Carnot: Ik...ik kan de hertog bij dit ordevoorstel niet volgen! Naar mijn mening is dit college wettelijk gekozen. (instemming en onbegrip)

Fouché: Ja, natuurlijk, uiteraard. Ik bedoel ook te zeggen dat wij tot een eerste taakverdeling moeten komen eer wij besluiten nemen. Onder andere zal er een secretaris moeten worden benoemd voor de notulen en de Grondwet geeft ons nadrukkelijk het recht in onderling overleg te taken te verdelen.

Carnot: Het secretariaat is onderdeel van Binnenlandse Zaken.

Fouché: Akkoord, maar wie is dat? Wij weten niet wie de post van Binnenlandse Zaken ambieert. Ik zeker niet.

Carnot: Maar... ik heb toch zo-even de formule voor de samenstelling van het college bekendgemaakt!?

Fouché: Die formule heeft u opgesteld, maar die hoeven wij niet te aanvaarden. Het eerste protest heeft u bij monde van collega Grenier al kunnen beluisteren. Mijn ordevoorstel bedoelt een vlotte afwerking van alle lopende kwesties en het verstrekken der communiqués aan de Moniteur. Ik veronderstel dat iedereen het hier wel mee eens kan zijn.

Carnot: Eh… jawel, eh... inderdaad. Uw voorstel komt mij na deze toelichting alleszins redelijk voor. Kunnen de collega’s ermee akkoord gaan? (instemming) Dan is het ordevoorstel van de hertog van Otranto aangenomen en wordt overgegaan tot de stemming voor de taakverdeling. Is dat volgens uw ordevoorstel juist, Fouché?

Fouché: Geheel en al.

Carnot: Dan gaan we nu  de stembriefjes rond.

Fouché: Ondertussen wil ik opmerken dat Frankrijk ons dankbaar zal zijn als het kennis neemt van dit besluit van het Directoire, want dit was het eerste grondrecht, democratisch medebeslissingsrecht, waarvoor het volk op 14 juli 1789 de Bastille bestormde. Dat Robespierre en na hem Bonaparte dit recht aan het volk ontnomen hebben, mag voor ons geen reden zijn dit grondbeginsel niet te herstellen.

Grenier: En dat kan dan op uw rekening worden bijgeschreven.

Fouché: Misschien, maar dat is niet mijn bedoeling. ’t Spreekt vanzelf, Carnot, dat ik u mijn stem geef voor de voorzittershamer.

Carnot: Dat is democratisch en collegiaal. In deze sfeer zal het prettig en vruchtbaar samenwerken zijn. Ik wil niet achterblijven, Fouché, en geeft u mijn stem. Voilà! (gelach) Voilà, messieurs, de stemming is geheim. Enkel de functie met de voorkeursnaam is voldoende.

Quinette: Hier is mijn briefje, Carnot.

Carnot: Merci.

Grenier: Hier is ’t mijne.

Caulincourt: Geeft u ‘t mijne even door.

Carnot: Mooi, dan heb ik nu alle briefjes ontvangen. Stilte graag, messieurs. Eén. President: Fouché. secretaris: Caulincourt. Twee. President: Carnot, secretaris: Fouché. Drie. Secretaris: Quinette, president: Fouché. Vier. Secretaris: Grenier, president: Fouché. Vijf. President: Carnot, secretaris: Quinette. Hiermee is met twee stemmen Quinette gekozen als secretaris en met drie stemmen Fouché als president! Maar... dat… dat… dat is... dat klopt niet!

Fouché: Waarom niet? ‘t Is conform de Grondwet

Grenier: En het is juist dat Quinette gekozen is als secretaris?

Carnot: Ja.

Quinette: Dat is juist, ja. Ik zal onmiddellijk aantekeningen maken. Mag ik even de briefjes? President is dus de hertog van Otranto met drie stemmen. Quinette, secretaris met... ja, dat klopt, met twee stemmen. Carnot, met twee stemmen, valt buiten de functies en Grenier en Caulincourt, ieder met één stem, eveneens.

Carnot: Messieurs, ik… ik protesteer! De volksvertegenwoordiging heeft mij met stemmenmeerderheid gekozen als president van Frankrijk. Dat kan maar niet zomaar ongedaan worden gemaakt door een of andere kunstgreep van Fouché.

Quinette: Inderdaad... Wat moeten wij...

Fouché: Messieurs, een ogenblik. Eer u verder gaat met deze nonsens. Ik wens dat Carnot zijn beschuldiging als zou hier een kunstgreep hebben plaatsgevonden intrekt, zoniet dan verlaat ik deze Vergadering en verzoek u te overwegen welke indruk dat nationaal en internationaal zal geven.

Carnot: Ik neem de term kunstgreep terug.

Quinette: Dat is zeer collegiaal van Carnot, maar nu zijn we nog even ver. Beide stemmingen - en in de volksvertegenwoordiging en deze in het Directoire - zijn grondwettelijk juist. Me dunkt dat de hertog van Otranto ons een uitleg verschuldigd is.

Fouché: Ik zie niet in waarom, als de heren niet intelligent genoeg zijn zelf de redelijkheid van de feiten in te zien…

Quinette: Ik verzoek de hertog van Otranto zich te matigen.

Carnot: Dit is helemaal het toppunt! Quinette neemt de allure aan van voorzitter.

Grenier: Ik ben het absoluut niet eens..

Quinette: Messieurs, stilte alstublieft. Mijn verzoek aan de hertog van Otranto heeft enkel ten doel uit de impasse te komen. De toestand word ridicuul.

Fouché: De toestand is ridicuul. Ik verlang dat alles genotuleerd wordt en dat Carnot zijn plaats verlaat. Hij zit illegaal op de verkeerde zetel. Ikzelf...

Quinette: Fouché! Drijf nu alles niet tot het uiterste.

Fouché: Mag ik uitspreken? Ikzelf, hoewel legaal gekozen, zal de mij toekomende zetel niet eerder bezetten of deze ridicule toestand moet opgelost zijn.

Quinette: Maar dan heeft het Directoire geen president!

Fouché: Dat is niet mijn fout.

Carnot: Ik wil het oordeel van de collega’s Grenier en Caulincourt wel ‘ns horen. Met zwijgen lost men niets op.

Caulincourt: Wel, ons college is in een onmogelijke toestand terechtgekomen, maar de hertog van Otranto wenst geen misbruik te maken van de situatie. Dus... schaar ik mij achter Fouché.

Carnot: Dat is een uitvlucht. De vraag is of ie gelijk heeft.

Caulincourt: Ja... volgens mij wel.

Quinette: En collega Grenier?

Grenier: Ik deel de mening van Caulincourt.

Carnot: Dan blijft mij niets anders over dan de hamer neer te leggen.

Quinette: Inderdaad. (gemopper)

Fouché: Eindelijk zegeviert het gezonde verstand. Collega Quinette zei het reeds: de uitslag der stemming is democratisch tot stand gekomen. Dat de stemming in de volksvertegenwoordiging een ander beeld geeft dan de stemming van de vakmensen vandaag is eenvoudig te verklaren: gisteren stemde men onder de drang der omstandigheden emotioneel, en vandaag stemt men met z’n gezond verstand. Of Carnot, zoals hij toezegde, zijn stem inderdaad aan mij gaf, dient te worden afgewacht. Wanneer dit niet het geval is, neem ik ‘m dit niet kwalijk, want hij was enthousiast, zoals wij allemaal, gelukkig, en dan zegt of doet men wel ‘ns dingen waar men later spijt van heeft.

Carnot: Ik heb u verdomme wel mijn stem gegeven!

Caulincourt: Dan dient gecontroleerd te worden of Fouché z’n stem aan Carnot gaf. Is dit het geval, dan is de stemming volkomen legaal verlopen.

Quinette: Heeft de hertog van Otranto hiertegen bezwaar?

Fouché: Onder voorwaarde dat alles nauwgezet wordt genotuleerd, want dit votum van wantrouwen tast de autoriteit van dit college aan!

Quinette: Ik zal de notulen onmiddellijk voor eenieder ter inzage leggen.

Fouché: Eh... dan geen bezwaar. Voilà, hier is mijn handschrift. Wel? Is het handschrift op beide papieren identiek?

Quinette: Volkomen.

Grenier: Ik... ik zie geen... geen verschil.

Caulincourt: Ja, dat is... correct, ja.

Quinette: Monsieur Carnot?

Carnot: Ja.

Fouché: Dan ben ik na deze komedie zo vrij plaats te nemen op de zetel die mij rechtens toekomt. Ik heet de heren welkom op de eerste zitting van het Directoire na de val van Bonaparte. Aangezien ik als president boven de partijen wens te staan, is de portefeuille van Politie, die meneer Carnot mij heeft toebedacht, beschikbaar. Allereerste mededeling, messieurs: mijn laatste inlichtingen luiden dat Bonaparte overgebracht is van Malmaison naar de Engelse kruiser Bellerophon en waarschijnlijk nu reeds op weg is naar Sint Helena. Aan de orde is het samenstellen der agenda. Wie van de heren wenst...

(vrijdag 24 juni 1815)

Périgourde: Ik kan daar niet meer tegen op. Ik ben gewend lange dagen te werken, maar ik kom geen stap verder, monsieur.

Fouché: En toch krijgt u er geen hulp bij.

Périgourde: Maar sinds u president bent geworden, is geheimhouding toch overbodig?

Fouché: Oh là là, Périgourde, niet helemaal overbodig, omdat ik niet wens te voldoen aan de eisen die men aan een president stelt. Nou, zeg me nou maar ‘ns wat de moeilijkheden zijn.

Périgourde: Hele stapels brieven moet ik beantwoorden. Ik kom aan mijn ander werk niet mee toe, monsieur.

Fouché: Maar u heeft toch niet anders meer te doen dan dit?

Périgourde: Maar monsieur, ik...

Fouché: Ja, goed goed goed. Van wie zijn die brieven allemaal?

Périgourde: Van alles en iedereen, zelfs van clochards die blij zijn dat u president bent geworden.

Fouché: Nou, die hoeft u niet antwoorden. U wilt toch niet alle bruggen aflopen...

Périgourde: En van arbeiders, eigenaars van bierbrouwerijen, zelfs van Madame Richeveu.

Fouché: Dat laatste is interessant, maar die brouwerij is belachelijk. Ik drink niet eens wijn, laat staan bier. Is er eigenlijk al bericht van Talleyrand?

Périgourde: Oui, monsieur, en daaraan kunt u zien dat ik alles alleen moet doen. U weet niet eens meer wat voor post er binnenkomt en...

Fouché: Dat was vroeger anders, ik weet het. Van wie is d’r nog meer bericht?

Périgourde: Eh… van de hertog van Wellington, monsieur, namens de bezettende mogendheden. Hij schrijft dat de geallieerden de voorkeur geven aan een koninkrijk boven een republiek, en ze wensen dat u onderhandelt met de hertog van Orléans.

Fouché: Die Wellington toch!... Wat nog meer?

Périgourde: Een lange brief van Carnot. Hij heeft suggesties om voormalige revolutionairen aan te trekken ter versterking van de republiek.

Fouché: Nou ziet u zelf hoe moeilijk ik het heb, Périgourde: de een wil de hertog van Orléans, de ander versterking van de republiek... Met al die lastige mensen moet ik maar rekening houden. Ik zal u een dienst bewijzen: maak een kort, nietszeggend briefje, waarin u meedeelt dat zijne excellentie de president belangstelling heeft etcetera etcetera en dat die te zijner tijd  uitsluitsel zal geven.

Périgourde: Ja, als u mij dat eerder had gezegd, dan had u mij veel werk bespaard.

Fouché: Ik heb er niet eerder aan gedacht.

Périgourde: Nee. Maar d’r is wel veel veranderd sinds u president bent, monsieur.

Fouché: Ja.

Périgourde: Vroeger werkte ik in een kleine bedompte ruimte, maar ik was opgewekt, en nu in een grote werkkamer, en nu is ‘t andersom.

Fouché: Hoe lang bent u al bij mij in dienst, Périgourde?

Périgourde: Sinds 1793, monsieur, toen ik u voor ‘t eerst naar Nantes bracht. Dat is dus 22 jaar geleden.

Fouché: Da’s bijna een jubileum, Périgourde! Dat geeft u recht meer te weten dan anderen. En laat ik u dan vertellen dat ik het niet eenvoudig heb op het ogenblik. Carnot mag dan met veel blabla z’n holle frasen ten beste geven over “werken voor de natie”, “Franse grandeur” etcetera, maar zijn natie is één grote chaos, Périgourde.

Périgourde: Ik weet het maar al te goed. Hoe u in dit wespennest ooit orde denkt te scheppen, is voor mij een raadsel.

Fouché: Wespennest... da’s ‘t goeie woord. Terwijl de geallieerde heren bezig zijn Frankrijk in stukken te scheuren en elk voor zich het beste brok opeisen, en de volksvertegenwoordiging bezeten is van een sterke republiek, is Frankrijk op weg naar de afgrond. Tussen al deze hyena’s door laveren is moeilijk, Périgourde. Maar...’k heb het zelf gewild en ‘t bevalt me uitstekend. Eh... voorlopig... Ik zie een oplossing, maar... weet nog niet hoe ik het moet verwezenlijken. Wat zijn d’r nog meer voor brieven?

Périgourde: Van de familie van Bonaparte, monsieur. Zijn ten einde raad en vragen steun.

Fouché: Gooi alles maar in de prullenmand.

Périgourde: Lucien Bonaparte schijnt ergens ondergedoken te zitten, in zeer moeilijke omstandigheden te verkeren.

Fouché: Dat is mij in mijn leven ook overkomen en ik had geen broer die keizer was... Weggooien. Geef mij een samenvatting van de brief van Talleyrand. Die zal wel weer erg lang zijn.

Périgourde: Ah oui, monsieur. Eh... Monsieur Talleyrand heeft contacten met Lord Liverpool in Engeland.

Fouché: Mm. Onbelangrijk.

Périgourde: Vervolgens, de toestand in Gent sinds de troonsafstand van Bonaparte, en de woede van Louis de Bourbon. De koning wenst onder geen beding te onderhandelen met de moordenaar van zijn broer.

Fouché: Als ‘m dat te pas komt, zal die dat wel vergeten.

Périgourde: Dat denkt monsieur Talleyrand ook, want de koning is al te biecht gegaan.

Fouché: Ah, da’s belangrijk! Hij vraagt op voorhand vergeving voor een zonde die nog niet begaan is.  

Périgourde: Ja, en monsieur Talleyrand verzoekt uw gedachten te laten gaan in de richting van Neuilly als plaats van onderhandeling.

Fouché: Mm... Neuilly... Mm... ‘t zou mogelijk zijn. Maar ik ga niet onvoorbereid... Eh... verder nog iets belangrijks?

Périgourde: Eh… non, monsieur, enkel een briefje van de barones de  Vitrolles. Ze vraagt dringend om een onderhoud, indien mogelijk deze middag.

Fouché: Baron de Vitrolles!

Périgourde: Oui, monsieur

Fouché: Maar natuurlijk! Weet u wel, Périgourde, dat dit wel ‘ns het belangrijkste kan zijn uit uw hele papierberg? Eh… stel een kort briefje op aan Carnot, in zijn functie van Minister van Politie. Schrijf ‘m dat ik zijn gezichtspunt inzake versterking der republiek volledig deel, dat ik echter voorzichtig te werk dien te gaan, en dat het mij in dit verband gewenst voorkomt dat baron de Vitrolles onmiddellijk uit gevangenschap ontslagen wordt. Hij zal zich hier wel over verbazen, gebruik dus maar wat blablabla van… u weet het wel.

Périgourde: Mm.

Fouché: Maar zeg ‘m dat ik, zodra ik weer in staat ben mijn werkzaamheden te hervatten, hem hieromtrent uitleg zal geven.

Périgourde: U bent dus ziek, monsieur?

Fouché: Ja... Eh... ik lijd aan een ongevaarlijke vorm van diplomatenziekte.

Périgourde: Goed, monsieur.

Fouché: Als de brief klaar is, brengt u ‘m onmiddellijk naar Carnot. Neem een rijtuig, want u moet tevens naar de barones de Vitrolles. Wat ik haar te zeggen heb, doe ik liever niet per brief.

Périgourde: Eh… de brief aan zijne excellentie Carnot kan ook moeilijkheden geven, monsieur.

Fouché: Die maak ik hem bij gelegenheid wel weer afhandig. Eh... zeg aan de barones - met veel omhaal van woorden, want dat vindt ze ook zo prachtig - dat ze zich geen zorgen hoeft te maken, mij niet behoeft te bezoeken, zeg haar dat ze vandaag een bezoek moet brengen aan haar man in de gevangenis en dat hij morgen in vrijheid wordt gesteld, en dat ik hem - en leg daar sterk de nadruk op, hè - dat ik hem in zijn eigen belang, maar vooral om redenen van staatsveiligheid onverwijld hier, in het Elysée, verwacht.

Périgourde: Oui, monsieur. Maar denkt u dat Carnot de baron inderdaad in vrijheid zal stellen?

Fouché: Zonder enige twijfel. Vitrolles is in de gevangenis gewoon vergeten, Carnot zal dus blij zijn van de man verlost te zijn; bovendien zal de dwaas zich gevleid voelen dat de president hem bijvalt in z’n opvattingen omtrent de republiek. Eh... maak dit snel in orde, Périgourde. En ik verwacht u morgenvroeg hier, voor het gesprek met de baron.

Périgourde: Oui, monsieur.

(zaterdagmorgen, 25 juni 1815)

Fouché: En na ons onderhoud met baron de Vitrolles kan ons vertrek naar Frenières nog wel even wachten.

Périgourde: U gaat dus inderdaad naar Frenières, monsieur?

Fouché: Natuurlijk, Périgourde. Op dokteradvies. Maar allereerst gaat u naar Bonpère, in het hoofdkwartier van de gendarmerie. Hij moet met dezelfde ploeg mensen als welke hij gebruikte onder het gebeuren met Waterloo baron de Vitroles volgen. Hij beschikt over uitstekende mensen. Zeg ‘m dat ik hem zo spoedig mogelijk hier verwacht. (er wordt geklopt)  

Périgourde: Oui, monsieur. O, dat zal de baron zijn. Moet ik hem binnenlaten, monsieur?

Fouché: Laat ‘m nog maar ‘ns kloppen. We zitten niet op ‘m te wachten.

Périgourde: Goed, monsieur. (er wordt nogmaals geklopt)  

Fouché: Nah... ga nou maar.

Périgourde: Oui, monsieur. (gaat de deur openen) Monsieur baron de Vitrolles?

Vitrolles: Juist.

Fouché: Ah! Monsieur le baron, entrez! Welkom. Neemt u plaats hier, tegenover mij.

Vitrolles: Excellentie... Wilt u mij toestaan...

Fouché: Jawel, maar neemt u eerst even plaats. Mag ik u mijn secretaris voorstellen? Périgourde, Jean-Baptiste.

Vitrolles: Aangenaam.

Périgourde: Enchanté, monsieur.

Fouché: Hoe gaat het met monsieur le baron?

Vitrolles: Drie maanden in een militaire gevangenis, excellentie, is niet bepaald een feest, maar naar omstandigheden gaat het mij redelijk wel.

Fouché: Dat verheugt mij. Drie maanden! Dan heeft u de laatste 90 dagen van Bonaparte in de gevangenis doorgebracht. Dat heeft uw hoofd gered, baron.

Vitrolles: Daar kan ik u toch niet dankbaar voor zijn, excellentie.

Fouché: Ach, zegt u dat niet te snel: na Bonapartes terugkeer van Elba heb ik veel koningsgezinden laten arresteren, waaronder u, en heb u daarmee beschermd tegen de volkswoede. Men is somstijds veiliger in dan buiten de gevangenis, monsieur le baron. Ik ben geen hypocriet, ‘k zal mij niet verontschuldigen, maar het heeft wel uw hoofd gered. Vele van uw medestanders zijn gedood, dat was niet te vermijden.

Vitrolles: Toch is de vreugde over mijn vrijlating groter dan de dank voor mijn arrestatie.

Fouché: (lachje) Dat neem ik onmiddellijk aan.

Vitrolles: Ik hoop dat mijn medestanders die nog gevangen zitten ook zullen profiteren van uw... amnestie?

Fouché: D’r is geen sprake van amnestie.

Vitrolles: Pardon? Wat is dan de reden van mijn vrijlating?

Fouché: Een politieke reden. En als gevolg daarvan kan ik u geen verdere bescherming bieden. Om het juist te stellen: u bent illegaal in vrijheid, en...

Vitrolles: Excuseert u mij, maar een gevangenis heeft dikke muren, ik ben nergens mee op de hoogte.          

Fouché: U hoeft mij dus niet dankbaar te zijn. Het is zelfs niet onmogelijk dat uw vrijheid weer in het tegendeel omslaat.

Vitrolles: Dan spijt het mij dat ik aan uw verzoek mij onmiddellijk bij u te vervoegen heb voldaan. Ik ben dus blijkbaar nog steeds... een gevangene.

Fouché: U heeft toch geen bewaking?

Vitrolles: Excellentie, is het te veel als ik om een verklaring vraag?

Fouché: Integendeel. U heeft daar recht op. Daarvoor heb ik u hier laten komen. De verklaring voor deze kleine maskerade is dat ik, of liever: Frankrijk, uw hulp nodig heeft.

Vitrolles: Ik ben niet van plan ook maar de geringste hulp te bieden aan de republiek.

Fouché: Mm. Zeer dapper! Ik verwacht van een man als u geen ander antwoord. Weet u, baron, ik ben uw vrouw bijzonder dankbaar dat zij mij aan u herinnerde. Ik was alle koningsgezinden vergeten, ook u, en dus mag u uw vrouw ook wel dankbaar zijn. D’r is veel gebeurd de laatste tijd, ik mag wel zeggen de laatste dagen, baron. Maar stelt u zich gerust, u hoeft niet heldhaftig terug te verlangen naar de gevangenis en u verleent geen hulp aan de republiek. U bent vrij man en u kunt gaan waar u wilt.

Vitrolles: Daar ben ik u dankbaar voor, excellentie. Maar, wat is dan de reden?

Fouché: (lacht) Ik zou het gezicht van Carnot wel ‘ns willen zien als ik u nu plotseling weer liet arresteren…

Périgourde: (lacht)

Fouché: Als ik dit al kon doen zonder consequenties voor mezelf. Baron, ik ben niet meer dan de president en heb dus weinig bevoegdheden, maar ik overzie wel het geheel, en het is daarom dat ik uw vrijlating bewerkstelligd heb.

Vitrolles: Ik hoop dat u dit raadsel zult willen oplossen?

Fouché: Monsieur le baron, wat denkt u te gaan doen met uw herwonnen vrijheid?

Vitrolles: Met mijn beperkte vrijheid, excellentie.... Wel, ik denk dat ik het land verlaat en mij naar Gent begeef.

Fouché: Ach zo? Naar Gent! Dat is wel het beste wat u kunt doen, want in Parijs bent u niet veilig meer. Wees dus voorzichtig en breng vooral mijn beste groeten over aan zijne majesteit. (lacht) Het valt mij op, baron, dat de dikke gevangenismuren voor u geen beletsel waren te weten waar Louis de Bourbon zich bevindt.

Vitrolles: Mijn vrouw mocht mij somstijds bezoeken, excellentie.

Fouché: Ach juist, ja, zij hield u op de hoogte.

Vitrolles: Voor zover als mogelijk. Weet u, excellentie, dat het voor mij een bijzondere belevenis is om als aanvoerder der koningsgezinden een zo openhartig gesprek te hebben met een vooraanstaand republikein, en nog wel de president? Ik weet echter nog steeds niet waaraan ik dat voorrecht te danken heb. Of het zou moeten zijn dat u een boodschap heeft voor... zijne majesteit?       

Fouché: Mijn hemel, nee, in het geheel niet. Zegt u enkel aan zijne majesteit dat de moeilijkheden uitermate groot zijn.

Vitrolles: Dat zal ik zeker doen.

Fouché: De bezettende mogendheden hebben voorkeur voor de hertog van Orléans. Daar moet ik terdege rekening mee houden wil ik voorkomen dat het land in stukken gescheurd wordt.

Vitrolles: Mij dunkt dat het voor u eenvoudig moet zijn de bezetters te overtuigen dat de koning als oudste der Bourbons voorkeur heeft boven de hertog van Orléans als de jongste Bourbon.

Fouché: Zo eenvoudig is het helaas niet. Ik heb ook nog rekening te houden met de volksvertegenwoordiging, waar men voorkeur heeft voor de zoon van Bonaparte.

Vitrolles: Wat? Wilt u mij doen geloven dat het Franse volk die terug wil op de troon?

Fouché: Niet het volk, baron, haar vertegenwoordiging. En dat is het denkende deel, helaas. U mag niet vergeten dat de herinnering aan de vader van de zoon nog niet gesleten is. Dat vraagt tijd. Persoonlijk vind ik het zinloos, maar wie ben ik? Slechts de president...

Vitrolles: In ieder geval schijnt het mij toe dat de republiek zich in haar laatste fase bevindt.

Fouché: Oh là là, m’n beste Vitrolles, nu onderschat u Carnot. Die zeurt me aan het hoofd juist de republiek te versterken. En hij staat waarlijk niet alleen.

Vitrolles: Hoe lang gaat dit alles nog duren?

Fouché: Wie zal het zeggen? Ik kan niet in de toekomst zien. In ieder geval geeft Carnot de minste moeilijkheden. Die is zo dwaas te denken dat ik mij voor zijn republiek beijver. Vandaar dat ie instemde met uw vrijlating.

Vitrolles: ‘k Begrijp er steeds minder van. Carnot zou veronderstellen dat het vrijlaten van de aanvoerder der royalisten ten voordele van de republiek zou zijn??

Fouché: Daaraan kunt u zien dat ik met domkoppen niet de minste moeite heb.

Vitrolles: En wat gebeurt er als Carnot inderdaad geloof hecht aan uw republikeinse sympathieën?

Fouché: In dat geval verdient de hertog van Orléans de voorkeur.

Vitrolles: De hertog van Orléans!? U meent toch niet in ernst dat zijne majesteit zich zou lenen voor een dergelijke afschuwelijke koehandel met zijn troon.

Fouché: Eh… nee, natuurlijk niet. Hoewel... koehandel... (lacht)

Vitrolles: (lacht) Ik begrijp u, excellentie. Voor wat, hoort wat. Ik moet zijne majesteit ervan overtuigen dat de beslissing bij hem ligt, aangezien de president van Frankrijk daartoe niet bij machte is.

Fouché: U is scherpzinnig, monsieur le baron.

Vitrolles: Merci, excellentie, maar... dat zal niet eenvoudig zijn. Ik weet dat zijne majesteit u niet... welgezind is, in verband met zekere gebeurtenissen uit het verleden.

Fouché: Ooo...

Vitrolles: En niet ten onrechte.... Maar laat ons daar nu niet over uitweiden.

Fouché: Daar heb ik anders helemaal geen bezwaar tegen, maar het lijkt mij inderdaad zinloos.

Vitrolles: Echter niet zinloos voor zijne majesteit, want als hij weigert, hebt u nog altijd de keus tussen de zoon van Bonaparte, de hertog van Orléans en de republiek.

Fouché: Nu twijfel ik toch weer aan uw scherpzinnigheid, monsieur le baron. Als zijne majesteit weigert, heeft Frankrijk geen enkele keus.

Vitrolles: Pardon. Inderdaad, ik vraag excuus... Excellentie, kunt u mij inzicht verschaffen naar welke... post uw belangstelling uitgaat? Dat maakt mijn positie als onderhandelaar eenvoudiger.

Fouché: Daar kan monsieur Talleyrand u ongetwijfeld over inlichten. Wij waren in het verleden al collega’s.

Vitrolles: Dat herinner ik mij, ja. Monsieur Talleyrand was toen Minister van Buitenlandse Zaken en u Minister van Politie, onder Bonaparte.

Fouché: Dat is juist.

Vitrolles: Het is u bekend dat monsieur Talleyrand het vertrouwen geniet van zijne majesteit?

Fouché: Da’s me bekend, ja. Zoals het zijne majesteit bekend is dat dit vertrouwen ten onrechte is.

Vitrolles: Toch geloof ik dat, als zijne majesteit de keus heeft tussen monsieur Talleyrand en u, hij zonder enige twijfel aan monsieur Talleyrand de voorkeur geeft, in verband met uw verleden.

Fouché: Da’s niet onmogelijk, maar het is aan u zijne majesteit duidelijk te maken dat ie geen keus heeft. En laat u ‘t aan mij over mijn eigen keuze te bepalen.

Vitrolles: Oh!... Ter zake, excellentie... Hoeveel tijd staat mij ter beschikking?

Fouché: Weinig, vrees ik. Als gevolg van de dikke gevangenismuren bent u niet volledig op de hoogte met de gebeurtenissen van de laatste tijden. Laat het u genoeg zijn als ik u zeg dat u resultaat moet hebben eer het Directoire resultaat heeft met nieuwe presidentsverkiezingen. Ik ben slechts president ad interim. Ik hoop dat u mij begrijpt... Mag ik u vragen hoeveel tijd u denkt nodig te hebben?

Vitrolles: De tijd dringt dus, en voortdurend heen en weer tussen Parijs en Gent is tijdrovend. Excellentie, als ik het risico neem in Parijs te blijven...

Fouché: Dan kunt u zijne majesteit melden dat u onder mijn persoonlijke bescherming staat.

Vitrolles: Dan ga ik onder voorwaarde akkoord.

Fouché: Welke?

Vitrolles: Ik moet vrij en ongecontroleerd met de koning kunnen onderhandelen...

Fouché: Uiteraard...

Vitrolles: Ik heb voldoende paspoorten nodig voor mijn koeriers naar het hoofdkwartier van zijne majesteit in Gent.

Fouché: (lachje) U is een goed diplomaat, want dit betekent vrijheid voor uw medestanders. Hoeveel?

Vitrolles: Honderd vijfentwintig.

Fouché: Oh là là! ‘k Zou ze graag allemaal vrijlaten, want dat versterkt uw onderhandelingspositie en mijn prestige bij zijne majesteit, maar ik moet voorkomen dat Carnot argwaan krijgt... Ook die is mij nooit goed gezind geweest. Zegt u dat aan zijne majesteit. Ik bied u vijfentwintig paspoorten, benevens één voor uzelf. Verder kan ik op dit ogenblik niet gaan, maar de rest komt later wel.

Vitrolles: Welk argument gebruikt u tegenover Carnot voor de vrijlating van zoveel van mijn geestverwanten?

Fouché: Amnestie! Ik verband met de herleving van de republiek.

Vitrolles: Dan maakt het niet zoveel uit hoeveel er vrijgelaten worden. Dan vraag ik vijftig paspoorten, dus in totaal eenenvijftig.

Fouché: Akkoord. Hebt u verder nog wensen?

Vitrolles: Zeker... een dagelijks onderhoud met u.

Fouché: Twee-, driemaal daags, monsieur le baron, indien u dat nodig acht, maar dat kost u dan even zovele malen drie uur te paard of vijf uur per rijtuig.

Vitrolles: Pardon?

Fouché: Ik verlaat Parijs. Ik ga naar mijn buitengoed in Frenières.

Vitrolles: Waarom verlaat u Parijs, excellentie?

Fouché: Dat verneemt u zo aanstonds.

Vitrolles: Ik geef er de voorkeur aan dat u in Parijs blijft, excellentie.

Fouché: Uw voorkeur legt geen enkel gewicht in de schaal, baron, op dit punt niet althans. Als u niet bereid bent naar Frenières te komen, is hier ons gesprek beëindigd.

Vitrolles: (zucht) Akkoord.

Périgourde: Eh... excellentie, als monsieur le baron het ermee eens is, mag ik dan een suggestie doen?

Vitrolles: Als zijne excellentie het toestaat?

Fouché: Vanzelf.

Périgourde: Eh… monsieur Talleyrand stelde in zijn brief Neuilly als punt van samenkomst. Dat is een klein plaatsje...

Fouché: Neuilly? Merci, Périgourde, dat was ik inderdaad vergeten. Er is al briefwisseling met Talleyrand, althans van zijn kant, waarin hij Neuilly voorstelde. Maar we weten niet of zijne majesteit zich hiermee kan verenigen.

Vitrolles: Waarom hebt u dat voor mij verzwegen, excellentie?

Fouché: D’r is geen sprake van verzwijgen, monsieur.

Vitrolles: Ik zou graag die briefwisseling willen inzien, excellentie.

Fouché: Dat is helaas niet mogelijk, baron.

Vitrolles: Waarom niet?

Fouché: Omdat er geen briefwisseling bestaat. Er was slechts één brief van Talleyrand, waarop hij nooit antwoord heeft gehad en waarop hij nooit antwoord zal krijgen. Alles wat gevaar kan opleveren, wordt vernietigd, baron, om redenen van veiligheid. De inhoud bevindt zich in mijn hoofd en dat van mijn secretaris.

Vitrolles: Dat is een perfecte samenwerking.

Fouché: Die is gegroeid in de loop van bijna een kwart eeuw, monsieur le baron, onthoudt u dat. Alles wat hier besproken wordt, staat feilloos geregistreerd. Aantekeningen of notulen zijn gevaarlijk. Keren wij terug naar ons onderwerp... Het is dus uw taak de koning van de dwaze gedachte niet met mij te willen onderhandelen en/of samen te werken af te brengen. Ik denk dat u dit niet moeilijk zal vallen.

Vitrolles: Waarom denkt u dat?

Fouché: U bent een goed diplomaat, monsieur le baron, maar...

Vitrolles: Dat klinkt als een compliment.

Fouché: ...maar ook omdat Talleyrand ons berichtte dat de koning reeds ter biecht is gegaan.

Vitrolles: Ah zo!... Dat vereenvoudigt de zaak aanmerkelijk.

Fouché: Zo is dat.

Périgourde: Houden wij dus Neuilly aan, excellentie?

Fouché: Mm, wat mij betreft wel, maar ik ben geen onderhandelaar.

Vitrolles: Voor mij geen bezwaar.

Périgourde: Ja, Neuilly is een gehucht met weinig of geen accommodatie. De enige mogelijkheid voor een bespreking kan niet anders zijn dan een of ander goedkoop logement. Monsieur Talleyrand zal, indien de keuze op Neuilly valt, de eigenaar van het logement ongetwijfeld onder druk zetten. Hetzelfde zou u, excellentie, ook gedaan hebben, nietwaar?

Fouché: Ongetwijfeld.

Périgourde: Verdient het dan geen aanbeveling een codewoord vast te stellen? En zo ja, verdient het dan geen aanbeveling dat nu te doen? Dan komt monsieur le baron in Gent met een concreet voorstel, waaruit men dan de gevolgtrekking kan maken dat er van de kant van uwe excellentie, geen bezwaren bestaan tegen een onderhoud. Tenslotte heeft Gent toch nog niets van u vernomen, nietwaar?

Fouché: Perfect, Périgourde, perfect! Dat zou ik zelf bedacht kunnen hebben...

Vitrolles: Uitstekende suggestie, inderdaad. Het bezwaar is echter dat wij niet weten welk codewoord voor zijne majesteit aanvaardbaar is.

Périgourde: Dat is te vinden. Zijne majesteit - excuseert u mij - is ijdel... Hij moet tegen zijn zin onderhandelen met zijne excellentie de hertog van Otranto, die als hij als president van Frankrijk zeker niet zou willen erkennen, omdat hij - terecht of ten onrechte - in zijne excellentie nog steeds de republikein ziet die... Enfin, zo zijn er misschien nog wel meerdere bezwaren... Het moet dus een codewoord zijn waaruit een Bourbon kan concluderen dat een republikein hem ten dienste staat. Wel, messieurs, wat denkt u van het codewoord “Royaume”?

Vitrolles: Excellentie! Uw secretaris is een perfect diplomaat, weet u dat?

Périgourde: Ha, ik heb een kwart eeuw perfect onderricht gehad, monsieur le baron.

Fouché: Périgourde, ik sta versteld. Mijn compliment. De formulering van uw woorden is niet te verbeteren, maar... ik ben het met uw codewoord niet eens. “Koninkrijk” klinkt te doorzichtig in de gegeven situatie. Mm... ik heb een beter: wat denkt u van “Fleur de lys?

Vitrolles: Beter! Veel beter!... Het koninklijk symbool der Bourbons, de leliën. De leraar overtreft toch nog de leerling. À propos, ik ziet dat het keizerlijk symbool van Bonaparte, de bijen, nog niet zijn opgeruimd?

Fouché: Nee, natuurlijk niet. Dat gebeurt te zijner tijd wel. In de gegeven situatie kan dit enkel maar onrust teweegbrengen. En de bijen van Bonaparte steken me niet.

Vitrolles: Goed. Ik denk de suggestie van monsieur Périgourde in Gent wel te kunnen verdedigen, uiteraard met uw codewoord “Fleur de lys.”

Fouché: Dan zal ik trachten de hele ingreep zonder bloedvergieten te laten verlopen. Eh... Périgourde... stel een brief op voor Carnot.

Périgourde: Dicteert u maar, monsieur.

Fouché: ‘k Betuig mijn dank voor zijn medewerking inzake baron de Vitrolles. Baron is bereid zijn medewerking te verlenen en behoeft eenenvijftig paspoorten, waarvan één op naam van de baron en vijftig op naam van de door de baron aan te duiden personen.

Périgourde: ...mijn dank betuigen voor uw medewerking... Vijftig paspoorten plus één voor de baron...

Fouché: Mm.Deel Carnot mee dat ik op advies van mijn arts, die overigens zeer tevreden is, voorlopig rust moet houden aangezien ik overwerkt ben, of eh… weet u een betere kwaal waaraan ik lijd, Périgourde?

Périgourde: Nee nee nee, excellentie, overwerkt is goed. U bent in het verleden nooit ziek geweest, dus u heeft ook geen kwaal.

Fouché: Mooi. Verder… En dat ik - en leg daar de nadruk op - dat ik in alle stilte naar mijn kasteel in Frenières wens te vertrekken en dus geen ruchtbaarheid wens. Da’s om te voorkomen dat ik ziekenbezoek krijg of wensen voor beterschap etcetera. Zeg ‘m dat het mij spijt, maar dat tot nadere order de Minister van Binnenlandse Zaken, Caulincourt, mijn taak moet overnemen. Heeft u alles?

Périgourde: Ja, excellentie.

Fouché: Sluit dan af met de mededeling dat alles zeer ten gunste van de republiek verloopt en geef ‘m m’n beste groeten. Da’s voldoende.

Périgourde: Moet er geen briefje van uw arts om ‘m in te lichten, excellentie?

Vitrolles: (lacht)

Fouché: (lachje) Stelt u dat zelf maar op. Eh… monsieur de Vitrolles, bijna een kwart eeuw samenwerking schept een band.

Vitrolles: Dat merk ik, excellentie. U gaat weg omdat de machine in werking is gesteld en alles verder rustig kan verlopen.

Fouché: Precies.

Vitrolles: Waar ik echter mij zeer over verwonder is uw grote zelfvertrouwen met betrekking tot uw collega Carnot. U bent er blijkbaar van overtuigd dat ie alles aanvaardt?

Fouché: Zonder enige twijfel. Hoewel ik niet bepaald tot z’n vrienden behoor, heeft de republiek zijn grote liefde en voor hem behoren wij beiden tot de oude garde der revolutionairen. ‘k Heb ‘m weliswaar menig kool gestoofd, maar hij is er diep in z’n hart van overtuigd dat ik een beter president van Frankrijk ben dan hij ooit zou kunnen zijn. Daarbij denkt hij als militair rechtlijnig, is volkomen betrouwbaar en behoort dus niet tot de intelligentsia.

Vitrolles: Juist. Wel, u kent ‘m beter dan ik.

Fouché: Mm, ja, dat zou ik wel denken, ja. Monsieur le Baron, ik hoop dat u Gent kunt overtuigen dat de tijd beperkt is. Als die nutteloos verloopt, kan ik verder niets voor Frankrijk doen.

Vitrolles: U kunt op mij vertrouwen, excellentie.

Fouché: Het woord van een edelman heeft voor mij nooit veel betekenis gehad, baron, maar u zult uw eigen belang wel zien, neem ik aan.

Vitrolles: Inderdaad... Ik zie betere tijden aanbreken, excellentie.

Fouché: Die voor u zeker beter zullen zijn. Eh… Périgourde, laat zo aanstonds de beide schimmels inspannen voor het zwarte rijtuig, verzorg de bagage, stel het personeel gerust.

Périgourde: Hoe laat wenst uwe excellentie te vertrekken?

Fouché: Over een uur. Baron, heeft u verder nog wensen?

Vitrolles: Geen enkele, excellentie, behalve dat ik u een algeheel herstel toewens en dat de problemen spoedig opgelost zullen zijn.

Fouché: Merci. Dit laatste is overigens geheel voor uw verantwoording. Ik neem dus afscheid.

Vitrolles: Ik hoop u spoedig weer te zien, excellentie.

Fouché: Veel succes, monsieur le baron.

Vitrolles: Au revoir, monsieur Périgourde

Périgourde: Tot ziens, monsieur le baron... Mag ik u voorgaan?

(Gent, 24 of 25 juni 1815)

Bonpère: Daar staat een diligence met een posthoorn d’r op. (houdt halt) Vriend, kunt u ons zeggen waar het logement “In de Rataplan” is?

Gentenaar: (lachje) Ge staat gij d’r recht veur, zot! Hedde gij gien oge in oewe kop?

Bonpère: Beleefd is anders!         

Gentenaar: An dieje paal kund’ u peerde vastzetten.

Bonpère: Merci. Zorgen jullie voor de paarden, wij gaan vast naar binnen. (doet dat) Patron! Twee bier.

patron: Ik kom, seffens!

Leloup: Hoeveel koeriers zijn er, Bonpère?

Bonpère: Vijftien in totaal, Leloup. Drie hier in Gent, drie in Arras en drie in Parijs. De rest volgt de koeriers van baron de Vitrolles.

Leloup: Geen reserve?

Bonpère: Vijf, maar die blijven in Parijs. Als ik m’n bier op heb...

patron: Astamblief! Twee bier.

Bonpère: Merci. (drinkt genietend) Als ik m’n bier op heb, ga ik weer terug naar Arras. Daar moeten de eerste koeriers nu zijn aangekomen. U weet hoe hier in Gent alles verloopt, nietwaar, Leloup?

Leloup: We krijgen hier in dit logement berichten van de kok van Louis de Bourbon en de kamerheer van Talleyrand. De kok is een mager Engels mannetje en de kamerheer van Talleyrand een grote zware kerel met een snor.

Bonpère: Precies. Alle tips die jullie hier krijgen gaan naar Arras, en Arras brengt ze door naar Parijs. Ik denk dat uw collega’s hier morgen zullen arriveren. Binnen vijf weken moet alles achter de rug zijn. (drinkt) Ik ga nu. Zorg dat u hier in Gent niet opvalt.

(Frenières, 24 of 25 juni 1815)

Mireille: Moeten we eigenlijk de dokter niet waarschuwen, Baptiste, dat we naar Frenières vertrokken zijn omdat monsieur ziek is? 

Périgourde: Hij is niet ernstig ziek.

Mireille: Dan had monsieur ook wel in Parijs kunnen blijven!

Périgourde: Jawel, maar de koeriers uit Gent passeren Frenières op weg naar Parijs. Monsieur heeft de berichten dus altijd eerder dan de baron.

Mireille: Hoe lang moet dat alles gaan duren?

Périgourde: Binnen twee weken moet ik met monsieur op weg zijn naar Neuilly.

Mireille: En daarna?

Périgourde: Dan zien we wel weer verder.

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (7/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.

Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign