Joseph Fouché, deel 06

Joseph Fouché, deel 06
beschrijving:

JOSEPH FOUCHÉ

DEEL 6

Johan te Slaa (1906-1980)

uitzending: AVRO, donderdag 30/10/1975

technische verzorging: Léon du Bois & Jan Bosboom

regie: Dick van Putten

rolverdeling:

- Joseph Fouché: Edmond Classen

- Joséphine de Beauharnais: Els Buitendijk

- Napoleon: Lou Landré

- Cambacérès:  Chris Baay

- Talleyrand: Gijsbert Tersteeg

- Lucien Bonaparte: Hans Karsenbarg

- Périgourde: Hans Veerman

- Mathilde: Willie Brill

- verdere medewerkenden: Pim Peters, Jacques Fortuné, Pollo Hamburger & Maarten Kapteijn

duur: 40'23"

hoorspel:

(23 december 1800 - de dag voor de aanslag op Napoleon)

Fouché: Dankzij een dode generaal Desaix is een mislukte generaal Buonaparte de held van Marengo.

Joséphine: En is dat werkelijk waar, Fouché?

Fouché: Oui, Madame... Wat er met Frankrijk zou zijn gebeurd, weet ik niet, maar van de familie van uw man zou u geen last meer hebben gehad als generaal Desaix de orders van zijn superieur had opgevolgd...

Joséphine: Wordt er voor de nabestaanden van generaal Desaix iets gedaan?

Fouché: Jazeker, de traditionele schadeloosstelling uit de staatskas. Maar een monument zal nooit voor ‘m worden opgericht.

Joséphine: Wat afschuwelijk toch allemaal.

Fouché: Mm. Laten we dit alles vergeten, Madame, en ons bepalen tot de moeilijkheden met de familie van uw man. U moet dan bedenken dat uw echtgenoot volgens de Corsicaanse wetten als oudste voor de familie moet zorgen.

Joséphine: Ja, dat weet ik wel, maar… is dat een reden zo ongemanierd grof in ons huwelijk te wroeten?

Fouché: Natuurlijk, Madame. Die afschuwelijk hebzuchtige familieclan beseft maar al te goed dat uw man afhankelijk is van de volksgunst. Er is immers geen erfelijke basis. Als uw echtgenoot onverhoopt iets mocht overkomen, zijn zij de grote verliezers.

Joséphine: Nu begrijp ik waarom Napoleone zo onhandelbaar wordt. Hij wordt opgestookt om de macht te grijpen!

Fouché: Juist, Madame. Mij is bekend dat in de clan gesproken wordt over een consulaatschap voor het leven, maar uw man wijst dat af. Er blijft dus niets anders over dan een herstel van de monarchie en dat herinnert weer te veel aan het verleden.

Joséphine: Daar… daar beslist dus eenvoudig de familie over?

Fouché: Juist, Madame... Maar afschaffing van de republiek komt mij zeer ongelegen. U kent mijn verleden. U kunt dus zeker zijn van mijn medewerking in uw verzet tegen de familie.

Joséphine: Zolang dat nog mogelijk is...

Fouché: Ik begrijp u niet, Madame...

Joséphine: Sinds Marengo vertrouwt mijn man u niet meer. Hij komt er niet... niet enthousiast genoeg.

Fouché: Dat is juist.

Joséphine: Maar als mijn man u laat vallen door het gestook van zijn familie? Wat dan??

Fouché: Uw vrees is ongegrond, Madame. Uw man kan mij niet laten vallen. Anders had ie dat al gedaan sinds onze eerste kennismaking na zijn terugkeer uit Egypte.

Joséphine: Maar Napoleone haat u, Fouché.

Fouché: Daar zorgt de familie voor. Als u mij heeft ontboden om mij daarvoor te waarschuwen, kan ik u geruststellen.

Joséphine: (lachje)Ach, Fouché, ik heb u toch niet ontboden...

Fouché: Een verzoek van u is voor mij een gebod, Madame.

Joséphine: (snikt) Ik ben zo machteloos tegenover de familie van mijn man. (snikt)

Fouché: Ja, ik eh... ik eh... ik heb geen amoureuze natuur, madame. Ik kan u zo moeilijk troosten. Stort uw hart uit, als ik kan helpen.

Joséphine: Fouché, ik... ik heb mijn man dikwijls bedrogen, dat weet u.

Fouché: Ja, Madame. Hij u ook.

Joséphine: Natuurlijk, maar... onze relatie is nog nooit zo goed geweest sinds hij consul is. Wij... wij hebben rust gekregen, zijn zielsveel van elkaar gaan houden!

Fouché: Uw man is een benijdenswaardig echtgenoot, Madame.

Joséphine: Merci, Fouché, maar de familiehaat dreigt aan onze goeie verhoudingen een einde te maken.

Fouché: Kom kom, Madame, zie u dat niet te somber? Als ik onverhoopt niet zou slagen uw man van de gedachte aan een kroon af te brengen, dan wacht u toch ook een kroon met alle daaraan verbonden rechten. Dat kan nooit het einde van uw geluk betekenen.

Joséphine: Dat betekent het wel, helaas. Wanneer mijn man de druk van zijn familie niet langer kan weerstaan, zal ik niet langer zijn vrouw zijn.

Fouché: Welke idioot heeft u dergelijke onzin wijsgemaakt, Madame?

Joséphine: De idioot ben ikzelf en ik maak me niks wijs. Ik zal niet de prestatie kunnen leveren die van mij verlangd wordt om een dynastie voort te zetten. Ons huwelijk moet kinderloos blijven.

Fouché: Tegen dit verdriet sta ik machteloos, Madame... Als uw man u zou laten scheiden vanwege uw geringe afkomst als dochter van een lakenkoopman, zou ik daar hartelijk om kunnen lachen. Wat is ie zelf? De zoon van een straatarme advocaat. Maar dit?... Nee!... Madame, ik heb uw man consul gemaakt, maar ik zal mij verzetten tegen een kroon.

Joséphine: Ik hoop dat u daar nog tijd genoeg voor heeft, Fouché.

Fouché: Dan zullen we tijd maken, Madame. Ik zal onmiddellijk maatregelen nemen tegen zijn familie. Laat dit alles niet uw feest bederven voor morgenavond, in de Opera. Bonjour, Madame.

Joséphine: Tot morgen, Fouché.

(de volgende dag, 24 december 1800, op weg naar de Opera - gejoel - explosie)

Buonaparte: Sacré nom d’un chien! Dit is buskruit!... En gehakt lood!

Joséphine: Napoleone!

Buonaparte: Bent u gewond, lieve!

Joséphine: Nee.

Buonaparte: Goddank! De zweep d’r over en regelrecht naar de Opera.

Buonaparte: Geef mij uw arm, lieve, en hou u in vredesnaam goed.

Cambacérès: Willen de burger en de burgeres mij volgen naar de loge?

Joséphine: O, Napoleone...

Cambacérès: Is Madame onwel, burger?

Buonaparte: Nee.

Cambacérès: Is er iets gebeurd?

Buonaparte: Nee. Cambacérès, na de voorstelling wil ik de ministers en mijn broer Lucien in mijn werkkamer.

Cambacérès: Ik zal ze waarschuwen, burger. Maar de burgeres is helemaal van streek! Zo kan de voorstelling niet doorgaan!

Buonaparte: Bemoei u met uw eigen zaken! (gaat de loge binnen - applaus - muziek)

Joséphine: Napoleone, laat mij naar mijn boudoir gaan, s’il vous plaît.

Buonaparte: Nee! U gaat mee naar mijn werkkamer om te zien wat er met uw protégé gebeurt! (gaat binnen) Neem plaats in mijn zetel, lieve. (sluit de deur) Wel, meneer de Minister van Politie, zijn dat de beschermende maatregelen die u neemt voor mij en mijn vrouw?

Fouché: Generaal, ik...

Buonaparte: Ik ben uw consul, begrijpt u dat? Schoft! Zelfs op het slagveld sta ik niet aan zulke gevaren bloot als in de burgermaatschappij die onder uw controle staat! Om nog maar te zwijgen over het gevaar dat mijn vrouw gelopen heeft.

Fouché: Burger consul...

Buonaparte: Zwijg, hond! Dit is een complot, verstaat u mij! Een complot van uw Jacobijnenkliek, om met sluipmoord te bereiken wat hen legaal niet lukt.

Fouché: Ik ben van mening dat...

Buonaparte: Uw mening kan mij geen donder schelen!

Fouché: ...de Jacobijnen hieraan niet schuldig zijn.

Buonaparte: Wie anders plegen zulke misdaden, monsieur? Toch enkel maar uw eigen terroristentroep. (spuwt)

stem: (zachtjes) Hij spuwt Fouché in het gezicht!

Talleyrand: (zachtjes) Hoe onappetijtelijk!

Fouché: ‘t Is eerder een samenzwering van de koningsgezinden.

Buonaparte: U staat bewust te liegen, monsieur. Schoft die u bent! Schoft!!

Joséphine: Mijn hemel, Napoleone, matig u in vredesnaam.

Buonaparte: D’r is geen reden meer mij te matigen. Uw praktijken, monsieur, zijn staatsgevaarlijk, en uw Jacobijnennatuur is een gevaar voor mij persoonlijk. Ik ben uw houding na mijn terugkeer uit Marengo niet vergeten en de moordaanslag die u nu heeft laten plegen, past helemaal bij een “Mitrailleur de Lyon”! Geef antwoord, monsieur.

Joséphine: Mijn God... wat vreselijk...

Buonaparte: Zwijgen!... Dat is het enige wat u kunt. Doe uw bek open!! U, en u alleen bent verantwoordelijk voor deze misdaad. Horen de andere heren dat?

Joséphine: O, Napoleone, wat afschuwelijk!

Buonaparte: Lucien.

Lucien: Ja?

Buonaparte: Als Minister van Binnenlandse Zaken draag ik u op deze smerige misdaad uit te zoeken en de daders niet te sparen.

Lucien: Eindelijk. Hoe lang hebben wij u hiervoor niet gewaarschuwd, Napoleone?

Buonaparte: Ja, ik weet het! Stil maar! Ik had eerder moeten luisteren.

Lucien: Monsieur Fouché, u bent gearresteerd.

Buonaparte: Nee!! Nee nee nee nee nee... hij wordt nog niet gearresteerd. Voorlopig zal ie in angst leven voor wat ‘m te wachten staat. U zult uw straf niet ontlopen. Verdwijn!... Moordenaar!! (Fouché verlaat de werkkamer)

Joséphine: Napoleone. Om hemelswil, matig u! Beledig deze man niet zo! Hij had immers zelf slachtoffer kunnen zijn!

Buonaparte: Maar hij is het niet, jammer genoeg.

Talleyrand: Zo stom is Fouché niet.

Buonaparte: Wat zeg monsieur Talleyrand?

Talleyrand: Eh… dat... dat Fouché geen enkel belang heeft bij uw dood.

Buonaparte: Omdat u dat denkt, is het wel zo. Niemand weet wat in die intrigantengeest wordt uitgebroed. Morgen zal ik u zijn opvolger noemen. Lucien, voorlopig blijft die mislukte priester in functie. Eigenhandig zal ie de doodvonnissen van zijn medeplichtigen ondertekenen. U kunt gaan, messieurs. (ze verlaten de kamer)

Joséphine: O, mon dieu, Napoleone, wacht enkele dagen met uw beslissing en stel Fouché in de gelegenheid zich te rehabiliteren. Het is toch mogelijk dat u zich vergist!

Buonaparte: Nee. Mijn familie heeft mij al genoeg voor hem gewaarschuwd.

Joséphine: Eh... ik geloof dat ik u voor uw familie moet waarschuwen! Uw verstand dreigt op hol te slaan. Slaap wel, mon amour.

Périgourde: Het zijn de drie beste rechercheurs die aan het werk zijn, burger.

Fouché: Ik weet het, maar binnen vierentwintig uur zullen zij de leverancier van kar en paard die de bom vervoerde moeten arresteren, anders zwaait er wat. Ontslagen word ik toch, maar da’s niet voor iets waar ik part noch deel aan heb.

Périgourde: De spionnen bij de familie Buonaparte blijven gehandhaafd?

Fouché: Voorlopig wel, ja. (er wordt geklopt)

Fouché: Snel, Périgourde, berg die papieren op. Als ik weg ben, kunt u openen. (verdwijnt in de kast)

Périgourde: Entrez.

gendarme: (komt binnen) Madame Buonaparte voor zijne Excellentie.

Périgourde: Madame Buonaparte? Eh... entrez.

Joséphine: (komt binnen) De gendarme was verbaasd me te zien. Eh… uw meester is niet aanwezig, zie ik? Als hij komt, zeg...

Périgourde: Hij is aanwezig, Madame. Een ogenblik. (opent de kast)

Joséphine: Oh! (lacht)... Wat een bespottelijk gezicht. Een voormalige Minister van Politie die uit een kast te voorschijn kruipt...

Fouché: Ik neem geen risico, Madame. Lucien Bonaparte krijgt geen kans mij voortijdig te arresteren.

Joséphine: Die vrees is ongegrond, Fouché: u krijgt veertien dagen respijt!

Fouché: Hartelijk dank, Madame. Heeft het u veel moeite gekost?

Joséphine: Nogal... Ik moest het gunstige moment afwachten in bed.

Fouché: (lachje)

Joséphine: Als goed strateeg heeft hij zelfs het tijdstip bepaald: 7 januari, ‘s middags om 2 uur.

Fouché: Veertien dagen. Da’s lang genoeg. Ik ben als steeds tot wederdienst bereid, Madame.

Joséphine: (lachje) Zeg mij Fouché, heeft mijn man ongelijk?

Fouché: Ja, Madame. Uw echtgenoot is voor mij veel te interessant. De brokstukken van de kar en het kadaver waarmee die vervloekte springlading werd vervoerd zijn reeds geïdentificeerd. Ik denk de leverancier morgen in handen te hebben.

Joséphine: (zucht) Dan feliciteer ik u. Ik ga u weer verlaten. Niemand weet dat ik hier ben. Ik wilde u alleen dit goeie bericht komen brengen.

Fouché: Ik ben u onuitsprekelijk dankbaar, Madame, voor het risico dat u neemt. Eh… Périgourde, observeer goed de straat voor Madame naar buiten gaat. Tot ziens, Madame...

Périgourde: Mag ik u voorgaan, Madame?

Joséphine: Tot ziens, Fouché. (ze verlaten de kamer)

Périgourde: (keert terug)Alles was veilig, burger. Wat ik mij afvraag is: wat te doen met twee soorten arrestanten voor éénzelfde delict?

Fouché: Mm. Lucien Buonaparte zal zijn arrestanten zeker naar de Conciergerie brengen. Een andere plaats weet ie niet. De mijne gaan ondergronds, in de cellen van de Bastille.

Lucien: Hier. De eerste lijst met 130 man voor de guillotine. Als u wilt, kunt u kennis nemen van de namen.

Fouché: Zijn al deze mensen verhoord?

Lucien: Ja. En deze ook. Die gaan naar Cayenne.

Fouché: Hebben ze allemaal bekend?

Lucien: Natuurlijk niet.

Fouché: Heeft u een diepgaand onderzoek ingesteld naar de restanten van het paard en de kar die het projectiel vervoerden?

Lucien: Waarom zou ik? Ik moet de dader arresteren en de mannen op deze lijsten zijn uw voormalige vrienden. De dader zal daar dus wel tussen zitten.

Fouché: Mm. Realiseert u zich dat al deze mensen onschuldig kunnen zijn?

Lucien: U verveelt mij, monsieur. Hier is de ganzenveer. Wilt u maar tekenen?

Fouché: Zijn deze 130 mannen voor u voldoende?

Lucien: U heeft goed geteld, monsieur.

Fouché: (tekent - Lucien gaat naar de deur)Monsieur Buonaparte, u pleegt 130 moorden.

Lucien: (schamper lachje) Bekrachtigd met uw handtekening! (verlaat de kamer)

(7 januari 1801)

Joséphine: Nee. Nee nee, ik... ik blijf hier.

Buonaparte: Ik vrees dat het niet aangenaam voor u zal zijn, lieve.

Joséphine: Het is nog geen 2 uur.

Buonaparte: Die paar minuten kunnen uw beschermeling niet helpen. Hij komt te laat.

Joséphine: De tijd is nog niet om!

Buonaparte: Stel u niet aan, lieve. Als monsieur geslaagd was, had ie me daar al lang van in kennis gesteld.

Joséphine: Misschien, ja. Maar toch blijf ik hier. Op die afschuwelijke avond na de aanslag eiste u dat ik aanwezig zou zijn en nu wil ik uw spel tot het einde meemaken.

Buonaparte: U noemt dit... een spel.

Joséphine: Natuurlijk. U speelt me de gevoelens van een man die u tot in z’n ziel heeft beledigd.

Buonaparte: (lachje) Nonsens! Hij heeft geen ziel en is niet te beledigen.

Joséphine: Als Fouché dan de schurk is zoals u voorgeeft, waarom heeft u ‘m dan tot nu toe gehandhaafd?

Buonaparte: Tot nu toe, maar ook niet langer.

Joséphine: Hij... moet ten koste van alles verdwijnen?

Buonaparte: Ja.

Joséphine: Ook als ie onschuldig is?

Buonaparte: Ook dan. Maar hij is schuldig. (klok slaat 2 uur) Einde van het ultimatum. De hemel zij hem genadig.

Joséphine: Maar als ie nu ‘ns tijd te kort heeft?

Buonaparte: Hij moet verdwijnen. Basta. (er wordt geklopt) Entrez.

gendarme: (opent de deur) Zijne excellentie, de Minister van Politie, burger Joseph Fouché.

Buonaparte: Hij is verdomme geen minister!

gendarme: Pardon. Burger Joseph Fouché. (Fouché komt binnen)

Joséphine: Bonjour, Fouché.

Buonaparte: Wel? U heeft de dader? (bekijkt een blad) Is dat uw rapport?

Fouché: Mm.

Buonaparte: Naar de duivel d’r mee. Wie is de dader?

Fouché: U heeft mijn rapport.

Buonaparte: Cadoudal? Wie is dat? Is dat de dader?

Fouché: Nee.

Buonaparte: Nee? Dat staat hier toch!?

Fouché: U moet beter lezen.

Buonaparte: (zucht geërgerd) “Zoals in dit rapport aangetoond is Cadoudal de aanvoerder van een bende royalisten die met Engels geld betaald wordt. De man die de aanslag pleegde, was een arme drommel, ene Sableron, die bij de explosie is omgekomen.” Nonsens!! Louter beweringen die niets bewijzen.

Fouché: De talons van de overschrijvingen der gelden op de Banque de France zijn allen op datum van ontvangst bijgevoegd.

Buonaparte: Is de bende uitgeroeid?

Fouché: Gearresteerd. 32 personen.

Buonaparte: Waaronder die Cadoudal?

Fouché: Ja.

Buonaparte: Ik moet toegeven, uw bewijsmateriaal is goed.

Joséphine: Zullen we ‘t hier dan maar bij laten?

Fouché: Nee. Er is een misdaad gepleegd waarin...

Buonaparte: Goed goed goed, waaraan u geen schuld heeft, maar die u ook niet heeft voorkomen.

Fouché: Ter wille van Madame uw echtgenote zou ik hem hebben voorkomen, was ik ervan op de hoogte geweest. De misdaad waar ik op doel, heeft u gepleegd.

Joséphine: (schrikt) Fouché!

Fouché: Madame, uw echtgenoot heeft zijn Marengo, ik wil de mijne.

Buonaparte: Wilt u zich verklaren, monsieur?

Fouché: U heeft uw eigen grondbeginselen, uw Code Civil, vertrapt en 130 onschuldige mensen laten vermoorden.

Buonaparte: Dat is ter verantwoording van mijn broer.

Fouché: Zoals Cadoudal de man was achter de aanslag op uw leven, bent u de man achter de moord op deze onschuldige slachtoffers.

Buonaparte: Wat verwacht u nu van mij?

Fouché: Niets. Mensen als u kennen geen dankbaarheid tegenover anderen die hen op hun fouten wijzen.

Joséphine: Fouché! Ik bid u...

Buonaparte: U dwingt mij tot maatregelen, monsieur, ter eigen bescherming.

Fouché: Ontslaat u mij maar. Er is geen enkele instantie die u ter verantwoording zal roepen.

Buonaparte: Wat is het u waard als ik dat niet doe?

Fouché: U vreest de openbaarheid.

Buonaparte: Laat ons zeggen dat zij mij... ongelegen komt. Goed! U heeft onder de moeilijkste omstandigheden uw plicht gedaan, met groot talent, energiek, etcetera etcetera, het land is tot rust gekomen onder uw gedisciplineerde leiding... Uw ministerie is overbodig.

Fouché: U ontslaat dus niet de minister, u heft zijn ministerie op.

Buonaparte: Precies. U bent, om zo te zeggen, overcompleet.

Fouché: Mijn compliment… voor deze prachtige vondst.

Buonaparte: Zeg mij uw prijs en verdwijn… Bon! Ik betaal u jaarlijks 1 miljoen 400.000 francs, de helft van het budget van uw ministerie. Een mooi bedrag voor een voormalig Jacobijn, nietwaar? Bovendien schenk ik u het voormalig vorstendom Aix-en-Provence en benoem u tot senator. Ik wens dat u zich binnen twee dagen naar Aix begeeft. U mag het grondgebied van Parijs niet meer betreden. Uw benoeming en uw eigendomspapieren worden u nagezonden. U kunt gaan! (Fouché verlaat de kamer)

Joséphine: Het ga u goed, Fouché...

Fouché: Binnen twee dagen moet ik dus met mijn familie buiten Parijs zijn.

Périgourde: Dan moeten wij er dus spoed achter zetten.

Fouché: U kunt ook in Aix huwen. Zeg uw aanstaande vrouw dat ik er veel prijs op stel dat u meegaat naar Aix. Zij is vanzelfsprekend ook welkom.

Périgourde: ‘k Zal ‘t met haar overleggen, monsieur.

Joséphine: Mm.

Périgourde: Is er voor vandaag nog iets belangrijks?

Fouché: Er moeten, naast de kamerheer van Buonaparte, Cambacérès, nog vijf contacten in Parijs zijn, benevens zes koeriers... Maar dat kan morgen ook wel.

Périgourde: Dan ga ik nu met mijn aanstaande vrouw praten.

Fouché: Mm.

Périgourde: Tot morgen, monsieur.

Fouché: Tot morgen.

(in Aix-en-Provence, april of mei 1804)

Mathilde: Wat ligt ons huis toch prachtig zo tegen de bergen op.

Fouché: Ja. En niet alleen ons huis, maar ‘t hele landgoed. ‘t Is bijzonder vruchtbaar, pachters verzorgen het goed. Laten we hier even in de berm gaan zitten.

Mathilde: Ik was vanmorgen vroeg bij de tomaten. Je staat er versteld van hoe de planten het ieder jaar weer even prachtig doen.

Fouché: (lachje) Ik geloof, als je in dit land een wandelstok in de grond steekt, dat ie ook nog gaat bloeien. Aaah... oogst zal goed worden dit jaar: d’r zijn veel bijen.

Mathilde: Wat kunnen mensen toch veranderen in enkele jaren: wij zijn echte boeren geworden, u met de spade op de terrassen, ik in het kaashok en Périgourde met z’n vrouw tussen de bloemen.

Fouché: Spijt het u, Mathilde?

Mathilde: Dit paradijs bevalt me beter dan onze smerige zolder in Parijs, tien jaar geleden.

Fouché: Ja... d’r is veel veranderd.

Mathilde: Hoop dat het zo blijft...

Fouché: Tien jaar... Waar is de tijd gebleven?

Mathilde: We worden oud, Joseph!

Fouché: Och, kom kom, oud. Ach kijk, daar komt Périgourde.

Périgourde: Bonjour, madame!

Fouché: Bonjour.

Périgourde: Bonjour, monsieur. Oh, wat is het warm in dit prachtige land.

Mathilde: Zet u naast ons. Was u in Aix?

Périgourde: Ja, Madame. Vanmorgen vroeg al. Mijn wekelijkse wandeling naar de postkoets. Ik zag u bij de tomaten toen ik wegging.

Mathilde: (lachje) Dan was u al vroeg op pad.

Fouché: Was er nieuws in Aix, Périgourde?

Périgourde: Goed nieuws: de prijzen van het fruit staan uitstekend.

Mathilde: De Provençaalse boeren aan het woord!

Fouché: (lacht)

Périgourde: Burger, ik heb de post meegebracht en op uw bureau gelegd.

Fouché: Wel, laten we dan naar huis terugkeren. U heeft ook nog genoeg te doen voor ons huisconcert vanavond.

Fouché: Is er iets bijzonders bij de post?

Périgourde: Bij de post niet, burger. Een brief van de familie Beltoise. ‘t Zal wel voor een feestavond zijn. En een paar brieven met onleesbaar handschrift van de pachters. Mijn vrouw heeft wel een brief uit Parijs in ontvangst genomen, van een koerier die onmiddellijk weer terugging.

Fouché: Zo. Van wie is die brief?

Périgourde: Aan het handschrift te zien, van Cambacérès, monsieur. Er staat geen afzender op... (opent de brief) Ja, ‘t is inderdaad een brief van Cambacérès, monsieur.

Fouché: Is ‘t interessant wat ie schrijft?

Périgourde: Mm… Moeilijkheden op Buitenlandse Zaken. De hertog van Enghien is in Ettenheim door de Franse gendarmerie van bed gelicht, over de grens gesleept en in de slotgracht van Vincennes gefusilleerd.

Joséphine: Toe maar! Stomme Corsicaan!.. Vendetta tegen de Bourbon, en nog wel tegen de enige Bourbon van wie hij niets te vrezen heeft.

Périgourde: Volgens Cambacérès zijn er moeilijkheden met het buitenland, voornamelijk met Engeland.

Fouché: Wel ja, dat ziet monsieur Bonaparte maar even over ‘t hoofd. Maar... natuurlijk!... Het buitenland!... Périgourde, neem een brief op voor Cambacérès, dring d’r sterk bij hem op aan dat deze bij ontvangst onmiddellijk op het bureau van Buonaparte gedeponeerd wordt. Talleyrand speelt bijzonder hoog spel. Daar wil ik bij zijn. Wanneer gaat de postkoets terug?

Périgourde: Morgenvroeg, vijf uur.

Fouché: Dan zult u de wandeling naar Aix nog een keer moeten maken.

Périgourde: Goed monsieur. Dicteert u maar.

(juli 1804)

Buonaparte: En wat, monsieur, heeft deze brief te betekenen?

Fouché: Een waarschuwing, burger.

Buonaparte: Dat maak ik er uit op, ja, maar waarvoor is mij niet duidelijk.

Fouché: Voor de gevolgen van een misdaad die minder misdaad is dan wel een fout.

Buonaparte: En welke fout is dat dan wel?

Fouché: Ik heb u ooit gewaarschuwd dat u geen politiek moet bedrijven, u...

Buonaparte: Ja ja ja, u bent zo dwaas te veronderstellen dat u dat beter kunt dan anderen.

Fouché: U zult zich moeten intomen. Anders vertrek ik zoals ik gekomen ben.

Buonaparte: U weet waarom ik u naar Aix verbannen heb... zoals u dat belieft te noemen.

Fouché: Zeker. Om van mij verlost te zijn.

Buonaparte: Waarom is mij dat dan niet gelukt, mille de tonnerre? Waarom bemoeit u zich dan nog steeds met dingen die ik u verboden heb?

Fouché: U had mij nooit meer teruggezien als u dezelfde man was gebleven de ik leerde kennen bij uw staatsgreep van 1799, maar de hebzucht van uw familie is de bodem waarop uw heerszucht welig tiert. U bent niet meer tevreden met uw positie als eerste consul, en daardoor ziet u niet de val die voor u opgezet wordt om u voortijdig te laten struikelen.

Buonaparte: En die val ziet u wel?

Fouché: Zeer duidelijk.

Buonaparte: (schamper lachje) U lijdt aan hoogmoedswaanzin. U denkt dat u de enige bent die z’n vak verstaat.

Fouché: Hoegenaamd niet. Er is iemand die z’n vak zeker zo goed verstaat als ik.

Buonaparte: En wie mag dat dan wel zijn?

Fouché: Talleyrand.

Buonaparte: Wat heeft mijn Minister van Buitenlandse Zaken hiermee te maken?

Fouché: Burger consul, in de senaat heb ik mijn stem gegeven aan het voorstel u te benoemen tot consul voor het leven. U heeft dit zonder meer geweigerd. De drijfveer achter deze weigering is uw familie. Welnu, de drijfveer achter uw familie is: Talleyrand.

Buonaparte: Kunt u dat aantonen?

Fouché: Zeker! Als u mij daartoe de gelegenheid laat.

Buonaparte: Ga uw gang.

Fouché: Na de revolutie is er met uw medewerking een Internationaal Volkenrecht tot stand gekomen. De ontvoering van de hertog van Enghien vanaf neutraal terrein te Ettenheim in Baden is een schending van dat Volkenrecht. Dat weet u, en degeen die dat nog beter weet is uw Minister van Buitenlandse Zaken. Is dat juist?

Buonaparte: Ik vraag mij af wat u weet over de zaak Enghien.

Fouché: Ik vraag of dit juist is.

Buonaparte: Ha.

Fouché: Alsof dit nog niet voldoende is, wordt de hertog in Vincennes gefusilleerd. Dat is een misdaad... De reacties die hierdoor in het buitenland worden opgeroepen zijn voor u desastreus. Daarom is deze misdaad een fout.

Buonaparte: Ik zie nog altijd niet in wat Talleyrand hiermee te maken heeft.

Fouché: Niet Talleyrand heeft tot deze misdaad opdracht gegeven, maar u. Er is dus geen sprake van een vergissing van de Franse Minister van Buitenlandse Zaken, maar van een politieke misdaad van Buonaparte, de eerste consul van Frankrijk.

Buonaparte: En wat heeft u hiermee te maken, verdomme? Ik ben van mening dat Enghien verdwijnen moest. Basta! Hij was gevaarlijk.

Fouché: Niet Enghien de Bourbon is voor u gevaarlijk, maar Louis de Bourbon. En hier schuilt de fout van Talleyrand. Louis is voor hem ongrijpbaar, want die zit in Engeland. Dus heeft Talleyrand u het hoofd op hol gebracht tegen de hertog, maar deze jongeman is niet ambitieus. Talleyrand weet dat, ik weet dat, maar de eerste consul weet dat niet. Om bij u de angst voor de Bourbons weg te nemen, heb ik mijn brief geschreven en de lange reis hier naartoe gemaakt.

Buonaparte: Volgens u was de actie tegen de hertog dus overbodig?

Fouché: Ja. En uw Minister van Buitenlandse Zaken is gevaarlijk.

Buonaparte: Maar wat, in vredesnaam, bezielt Talleyrand?

Fouché: U in diskrediet te brengen in het buitenland en Frankrijk uit te leveren aan de Bourbons.

Buonaparte: Hoe komt u aan de kennis van deze feiten en waarom heeft u mij niet eerder op de hoogte gebracht?

Fouché: U heeft mij verbannen naar Aix, en mij op non-actief gesteld. Waarom zal ik u dan inlichten?

Buonaparte: Is tegen deze smeerlapperij niks te ondernemen?

Fouché: Bitter weinig. Tenzij...

Buonaparte: Tenzij?

Fouché: ...u de politie achter Talleyrand aan zet en hem zijn vrije spel onmogelijk maakt.

Buonaparte: U weet donders goed dat er niemand is die dat kan.

Fouché: Dat is niet mijn fout.

Buonaparte: (zucht grimmig) Stel... dat ik u herbenoem in uw functie.

Fouché: In dat geval kunnen er maatregelen genomen worden.

Buonaparte: Welke maatregelen?

Fouché: De politie achter Talleyrand aan zetten.

Buonaparte: (zucht grimmig) Ik herbenoem u in uw functie als Minister van Politie. Ik draag u op aan deze intriges een einde te maken. In de ministerraad van morgen neem ik u de eed af.

Fouché: Zoals de burger wenst.   

Buonaparte: Wat moet er inmiddels gebeuren?

Fouché: De grond onder Talleyrands voeten weggraven en jarenlange intriges ongedaan maken.

Buonaparte: En hoe denkt u dat te doen?

Fouché: Om te voorkomen dat de Bourbons op de troon terugkeren, moet u enkel maar doen wat u al lang van plan bent: zelf de troon bezetten. Uw familie zal er dankbaar voor zijn.

Buonaparte: Uw enige bedoeling is Talleyrand te zien mislukken...!

Fouché: En daarmee bewijs ik u een dienst.

Buonaparte: (zucht grimmig) Ik zal erover nadenken.

Fouché: Dat zal niet veel tijd vragen. Inmiddels zal ik Talleyrand niet arresteren. Als zijn plan mislukt, zal zijn teleurstelling des te groter zijn, want hij is ongetwijfeld op de hoogte van mijn bezoek aan u en zal dus weten dat dit mijn werk is. Hij is een even groot vakman als uw dienaar.

(op 2 december 1804 is Buonaparte tot keizer gekroond - 1808: hij voert oorlog in Spanje)

Fouché: Monsieur Talleyrand, ik neem aan dat u verwonderd is van mij een uitnodiging te ontvangen.

Talleyrand: Enigszins wel, ja. Wij zijn niet bepaald vrienden. En dat is er niet beter op geworden sinds u mij die kool heeft gestoofd met de hertog van Enghien, met als resultaat Buonaparte als keizer. Ik maak u mijn compliment, Fouché!

Fouché: U zult dan ook wel begrepen hebben dat er een dringende reden voor deze uitnodiging is.

Talleyrand: Blijkbaar.

Fouché: Voor zover het met u mogelijk is, monsieur, wens ik een openhartig gesprek, dus... ik geef de voorkeur aan mijn salon boven m’n kantoor.

Talleyrand: Zeer vereerd, maar ik zie geen basis voor een gesprek met u, omdat ik u nu eenmaal niet vertrouw.

Fouché: Dat is wederkerig, maar juist ons onderling wantrouwen is de basis voor dit gesprek.

Talleyrand: Pardon? Ik begrijp u niet.

Fouché: ‘t Zal u wel duidelijk worden. Allereerst had ik graag uw oordeel over de nieuwe en dwaze oorlog van ons aller majesteit. Mijn oordeel kent u.

Talleyrand: Wel, voor elke tot nu toe gevoerde oorlog van onze maniakale majesteit was nog wel een aanwijsbare rechtvaardiging, maar voor dit Spaanse avontuur... Nee! En dat allemaal, omdat zijn broer Joseph ook een kroon eist, terwijl hij te onnozel is een kroon in z’n handen te dragen, laat staan op z’n hoofd.

Fouché: Dan zijn wij het bij wijze van uitzondering met elkaar eens.

Talleyrand: Ja, dat dunkt mij wel.

Fouché: Uitstekend, dan ligt hier de basis tot samenwerking tussen u en mij.

Talleyrand: In welk opzicht, als ik vragen mag?

Fouché: Er moet een eind komen aan die nutteloze oorlog. De keizer moet teruggehaald worden.

Talleyrand: Ik sta perplex, monsieur!! Meent u werkelijk Buonaparte te kunnen voorschrijven wat hij te doen en te laten heeft?

Fouché: Zo dwaas ben ik niet, monsieur, maar wel meen ik dat wij tezamen hem kunnen dwingen zijn legers in Spanje in de steek te laten. Alleen de keizer is nog maar in staat zijn legers tot het uiterste op te zwepen, en zijn generaals hebben er al lang de brui aan gegeven. Keert ie terug naar Frankrijk, dan zullen ongetwijfeld de Engelsen in Spanje een nieuwe poging wagen. De oorlog in Spanje zal verlopen en het volk zal ons dankbaar zijn.

Talleyrand: (lachje) Dat betekent dus: strijd tegen de keizer. Dat is zeer brutaal, monsieur, maar interessant! Ik ben een en al oor.

Fouché: Wat, denkt u, zou er gebeuren wanneer u en ik plotseling en in het openbaar zouden optreden als de beste vrienden.

Talleyrand: (lacht) De gedachte alleen al is volkomen dwaas, maar… ik veronderstel dat dan op veel plaatsen de bliksem inslaat.

Fouché: Zeer juist. De beledigingen die ik heb moeten verduren om de man van deze buitensporige en met de haren erbij gesleepte oorlog af te houden zijn niet te beschrijven.

Talleyrand: (lacht) Dan bent u een dwaas! Hij luistert niet eens meer naar z’n maarschalken en generaals, laat staan naar ons. Zijn overwinningen zijn de man naar het hoofd gestegen. En alleen de Corsicaanse kliek vaart er wel bij.

Fouché: Verder ben ik van mening dat een samengaan van ons beiden internationaal effect zal sorteren.

Talleyrand: Jazeker! Binnen de kortste tijd zal von Metternich in Oostenrijk hiervan kennis krijgen.

Fouché: En de Corsicaanse clan zal daar dankbaar gebruik van maken.

Talleyrand: Ja.. Nieuws heet van de naald... (lacht) En dat moet voor de man in Spanje angstwekkender zijn dan een verloren veldslag. U... u speculeert dus op ons beider politieke invloed?

Fouché: En onze alom bekende onderlinge vijandschap.

Talleyrand: Natuurlijk. Goed! Ik ga akkoord. Er moet tenslotte iets gebeuren. Ik neem aan dat u de spelregels al heeft opgesteld?

Fouché: Tot in details, monsieur.

Talleyrand: Bijvoorbeeld?

Fouché: U bent een liefhebber van festiviteiten in uw huis, monsieur. Hoe groter, hoe liever het u is. Ik ben daar een tegenstander van.

Talleyrand: (lacht) Ik... ik begrijp u. De puritein te gast bij zijn aartsvijand, de rokkenjager.

Fouché: Zoals u belieft uit te drukken. U arrangeert één van uw welbekende en alom geprezen grote feesten. Ik word uitgenodigd, maar bovenal: u nodigt alle buitenlandse diplomaten uit.

(dansmuziek)

bediende: Zijne Excellentie, de Minister van Politie Joseph Fouché.

stem: Wat?...

stem: Wat heeft dit te betekenen!?...

Talleyrand: Dat is een verrassing! Welkom, m’n beste Joseph. U heeft dus toch nog tijd kunnen vinden aan m’n uitnodiging gehoor te geven? M’n welgemeende dank. En geef me uw arm. Mesdames, messieurs, ik heb met m’n goede vriend nog iets te bespreken. Ik bied u hiervoor mijn excuses aan, maar laat het uw feestvreugde niet verstoren. Wij trekken ons een ogenblik terug en zullen spoedig weer in uw midden zijn. Kom, Joseph.

Talleyrand: Fouché, ik heb de indruk dat de hele meute meer dan verbijsterd is. U heeft succes!

Fouché: Ik veronderstel dat een paar minuten afwezigheid wel voldoende zullen zijn.

stem: Abnormaal.. beslist abnormaal!

stem: Maar wat kan hier achter steken, monsieur?

stem: ‘t Kan me niet schelen, ik ga u verlaten. Bonsoir.

stem: Die denkt de primeur te hebben. Zullen wij nog even wachten tot de beide excellenties terugkomen?

stem: Ik denk er niet aan. Bonsoir.

stem: Nou, dan ga ik ook.

stem: Als kat en hond samenspannen, is dat tegen de baas. Daar komt Lucien Bonaparte. Wat denkt u hiervan, excellentie?

Lucien: De schoften!

stem: Zullen wij dan ook maar gaan?

stem: Dit betekent openlijke afwijzing van de keizer.

stem: Inderdaad, en dit kon er wel ‘ns op wijzen dat Frankrijk de eeuwige oorlogen moe is.

stem: Dan liggen d’r nieuwe kansen. Ik ga. Bonsoir.

Talleyrand: (komt terug)Welaan, dames en heren, wij hopen dat onze afwezigheid uw feestvreugde niet te zeer heeft verstoord. Musique, s’il vous plaît! (dansmuziek)

Fouché: Wel, wat denkt u ervan, excellentie?

Talleyrand: Dat u excelleert, excellentie. Er zijn aanmerkelijk minder heren aanwezig.

Fouché: Dan nu maar rustig de gebeurtenissen afwachten.

Talleyrand: Vergeet u niet de tafels eer aan te doen, dames en heren. Wenst u iets te drinken, Joseph?

Talleyrand: Graag! Een glas bronwater, excellentie.

(Buonaparte is onmiddellijk teruggekeerd uit Spanje)

bediende: Zijne Majesteit, de Keizer.

Talleyrand: Zo te zien gaat het er stuiven, Fouché.

Fouché: Mm.

Buonaparte: Messieurs, bonjour. Het gaat u allen wel, naar ik zie. Bonjour, Lucien. Mijn tijd is te beperkt om Mama te bezoeken. Wilt u haar mijn groeten overbrengen?

Lucien: Dat zal ik zeker doen, majesteit.

Buonaparte: Zeg haar dat ik het naar omstandigheden goed maak. Ah, bonjour, monsieur Fouché. Uw kledij bevalt mij niet, u moet nieuwe tressen laten aanbrengen. Ik beklaag mij trouwens in het algemeen over u, evenals over alle heren hier. Uw berichtgeving, messieurs, is uiterst traag. Als mijn broeder Lucien zijn taak niet beter had begrepen dan u, dan zou een politieke catastrofe niet uitgesloten zijn geweest. Maar goddank kan ik tenminste nog op één man vertrouwen. Zegt u mij, monsieur Fouché, wat had u met deze komedie voor?

Fouché: Als u mij toestaat, majesteit...ik begrijp niet waar u op doelt.

Buonaparte: Moet ik daaruit concluderen dat uw denkvermogen afneemt?

Fouché: Sire, ik ben van mening...

Buonaparte: Naar uw mening wordt niet gevraagd. Wat betekent uw plotse vriendschap met monsieur daar?

Fouché: Met uw welnemen, sire, daar verheug ik mij zeer in.

Buonaparte: U bent blijkbaar te stom om te beseffen wat u doet.

Fouché: Ik ben zo vrij, sire, daarover met u van mening te verschillen. Een toegestoken vriendenhand mag men niet weigeren.

Buonaparte: Die hand is u dus toegestoken?

Fouché: Zoals u mij toestaat te zeggen, majesteit. Zijne excellentie Talleyrand is niet bepaald mijn vriend, maar ik meende toch een poging tot betere verstandhouding niet te mogen afwijzen.

Buonaparte: Straks gaat u mij nog wijsmaken dat dit in het belang van uw keizer is?

Fouché: ‘t Is inderdaad dat waar ik naar gestreefd heb, sire. Mocht dit voor uwe keizerlijke majesteit onvoorziene verwikkelingen veroorzaakt hebben, dan bied ik u mijn nederig excuus aan. ‘k Heb dit niet kunnen voorzien.

Buonaparte: U bent en blijft een uiterst geslepen stommeling, monsieur. Monsieur Talleyrand, u bent ontslagen! Ga met uw arm van die schoorsteenmantel en sta recht als uw keizer het woord tot u richt. Wat was uw bedoeling, monsieur, met die toenadering tot mijn aartsvijand? Nee, zwijgt u maar! U kraamt toch enkel maar leugens uit, mm!? Als Minister van Buitenlandse Zaken moet u verwacht hebben dat Hawkesbury in Engeland onmiddellijk maatregelen zou nemen tot een nieuwe invasie in Spanje. Van een omkoopbaar afvallige als u is niks anders te verwachten dan dat ie z’n keizer verraadt zoals ie een vader versjachert! Ik ben nog niet vergeten hoe u mij de moord op Enghien in de schoenen heeft willen schuiven!! Het ontbreekt u aan het meest elementaire respect voor uw keizer! Ik onthef u uit al uw functies, smerige eedbreker! Morgen verneemt u hoe ik verder over u zal beslissen. Verdwijn!!

Talleyrand: (gaat naar de deur)Hoe jammer dat zo’n groot man zo slecht is opgevoed.

Buonaparte: Smerige hinkepoot!! (Talleyrand verdwijnt) Lucien...

Lucien: Uwe majesteit beveelt?

Buonaparte: U neemt ad interim Buitenlandse Zaken waar. Monsieur Fouché hoort nog van mij vóór ik vertrek.

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (7/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven
Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign