Joseph Fouché, deel 05

Joseph Fouché, deel 05
beschrijving:

JOSEPH FOUCHÉ

DEEL 5

Johan te Slaa (1906-1980)

uitzending: AVRO, donderdag 23/10/1975

technische verzorging: Léon du Bois & Jan Bosboom

regie: Dick van Putten

rolverdeling:

- Napoleon: Lou Landré

- Réal: Hugo Koolschijn

- Joseph Fouché: Edmond Classen

- Périgourde: Hans Veerman

- Gohier: Gerard Heystee

- Joséphine de Beauharnais: Els Buitendijk

- Talleyrand: Gijsbert Tersteeg

- Carnot: Paul van der Lek

- Laplace: Frans Somers

- Jeannot: Maarten Kapteijn

- Lucien Bonaparte: Hans Karsenbarg

- een gendarme: Floor Koen

- een koerier: Hans Fuchs

duur: 35'24"

hoorspel:

(oktober 1799 - gejoel van het gepeupel)

 

Buonaparte: (komt aangelopen) Maar die kerel staat niet eens op de audiëntielijst, Réal! Ik word doodziek van al die baantjesjagers.

Réal: Ik heb informaties gewonnen, generaal, maar Fouché heeft een baan.

Buonaparte: Goed, akkoord, toen ik in Egypte zat was ie gezant en sinds enkele maanden is ie politieagent. Maar dat wil nog niet zeggen dat hij de belangrijkste man in Frankrijk is.

Réal: Hij is chef van de politie, generaal, en dus voor u van het grootste belang.

Buonaparte: En hij heeft zich niet laten wegjagen vanmorgen, zoals de rest.

Réal: Nee, hij heeft minstens vier uur in de antichambre zitten wachten.

Buonaparte: Mm. Nou, dan is ie in ieder geval een kerel met stalen zenuwen.

Réal: Als ik u raden mag, dan ontvangt u ‘m. Hij laat zich toch niet wegsturen en u kunt hem altijd weer de deur uitgooien.

Buonaparte: Goed. (zucht) Laat hem dan maar binnenkomen. En stuur de rest weg.

Réal: Moeten die anderen morgen terugkomen?

Buonaparte: Nee, zeg! Spaar me! Ik zal ze wel laten roepen als ‘k ze nodig heb.

Réal: Zoals u wilt. (gaat naar de deur en opent die)

Réal: Burger Fouché, u wordt verwacht. (hij komt binnen)

Buonaparte: Waarmee kan ik u van dienst zijn? En maakt u het kort. Jullie soort neemt al mijn tijd in beslag.

Fouché: Niet u kunt mij van dienst zijn, maar ik u.

Buonaparte: Zoekt u een baantje, of ik?

Fouché: Niet ik, generaal. Waarom bent u naar Parijs gekomen?

Buonaparte: Wat gaat u dat aan?

Fouché: Omdat ik een openhartig gesprek met u wil, en het behoort tot mijn taak de reden te weten waarom u…

Buonaparte: Als u een goed politieagent bent, moet u daarvan op de hoogte zijn.

Fouché: Dat ben ik ook, maar ik wens het van u te horen.

Buonaparte: Bent u helemaal bedonderd, zeg! Dat zijn uw zaken niet!

Fouché: ‘t Is jammer voor uw vrouw dat mijn poging tot openhartigheid niet op prijs wordt gesteld.

Buonaparte: Wat heeft mijn vrouw hier verdomme mee te maken?!

Fouché: Zij is immers de oorzaak dat u gedeserteerd bent.

Buonaparte: Wat?

Fouché: U zou de quarantaine in Fréjus niet ongehinderd gepasseerd zijn als de politie niet met alles op de hoogte zou zijn.

Buonaparte: Mm… Nonsens! Ik had haast en men liet mij passeren.

Fouché: Geen enkele ambtenaar neemt het risico van de doodstraf, zelfs niet ten behoeve van generaal Buonaparte.

Buonaparte: Bedoelt u dat… dat vrijgeleide van… u kwam.?

Fouché: Van mij persoonlijk. Ja… Wel, wat is de werkelijke reden van uw voortijdige desertie?

Buonaparte: Voortijdige desertie?? Wat voor de donder hebt u het recht mij een verhoor af te nemen!!                     

Fouché: Generaal, het moet u duidelijk zijn dat mijn aanwezigheid hier u voorlopig vrijwaart voor arrestatie wegens desertie, en voor de doodstraf wegens overtreding van de quarantainewetten. U doet er dus verstandig aan rustig te blijven.

Buonaparte: Wel, ik ben teruggekeerd omdat de toestand in Frankrijk mij ter harte gaat.

Fouché: Onzin, generaal. U bent enkel voor de wet Fransman, maar u blijft Corsicaan, en als zodanig zal Frankrijk u een zorg zijn. Het Directoire stuurde u naar Egypte om van een lastpost verlost te zijn en liet u verder van alles onkundig. Maar, generaal, het zijn domkoppen, want zij miskennen het genie. Ik verzeker u, als ik eerder in mijn functie was benoemd, zou dit niet gebeurd zijn.

Buonaparte: U is bijzonder openhartig...

Fouché: Hetgeen niet mijn gewoonte is.

Buonaparte: Als u daarop dan nu een uitzondering maakt, zegt u mij dan wat het doel van uw bezoek is.

Fouché: Als u mij uw vertrouwen wilt schenken, heb ik daar geen enkel bezwaar tegen.

Buonaparte: Dat kan ik niet. Ik herinner mij uw verleden.

Fouché: Wat ik in het verleden heb gedaan, was in het belang van de revolutie.

Buonaparte: (lacht binnensmonds) Als u beweert dat ik geen Fransman ben, kan ik met hetzelfde recht beweren dat u geen revolutionair was!

Fouché: Daarover past u geen oordeel. U was toentertijd nog een jong broekje op de militaire academie in Brienne. De geschiedenis is een legkaart, generaal. Elk stukje heeft z’n plaats: u, ik, de revolutie en wat daarna komt. Wie niet mee beweegt in de tijd, remt de vooruitgang en gaat ten onder. U en ik verschillen zoveel in geaardheid dat een samenwerking gericht op de toekomst enkel maar heilzaam kan zijn voor ons beiden. Dat is de reden van mijn bezoek.

Buonaparte: Ik zie geen enkele nood tot samenwerking met wie dan ook.

Fouché: Dan zal ik duidelijker worden. De brief die u van uw broer Lucien in Egypte ontving betreffende de ontrouw van uw echtgenote moet u… veel verdriet gedaan hebben.

Buonaparte: Was u de aanleiding tot die brief?

Fouché: Ja… en nee. Ik heb enkel gebruik gemaakt van de omstandigheid dat ik hier in Frankrijk meer wist dan u daar in Egypte. Ik heb u naar Parijs laten komen, omdat de tijd nu rijp is voor de plannen die u koestert.

Buonaparte: Wat weet u verdomme van mijn plannen?!

Fouché: Als chef van de politie heb ik een ondergeschikt positie in het Directoire, maar ik wens van alles op de hoogte te zijn.

Buonaparte: En dat bent u, blijkbaar.

Fouché: Ja. Van de ontrouw van uw echtgenote, de jaloezie in uw familie, de stommiteiten van het Directoire… U, als generaal, bent het hart van uw oorlogsmachine, ik ben het hart van mijn politiemachine. Tot en met het kleinste onderdeeltje zit het op z’n plaats, evenals bij u.

Buonaparte: Interessant. Zeer interessant! Maar dan ben ik toch wel benieuwd van u te horen wat dan wel mijn plannen zijn.

Fouché: Een staatsgreep.

Buonaparte: U bent daarvan op de hoogte.

Fouché: Mm. En nog veel meer. Een bekwaam veldheer moet zijn operatieterrein overzien, wil hij slagen. Dat zal u moeten weten.

Buonaparte: Wat let mij u de deur uit te smijten?

Fouché: Uw gezond verstand en uw eigenbelang. Als u mij de deur uitsmijt, is Napoleone Buonaparte vanavond een ten dode opgeschreven gevangene.

Buonaparte: Waarschijnlijk denkt u ook aan uw eigen belang.

Buonaparte: Uiteraard. U heeft uw plannen voorbereid met Sieyès. Da’s een verkeerde man. Het feit dat ik met alles op de hoogte ben, bewijst dat.

Buonaparte: (ijsbeert)Het is ongelooflijk! (ijsbeert)Met Sieyès zou ik dus tot mislukken gedoemd zijn geweest?

Fouché: Zonder mijn medewerking, ja. En mislukken is zeer zacht uitgedrukt.

Buonaparte: Dat betekent…

Fouché: Dat u van uw plannen moet afzien of mijn medewerking moet aanvaarden.

Buonaparte: Fouché! Mm. U is een gevaarlijk man.

Fouché: Niet als u ons beider belang wilt zien.

Buonaparte: Ik moet hierover nadenken.    

Fouché: Dat is uw recht als vrij burger, maar dan zeg ik u mijn medewerking op.

Buonaparte: Ik ben dus geen vrij burger en moet nu beslissen?

Fouché: Dat is juist. ‘k Heb niet voor niets vier uur in uw antichambre gezeten.

Buonaparte: Goed! Ik wil uw plan bestuderen. Maar wat als ik het afkeur?

Fouché: Dat zult u niet, want er is geen enkel detail verwaarloosd.

Buonaparte: Laat zien.

Fouché: Op een paar punten vestig ik sterk uw aandacht. De rest is aan uw strategisch inzicht overgelaten.

Buonaparte: En welke punten zijn dat?

Fouché: Er worden geen namen genoemd, dus er valt niets te bewijzen. U zoekt uw militaire medewerkers en laat de politici en de bevolking aan mij over. Ik geef de voorkeur aan Saint Cloud voor uw militaire oefeningen, omdat ik met het sluiten der slagbomen rond de stad dan alles goed onder controle heb. Ik zal ervoor zorgen dat de periodieke verkiezing van de voorzitter voor de Raad der Ouden op 18 Brumaire naar het kasteel in Saint Cloud wordt verplaatst. Le Mercier, de tegenkandidaat van uw broer Lucien, zal rond die tijd ziek zijn. Daarvoor zullen 200.000 francs wel voldoende zijn. Verder moet u de Raad der Ouden niet toespreken, u bent geen politicus. Commanderen is iets anders dan overtuigen, laat dat dus over aan uw broer Lucien. Tot slot zal ik ervoor zorgen dat de vereiste drievijfdenmeerderheid voor eventuele besluitvorming niet bereikt wordt.

Buonaparte: Stop! Fouché...! Sacré nom!! Hoe wil u die kerels zover krijgen?

Fouché: Het onderlinge wantrouwen is groot, generaal. En geld en intimidatie doen de rest. Angst is een machtig wapen.

Buonaparte: Helaas, Fouché, ik vrees dat uw plan onuitvoerbaar is. Uw tactiek is gebaseerd op geld.

Fouché: En angst, generaal.

Buonaparte: Ja, maar in de staatskas zit geen angst, en nog minder geld.

Fouché: Maar de geesten en de zakken van de bankiers zitten vol, generaal, en zij zullen betalen voor het slechte schoeisel van uw soldaten. Al moet ik er de guillotine voor laten opstellen.

Buonaparte: U bent dus op de hoogte van de zwendel met legergoederen?

Fouché: Natuurlijk. ‘k Zou bijna zeggen… uiteraard.

Buonaparte: Waarom heeft u daar dan nooit iets aan gedaan?

Fouché: Om dezelfde reden als u: ‘t schept voor u immers de mogelijkheid tot plunderen, onder andere in Italië. Dat legt u geen windeieren.

Buonaparte: Dan heeft u er dus ook aan verdiend?

Fouché: Wie niet? Maar in tegenstelling tot u, geldt voor mij de verontschuldiging dat ik toentertijd nog geen politieagent was.

Buonaparte: Het spijt me dat ik het zeggen moet, maar politiek… is een immens smerig bedrijf.

Fouché: Maar wel interessant, vooral als men de vruchten ervan kan plukken.

Buonaparte: Er valt met u verder niet te praten. Ik zal uw plannen bestuderen.

Fouché: Dan verwacht ik spoedig bericht. Er is weliswaar voldoende tijd, maar verloren tijd is kostbare tijd. Tot slot geef ik u een welgemeende raad, generaal. Deze plannen zijn geheim, zeer geheim. U begrijpt dat. Enkel u en ik dragen er kennis van. Indien er een lek ontstaat, kan dat zeer onaangename gevolgen voor u hebben. Bonjour, generaal.

Périgourde: En het resultaat is dat Sieyès, La Revaillère en Barras akkoord gaan met een schadeloosstelling van 100.000 francs.

Fouché: Ze komen in ieder geval dus niet naar Saint Cloud. Blijven over Moulin, president Gohier.

Périgourde: Ja, zij maken moeilijkheden.

Fouché: Carnot is uit het Directoire verdwenen, maar Moulin is een even grote dwarsligger. Maakt u voor alle zekerheid arrestatiebevelen klaar voor alle leden van het Directoire. Dateer ze op de dag vóór de vergadering van de Raad der Ouden.

Périgourde: Op 17 Brumaire dus. En op welke aanklacht, burger?

Fouché: Samenzwering tegen de staat.

Périgourde: Uitstekend.

Gohier: En die ziekte van u is komedie. U heeft gisteren tot laat in de nacht Buonaparte bezocht.

Fouché: Ik word dus bespioneerd?

Gohier: Louter toeval! Fouché, u speelt een gevaarlijk spel.

Fouché: In welk opzicht, Gohier?

Gohier: Er gaan geruchten over samenzweringen.

Fouché: Daar is mij niets van bekend.

Gohier: Natuurlijk niet, als u zelf het gerucht verspreidt dat de Jacobijnen een opstand voorbereiden.

Fouché: Ach, dat… Natuurlijk is mij dat hysterisch gedoe bekend.

Gohier: Maar nu vindt u dat gedoe aanleiding genoeg de Raad der Ouden te adviseren haar vergadering naar Saint Cloud te verplaatsen.

Fouché: Men kan niet voorzichtig genoeg zijn.

Gohier: Dan is het wel toevallig dat Buonaparte oefeningen laat houden in datzelfde Saint Cloud, en eveneens op 18 Brumaire. Wat heeft dat te beduiden, Fouché?

Fouché: Inderdaad een toevallige samenloop van omstandigheden. Het leger is een staat in de staat en ‘t is de politie niet toegestaan bij de generale staf de deur in en uit te lopen. ‘t Gemeentebestuur en de Minister van Oorlog kunnen u over ‘t een en ander beter inlichten. ‘t Is trouwens nog de vraag of de Raad der Ouden mijn advies opvolgt.

Gohier: Dat doen ze inderdaad. Het gerucht over dat Jacobijnse gedoe boezemt hen angst in.

Fouché: Dat kan ik me voorstellen. En bedankt voor de inlichting. Mij valt dus niets te verwijten als er onverhoopt iets mocht gebeuren. U merkt aan dit alles hoe kwetsbaar mijn positie is.

Gohier: Als u meer in het parlement verscheen, zou u op de hoogte zijn geweest.

Fouché: Spaar me dat, Gohier. D’r wordt toch enkel maar gesproken en gelogen. Wetten maken die later weer worden ingetrokken lijkt mij een zinloze bezigheid.

Gohier: Verantwoording afleggen is de plicht van iedere democraat.

Fouché: Ik vind dat allemaal overbodig zolang de democraten zelf corrupt zijn. Maar neem van mij aan, als er werkelijk iets stond te gebeuren, was de guillotine al opgesteld. Gelooft u mij, Gohier, na 18 Brumaire zijn al die sensationele praatjes over Jacobijnse moeilijkheden etcetera de wereld uit.

Gohier: Hoe dan ook, u dient het Directoire in te lichten indien zich bijzondere situaties voordoen.

Fouché: Ik ken mijn taak, Gohier. En nu wens ik naar huis te gaan. Ik ben doodziek.

Gohier: (lachje)Een of andere diplomatenziekte waarschijnlijk.

Fouché: Je wordt vervelend, Gohier, met al uw gepraat over samenzweringen. Bonjour.

(16 Brumaire/7 november 1799)

Joséphine: Maar mijn man is helemaal niet afwezig of verstrooid, Fouché. Hij is… gespannen, maar uiterst opgewekt. En wat me wel opvalt, is dat ie niet uitgaat in uniform zoals altijd, maar in civiel, en hele verhalen vertelt over z’n gesprekken met gewone mensen.

Fouché: Hij heeft zich altijd meer geïnteresseerd voor het volk dan voor de gegoede burgerij. Daarom draagt men hem ook op handen. Maar wat is eigenlijk de reden van uw bezoek, Madame?

Joséphine: Ja…Wel, eh… hij… hij heeft mij deze morgen gevraagd iets te doen waarvoor hij bij zijn terugkeer uit Egypte… de ergste verwijten heeft gedaan.

Fouché: Zo? En wat is dat dan wel?

Joséphine: Ja... ik schaam me het te zeggen, Fouché, maar ik.. ik moet overmorgen, 18 Brumaire, de president van het Directoire, burger Gohier bij mij uitnodigen, en ervoor zorgen dat hij mij de hele dag... en de nacht... niet verlaat. Desnoods moet ik met hem naar bed gaan… Goddank, het is eruit.

Fouché: ‘t Is niet te geloven! En Madame, bent u daartoe bereid?

Joséphine: (lachje)Ik weet het niet… Ik begrijp zo’n oneerbaar verzoek niet, en daarom ben ik hier, om u raad te vragen.

Fouché: Madame Buonaparte, u zult nooit beseffen hoe verheugd ik daarvoor ben. Zegt u mij: was het een verzoek of een bevel?

Joséphine: Dat maakt het juist zo moeilijk! Het was een verzoek. Zo’n bevel zou ik nooit opgevolgd hebben.

Fouché: Madame, mag ik er bij u op aandringen aan de wens van uw man te voldoen?

Joséphine: Mijn hemel, Fouché, wat betekent dit allemaal?

Fouché: Niet verder vragen, Madame, geeft u mij antwoord.

Joséphine: Het hangt ervan af wat mijn vriendin, Madame Tallien doet.

Fouché: Kunt u wat duidelijk zijn, Madame?

Joséphine: Ik… ik moet mijn vriendin trachten over te halen hetzelfde te doen met de Minister van Oorlog, burger Moulin!

Fouché: Madame, uw man is een genie! U laat uw besluit dus afhangen van Madame Tallien?

Joséphine: Eh… ja...!

Fouché: Mag ik u dan vragen uw besluit in omgekeerde volgorde te nemen?

Joséphine: Ho, ik word overstelpt met raadsels.

Fouché: Vraagt u niet aan uw vriendin of zij Moulin ter wille wil zijn, maar zegt u haar dat u Gohier ter wille bent.

Joséphine: Eh… denkt u dat dat beter is?

Fouché: Het is dé oplossing, Madame. Zij zal dan zeker niet weigeren. ‘t Is voor uw echtgenoot van het grootste belang dat Gohier en Moulin tot 19 Brumaire uit de roulatie zijn, en… het voorkomt dat beiden in de gevangenis belanden.

Joséphine: (zucht) Mij is dat allemaal even wonderlijk, maar als u denkt dat het zo ‘t beste is voor mijn man, wel… dan ben ik bereid.

Fouché: Madame, u is een bewonderenswaardige vrouw, en Gohier is een benijdenswaardig man. Périgourde, de arrestatiebevelen voor Gohier en Moulin worden ingetrokken.

Périgourde: Uitstekend, burger.

Joséphine: Ja, maar Fouché!

Fouché: Hiermee is alles geregeld, Madame. Gaat u rustig naar huis. Praat met niemand ergens over. Dat geldt ook voor uw vriendin. Haast u aan het verzoek van uw man te voldoen. En geeft ‘m m’n groeten.

Joséphine: Oh, ik hoop maar dat ik er goed aan doe. ‘t Is een afschuwelijke opdracht. (verlaat de kamer)

Fouché: Zonder enige twijfel. Tot ziens, Madame.

Périgourde: Zullen de dames weigeren, burger?

Fouché: Dat risico moeten we nemen... Mm. Laat een gendarme postvatten bij de drukkerij van maître Jeannot in de Rue des Trésoriennes. Zeg hem dat ik zelf kom.

Périgourde: Jawel, burger.

(16 Brumaire, op de middag)

Fouché: Wie zijn d’r binnengegaan, gendarme?

gendarme: Enkel maître Jeannot en twee knechten, Excellentie.

Fouché: Juist. (gaat binnen) Maître Jeannot.

Jeannot: Ja, ik kom... (nadert) Excellentie, wat een eer u hier te zien!

Fouché: Ik heb een spoedopdracht voor u.

Jeannot: Dan kan uw opdracht nog net mee, want de proefdruk van de Moniteur van vandaag is net klaar.

Fouché: Mijn opdracht heeft voorrang.

Jeannot: Dat is uitgesloten, Excellentie, het Staatsblad heeft altijd voorrang. Geeft u mij uw tekst maar, dan zal ik zien wat ik voor u kan doen.

Fouché: U moet twee grote affiches maken in eendere uitvoering en met de grootste letter die u heeft. Dit is de tekst van het eerste affiche.

Jeannot: “Laaghartige samenzwering tegen generaal Buonaparte ontmaskerd. De generaal is gered. De daders zijn gearresteerd. De chef der Politie, Joseph Fouché.” Excellentie! Dat is toch niet waar zeker?

Fouché: Dit is de tekst voor ‘t tweede affiche:

Jeannot: “Laaghartige samenzwering tegen de Staat ontmaskerd. Generaal Buonaparte gearresteerd. De chef der Politie, Joseph Fouché.” Maar dit… dit is toch zeker een farce, Excellentie? Dit kan toch niet waar zijn!

Fouché: Alles kan, vriend. Deze opdracht is geheim. U geeft uw personeel vrijaf tot 19 Brumaire. U staat borg met uw hoofd.

Jeannot: Jawel, Excellentie... Hoeveel exemplaren, Excellentie?

Fouché: 1000 van elk. ‘t Is nu 16 Brumaire op de middag, morgenavond 17 Brumaire bezorgt u ze mij op kantoor, hindert niet hoe laat.

Jeannot: Maar, dat… dat is onmogelijk, Excellentie. Alleen kan ik dat nooit op tijd klaar krijgen.

Fouché: Dat geef ik toe. Ik zal u er dus bij helpen.

Jeannot: U?? In mijn drukkerij?? U… u kent het vak niet!

Fouché: Nee, maar u wel. Als wij vannacht doorwerken, zijn de affiches morgennacht om 12 uur op mijn kantoor. Haal de Moniteur van de pers.

Jeannot: Maar deze teksten, Excellentie… Dit… dit is waanzin!

Fouché: Dat zijn uw zaken niet. Kijk naar buiten en zie wie er voor uw venster staat.

Jeannot: Een gendarme!?!

Fouché: Juist. Leg een werkkiel voor me klaar, ik ga u een ogenblik verlaten.

Fouché: (gaat buiten)U kunt terug naar de gendarmerie, burger. Morgennacht om 12 uur verwacht ik u op mijn kantoor om een man te arresteren die dan een paar grote pakken komt afgeven.

Gohier: Tot uw orders, Excellentie.

(18 Brumaire)

voorzitter: “De militaire manoeuvres in het park van Saint Cloud wijzen in de richting van een samenzwering en de woorden die wij zojuist van Buonaparte mochten beluisteren, gevoegd bij het feit dat alle slagbomen rond Parijs gesloten zijn, is voor de Vergadering het bewijs dat Buonaparte rebelleert tegen de democratische instellingen van Frankrijk.”

Buonaparte: M’n paard! Verdomme, waar is m’n paard! Sacré nom, waar is m’n paard?

Lucien: Laat mij dan toch de vergadering toespreken, Napoleone!

Buonaparte: D’r wordt niet meer gepraat, Lucien. Het zijn imbecielen! We gaan erop af!

voorzitter: “Als verzet tegen deze misdaad sluit ik de vergadering van de Raad der Ouden.”

(verward geroep)

En garde! Vive la France! Weg met de dictator!

(de dag na de coup d’État)

Buonaparte: Bonjour burgers, welkom in het Elysée. Dit is een korte, informele bijeenkomst en enkel bedoeld om u in uw functies aan elkaar voor te stellen. Laplace, Binnenland; Talleyrand, Buitenland; Berthier, Oorlog; Fouché, Politie; Gaudin, Financiën. Als consul behoud ik mij het recht voor daar in te grijpen waar ik dit nodig oordeel. U heeft allen een afschrift ontvangen van mijn Code Civil. Deze Code vervangt de Grondwet van 25 juni 1789. In deze nieuwe wetgeving zijn alle burgers gelijk voor de wet, ongeacht afkomst, godsdienst of maatschappelijke positie. Ik vestig uw aandacht op mijn signatuur: vele burgers hebben moeite met de uitspraak, reden waarom ik mijn naam vereenvoudigd heb tot “Napoleon Bonaparte.” Morgenochtend 8 uur verwacht ik u allen in mijn werkkamer voor het afleggen van de eed. Dit is alles, burgers. Ik verzoek de Minister van Politie nog een ogenblik te willen blijven. (ze verlaten het vertrek)

Buonaparte: Ga zitten, Fouché.

Fouché: Nee, dank u, ‘k heb weinig tijd.

Buonaparte: U hebt maatregelen genomen in verband met de nieuwe toestand? Ik heb uw affiche zien hangen... Goeie vondst... U bent zwijgzaam, Fouché.

Fouché: Waarom heeft u mij verzocht te blijven?

Buonaparte: Ik geloof, Fouché, dat wij tot een compromis moeten komen.

Fouché: Na uw dwaze toespraak van daareven is dat onmogelijk.

Buonaparte: Wat was er zo dwaas? Niemand protesteert, behalve u.

Fouché: Juist dit uitblijven van protest moet u te denken geven. Niemand neemt u au sérieux, omdat u niet overlegt, maar dicteert. Dat kunt u doen met soldaten, maar niet met politici.

Buonaparte: Daar heeft u mij inderdaad al eerder voor gewaarschuwd... Wat adviseert u mij?

Fouché: Niets!... Want u luistert toch niet... U heeft mijn advies genegeerd om niet de Raad der Ouden toe te spreken en dat over te laten aan uw broer Lucien. ‘t Gevolg was dat gisteren bijna alles mislukte.

Buonaparte: Maar ik ken mijn verantwoordelijkheid, Fouché, ik heb tijdig ingegrepen.

Fouché: Inderdaad... Na eerst een fout gemaakt te hebben greep u in met het enige middel waarover u beschikt: geweld. U beseft niet, generaal…

Buonaparte: Consul, Fouché, burger consul.

Fouché: Burger consul, burger koning of keizer, u bent militair! Die kunnen geen bestuurlijke leiding geven zonder catastrofes te veroorzaken.

Buonaparte: U bent nu eenmaal een openhartig man, dus… wat is uw advies?

Fouché: Waarom heeft u mij benoemd tot Minister van Politie?

Buonaparte: Omdat u de aangewezen man bent om rust en orde in het land te herstellen.

Fouché: Bemoeit u zich dan niet met mijn ministerie door in te grijpen als u dat nodig oordeelt. U heeft van mijn werk geen verstand.

Buonaparte: En als ik het wel nodig oordeel?

Fouché: Dan leg ik morgen de eed niet af, en dat zal mij spijten.

Buonaparte: Datzelfde geldt waarschijnlijk ook voor de anderen, mm?

Fouché: Dat weet ik niet. Wel weet ik dat ze mij graag zullen zien verdwijnen.

Buonaparte: Dan ben ik verplicht uw raad op te volgen, want ik wens dat u blijft.

Fouché: Dat lijkt mij alleszins redelijk, want ik bemoei mij ook niet met uw zaken. Ik veronderstel trouwens dat u spoedig zult vertrekken.

Buonaparte: Naar Oostenrijk, ja. De situatie is daar gevaarlijk.

Fouché: Dan lijkt het me enkel maar gunstig als u niemand van uw regering tegen de haren in strijkt.

Buonaparte: (bromt) U kunt mij wel uw plannen zeggen om de rust te herstellen?

Fouché: In de eerste plaats ga ik feesten organiseren, omdat de aanslag op u mislukt is. Die kunt u dan nog meemaken voor u vertrekt. ‘t Had evengoed anders kunnen verlopen.

Buonaparte: Inderdaad!

Fouché: En verder wens ik geen geweld te gebruiken, in het belang van de maatschappelijke veranderingen die u wil doorvoeren en waarmee ik het eens ben. Geweld leidt altijd tot openlijk verzet en dus tot nog meer geweld. Dat is niet in uw belang.

Buonaparte: Er dreigen dus geen directe moeilijkheden?

Fouché: In het geheel niet. Een paar mensen zullen moeten verdwijnen, maar dat mag geen naam hebben.

Buonaparte: Ken ik die mensen?

Fouché: Sommige wel, sommige niet. Barras is er één van.

Buonaparte: Barras!

Buonaparte: Hij is één der legerzwendelaars waartegen u geprotesteerd heeft. Hij gaat naar de droge guillotine.

Buonaparte: U bedoelt Guyana.

Fouché: Ja, naar het bagno in Cayenne.

Buonaparte: Zonder een proces?

Fouché: Dat zou niet in uw belang zijn. Hij is tenslotte voormalig president van Frankrijk. Maar ik heb voldoende bewijzen tegen hem.

Buonaparte: Ik denk dat wij het wel kunnen vinden samen, Fouché.

Fouché: Dat hangt van u af. Ik ga u nu verlaten. Brengt u vooral mijn groeten over aan Madame uw echtgenote. Ik hoop haar spoedig weer ‘ns te ontmoeten.

Buonaparte: Dat zal ik zeker doen, want mijn vrouw heeft een grote sympathie voor u.

Fouché: Dat is wederzijds.

Buonaparte: À propos... hoe... verlopen uw contacten met mijn vrouw?

Fouché: Ambtsgeheim, burger consul. Maar wel aangenaam en, naar ik hoop, van beide kanten.

Buonaparte: In welk opzicht… aangenaam?

Fouché: Mm… (lachje) nee, burger consul, ik behoor niet tot het genre als collega Talleyrand en anderen. Ik ben gehuwd, heb een dochtertje, noch mijn vrouw noch ik hebben behoefte aan een bijslaap. Ik mocht uw vrouw meermalen troosten, maar dat is onderdeel van mijn ambt.

Buonaparte: Juist, ja. Tot morgen!

Fouché: Tot morgen! (verlaat de kamer)

Buonaparte: Hoeveel onderdelen zou zijn ambt hebben...?

(kort na de slag te Marengo op 14 juli, 1800)

 

Fouché: Périgourde, wat is het laatste nieuws omtrent Barras?

Périgourde: Barras is ontscheept in Guyana en nu waarschijnlijk in ‘t bagno.

Fouché: Eindelijk.

Périgourde: Ik zie uit mijn notities dat van de honderd gedenkpenningen uit Lyon er zesennegentig zijn opgespoord.

Fouché: Mm… die laatste vier exemplaren zullen wel onvindbaar zijn. Schrijf dan maar arrestatiebevelen voor Marmont en Janvier.

Périgourde: Op welke aanklacht, burger?

Fouché: Verduistering van gouden munten en misbruik van vertrouwen. (er wordt geklopt)

Fouché: Entrez.

gendarme: Een koerier uit Oostenrijk, Excellentie.

Fouché: Binnenlaten!

koerier: (komt binnen) Ik protesteer!

Fouché: Hoe is uw naam?

koerier: Marlin. Louis Marlin.

Fouché: Waarom protesteert u?

koerier: Ik heb opdracht regelrecht naar de Tuilerieën te rijden, maar de gendarmes bij de slagboom brengen me naar hier.

Fouché: Dat is juist. Men brengt u bij de Minister van Politie. Wat zijn uw berichten?

koerier: Alstublieft.

Fouché: Wacht u buiten bij de gendarme, ik laat u direct roepen.

koerier: Tot uw orders, Excellentie. (verlaat de kamer)

Périgourde: Slechte berichten, burger?

Fouché: Een onderschept frontbulletin van de Oostenrijkse generaal Von Melas. Buonaparte is bij het dorp Marengo verslagen.

Périgourde: Mon Dieu! Wat nu, burger?

Fouché: Mm… ja... Met een speciale koerier moet er een brief naar Louis de Bourbon in London met het advies zich gereed te houden voor terugkeer naar Frankrijk. Alle slagbomen rond Parijs moeten gesloten. Er mag niemand in of uit. De koerier moet met deze brief naar de Tuilerieën, als u ‘m tenminste onzichtbaar kunt sluiten.

Périgourde: Dat zal wel gaan, burger, maar de regering zal in paniek raken als ze deze berichten ontvangt.

Fouché: Des te beter. In paniek maakt men fouten...

Talleyrand: Buonaparte verslagen en Carnot raakt in paniek. Dat zou u voorganger Berthier niet overkomen zijn.

Carnot: De staat van beleg afkondigen betekent nog geen paniek, Talleyrand. Waarom is die vervloekte Fouché niet hier?

Talleyrand: Hij wacht waarschijnlijk af… wat u gaat doen.

Laplace: Blijft u kalm alstublieft, burgers. Carnot, Talleyrand, ik ben geneigd dit bericht als juist te beschouwen.

Carnot: Waarom?

Laplace: Buonaparte pleegt wel vervalsingen, maar z’n eigen ondergang aankondigen lijkt met te vergezocht. Als het bulletin dus juist is, stel ik voor dit college te laten functioneren als voorlopig Directoire, met behoud van onze functies.

Carnot: Ook met Fouché?

Laplace: Natuurlijk! In deze situatie is niemand beter op z’n plaats dan hij.

Carnot: Maar niemand van ons weet wat ie uitvoert. Waarom is niet hier, verdomme?

Laplace: In afwachting van Buonapartes terugkeer…

Talleyrand: Als hij terugkeert. Er liggen mogelijkheden in ‘t buitenland.

Carnot: Ik hoop dat ie niet terugkomt. Dat bespaart ons heel wat moeilijkheden.

Talleyrand: Of het vergroot de moeilijkheden.

Carnot: Wat wilt u daarmee zeggen?

Laplace: Ik wilde voorstellen om, als Buonaparte terugkeert, hem onmiddellijk te arresteren.

Talleyrand: Dat kan niet zonder Fouché.

Carnot: Voilà! De onmisbare Fouché! Ik stel voor de Tribunalen van Openbaar Welzijn weer in te stellen voor snelle berechting.

Talleyrand: (lacht) De oude revolutionair!

Laplace: Laat ons eerst een communiqué voor het land opstellen.

Carnot: Tegen! Dat betekent paniek in het land en daar zal de hele  Buonapartekliek van profiteren. Ter wille van onze eigen veiligheid dienen de Tribunalen voorrang te hebben.  

Talleyrand: Ik vind het verstandiger af te wachten tot morgen eer wij maatregelen nemen. Men kan no…

Carnot: …nooit weten. U lijkt Fouché wel! Die wacht ook altijd af.

Talleyrand: En dikwijls niet ten onrechte.

Périgourde: “...mij een eer zijn met alle mij ten dienst staande kennis en invloed als Minister van Politie in de huidige regering uw terugkeer naar Frankrijk voor te bereiden. Aanvaard de groeten van uw onderdanige dienaar,” enzovoorts  enzovoorts.

Fouché: Uitstekend. ‘k Zal ondertekenen. Maakt u de brief verzendklaar voor het geval de koerier moet vertrekken.

Périgourde: Als het legerbericht juist is, burger, verdient het dan geen voorkeur deze brief nu te verzenden en niet te wachten tot morgen?

Fouché: Welnee. In de ministerraad heerst een enorme chaos en de eerste maatregel die men zal nemen, is het afkondigen van de staat van beleg. Maar d’r kan niets gebeuren, want de slagbomen zijn al gesloten. Chaos zal dus beperkt blijven tot Parijs en dat geeft vierentwintig uur respijt om rustig af te wachten. (er wordt geklopt)

Fouché: Entrez!

gendarme: (opent de deur) Koerier uit Oostenrijk, Excellentie.

Fouché: Wat, alweer?

Périgourde: Wat?

Fouché: Eh… ja, binnenlaten.

koerier: (komt binnen) Koerier van het eerste legercorps bij Marengo, Excellentie.

Fouché: Hoe is uw naam?

koerier: Paul Lebreton, Excellentie.

Fouché: Wat heeft u te melden?

koerier: Ik breng een legerbulletin voor de regering. Het Oostenrijkse leger is verslagen. Generaal Desaix is gesneuveld. Generaal Buonaparte komt zo spoedig mogelijk naar Parijs.

Fouché: Mm. ‘t Is ongebruikelijk dat koeriers de inhoud van legerbulletins kennen.

koerier: Ik heb de slag meegemaakt, Excellentie. Ik was adjudant van generaal Desaix en stond naast hem toen hij viel.

Fouché: Is het bulletin door Buonaparte zelf opgesteld?

koerier: Ja, Excellentie, in de tent van generaal Kellerman. Ik was erbij.

Fouché: Geef mij een kort overzicht van de slag.

koerier: Generaal Desaix bevond zich ongeveer een dagmars van Marengo toen het bericht kwam dat wij ons moesten terugtrekken.

Fouché: Omdat Bonaparte verslagen was door generaal Von Melas.

koerier: Hoe weet u dat?

Fouché: Ja, gaat u verder.

koerier: Wel, eh… generaal Desaix weigerde. Hij verlegde zijn route en kwam juist op tijd bij Marengo om een onverwachte flankaanval uit te voeren. Generaal Von Melas kwam daardoor in een gevaarlijke positie, moest terugtrekken, waardoor generaal Buonaparte kon hergroeperen en toen was de slag in twee uur afgelopen.

Fouché: Generaal Desaix heeft dus Buonaparte gered en is daarbij gesneuveld...

koerier: Jawel, Excellentie. Hij viel vlak naast mij en was onmiddellijk dood.

Fouché: Merci, u kunt gaan.

koerier: Tot uw orders, Excellentie. (verlaat de kamer)

Périgourde: Twee koeriers, op één dag!

Fouché: Ja... Vernietig die brief voor Louis de Bourbon en maak een order om de slagbomen weer te openen.

Périgourde: Jawel, burger.

Buonaparte: Wel, uw antwoord, heren! En geen uitvluchten! Ik ben met alles op de hoogte.

Laplace: Generaal, u moet begrijpen…

Buonaparte: Hier ben ik uw consul, en geen generaal.

Laplace: Eh… pardon, burger consul. U moet begrijpen dat, toen het eerste legerbulletin kwam…

Buonaparte: Waarom staat u zo te stotteren?

Talleyrand: Ik ben van mening dat de burger consul te ver gaat en dat…

Buonaparte: Bewijs mij dan dat ik ongelijk heb en draai niet overal omheen. Heeft u soms geen maatregelen genomen om uw consul af te zetten?

Talleyrand: Wil de burger consul zo goed zijn mij te laten uitspreken?

Buonaparte: Ga uw gang.

Talleyrand: Burger Laplace trachtte u duidelijk te maken dat wij maatregelen moesten nemen toen uit het eerste legerbulletin bleek dat u verslagen was.

Buonaparte: De opperbevelhebber van het Franse leger wordt niet verslagen!

Talleyrand: Pardon, (lachje) dat kunnen wij natuurlijk niet weten, maar wij vragen ons dan wel af door welke vergissing het mogelijk is dat twee zulke tegenstrijdige berichten ons op één dag kunnen bereiken.

Buonaparte: Als uw Minister van Oorlog z’n vak verstond, had hij u duidelijk kunnen maken dat men op het slagveld geen vergissingen begaat, maar afleidingsmanoeuvres toepast. Maar u geeft er de voorkeur aan de staat van beleg af te kondigen, uw consul te laten arresteren en te laten berechten door de Tribunalen van smerige revolutionairen! U bent ontslagen, Carnot! Verlaat dit vertrek!! (Carnot verdwijnt) En u, burger Fouché, wat is uw aandeel in deze affaire?

Laplace: Burger Fouché was tijdens het ministerberaad niet aanwezig, burger consul.

Buonaparte: Kan die mislukte priester zelf geen antwoord geven? Wie zag u als mijn opvolger, burger Fouché? Of mag het slachtoffer van deze smerige samenzwering dat niet weten? Wie was het?

Talleyrand: Collega Fouché was inderdaad niet aanwezig, burger consul.

Buonaparte: Is het u bekend waar uw collega dan wel was, burger Talleyrand?

Fouché: Ik was op mijn kantoor.

Buonaparte: Aaah... Monsieur was de ganse dag op zijn kantoor...

Fouché: Men heeft de burger consul niet volledig ingelicht.

Buonaparte: O, nee! Daar trap ik niet in, monsieur... Mijn zegslieden blijven voor u onbekend, maar misschien kan de alleswetende Minister van Politie mij beter inlichten, tenzij u zelf van alles onkundig was en uw collega’s verzuimd hebben u in te lichten, want dan bent u niet schuldig, maar zij.

Fouché: Inderdaad.

Buonaparte: U liegt, monsieur! De duivel hale u! U behoort overal aanwezig te zijn waar uw consul verdedigd moet worden! Maar ik ben gewaarschuwd! Ik verlies u niet uit het oog! En dat geldt voor u allen! Bonjour! (verlaat driftig het vertrek)

Talleyrand: En dat… was dat.

Fouché: Frankrijk zal nooit de naam weten van de werkelijke winnaar van Marengo.

Talleyrand: Geen onaardig raadsel! Als Buonaparte de slag bij Marengo niet heeft gewonnen, wie heeft de slag dan gewonnen?

Laplace: Was u werkelijk op uw kantoor, Fouché?

Fouché: Ja.

Talleyrand: En daar is u… door de hemel geopenbaard wie de slag bij Marengo gewonnen heeft?

Fouché: Ja.

Talleyrand: En wie mag dat dan wel zijn?

Fouché: Een dode.

Talleyrand: Pardon?

Fouché: Dankzij een dode generaal Desaix is een mislukte generaal Buonaparte de held van Marengo...

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (7/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.
Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign