Desiderius Erasmus (1466-1536)
uitzending: KRO, dinsdag 29/04/1969 (in Dinsdagavondtheater)
vertaling: Paul Vroom
regie: Willem Tollenaar
rolverdeling:
- Elisabeth Andersen
duur: 67'44"
Als de mensheid mij, de Vrede, voor haar eigen voordeel had verworpen, zou ik - dunkt me - voldoende reden hebben om zowel een onverdiende belediging als onrechtvaardigheid te betreuren, maar nu de mensen mij, die de bron van al hun geluk is, hebben afgewezen en daardoor ramp op ramp over zichzelf afgeroepen hebben, wordt deze toestand voor mij meer een voorwerp van medelijden dan van wrok. Mijn neiging om kwaad met kwaad te vergelden verandert in medelijden.
Iemand af te weren die van je houdt is beslist een onvriendelijke daad, maar op zo’n manier te handelen tegen iemand die beschermer is van het gehele ras, is door en door misdadig. Denk eens na over de krankzinnigheid van degenen die zichzelf de voordelen die ik bied onwaardig achten en ze liever ruilen tegen steeds rampzaliger onheil. Het kwaad op zichzelf verdient iedere soort van onderdrukking, maar wat kunnen we anders doen dan het lot te betreuren van hen die volkomen in de ban van het kwaad zijn?
Word ik, de Vrede, niet zowel door mensen als door goden geprezen als de zuiverste bron en verdediger van alle goeds? Heeft men niet alle voorspoed, veiligheid en geluk aan mij te danken? Is anderzijds de oorlog niet de vernietiger van alle dingen en de wortel zelf van alle kwaad? Wordt niet alle voorspoed door hem aangetast, ondermijnt hij niet veiligheid en vermaak? Een grotere vijand van goedheid of geloof is er niet te vinden. Ofschoon er niets afschuwelijkers is in de ogen van de goden en niets gevaarlijker voor de mens, is het ongelooflijk de enorme hoeveelheid energie en moeite te zien die intelligente wezens zich getroosten in hun pogingen om mij voor een hoop rampen in te wisselen.
‘t Zou beslist heel wat gemakkelijker voor me zijn als ik door wilde beesten werd afgewezen. Hen zou ik het kunnen vergeven, omdat ze geen verstand hebben. Maar we hebben hier te doen met mensen die begiftigd zijn met rede en verrijkt door de gaven van de Heilige Geest, die hen zouden moeten doen neigen tot liefde en eendracht met hun medemensen. ‘t Is inderdaad een vreemde situatie, dat ik liever tussen beesten zou wonen dan tussen mensen.
We zien dat de natuur de mens rijkelijk begiftigd heeft met prikkels tot vrede en eendracht. Met hoeveel verschillende argumenten lokt ze ons niet? Met hoeveel middelen dwingt ze ons inderdaad niet tot eendracht? Toch lijkt het of de een of andere duivelse boze geest zich midden in het hart van de mens heeft genesteld en hem gedwongen heeft deze geneigdheid tot rust te verwerpen en te vernietigen met een onverzadigbare vechthonger. Hadden voortdurende strijd en tweedracht ons gevoel voor eendracht niet afgestompt, wie zou er dan kunnen geloven dat de met rede begiftigde mens in voortdurende strijd zoveel misdaden, bloedbaden en vernielingen van gewijde en andere plaatsen kon aanrichten? Geen bundeling van krachten, hoe heilig ook, is in staat hen ervan te weerhouden elkaar te vernietigen.
Als de zaken waren zoals ze behoorden te zijn, zou alleen de natuur van de mensheid al voldoende zijn om een zekere mate van overeenstemming te bewerkstelligen. Maar zoals de zaken er nu voorstaan is de natuur, die zo’n belangrijke kracht in de dierenwereld is, van geen nut bij de mensen. Maar kunnen we zeggen dat Christus onder de mensen van geen invloed is? Hoe komt het dat zijn overtuigendste leerstelling, die van de vrede, geen uitwerking op de mensen heeft? Als de natuur ontoereikend is, hoe komt het dan dat de nog krachtiger leer van Christus ook vruchteloos is? Waarom houdt zijn aansporing tot wederzijdse welwillendheid de mensen niet van de oorlogswaanzin af?
Als ik de uitdrukking “mens” hoor, ren ik - de Vrede - vol vreugde naar hem toe, omdat ik voor hem werd geschapen en hoop in zijn midden een woonplaats te vinden. Die neiging heb ik vooral als het christenen betreft. Toch vind ik dat de christenen feitelijk slechter zijn dan de heidenen.
Op het ogenblik staan de zaken er zo slecht voor dat terwijl vroegere advocaten de vloek waren van de gewone man die voor het gerecht gesleept werd, ze nu de minste van alle narigheden vormen waarmee hij bij een proces wordt geconfronteerd.
Ik zie een stad en hoop dat daar binnen de muren die een normaal stelsel van wetten binnen zich herbergen een gemeenschap bestaat waarin de mensen vreedzaam met elkaar samenwerken. Toch wordt die stad zozeer door tweedracht beheerst dat het lijkt alsof ik hier volkomen vogelvrij verklaard ben.
Ik neem nu afscheid van het gewone volk, dat zo roerig is als de woelige baren, om naar de hoven der vorsten te gaan. Hier verwacht ik een veilige haven te vinden, aangezien vorsten verstandiger zijn dan het gewone volk en zij een opdracht ontvangen hebben van de Vorst des Vredes, die vrede zendt aan alle mensen, maar vooral aan vorsten.
Alles lijkt hier in orde te zijn: vriendelijke begroetingen, omhelzingen, vrolijke banketten en alle soorten beleefdheden. Toch is dat allemaal maar schijn, slechts een schaduw van werkelijke vrede en eendracht. De vrede is niet meer dan een voorwendsel om partijstrijd en geheime onenigheden te verbergen. De hoven van vorsten zijn niet de woning van de vrede, maar eerder de werkelijke bron van de oorlog.
Waarheen moet ik me nu wenden? Mijn hoop is te vaak de bodem ingeslagen. Vorsten spreiden meer spierkracht dan intelligentie tentoon en worden eerder door hebzucht dan door redelijkheid geleid.
Ofschoon alle christenen het geloof gemeen hebben, zijn de geestelijken - zoals hun titel, kleding en ceremoniën ook aangeven - er helemaal aan toegewijd. Hun roeping tot het geloof geeft me de hoop dat ik temidden van hen een haven kan vinden. Hun kledingstukken zijn wit - mijn eigen kleur - en dat doet me plezier. Ik zie kruisen, de symbolen van de vrede. Ik hoor het woord broeder vallen, een teken van liefde. Ik hoor op blije toon uitgesproken vredeswensen. Ik zie dat men alles gemeenschappelijk verricht, een verenigd kapittel, één kerk, dezelfde wetten voor iedereen en dagelijkse godsdienstoefeningen. Wie zou niet verwachten hier het goede te vinden?
Toch is het kapittel het zelden eens met de bisschop. Dat zou zo erg niet zijn als de kapittelleden het onder elkaar eens waren. Hoeveel priesters zijn er die niet met hun collega’s kunnen opschieten? Paulus zegt dat de christenen hun geloofsgenoten niet voor het gerecht zouden mogen dagen. Mag een priester oorlog voeren met een andere priester of de ene bisschop met de andere? Misschien moet men deze mannen vergeven, omdat de gewoonte hen in het gezelschap van leken gebracht heeft die hen hebben besmet. Laat hen maar verdedigen wat inmiddels hun recht is geworden.
Er bestaat een soort man die even hecht met z’n geloof verbonden is als een schildpad met z’n schild. Die band is blijvend. Ik had gehoopt temidden van hen een plaats te vinden, maar mijn hoop bleek alweer ijdel te zijn geweest. Zij kwamen ook aan de beurt, omdat ik geen middel onbeproefd wilde laten. Ik vertrok nergens met meer genoegen dan uit de verblijfplaats der monniken... Wat voor goeds kon ik verwachten als de monnikenordes ook al met elkaar overhoop liggen? Er zijn zoveel partijen als er kloosters zijn. De dominicanen twisten met de minderbroeders en de benedictijnen met de bernardijners. Gemeenschapsgebruiken en ceremoniën zijn even uiteenlopend als hun doeleinden. Tevreden met dat van henzelf veroordelen ze alle andere. In éénzelfde orde treffen we diverse partijen aan. Er bestaat absoluut geen overeenstemming tussen hen.
Daar ik nergens vertrouwen meer in had, besloot ik me te verschuilen in het een of ander kloostertje waarvan ik dacht dat het werkelijk vredig was. Wat ik er aantrof, was hoogst onaangenaam. Ik wou bij God dat het niet waar was. Ik kon geen enkel klooster vinden dat niet aangetast was door haat en wanorde. Oudere mannen, geroemd om hun wijsheid, lokten vruchteloos discussies uit over onbenulligheden. Toch waren ze in hun eigen ogen bronnen van wijsheid en vroomheid.
Er bleef me een vage hoop dat ik misschien in het huwelijk een verblijfplaats zou kunnen vinden, want beloven een gemeenschappelijk huis, een gemeenschappelijk bed en gemeenschappelijke kinderen geen vrede? Een band die twee lichamen samensmeedt tot één belooft dat stellig. Toch sluipt ook hier de twist binnen. Verschil in levensopvatting verdeelt spoedig hen die eerst zo hecht verbonden waren. Toch zal ik bij hen eerder een verblijfplaats vinden dan onder degenen die met zoveel uiterlijk misbaar de absolute naastenliefde belijden.
Ten einde raad probeerde ik dan maar een plaats te vinden bij één sterveling, maar het lukte me niet er een te ontdekken die niet met zichzelf overhoop lag. Het verstand voert oorlog met stemmingen, de ene neiging vecht tegen de andere, vroomheid gaat een andere weg dan hebzucht, wellust zoekt een ander object dan woede, eerzucht zoekt naar iets anders dan begeerte.
Mensen die er zich niet voor schamen zich christenen te noemen, handelen in volkomen tegenstelling met datgene wat voor Christus het belangrijkste is. Kijk naar zijn leven. Wat is het anders dan een leer van eendracht en liefde? Wat leren zijn geboden en parabelen? Vrede en naastenliefde. Beloofde de profeet Jesajas toen hij de komst van Christus voorspelde dat hij een stedenregeerder of een krijgsman zou zijn? Nee! Wat beloofde hij dan? Een Vorst van de Vrede.
We lezen in de Heilige Schrift dat de vredesengelen zachtmoedig genoemd worden, en de dienaren van God. ‘t Is volkomen duidelijk wie we bedoelen met de engelen van de oorlog. Onder wiens banier vechten deze krijgslieden? Onder de banier van hem die het eerst tweedracht zaaide tussen God en de mens. De mens moet daarom elke ramp die hem overkomt toeschrijven aan de kwaadwilligheid van de duivel.
De vredesengelen zingen een ander soort lied voor vredelievende mensen. Ze roepen de mensen niet op tot oorlog, ze verkondigen vrede, niet aan moordenaars en oorloghitsers maar aan hen die oprecht geneigd zijn tot eendracht.
De mensen kunnen zeggen wat ze willen over hun eigen wandaden, als ze niet van oorlog hielden zouden ze niet voortdurend oorlog met elkaar voeren.
Wat anders onderwees Christus dan de vrede? Let op de zorg waarmee hij, bij het verlaten van deze wereld, de vrede aanbeval die hij tijdens zijn leven voortdurend had geprezen. Hij zei: “Bemint elkaar zoals ik u bemind heb” en “Mijn vrede geef ik u, mijn vrede laat ik u.” Hoort u wat hij voor ons achterlaat? Laat hij paarden na of een leger, een keizerrijk of een fortuin? Nee, niets van dit alles, hij geeft ons vrede. Vrede aan zijn vrienden, vrede aan zijn vijanden.
Hij verklaarde dat de mensen alleen gered konden worden door onder elkaar vrede en eendracht hoog te houden.
De vorsten van deze wereld geven hun mensen een apart uniform, vooral in tijd van oorlog, om ze van anderen te kunnen onderscheiden. Kijk eens naar het teken waarmee Christus z’n volgelingen gebrandmerkt heeft. ‘t Is niets anders dan het teken van wederzijdse naastenliefde. Hij heeft gezegd: “Door dit teken zullen de mensen weten dat gij mijn leerlingen zijt. Niet als je een of ander uniform draagt, noch wanneer je dit of dat voedsel eet en evenmin als je vast of psalmen leest, maar als gij elkander liefhebt zoals ik u heb liefgehad.”
Zou hij, die al stervende bad voor de bewerkers van zijn dood, met het zwaard verdedigd willen worden?
De hele christelijke leer, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, vraagt om vrede. Toch is het leven der christenen van oorlog vervuld! Maar goed, elk kwaad kan overwonnen worden. Laat hen ofwel ophouden zichzelf christenen te noemen, of de leer van christenen naleven door eendracht. Hoe lang zal er nog een kloof bestaan tussen theorie en praktijk? Versier je huis en je kleren zoveel je wilt met kruisbeelden, Christus zal nooit enig ander kenteken erkennen dan wat hij zelf heeft voorgeschreven: eendracht.
De apostelen kregen het bevel om op de Heilige Geest te wachten toen zij Christus ten hemel zagen stijgen. Hij beloofde dat hij voortdurend aanwezig zou zijn waar zijn volgelingen tezamen waren. Daarom ook moet niemand verwachten dat Christus aanwezig is bij een oorlog. Wat was die vurige en vlammende geest anders dan naastenliefde? Niets is gewoner dan vuur. Vuur wordt aangestoken met vuur, juist zoals de geest de bron is van de eendracht. Laat ons niettemin zien wat het resultaat is. Christus eiste dat zij allen één waren van hart en geest. Maak de geest los van het lichaam en hij raakt in verval. Neem de vrede weg uit het christelijk leven en het gaat ten onder. Vele theologen verzekeren dat de geest wordt ingegeven door de sacramenten. Als ze de waarheid prediken, waar blijft dan de uitwerking van de geest? Eén hart en één geest! Als het verzinsels zijn, waarom bewijzen ze er dan zoveel eer aan? Ik zeg dit om te bereiken dat de christenen zich schamen over hun levenswijze, niet om de sacramenten te schande te maken.
De christenen worden tezamen “de kerk” genoemd. Spoort dit ons niet aan tot eensgezindheid? Wat voor overeenkomst kan er bestaan tussen militaire macht en de kerk? De een wijst op tweedracht, de ander op saamhorigheid. Indien gij er trots op zijt een lidmaat van de kerk te zijn, wat hebt ge dan met de oorlog van doen? Als ge buiten de kerk staat, wat hebt ge dan met Christus te maken?
Werdt ge niet in hetzelfde gezin ontvangen, hebt ge niet dezelfde vorst, streeft ge niet naar hetzelfde doel, zijt ge niet door dezelfde sacramenten geheiligd, geniet ge niet dezelfde gaven, wordt ge niet gespijzigd met hetzelfde voedsel, verlangt ge niet dezelfde beloning? Waarom veroorzaakt ge dan zoveel beroering?
We bemerken saamhorigheid tussen huurlingen die betaald worden om een bloedbad aan te richten, omdat ze onder hetzelfde vaandel oorlog voeren. Vriendschap is een gewijde en heilige zaak bij de heidenen wanneer ze aan een gezamenlijke tafel verenigd zijn. Moeten dan niet het hemelse brood en die mystieke kelk de christenen in naastenliefde verenigen als Christus dat bevolen heeft en zij die offergave elke dag opnieuw doen herleven? Als Christus niets tot stand gebracht heeft, waartoe dan deze ceremoniën? Als hij werkelijk iets belangrijks heeft gedaan, waarom negeren we het dan alsof het iets onbeduidend was? Durft iemand die zich gereed maakt voor een oorlog tegen andere christenen, iemand die zich opmaakt om mensen te vernietigen waarvoor Christus stierf, iemand die zich erop voorbereidt hetzelfde bloed te vergieten waarvoor Christus het zijne gaf, durft een dergelijk iemand zo brutaal te zijn om aan die tafel, het feestmaal van de vrede, aan te zitten?
O, hardvochtigen...! Bij zoveel dingen bestaat er kameraadschap en toch is er in het leven een onbegrijpelijke gespannenheid. Alle mensen worden geboren, groeien op en sterven. We zijn allemaal van dezelfde soort. Ons aller geloof is het werk van één mens. We worden allemaal gered door diezelfde offergaven en wij koesteren ons allemaal in dezelfde sacramenten. De gaven die wij hierdoor verkrijgen komen van één bron en worden aan iedereen gelijkelijk toebedeeld. We hebben één kerk, alle mensen zullen dezelfde beloning ontvangen.
Het hemelse Jeruzalem dat de christenen verlangen wordt “het visioen van vrede” genoemd. De kerk is er op aarde het model van. Hoe komt het dan dat die kerk zozeer afwijkt van haar voorbeeld? Heeft de vlijtige natuur zo weinig tot stand kunnen brengen? Heeft Christus met zijn geboden en geheimen zo weinig bereikt?
Kwaad trekt kwaad aan, zoals het spreekwoord zegt.
Wat is er breekbaarder dan een mensenleven? Wat is er korter? Aan hoeveel ziekten kan het niet ten prooi vallen? Deze idioten die zichzelf hebben overladen met meer kwaad dan ze kunnen verdragen, roepen over zichzelf alleen meer kwaad af. Blindheid benevelt hun geesten en aldus voortgedreven verbreken ze de wetten der natuur, die van Christus en die van elke geordende samenleving. Overal wordt er eindeloos en mateloos gevochten, volk tegen volk, stad tegen stad, de ene partij tegen de andere, de ene vorst tegen de andere, en het enige resultaat is dat ze elkaar voortdurend aan ‘t uitroeien zijn. Voor de dwaze ambities van twee mannen die na korte tijd zullen omkomen, worden de belangen der mensen op hun kop gezet.
Ik zal het niet meer hebben over de tragedies uit het verre verleden. Laat ons slechts kijken naar de laatste tien jaar. Was er één stuk land of één deel van de zee waarop geen oorlog gevoerd werd? Welke landstreek werd niet doordrenkt met christen bloed? Welke rivier werd niet rood gekleurd door mensenbloed? De wreedheid der christenen overtreft die van heidenen en dieren. De christenen zouden moeten vechten tegen de ondeugd, maar ze sluiten een verbond met de ondeugd om tegen andere mensen te vechten.
Wat schijnbaar de aanleiding van christelijke oorlogen ook mag zijn, aan de basis liggen slechts eerzucht, boosaardigheid en de wens om te plunderen. Ik schaam me de ijdele en oppervlakkige redenen weer in de herinnering te roepen waarmee christelijke vorsten de wereld tot oorlog opwekken. Deze of gene vorst ontdekt of verzint een oude aanspraak, alsof het er toe deed wie een koninkrijk regeert, zolang het welzijn van het volk maar in het oog wordt gehouden. Een ander ontdekt een onbeduidende fout in een of andere aangrenzende statenbond. Een derde is persoonlijk beledigd vanwege een geringschattende behandeling iemands vrouw aangedaan.
De misdadigste van alle oorzaken van oorlog is natuurlijk de begeerte naar macht. Wanneer bepaalde vorsten zich hun macht zien ontglippen omdat een algemene vrede hen verkwistend heeft gemaakt, lokken ze een oorlog uit om aan de macht te blijven en het volk te onderdrukken. Anderen zijn niet in staat hun plaats te vinden in een vreedzame samenleving. Welke werktuigen des duivels konden de harten de christenen zo vergiftigen? Wie leerde de christenen deze tirannie? Zij zijn beesten, geen mensen, en alleen in de tirannie indrukwekkend. Hun wijsheid leidt slechts tot kwaad en ongeluk. Ze zijn het alleen met elkaar eens als het erom gaat het gemeenschappelijke welzijn te onderdrukken en toch worden zij die er zulke praktijken op nahouden aanvaard als christenen. Aldus bezoedeld betreden zij gewijde kerken en gaan op tot onze altaren. Wij moesten hen, als hadden ze een besmettelijke ziekte, verbannen naar een of de andere uithoek van de aardbol.
Wanneer alle christenen ledematen zijn van één lichaam, waarom verheugt elk mens zich dan niet in het geluk van zijn medemens? Integendeel! Wanneer een aangrenzend koninkrijk welvarend is, wordt dat beschouwd als een gerede aanleiding om het de oorlog te verklaren. Wat heeft zovelen bewogen of zal hen nog bewegen zich te vergrijpen aan het koninkrijk Frankrijk? Wat anders dan de welvaart die er heerst? Een uitgestrekter koninkrijk bestaat er niet. Nergens zetelt er een statiger senaat. Geen enkel ander land bezit zo een beroemde universiteit. Nergens heerst er grotere eendracht en daardoor grotere macht. Nergens wordt de wet meer geëerbiedigd. De godsdienstbeleving is daar zuiver en niet verwaterd. Ze is niet aangetast door de nabijheid van Turken of Moren, zoals in Hongarije of in Spanje. Duitsland, met uitzondering van Bohemen, is onder zoveel vorsten verdeeld dat er zelfs niet de schijn van een koninkrijk kan worden opgehouden. Frankrijk is de reine bloem van het christelijke gemenebest. Mocht er een storm opsteken, dan staat Frankrijk daar als een sterke vesting, om met sluwheid en list aangevallen te worden. En dat alleen al doet andere christenen hun lippen aflikken van begeerte. Ze gebruiken hun eigen aanspraak ter verdediging van hun verdorvenheid. Ze vergroten het keizerrijk van Christus. Onzin! Zij menen dat het algemeen welzijn alleen dan voldoende veilig gesteld is wanneer ze het mooiste en het gelukkigste deel van de christenheid vernietigen.
Inderdaad overtreffen ze door deze dingen te doen de dieren in wreedheid. Niet alle soorten beesten vechten. Conflicten tussen dieren zijn tegen andere diersoorten gericht, hier kunnen we niet genoeg de nadruk op leggen. Een slang bijt geen andere slang en evenmin scheurt een lynx een soortgenoot aan stukken. Als beesten vechten, gebruiken ze hun eigen wapenen. De natuur heeft hen daarmee toegerust, maar de mens heeft ze weerloos gelaten. O, God, welke wapenen geeft woede de mensheid niet in de hand. Christenen vallen hun geloofsgenoten aan met wapens uit de hel zelf! Wie kon ooit geloven dat de mens de springstof uit zou vinden? Beesten vechten nooit groepsgewijs. Wie heeft er ooit tien leeuwen met tien stieren zien vechten? Maar hoe vaak binden 20.000 gewapende christenen niet de strijd aan met 20.000 andere gewapende christenen. Is het zo’n lollige bezigheid om je naaste te vermoorden? Beesten gaan alleen vechten wanneer ze daartoe door de honger gedreven worden, of als de angst om hun jongen hen razend gemaakt heeft. Welke belediging is er eigenlijk belangrijk genoeg om een oorlog tussen christenen te veroorzaken?
Het gewone volk kan zich beroepen op onwetendheid wanneer het zo handelt, de jeugd op gebrek aan kennis, maar de bron van de oorlog ontspringt feitelijk bij hen die door hun leeftijd, ervaring en wijsheid de onwetendheid van het gewone volk en het gebrek aan ervaring van de jeugd overwonnen moeten hebben.
Het gewone volk legt voortreffelijke steden aan, regeert ze in vrede en verrijkt ze. Stadhouders en bestuurders nestelen zich als wespen en darren in deze steden en eigenen zich op slinkse wijze al datgene toe wat door de werkzaamheid van anderen is verworven. Wat vergaard is door velen, wordt door een klein aantal lieden verspild. Al het goede wat was opgebouwd, wordt vernietigd.
Als ge u geen dingen wilt herinneren die lang geleden gebeurd zijn, denk dan aan de veldslagen en de oorlogen die de laatste tien jaar hebben plaatsgevonden. Dan zult ge tot de ontdekking komen dat ze werden gevoerd over zaken waar de gewone man buiten stond.
Bij de heidenen is het voor een oude man niets schandelijks gedwongen te worden ten strijde te trekken, maar bij christenen is ‘t prijzenswaardig geworden. Voor Ovidius Naso is een oude soldaat een schande, maar tegenwoordig prijzen we ‘n militair van over de zeventig.
De priesters, die zichzelf in vroegere tijd onder de bloedige wet van Mozes niet met bloed mochten bezoedelen, schamen zich nu niet meer om te vechten. Gods geleerden, de leermeesters van de christelijke levenswijze, schamen zich er vaak niet meer voor, evenmin als kloosterlingen, bisschoppen en zelfs kardinalen. De plaatsbekleders van Christus aarzelen niet om aan te sporen tot hetzelfde kwaad dat Christus zozeer verafschuwde.
Wat hebben mijters en helmen met elkaar gemeen? Wat heeft een bisschopsstaf voor overeenkomst met een zwaard? Welke relatie bestaat er tussen een bijbel en een schild? Hoe valt een vredesgroet te rijmen met een opwekking tot de oorlog? Vredeswoord en oorlogsdaad. Prijst men de oorlog met dezelfde mond waarmee men de vrede predikt en Christus’ woord? Kondigt men met dezelfde trompet God en Satan beiden aan? Spoort men, als men een monnikspij draagt, de eenvoudigen van geest aan tot moord gelovende dat men het evangelie predikt? Onderwijst men als opvolgers van de apostelen dat wat lijnrecht tegen de leerstelling der apostelen ingaat? Is men dan niet bang dat de belofte van Christus’ boodschappers, hoe hoog gezeten zij zullen zijn die vrede en verlossing brengen, dat die belofte weersproken zal worden? Hoe smerig is de toon van een priester die aanzet tot oorlog, moord en ander kwaad.
Toch zetten God toegewijde priesters, evenals monniken die nog heiliger moeten zijn, de mensen nu aan tot moord. Ze maken het trompetgeschal van het evangelie tot het trompetgeschal van Mars. Ze vergeten hun waardigheid en deinzen bij hun oorlogshitserij nergens voor terug.
Door deze geestelijken worden gewoonlijk vredelievende vorsten opgehitst tot oorlog. Door de mannen dus wier plicht het is hen af te houden van de strijd. Priesters vechten voor zaken die zelfs door de heidense filosofen worden veroordeeld, een afwijzing die voor volgelingen van de apostelen helemaal duidelijk moest zijn.
Een paar jaar geleden, toen de wereld in een hevige oorlog verwikkeld was, zetten deze predikers van het evangelie, de grijze en zwarte monniken, de mensen aan tot een nog hoger tempo dan waartoe ze toch al geneigd waren. Ze hitsten de Fransen tegen de Engelsen op, en de Engelsen tegen de Fransen. Slechts één of twee van hen, die ik hier niet met name kan noemen omdat ik hen anders in grote moeilijkheden breng, vochten voor vrede.
Heilige bisschoppen, die hun waardigheid en roeping vergaten, spoedden zich her- en derwaarts om een toch al in beroering gebrachte wereld nog verder te kwellen. Aan de ene kant dwongen ze paus Julius tot oorlog, en aan de andere kant plaatsten ze de nationale leiders onder druk, alsof koningen van zichzelf al niet oorlogszuchtig genoeg zijn.
Al deze waanzin hullen ze in welluidende bewoordingen. Voor oorlogsdoeleinden worden niet alleen wetten en de geschriften van vrome mannen, maar ook de Heilige Schrift zelf in opspraak gebracht. Het is nu al zo ver dat het als een dwaasheid wordt beschouwd om je tegen de oorlog uit te spreken of te prijzen wat Christus zelf heeft geprezen.
Priesters volgen de legers, bisschoppen verlaten hun diocees om zich met de oorlog bezig te houden. Mars wijdt priesters, bisschoppen en kardinalen.
De eerbiedwaardige titel van “militaire gezant” wordt beschouwd als een term om een opvolger van de apostelen aan te duiden. Iedere poging om deze toestand uit de wereld te helpen wordt onder het mom van vroomheid verdonkeremaand. Hun vlaggen zijn opgesierd met kruisen, en huurlingen betaald om te moorden voeren hetzelfde symbool voor zich uit. Het enige teken dat de mensen kan afhouden van de oorlog is er het vaandel van geworden...
O, goddeloze soldaten, wat hebben jullie van doen met het teken van het kruis? Jullie daden lijken meer op die van verscheurende dieren. Dit is het gewijde symbool van Christus, wiens triomf eerder in de dood lag dan in de oorlog. Het kruis is een waarschuwing tegen jullie werkelijke vijand en een middel om hem te overwinnen.
Jullie soldaten, met het teken van verlossing in jullie blazoen, jullie haasten je om hen te vernietigen die door hetzelfde teken van het kruis gered werden. Hoe vreselijk is het dat mannen eerst in hun legerplaatsen de sacramenten ontvangen en daarna ten strijde trekken! Het sacrament is het voornaamste symbool van christelijke eenheid. Toch wordt Christus, als hij tegenwoordig is, tot getuige gemaakt bij het trekken der zwaarden tegen medemensen in een vertoning die meer dan iets anders aangenaam is aan de machten van het kwaad.
En wat is er ten slotte verschrikkelijker dan het feit dat er in beide kampen en in beide gevechtslinies eer wordt bewezen aan het kruis? Bevecht het kruis het kruis, en vecht Christus tegen Christus? Het teken van het kruis joeg eens zijn vijanden schrik aan. Waarom vechten mensen dan nu tegen datgene wat zij aanbidden en vereren?
Wat is het gebed van een soldaat tijdens de mis? “Onze vader.” Hoe durft men hem “vader” te noemen als men doorgaat met zijn broederen te vermoorden? “Gezegend zij uw naam.” Hoe kan de naam van God meer onteerd worden dan door jullie vechten? “Uw rijk kome.” Bidt ge opdat zoveel bloedvergieten de tirannie mag bevorderen? “Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.” Zijn wil is het de vrede te bewaren en jullie bereiden je voor op de oorlog. Jullie vragen onze vader om het dagelijks brood en tezelfdertijd vernietigen jullie de oogsten van jullie broeder en hopen daarmee zijn dood te zullen verhaasten. Hoe kunt ge herhalen “En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven” als gij er zo snel mogelijk op uit trekt om uw broeder te doden? Met gevaar voor uzelf en uw buurman vraagt ge “Leid ons niet in bekoring,” gij bidt “Verlos ons van het kwade”, en toch bereidt ge u op aanstichting van den boze erop voor uw broeder kwaad te berokkenen!
Plato veroordeelt in zijn werk over de staat elke oorlog van Grieken tegen Grieken, en noemt zoiets opruiing. Christenen beschouwen de oorlog als iets gewijds, zelfs wanneer de oorzaken in geen enkele proportie staan tot de gebruikte middelen.
De heidenen uit vroeger tijden plachten iemand die zijn zwaard bevlekt had met het bloed van zijn broeder in een zak te naaien en hem in het water te gooien. Wat is het verschil tussen werkelijke broers en degenen die broeders in Christus zijn? In dit geval zijn zowel de overwinnaar al de overwonnenen schuldig aan broedermoord. Dat is de ellende van de oorlog! De verontschuldigingen die aangevoerd worden om het oorlogvoeren te verklaren zijn mij genoegzaam bekend. Zij werpen tegen dat ze hun actie allerminst vrijwillig voeren. Het wordt hoog tijd dat ze hun maskers afwerpen en ophouden de mensen met hun valse voorwendsels te bedriegen. Als ze hun geweten zouden onderzoeken, zouden ze tot de ontdekking komen dat de werkelijke redenen woede, eerzucht en domheid zijn. Als dat de drie redenen zijn om een oorlog te beginnen, dan zijn ze hard aan een herwaardering toe.
Het gewone volk moet eraan herinnerd worden dat er met God niet valt te spotten en dat hij evenmin met valse voorwendsels om de tuin geleid kan worden. Ondertussen worden er plechtige gebeden en processies gehouden, en men bidt luidkeels om vrede. “Schenk ons vrede, smeken wij u. Verhoor ons gebed.” God kan ons terecht aldus antwoorden: “Waarom maken jullie mij belachelijk? Jullie vragen mij ongedaan te maken wat jullie zelf bewerkstelligd hebben!”
Als elke denkbare belediging een voldoende reden is om een oorlog te beginnen, wie van ons is er dan nooit beledigd? Hoe vaak worden twisten tussen man en vrouw niet bijgelegd om de wederkerige liefde in stand te houden? Als de een of andere vorst beledigd wordt, is dat dan een aanleiding tot oorlog? Persoonlijke belangen dienen op generlei wijze het gedrag der heersers te bepalen, doch uitsluitend het algemeen welzijn.
De heerser moet vooral het rondreizen vermijden en dient zijn zwerftochten te beperken tot zijn eigen koninkrijk. Laat ‘m het aloude spreekwoord in gedachten houden “Het hemd is nader dan de rok.”[1]
Laat hij zichzelf eerst dan als verrijkt beschouwen wanneer hij op eigen kracht weelde vergaart en niet ten koste van zijn buren. Wanneer hij voor de beslissing gesteld wordt om al dan niet de oorlog te verklaren, moeten hem als raadgevers geen jongelieden bijstaan die in hun onervarenheid de oorlog aantrekkelijk vinden, noch zij die erop uit zijn van elk soort verwarring te profiteren en evenmin degenen die hun beurs spekken bij gelegenheid van nationale rampen. Laat hem daarvoor liever oudere mannen uitkiezen die vermaard zijn om hun barmhartigheid en welwillendheid. In geen geval mag oorlog, als zoiets verschrikkelijks eenmaal begonnen is, verhevigd worden vanwege de onenigheid tussen één of twee mensen. Hiervoor moet de instemming van allen verkregen zijn. Er moet een zekere openhartigheid in acht worden genomen bij het wijzen op de oorzaken en aanleidingen tot oorlog. Toch zijn er bepaalde voorvallen die men moet laten passeren, want verdraagzaamheid brengt verdraagzaamheid voort.
Er zijn momenten waarop de vrede moet worden gekocht. Als men hierbij vernietiging op grote schaal van mensen en eigendommen in overweging neemt die door zo’n koop wordt verhinderd, is elke prijs aanvaardbaar. Vooral priesters dienen alles te doen wat in hun macht ligt om de mensen van oorlog af te houden. Als zij de oorlog met meer vuur zouden afwijzen, zouden hun inspanningen ongetwijfeld vrucht dragen.
Niets is bevorderijker voor werkelijke vrede dan een waarachtig verlangen dat recht uit het hart komt. Zij die hier werkelijk naar streven,maken het tot hun plicht om haar bij elke gelegenheid te bevorderen. De obstakels die hen hierbij hinderen, vermijden ze ofwel ze ruimen ze uit de weg, zelfs wanneer dit concessies van hun kant met zich meebrengt. Anderen die er niet zo over denken, zoeken constant naar aanleidingen en excuses om een oorlog te beginnen. De zaken die voor vrede pleiten, bagatelliseren ze ofwel, die houden ze zonder meer geheim. Alles wat een oorlog maar kan bevorderen, verdedigen ze en moedigen het uit alle macht aan. Ik schaam me te wijzen op de onbeduidende aangelegenheden die zij opblazen en op de branden die zij stichten. Wanneer de vlammen der tweedracht eenmaal hoog oplaaien, is het verbazingwekkend de hoeveelheid lang verkropte beledigingen te zien die er bovenop gegooid worden. Zo volkomen vergeten zijn dan de verworvenheden en zegeningen van het verleden, dat allen niets anders schijnen te wensen dan oorlog. Hoe vaak gebeurt het niet dat geschillen tussen twee volslagen onbetekenende, kleinzielige heersers de aanleiding vormen voor een conflict en dat die ware aard voor het volk verborgen wordt gehouden.
Als er geen aanleiding is, gebruiken ze valse propaganda om de bevolking op te hitsen, terwijl ze met allerlei leugentjes voedsel geven aan hun grieven, enkel en alleen om er beter van te worden. Hierin gaat de geestelijkheid ook niet helemaal vrijuit.
De Engelsen verachten de Fransen om geen andere reden dan omdat ze Fransen zijn. Men heeft een hekel aan de Schotten, omdat ze Schotten zijn. De Duitser ligt overhoop met de Fransman en alle twee bestrijden ze de Spanjaard. Wat kan er slechter zijn dan volken die elkaar bestrijden alleen omdat ze andere namen hebben? Er zijn zoveel zaken die hen tot elkaar zouden moeten brengen. Waarom zijn ze als mensen niet welwillend tegenover hun medemensen? Waarom zijn ze als christenen niet vriendelijk gestemd tegenover medechristenen? Hoe komt het dat onbeduidende bijkomstigheden de gedachten van deze mensen kunnen beheersen, terwijl de sterkere krachten van de natuur en van Christus machteloos lijken te staan? Afstand kan mensen lijfelijk van elkaar scheiden, maar niet geestelijk. In vroegere eeuwen scheidde de Rijn de Galliër van de Germaan, maar men kan niet zeggen dat hij de ene christen van de ander scheidde. De Pyreneeën verdelen het land tussen de Spanjaarden en de Fransen, maar toch verdelen ze niet de gemeenschap van de kerk. De Noordzee scheidt Fransen van Engelsen, maar bepaald niet de vereniging en de gemeenschap door het geloof.
De apostel Paulus raakte verstoord als hij de eerste christenen hoorde zeggen: “Ik ben van Apollo, ik ben een volgeling van Kephas” of “Ik ben een leerling van Paulus.” Hij verzette zich ook heftig tegen kwaadsprekerij, omdat zoiets niet te rijmen was met de geest van Christus.
Toch zijn tegenwoordig holle woorden de redenen waarom volkeren zich tegen elkaar keren. Laten zij het vanzelfsprekende feit onderzoeken dat deze wereld het vaderland is van de hele menselijke soort. Wanneer dezelfde nationaliteit nakomelingen van dezelfde stamvader samenbindt, als bloedverwantschap vriendschap aanmoedigt, wanneer de kerk één grote familie is waar alle mensen toe behoren en als er in een huishouden eendracht kan heersen, is het dan geen dwaasheid om dit principe niet overal toe te passen?
Ge kunt uw schoonvader dulden, omdat hij de vader van uw vrouw is. Waarom zijt ge dan niet een beetje verdraagzaam jegens hem die uw broeder in het geloof is? De gemeenschap in Christus is de sterkste band van allemaal.
Waarom blijft ge alleen stilstaan bij die dingen die het hart verbitteren? Wanneer ge werkelijk de vrede wenst, laat dit dan uw gedachtegang zijn: “Ofschoon hij mij in dit ene geval beledigd heeft, is hij toch bij alle andere gelegenheden een echte vriend voor me geweest” of “Hij berokkende me geen kwaad uit eigen beweging, maar veeleer omdat hij daartoe door een ander was aangezet.” Bij de twist tussen Agamemnon en Achilles werd de schuld geworpen op Ate, de godin van de blinde drift. Laat ons in die gevallen waar we geen echt excuus kunnen vinden de schuld maar geven aan het Noodlot, een kwaadaardige godheid, en onze woede daarop botvieren.
Waarom menen de mensen dat de wijsheid ligt in de zelfvernietiging van hun geloof, in plaats van in de verdediging ervan? Waarom worden de mensen zo geobsedeerd door het kwade en niet door het algemeen welzijn? Wijze mannen overleggen met elkaar als ze in een persoonlijk geschil betrokken raken, maar deze lieden storten zich doelloos in een oorlog. Ze houden geen rekening met het feit dat wanneer een oorlog eenmaal in al z’n boosaardigheid is losgebarsten, het een zeer moeilijke zaak is om er weer een eind aan te maken. Uit onbetekenende schermutselingen komen groots opgezette veldslagen voort en dat alles ten koste van veel mensenlevens en veel bloedvergieten.
Het is te de beslissende taak van de vorst en zijn edelen deze mogelijkheden op te merken wanneer hun onderdanen ze over het hoofd zouden zien. Het is ook de plicht van de geestelijkheid om deze zaken voortdurend te verkondigen en ze sterk te benadrukken, wat ook de houding van het volk mag zijn. Wanneer men naarstig aan bovengenoemde methode getrouw blijft, hoeft men niet bang te zijn dat ze haar doel zal missen.
Zijt ge voorbereidingen aan het treffen om een oorlog te voeren? Het gaat erom oorlog en vrede tegen elkaar af te wegen, zorgvuldig de voordelen van de vrede te berekenen en de chaos die een oorlog met zich meebrengt. Wanneer vernietigingsdreiging en gezond verstand een oorlog vereisen in plaats van vrede, zal dit duidelijk moeten blijken. Laat ons even een koninkrijk onder de loep nemen dat op elk gebied welvarend is: goed aangelegde steden die door een gewetensvolle wetgever geregeerd worden, goed bebouwde akkers, eerzame hands- en ambachtslieden die vervuld zijn van een geest van vroomheid. Overweeg dan eens grondig deze gedachte: als ik mezelf in een oorlog verwikkel, zal ik onvermijdelijk deze nu bestaande harmonie verbreken. Denk vervolgens aan de ondergang van steden, de verwoesting van wegen, de troosteloze toestand der akkers en de arglistige vernietiging der kerken. Neem dit alles ernstig in overweging: dit zijn de vruchten van de oorlog.
Indien ge afwijzend staat tegenover de gedachte verdorven en smerige huurlingen een land binnen te brengen die ge moet onderhouden op kosten van uw eigen volk en uzelf, beschouw dat dan als de prijs van de oorlog.
Wanneer ge diefstal verfoeit, bedenk dan dat oorlog er noodzakelijkerwijs om vraagt. Indien ge ouderenmoord verafschuwt, weet dan dat die in tijd van oorlog volkomen geaccepteerd wordt. Kan iemand die massamoordenaar van z’n beroep is ook maar enig gevoel tonen als hij één persoon moet doden? Wanneer wetten volkomen genegeerd worden in vredestijd, worden ze in tijd van oorlog helemaal afgeschaft. Als overspel, bloedschande en andere verraderlijke immoraliteiten moedwillig door u bevorderd worden, dan is oorlog het antwoord op uw uitdaging. De oorlogsstormen houden totaal geen rekening met vroomheid en geloof, want goddeloosheid en verwaarlozing van het geloof zijn de wortels van alle kwaad.
Wanneer ge bemerkt dat de toestand van uw land dusdanig is dat het kwaad overheerst en lieden van verdacht allooi met geweld het land besturen, dan heerst er een oorlogstoestand, want onder die omstandigheden regeren de jammerlijkste figuren. Degenen wier manier van optreden in vredestijd vastberaden zou worden veroordeeld, oogsten in tijd van oorlog aller achting. Wie zou er met groter bedrevenheid een stad met een leger kunnen binnendringen dan iemand die zichzelf heeft toegelegd op diefstal en plundering? Wie zou er met groter gemak en minachting huizen kunnen plunderen of beter kerken vernielen dan een beroepssoldaat? Wie zal er op boosaardiger wijze zijn vijand verslaan en diens leven beëindigen dan iemand die behendig met wapens kan omgaan en bedreven is in alle soorten van koelbloedig moorden? Wie is er beter in staat om steden in de as te leggen dan iemand die ervaren is in het gebruik van middelen om brand te stichten? Wie zal er gemakkelijker ontsnappen aan en onrechtvaardigerwijze beter bestand zijn tegen de gevaren van de zee en van overstromingen dan een doorgewinterde piraat? Indien ge ten volle de vernielingen en de folteringen van de oorlog wilt begrijpen, let dan goed op hen die hem voeren.
Aangenomen dat een godvruchtig heerser zich allereerst bezighoudt met de veiligheid en het welzijn van zijn volk, dan zal hij zeer zeker de oorlog verachten. Wanneer het grootste geluk van een heerser dat van z’n onderdanen is, zal hij de vrede omarmen. Een goede heerser, die altijd het beste voorheeft met zijn onderdanen, moet namens heel zijn volk de oorlog, die poel van goddeloosheid, verafschuwen. Daar hij de bezittingen van zijn onderdanen als de zijne beschouwt, is hij moreel verplicht alles in het werk te stellen om oorlog te voorkomen. Anders zullen de vruchten van eerlijke werkzaamheid aan de beul worden verspild. De vorsten dienen te beseffen dat de drijfveren van elke mens zelfverheffing zijn en hem derhalve misleiden, vooral wanneer die drijfveren minder nobel zijn. Maar laten we aannemen dat die beweegredenen juist zijn en de onderneming in een zegepraal eindigt. Dan nog moeten we voorzichtig de voor- en nadelen die eraan verbonden zijn tegen elkaar afwegen en zorgvuldig nagaan of het bereikte doel de gebruikte middelen rechtvaardigt.
Onbloedige overwinningen zijn zeer zeldzaam. Uw mannen zullen onvermijdelijk bezoedeld raken met het bloed van anderen. En overweeg tegelijkertijd eens ernstig het zedelijke verval en de afwezigheid van burgerlijke discipline welker herstel zeer veel tijd zal vergen. Uw buit wordt langzaam maar zeker opgeslokt. Ge propt uw volk vol, de rechtvaardigen krijgen gewetensbezwaren, de boosaardigen worden tot nog meer verlokt en na een overwinning is hun begeerte niet gemakkelijk te stillen. Ambachten, kunst en handel raken snel in verval. De banken worden gesloten. Om de vijand in bedwang te houden, zullen veel landstreken aan uw aandacht ontsnappen. Alvorens dit noodlottig conflict begon, waren er met geen van de aangrenzende gebieden moeilijkheden, want de vrede schiep de basis voor een goede onderlinge samenwerking. Ziet wat ge gedaan hebt: uw eigen gebied is nu op onmogelijke wijze geïsoleerd.
Ga eens de hoeveelheid oorlogsmateriaal na die er al nodig is om een kleine stad te belegeren. Om een stad in te nemen moet ge eerst een andere bouwen, een namaakstad. Toch zoudt ge met minder werk en zonder bloedvergieten uw eigen stad en bovendien een betere kunnen opbouwen. Het zou goedkoper zijn nieuwe muren op te richten dan op dwaze wijze oude neer te halen die toch weer opgebouwd moeten worden. Ik breng dit onder uw aandacht en ik spreek daarbij nog niet eens over de fooien die daarbij in de handen zouden vallen van belastinggaarders en aanvoerders.
Bereken dan eens wat ge zoudt uitgeven aan een oorlog en wanneer ge tot de conclusie komt dat vrede u meer dan één tiende van dat bedrag gekost zou hebben, dan zal ik u met alle plezier toestaan mij uit te bannen, waarheen ge maar wilt. Maar zelfs wanneer ge een onbeduidende belediging laat passeren, voelt ge u al een lafaard. Er bestaat geen groter bewijs van kleingeestigheid dan het zoeken van wraak. Ge meent dat het moeilijk is een beetje toegeeflijkheid te tonen tegenover een buur of ook tegenover een bloedverwant die u ooit een dienst bewees? Maar ge zult uzelf nog meer vernederen wanneer ge de zakken van het ergste uitschot der samenleving vult met goud dat nooit terugbetaald zal worden en de bezittingen van uw volk toevertrouwt aan hen wie het volkomen aan betrouwbaarheid en fatsoen ontbreekt.
Wanneer vrede u niet gerechtvaardigd lijkt, redeneer dan niet op deze manier: “Dit verlies ik,” maar denk in plaats daarvan: “Ik koop vrede voor zo- en zoveel.” Een meer subtiele benadering zou deze zijn: “Als het aan mij lag, vond ik het best, maar ik ben een vorst en regeer een staat.”
Geen leider wiens eerste gedachte het algemeen welzijn geldt, zal zich zonder erbij na te denken in een oorlog storten. Zonder enige twijfel is juist het tegenovergestelde duidelijk en wordt de oorlog aan de gang gehouden met het voedsel van de rampzalige onmenselijkheid. Zult ge tot de laatste druppel bloed elke vierkante centimeter van uw land verdedigen? Wat betekent z’n vaderland voor een man? Zult ge wraak oefenen op degene die uw dochter in de steek heeft gelaten? Wat betekent wraak voor de gemeenschap? Het beschouwen van deze feiten is het opperste blijk van een zeer wijs man en een edel vorst.
Wie heeft er ooit voorspoediger geregeerd dan Octavianus Augustus? Hij was bereid afstand te doen van zijn keizerlijke waardigheid wanneer hij een andere vorst kon vinden die geschikter was voor het ambt en de belangen van de gemeenschap beter zou dienen. Veel literaten hebben de lof gezongen over de volgende uispraak van een keizer: “Mijn kinderen zullen mij niet opvolgen als iemand anders de staat beter kan regeren en adviseren.” Deze welmenende heidenen toonden belangstelling voor het algemeen welzijn. Aan de andere kant tonen christelijke leiders weinig of geen eerbied voor hun medemens. Zij verkiezen ofwel hun eigen begeerten te bevredigen ofwel hun eigen ik op kinderlijke wijze te vertroetelen door op de meest bespottelijke wijze geweld te gebruiken tegen degenen die hen geringschattend bejegend hebben.
Ik hoor anderen zeggen dat ze hun veiligheid alleen zeker kunnen stellen door de snode plannen der slechtaards op barbaarse wijze tegemoet te treden. Waarom zijn de Antonini - Antoninus Pius, de zachtmoedige en Marcus Aurelius, de filosoof - de enige Romeinse keizers op wie nooit een aanslag is gepleegd? Omdat niemand doeltreffender en met meer zelfvertrouwen regeert dan een man die bereid is met uitschakeling van eigen belangen zijn troon op te geven voor het welzijn van zijn volk. Indien ge niet bewogen wordt door een diepgaande belangstelling voor de mensheid, noch door eerbied voor vroomheid en evenmin door enigerlei ramp, dan zal ongetwijfeld de slechte reputatie van een christelijke naam u voor het oog van de menselijke eendracht te schande zetten.
Ik vraag u: welk deel van de wereld bezitten de christenen? Dit is de naar aller mening mooi gelegen stad die op doortrapte wijze wordt tentoongesteld als een voorbeeld van menselijke vrede en rust.
Hoe moeten we verklaren wat de vijanden van het christendom uitkramen? Welke godslasteringen zullen zij voor Christus uitbraken als zij christenen gadeslaan die onder elkaar over nog onbelangrijker zaken ruziemaken dan de heidenen, met meer wreedheid van de verdorvenen en met oorlogstuig waar je stil van wordt.
Wie vond de artillerie uit? Waren het de christenen niet? Zij dragen deze uitvindingen op aan de apostelen en kerven er hun beeltenissen in, om ze minder verraderlijk te doen schijnen. O, wat een wrede verachtelijke idiotie!
Wanneer het ons doel is de Turken te bekeren, moeten we eerst zelf christenen worden! Zij zullen steeds heftiger in opstand komen tegen wat wij ze proberen in te hameren naarmate ze zien dat wat Christus meer dan al het andere veracht onder de christenen beter gedijt dan bij enig ander volk ter wereld. Homerus verwonderde er zich over dat men zo gauw verzadigd is van zulke begerenswaardige zaken als slaap, vlees, drank, dans en muziek, maar hij kwam tot de ontdekking dat het verlangen naar oorlog nooit bevredigd zou kunnen worden. Dit ziet men zelfs bij degenen die oorlog behoorden te verafschuwen.
Rome, de machtige veroveraar uit vroeger tijden, placht veelvuldig de tempel van Janus af te sluiten. Hoe komt het dat bij ons de oorlog nooit met vakantie gaat? Hoe durft gij het woord van Christus, de vredebrenger, te verspreiden wanneer ge voortdurend onder elkaar aan het redetwisten en oorlogvoeren zijt? Beseft dan niemand dat deze geestelijke verwarring de Turken moed zal geven? Niets is makkelijker te verslaan dan een in zichzelf verdeelde groep mensen. Zo ge hen angst wilt aanjagen, leef dan in vrede.
Waarom acht ge uzelf de geneugten des levens niet waardig, gaat ge de toekomstige vrede en tevredenheid uit de weg? De mens ontmoet veel tegenslagen in zijn leven. Eendracht verdrijft gemakkelijk moeilijkheden en smart, zodat men - wanneer iedereen ernstig streeft naar eendracht - in staat zal zijn een ander in tijd van nood te helpen. Telkens wanneer er iets rechtschapens en rechtvaardigs voorvalt, komt daar een grotere eendracht uit voort. Een trouwe vriend verheugt zich er niet alleen over wanneer het zijn kameraad goed gaat, maar hij is evenzeer bedroefd als zijn vriend bedroefd is.
De voorvallen die zulke grote ruzies tussen u veroorzaken zijn zo onbetekenend en nietig! De dood bedreigt voortdurend zowel koning als onderdaan. Tot welke subversieve activiteiten zal een vijand van de staat de mensen op boosaardige wijze aanzetten, slechts om kort daarna als rook uit de schoorsteen verdwijnen? Ons wacht de eeuwigheid. Wat voor zin heeft het zich doelloos vast te klampen aan deze spookbeelden van het heden alsof dit leven een eeuwigheid duurde? O, beklagenswaardige stervelingen, gij gelooft in noch streeft vol vertrouwen naar het rustige leven der rechtschapenen.
Domme opscheppers zijt ge, die uzelf in uw dwaling een vrediger manier van leven belooft. Het leven der rechtvaardigen is werkelijk niets anders dan een onbeschrijflijke verzameling van gelukkige zielen die een voorproefje beleven van dat verbond waar Christus om vroeg en dat hetzelfde zou zijn als het verbond tussen hemzelf en zijn hemelse vader. Hoe kunt ge u anders op deze definitieve eendracht voorbereiden dan door er nu over te mediteren? Zoals een engel niet plotseling verandert in een stinkende veelvraat, zo kan een metgezel van martelaren en heiligen niet ineens veranderd worden in een met bloed bevlekte krijger.
Er is nu meer dan genoeg christenbloed vergoten. We hebben door het dolle heen geprobeerd elkaar te vernietigen. We hebben zonder het te weten voldoende offers gebracht aan de hel en aan de Furiën, en we hebben de honger van de Turken voldoende gestild. Deze gruwelijke fabel is voltooid. Laat ons, nu we alle ellende van de oorlog hebben vastgesteld, er op z’n minst in bescheiden mate wijzer van zijn geworden. Wat voor dwaasheden er in het verleden ook begaan mogen zijn, laten we die bereidwillig toeschrijven aan het Noodlot. Laten christenmensen er zich over verheugen, zoals de heidenen deden, dat de voorbije narigheden deze levens voor eeuwig in de tijd begraven liggen. Richt uw aandacht trouw op de studie van de vrede, opdat gij er hecht mee verbonden raakt, niet met de ondeugdelijke hennep, maar zo dat de band beklijft.
O, vorsten, van wie alle wereldse zaken afhangen en die temidden der mensen het beeld van Christus draagt, u smeek ik om bereidwillig de stem van uw schepper te erkennen, die u onophoudelijk tot vrede aanmaant. De hele wereld, uitgeput van de oorlog, bidt u vol smart acht te slaan op deze kreet om vrede. Wanneer een enkeling hierover ontstemd is, laat dan het algemeen welzijn voorgaan. ‘t Is van het allergrootste belang dat wij allen naar dit doel streven in plaats van het voor onbelangrijker zaken te laten varen.
Gewijde priesters van God, ik smeek u onversaagd datgene te verkondigen waarvan ge zeker weet dat het Christus het meest behaagt en datgene uit te bannen wat voor hem het weerzinwekkendste van alles is.
Theologen, ik smeek u om met vuur het evangelie van de vrede te prediken en het volk onophoudelijk aan te sporen ernaar te leven.
Bisschoppen, gij die alle anderen in geestelijke waardigheid overtreft, u smeek ik: zie erop toe dat ge uw gezag op de juiste wijze uitoefent om allen eeuwigdurend aan de vrede te binden.
Heren gezagsdragers, u vraag ik om onbuigzaam trouw te zijn aan de wijsheid van koningen en de barmhartigheid van bisschoppen.
En nu vraag ik aan alle christenen zonder uitzondering om onzelfzuchtig in te stemmen met een algemene vrede en hen die deze vrede bevorderen met alles wat in u is te gehoorzamen. Zet luister bij aan de macht van vrede en rust onder alle mensen om zo eindelijk een halt toe te roepen aan de tirannie van de adel.
Laat iedereen voor dit doel alles bijeen brengen wat hij bezit. Moge eeuwigdurende eendracht die door de natuur is gevestigd en die op nog wonderbaarlijker manier door Christus opnieuw is ingesteld, alle dingen verenigen. En laat ten slotte iedereen vurig streven naar alles wat de eendracht van geheel de mensheid kan bevorderen. Alle tekenen wijzen op vrede. Allereerst de hele opzet van de natuur en van de mensheid. In de tweede plaats, Christus, de vorst der menselijke eendracht. En ten slotte, de vele vruchtbare weldaden van vrede en de vele verderfelijke nadelen van de oorlog. Voor deze zaak trachten de door God geïnspireerde geesten der vorsten u te winnen. Zie naar de zachtmoedige vreedzame paus Leo, godvruchtig regerend als de plaatsbekleder van Christus, die zijn teken des vredes heeft uitgevaardigd en die allen die zich daaronder verenigen in de glorie ervan laat delen. Indien gij trouwe schapen zijt, volgt dan uw herder. Zijne niet alleen van naam zeer christelijke majesteit Frans I, koning van Frankrijk, nodigt u daartoe broederlijk uit. Hij gelooft niet dat de vredesonderhandelingen zinloos zijn. Hij maakt zich in ‘t geheel geen zorgen over zijn eigen welzijn, welk egoïsme hem ervan zou weerhouden zich in te zetten voor het algemeen welzijn, maar hij verklaart dat het een edele bezigheid is de algemene vrede te propageren. De alleredelste prins Karel, een jongeman van onkreukbare moraliteit, roept u met overtuiging op tot vrede. Keizer Maximiliaan wil niets liever dan vrede. Koning Hendrik van Engeland wijst haar niet af.
Alle mensen zouden zich toch onweerstaanbaar geroepen moeten voelen het uitstekende voorbeeld van zulke vooraanstaande vorsten na te volgen. De meeste mensen verafschuwen de oorlog en bidden vurig om vrede. Enkelen, wier kwalijk geluk gedijt bij de gratie van de algehele chaos, wensen walgelijk genoeg een oorlog. Ga bij uzelf nauwkeurig na of het verkeerd is of niet dat hun onoprechtheid zo gemakkelijk kan opwegen tegen de vaste wil van alle goede mensen. Door bondgenootschappen, verdragen, geweld door wraakzucht, wordt niets tot stand gebracht. Wees er u integendeel goed van bewust wat ge met vergevensgezindheid en welwillendheid kunt bereiken. Een oorlog brengt voortdurend nieuwe oorlogen voort, elke wraakneming draagt de kiemen van weerwraak in zich. Goedheid daarentegen brengt in overvloed wederom goedheid voort. Weldaden zullen rijkelijk met nieuwe weldaden beantwoord worden. En hij die te allen tijde eerst rekening houdt met de rechten van anderen zal in alle nederigheid de rechtschapenste blijken te zijn.
Al wat op beperkte wijze door menselijke inspanningen wordt nagestreefd is tot mislukking gedoemd. Christus zal op goddelijke wijze bewerkstelligen dat goede raad wordt opgevolgd. Hij zal op verpletterende wijze blijk geven van zijn tegenwoordigheid, en die zoveel mogelijk uitbuiten. Hij zal op weldadige wijze allen inspireren die toegewijd zijn aan wat hem het meest ter harte gaat.
Het algemeen welzijn zal de individuele belangen in de schaduw stellen. Wanneer ieder mens een vurig pleitbezorger van de vrede is, zal zijn geluk toenemen. Koninkrijken zullen met zorg versterkt worden wanneer de vorsten hun onderdanen gewetensvol met wetten regeren in plaats van met wapenen. De waardigheid die aan edellieden wordt toegekend zal aan oprechtheid winnen. De priesters zullen in hun vrije tijd meer rust krijgen. Het tevreden volk zal meer produceren en hun productie zal een minder explosief doel kunnen dienen. De naam van Christus zal de vijanden van het kruis meer ontzag inboezemen. En ten slotte zal iedereen zich broederlijk gaan gedragen tegenover zijn medemens en bovenal, aan Christus behagen. En aan hem te behagen, daarin ligt ons grootste geluk.
Ik wil het hierbij laten.
???
script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (04/2008)
Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.[1] Frons occipitio prior est. De voorkant ziet meer dan de achterkant. (MVC)
Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.
Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.