JOSEPH FOUCHÉ
DEEL 4
Johan te Slaa (1906-1980)
uitzending: AVRO, donderdag 16/10/1975
technische verzorging: Léon du Bois & Gerrit Viering
regie: Dick van Putten
rolverdeling:
- Joseph Fouché: Edmond Classen
- Périgourde: Hans Veerman
- Ingerlot: Bert van der Linden
- een suppoost: Ad van Kempen
- Pompidou: Frans Kokshoorn
- Carnot: Paul van der Lek
- Barras: Dolf de Vries
- Gohier: Gerard Heystee
- Madame Richeveu: Nel Snel
- Napoleon: Lou Landré
- Joséphine de Beauharnais: Els Buitendijk
- twee gendarmen: Maarten Kapteijn & Hans Fuchs
duur: 32'20"
Fouché: Périgourde!
Périgourde: Blijft u vooral rustig, burger Fouché. Ik wist dat u zou komen.
Fouché: Mon Dieu, hoe komt u hier?
Périgourde: Hetzelfde wilde ik u vragen, maar daar is geen tijd voor. ‘k Was weer ‘ns koetsier, maar het leger vordert alle paarden. Ik dien u aan, nu
Fouché: Goed, meld u ziek. Ik zie u vanavond in Hôtel Liberté, Rue Châtelaine, suite 13.
Périgourde: Jawel, burger… (gaat naar Ingerlots vertrek) Wilt u binnengaan? Burger Ingerlot verwacht u.
Ingerlot: Burger Fouché, als ik het wel heb? Barras heeft mij uw komst gemeld. Neemt u plaats.
Fouché: Dank u.
Ingerlot: U is toch niet dezelfde Fouché, die eh… de “Mitrailleur de Lyon” die…
Fouché: Dezelfde.
Ingerlot: Zo iemand aanvaard ik niet als tussenpersoon. (belt)
Fouché: De soldaten aan het front vinden het ook niet aangenaam u als tussenpersoon te hebben tussen hun voeten en uw laarzen.
Ingerlot: Pardon?!
Périgourde: (komt binnen)U heeft gebeld, burger?
Ingerlot: Eh… nee, gaat u maar. (Périgourde verdwijnt) U is uitermate onbeschaamd, Fouché.
Fouché: Dat is dan wederkerig, want de soldaten aan het front creperen mede door uw onbeschaamdheid.
Ingerlot: Dit gaat werkelijk alle perken te buiten!
Fouché: Ter zake, Ingerlot, en blaast u zich niet zo op. De moeilijkheden waarin u en mijn opdrachtgever verkeren, zijn mij in details bekend. Buonaparte is voor u een gevaarlijk man, maar hij is ook dom.
Ingerlot: Ik begrijp Barras niet! Deze zaak is veel te delicaat om derden in te betrekken.
Fouché: Pardon, ik ben belanghebbende. Er is mij ook alles aan gelegen dat deze zaak zo geluidloos mogelijk uit de weg wordt geruimd.
Ingerlot: In hoeverre bent u belanghebbende?
Fouché: Omdat er mij alles aan gelegen is dat uw zwendelarijen de doofpot in gaan.
Ingerlot: En dat zal ik van een man als u moeten geloven?
Fouché: In uw eigen belang. Buonaparte heeft namelijk de fout begaan zijn overigens gerechtvaardigde protesten te richten tot de president van Frankrijk, en dat is een geluk, in verband met mijn tweeledige taak.
Ingerlot: In hoeverre tweeledig?
Fouché: Mijn officiële opdracht is alle compromitterende gegevens met betrekking tot Barras goedschiks of kwaadschiks bij u weg te halen.
Ingerlot: Ik denk er niet aan! De toestand is uiterst gevaarlijk en Barras is als president mijn beste bescherming.
Fouché: Dat is een misverstand. Uw beste bescherming is mij ter wille te zijn in alle opzichten. Zoniet, dan zie ik mij genoodzaakt de fout van Buonaparte te corrigeren en de juiste man in kennis te stellen van uw… zwendelarijen.
Ingerlot: En wie is dat?
Fouché: Maar, mijn waarde Ingerlot, u ziet blijkbaar niet in dat uw hoofd geen centime meer waard is als de Minister van Oorlog, Carnot, op de hoogte gesteld wordt. Hij is een eerlijk man en tot nu toe onkundig van uw praktijken.
Ingerlot: En u bent van plan hem te informeren?
Fouché: Dat is mijn taak ten opzichte van mijn opdrachtgever.
Ingerlot: Dat kunt u niet. Dan komt uw opdrachtgever in moeilijkheden.
Fouché: Daarmee vervalt dan uw bescherming en u bent overgeleverd aan de bijl.
Ingerlot: Tja, maar… maar dat is chantage!
Fouché: Natuurlijk... Ik verzoek u dus mij alle bescheiden ter hand te stellen voor zover zij betrekking hebben op het aandeel van mijn opdrachtgever in deze zaak.
Ingerlot: Ik heb alle papieren reeds vernietigd.
Fouché: Compromitterend bewijsmateriaal vernietigen is dom. Voor zo dom zie ik u niet aan.
Ingerlot: U jaagt mij geen vrees aan, Fouché. Ik ken uw soort. De belangen van uw opdrachtgever interesseren u hoegenaamd niet.
Fouché: Natuurlijk niet, net zo min als uw belangen mij interesseren.
Ingerlot: Blijft over uw eigenbelang, en dan vraag ik mij af wat uw bedoelingen zijn.
Fouché: Daar krijgt u antwoord op als de belangen van Barras veiliggesteld zijn. Dat is tenslotte mijn taak. De rest komt later. Wel, Ingerlot? Of u belt uw bediende en ik ga weg, of wij doen zaken. De keus lijkt mij niet zo moeilijk.
Ingerlot: Eerst wil ik uw bedoelingen weten die achter dit alles schuilen.
Fouché: U verveelt me. Bel uw bediende, anders doe ik het zelf.
Ingerlot: U doet uw werk wel grondig!
Fouché: Daar word ik voor betaald.
Ingerlot: (neemt papieren)Ziehier de papieren en verlaat m’n kamer, opdat ik frisse lucht kan inademen!
Fouché: Dezelfde woorden heb ik ooit eerder gehoord. (bekijkt de papieren) Wel wel wel, u heeft grote zaken gedaan... Mijn complimenten. Goed. En dan nu mijn voorwaarden.
Ingerlot: Uw voorwaarden?
Fouché: U verwacht toch niet van mij dat ik een winstgevend bedrijf als het uwe te gronde richt? Ik stel u een compagnonschap voor op basis van vijftig procent.
Ingerlot: Zijn dat uw voorwaarden?
Fouché: Nee, da’s een eis. Mijn voorwaarde is dat u 25.000 louis d’or op mijn bankrekening stort om u te vrijwaren voor een confrontatie met Carnot.
Ingerlot: En Barras dan?
Fouché: Laat u Barras aan mij over. Drie is te veel. Ik verwacht u morgenochtend, persoonlijk, vóór tien uur, in mijn appartementen in Hôtel Liberté. Er wacht u daar een kleine verrassing.
Ingerlot: Alles wat ik had verwacht, maar...
Fouché: Ik neem aan dat u geen bezwaar meer heeft tegen de “Mitrailleur de Lyon”. En denkt u eraan: morgen, vóór tien uur
(Tuilerieën)
een suppoost: Wij hier in de Tuilerieën kennen alle onze orders, burger Pompidou. In mijn kantoor, aan de hoofdingang, heeft burger Fouché zich aangediend als particulier secretaris van de president.
Pompidou: En zonder naar zijn papieren te vragen laat u ‘m door?
suppoost: Ik zou wel ‘ns willen weten wat u in mijn plaats gedaan zou hebben.
Périgourde: Met uw welnemen, burger, maar bij mijn buitenpost aan het hek maakte de burger zich bekend als Ingerlot.
Pompidou: En u liet ‘m passeren.
Périgourde: Stopt u maar ‘ns een rijtuig met steigerende paarden.
Pompidou: Er is hier een falsicatie in het spel, burgers. Burger Fouché…
Périgourde: Pardon... Ingerlot.
Périgourde: Het is burger Fouché. U beiden bent te jong om hem te kennen, maar mij is hij maar al te goed bekend. Arresteer burger Fouché!
Périgourde: Oh là là. Dat is dan voor uw verantwoording. (gaat naar Fouché toe) Burger Fouché, of Ingerlot, mag ik uw papieren zien?
Fouché: De Tuilerieën lijkt wel op een belegerde vesting met al die vergulde uniformen.
Pompidou: Arresteer deze man!
Fouché: Blijft u met uw handen van me af, stommelingen, en dien me aan, sacrébleu.
Carnot: (komt uit zijn vertrek) Wat voor den donder is hier gaande?
Fouché: Bonjour, Carnot.
Carnot: Fouché? Wat doet u hier?
Fouché: Ik moet dringend Barras spreken, maar uw peloton beschermers ziet mij aan voor een indringer.
Pompidou: Excellentie, de burger is binnengedrongen onder valse voorwendsels.
Fouché: In welk opzicht?
Pompidou: U bent burger Fouché, maar...
Carnot: Dat is juist, gaat u op uw posten... Kom binnen, Fouché.
Fouché: Merci.[1] (volgt Carnot naar binnen)
Barras: Fouché! Wat doet U hier?
Fouché: Dat vroeg Carnot mij zojuist ook. Wel wel wel wel, de grote vijf bijeen. Bonjour Sieyès, bonjour Gohier, bonjour La Revaillère. Barras, ik moet u zonder uitstel spreken.
Barras: Ik schors de vergadering voor vijftien minuten. Wilt u mij volgen, Fouché? (ze gaan naar een ander vertrek) Ik heb u geen toestemming gegeven mij in de Tuilerieën te bezoeken!
Fouché: Zonder toestemming gaat het ook, want uw bewaking is incompetent. Ik kom regelrecht van Ingerlot vandaan.
Barras: Beseft u, Fouché, wat u teweeg heeft gebracht door binnen te dringen in de ministersvergadering?
Fouché: Jazeker, de burgers hebben kennis met mij gemaakt.
Barras: Het incident in de antichambre is dus door u uitgelokt?
Fouché: Ja. En, ik heb resultaat gehad bij Ingerlot.
Barras: Heeft u de papieren?
Fouché: Ja en nee.
Barras: Hoezo, ja en nee?
Fouché: Ingerlot eist betaling.
Barras: Daaa... de oplichter!
Fouché: Als u geen argwaan wilt wekken bij uw collega’s, betaalt u dan.
Barras: Hoeveel vraagt ie?
Fouché: 10.000 louis d’or. Een redelijk bedrag.
Barras: En wat als ik niet betaal?
Fouché: Helaas heb ik de naam van Carnot gebruikt in mijn onderhandelingen.
Barras: Mm... Komt u het geld morgen bij mij thuis halen.
Fouché: Onmogelijk. Morgen vóór tien uur is Ingerlot bij mij huis om de zaak te regelen.
Barras: Schiet u mij dat bedrag dan maar voor.
Fouché: Met het risico dat u mij vergeet terug te betalen! Geeft u mij maar een betaalbewijs voor uw bank.
Barras: Fouché, u zet mij het mes op de keel.
Fouché: Pardon, niet ik... Uw voormalige compagnon.
Barras: Goed. Geeft u mij uw aanstelling als secretaris terug, dan zal ik de zaak afhandelen.
Fouché: Na ontvangst van het betaalbewijs.
Barras: De een vertrouwt de ander niet meer tegenwoordig!
Fouché: Zegt u dat wel... En eh… uw collega’s worden achterdochtig, Barras.
Barras: Gaat u naar de antichambre en stuurt u Pompidou naar mij toe. Hij zal u het betaalbewijs overhandigen.
Fouché: Blijkbaar vertrouwt u mij wel, maar wees gerust: u ontvangt mijn aanstelling terug. Ik wens van u verlost te zijn.
Périgourde: U bent dus als het ware... van de ene dag op de andere...
Fouché: Nee, van het ene uur op het andere. Om zeven uur kwam ik thuis en om tien uur verliet ik Barras.
Périgourde: Zes dagen geleden... Ja, als ik zojuist het onderhoud met Ingerlot niet had meegemaakt, zou ik het niet geloven.
Fouché: Périgourde, ik ben een realist, maar niemand behalve ikzelf zal ooit weten hoe ik mij voelde toen de deur bij Barras achter mij in het slot viel. In de ene zak van m’n verslonsde culotte 10.000 francs in goud en in de andere een aanstelling als particulier secretaris van de president, met een simpele aanbeveling voor een nieuw pak. Gelooft u mij, ik werd duizelig.
Périgourde: En uw vrouw?
Fouché: (lachje) Die heeft minutenlang naar de goudstukken staan kijken op tafel, waar de broodkruimels nog lagen van 5 francs voorschot op m’n loon.
Périgourde: Wel, burger, 1798 is voor u een geluksjaar.
Fouché: Voor ons beiden, Périgourde. U zag het gezicht van Ingerlot toen ie ‘n zieke dienaar bij z’n nieuwe compagnon terugvond.
Périgourde: Ja, de angst stond er duidelijk op te lezen.
Fouché: Da’s altijd een goed teken. Inlichtingen over uw voormalige meester zal ik u niet vragen. Dat stuit u tegen de borst en het noodzakelijkste is mij al bekend.
Périgourde: Merci, burger... U heeft weer een dochtertje, heb ik begrepen?
Fouché: Mm.
Périgourde: Madame en de kleine maken het goed?
Fouché: Uitstekend, na alle emoties. Ik kan me wel in haar situatie verplaatsen, een krot te kunnen verlaten met in de ene hoek een strobed op de grond voor ons beiden en in de andere hoek hetzelfde voor haar kind.
Périgourde: En dat alles ook in zes dagen.
Fouché: Ja... En nu ter zake. Ik voorzie belangrijke en interessante gebeurtenissen, Périgourde.
Périgourde: Nu al? In welk opzicht?
Fouché: Vanmorgen, nog voor Ingerlot arriveerde, ontving ik een uitnodiging van Sieyès voor een strikt persoonlijk onderhoud. Met uitzondering van Carnot verwacht ik hetzelfde van alle andere leden van het Directoire.
Périgourde: Onderlinge spionage dus?
Fouché: In hun ogen ben ik voor alles bruikbaar. In 1794, Périgourde, stierf de revolutie, en de macht van het geld, dat door Robespierre verboden was, is terug. Maar nu, in 1798, eis ik mijn deel voor alle ellende die ik geleden heb.
Périgourde: Vat u dit niet verkeerd op, burger, maar ik prijs mij gelukkig dat juist ik bediende was bij Ingerlot...
Fouché: Ik niet minder. Morgen, Périgourde, gaat u naar de boer die mij al die jaren in leven heeft gehouden en u informeert naar zijn behoeften om zijn bedrijf te verbeteren. Hij is een goed mens. Verder wachten wij de gebeurtenissen af.
Périgourde: Moet ik uw naam noemen, burger?
Fouché: Nee, tenzij hij uit angst mocht weigeren.
Périgourde: Uitstekend.
Fouché: Het eerste wat nu gebeuren moet, is het aanleggen van dossiers van alle leden van het Directoire, ook van Carnot.
Gohier: Monsieur le Président, ik vind het een grof schandaal!
Barras: Kom kom, Gohier, iedereen verlaat zich wel eens.
Carnot: Ik hoop dat we voorgoed op Fouché kunnen wachten. Voor mij is en blijft ie gevaarlijk.
Gohier: Juist daarom, Carnot. Op deze manier raken wij van hem verlost.
Carnot: Ik help het u wensen, Gohier, maar u kent ‘m niet zoals ik ‘m ken. (er wordt geklopt - deur wordt geopend)
stem: Burger Fouché.
Fouché: (komt binnen)Bonjour, burgers.
Barras: Neemt u plaats, Fouché. Ik kom direct ter zake, want de agenda is overladen. Uit de Bataafse republiek Holland en uit Italië bereiken ons berichten dat men het met onze politiek niet eens is.
Fouché: Met Holland heeft u niets te maken, dat is een zelfstandige natie. En Italië is uw eigen schuld, daar heeft u Buonaparte heen gestuurd.
Barras: Dat is natuurlijk juist, maar het Directoire wenst geïnformeerd te worden over de vormen die het verzet aldaar heeft aangenomen, en wij zijn unaniem van mening dat u daarvoor de geëigende capaciteiten heeft. Namens het Directoire verzoek ik u deze taak op u te willen nemen.
Carnot: Het lijkt mij een eervolle opdracht, Fouché.
Fouché: Spijtig dat u mij niet tevoren uitvoeriger heeft ingelicht.
Barras: Moeten wij uit deze woorden opmaken dat u ons verzoek afwijst?
Fouché: Dat is juist.
Gohier: Waarom, als ik vragen mag?
Fouché: Omdat ik mij niet als spion laat gebruiken.
Gohier: Het opbouwen van een inlichtingendienst kan men onmogelijk als spionage aanmerken.
Fouché: Kan Gohier mij het verschil aantonen?
Gohier: Eh… nee, maar deze opdracht is een erkenning van uw vakbekwaamheid ten dienste van Frankrijk.
Fouché: Is deze voortreffelijke eigenschap ook van toepassing op de inlichtingen die ik voor en over elk van u heb ingewonnen?
Gohier: Ik protesteer tegen de infame insinuaties!
Fouché: Kom kom, Gohier, u heeft mij allen goed betaald. Wij zijn quitte. Als u dus van mijn zo hoog geroemde bekwaamheden verder gebruik wilt maken, heb ik geen enkel bezwaar, maar dan in een positie die bij mijn bekwaamheden past.
Barras: Welke positie had burger Fouché dan gedacht?
Fouché: Een officiële benoeming als gezant van Frankrijk.
allen: (totale consternatie)
Barras: Heren, stilte, stilte! Over een dusdanig en verstrekkend voorstel zal het Directoire zich moeten beraden. Morgen krijgt u antwoord, Fouché. Dank voor uw komst.
Fouché: Pardon, dit is geen voorstel, maar een eis. En ik zie niet hoe u een discussie over deze eis nog kunt toevoegen aan een overladen agenda.
Gohier: Dat kan ook niet, en daarom is het niet mogelijk nu te beslissen.
Fouché: Wel... akkoord. Dan wens ik een vrijgeleide.
Barras: Waarom een vrijgeleide?
Carnot: De burger heeft blijkbaar geen vertrouwen in ons.
Fouché: Nee. Mijn vrijheid is mij meer waard dan een gezantschap.
Barras: Dan verzoek ik de schrijver een vrijgeleide op te stellen op naam van Joseph Fouché.
Fouché: Merci. Ik verwacht uw beslissing morgen.
(Rome)
Périgourde: Ik blijf het jammer vinden, burger Fouché, Rome te moeten verlaten.
Fouché: Ik ook. ‘t Klimaat hier in Italië is aangenamer dan in Holland, maar onze vakantie zal spoedig afgelopen zijn.
Périgourde: (lacht) U heeft uw gezantschap steeds als een vakantie gezien.
Fouché: Ach... dat hele gezantschap, da’s volslagen onzin. In Holland bestond geen verzet tegen de Franse politiek en hier, in Italië, waren de moeilijkheden niet noemenswaard. De heren in Parijs wilden van mij verlost zijn en ze hebben geen notie hoe dankbaar ik hen daarvoor ben. Op staatskosten ben ik met mijn familie tot rust gekomen, en - ik neem aan - u ook.
Périgourde: ‘t Was een prettige tijd, maar Parijs heeft u nog niet teruggeroepen.
Fouché: Uit de laatste informaties van eh… Ingerlot blijkt dat het Directoire in grote moeilijkheden verkeert. Dat verwondert me niet. Met een domkop als Barras moet de chaos steeds groter worden.
Périgourde: U verwacht dus bericht van Barras?
Fouché: Hij heeft de verkeerde gewoonte zijn tegenstanders weg te sturen - Buonaparte naar Egypte mij naar Italië - en daarmee verliest hij de controle. Barras zal me dus ongetwijfeld persoonlijk terugroepen, en dat is dan het einde van deze heerlijke vakantie...
(Parijs, 20 juli 1799, de dag voor zijn benoeming)
Barras: En zij zijn een bedreiging voor het Directoire, mijn ministers en de wetten. In hun vergaderingen gaan ze tekeer als was er nog revolutie. Daarom verzoek ik u uw invloed bij de Jacobijnen te willen aanwenden en hen tot rust te brengen.
Fouché: U behoorde ook eens tot de Jacobijnen. Waar is uw invloed dan?
Barras: Mijn invloed is nihil.
Fouché: Natuurlijk. Onze grote De Mirabeau had gelijk: revolutionairen als minister zijn geen revolutionaire ministers. Ik weiger.
Barras: Ik vraag het u als een wederdienst, Fouché.
Fouché: Omdat u mij uit de ellende heeft gehaald? Dat heb ik aan mezelf te danken.
Barras: De toestand wordt onhoudbaar, Fouché! Geef mij tenminste een advies.
Fouché: Hoewel het zinloos is, heb ik daar geen bezwaar tegen: verbied alle bijenkomsten van de Jacobijnen en sluit hun vergaderzaal in de Rue de Bac.
Barras: U weet evengoed als ik dat dit regelrecht opstand betekent.
Fouché: U bent nog steeds dezelfde lafaard. Hun grote voormannen liggen al lang onder de groene zoden. Wat over is, zijn een stel zwetsers en zelfs daar bent u bang voor.
Barras: U blijkbaar ook, want het advies dat u mij geeft, durft u zelf niet uit te voeren.
Fouché: (lachje) Barras, u en uw Directoire bevinden zich in een hopeloze situatie door uw gekuip en gekonkel en daarvan profiteren de Jacobijnen, althans wat er van hen over is. Wat is het u waard als ik hen tot zwijgen breng?
Barras: Opnieuw chantage!
Fouché: De ene dienst is de andere waard.
Barras: Ik geef u volmacht op te treden namens het Directoire.
Fouché: U verwacht toch niet dat een vodje papier van uw failliet Directoire met uw naam eronder ook maar enige invloed heeft?
Barras: Zeg mij uw voorwaarden en ik zal ze voorleggen aan de raad van mijn ministers.
Fouché: Een zelfstandige functie met eigen bevoegdheden. Uw raad zal dat moeten aanvaarden, anders ben ik vanavond in de Rue de Bac. Ik verzeker u dat men mij juichend zal binnenlaten en dat betekent het einde van u en uw Directoire.
Barras: Welke functie zal dat moeten zijn?
Fouché: Chef van de politie.
Barras: Grenier, als Minister van Binnenlandse Zaken, zal hiermee akkoord moeten gaan!... En dat zal die alleen doen als uw functie ondergeschikt is aan zijn ministerie.
Fouché: Stelt u Grenier maar gerust.
Barras: Dan verwacht ik u morgen ter vergadering om de eed af te leggen.
Fouché: Ik zal er zijn. En zegt u aan Grenier dat morgenavond de Jacobijnenclub in de Rue de Bac gesloten is.
Fouché: Deze papieren kunnen verbrand worden, Périgourde.
Périgourde: Goed, burger. U weet dat Mme Richeveu wacht?
Fouché: Ja. Hoe lang is het geleden dat u aan die Madame de berichten heeft doorgegeven over de relaties tussen Barras en de echtgenote van Buonaparte?
Périgourde: Eh... ongeveer vijf maanden.
Fouché: Mm. Da’s tijd genoeg voor zo’n gerucht. Laat madame maar binnen.
Périgourde: Jawel, burger. (gaat naar de deur) Madame Richeveu, u wordt verwacht.
Mme Richeveu: (komt binnen) Oho, Excellentie, wat een eer!
Fouché: Mijn tijd is beperkt, burgeres. Neemt u plaats. Uit mijn schrijven heeft u kunnen opmaken dat uw slechte financiële positie mij bekend is.
Richeveu: Dat u zoiets weet, Excellentie, hoe is het mogelijk!
Fouché: Beroepshalve, Madame. U zult uw huis moeten sluiten als er niet spoedig hulp verleend wordt, is dat juist?
Richeveu: Eh... ja... Mijn meisjes zijn bijzonder vakbekwaam, maar duur, en de tijden zijn moeilijk.
Fouché: Voor iedereen.
Richeveu: Als uw Excellentie mijn huis de eer wil aandoen van een bezoek, kunt u zich overtuigen.
Fouché: Dank u. Ook zonder dat geloof ik u. Hoeveel heeft u nodig, Madame?
Richeveu: Maar Excellentie, ik...
Fouché: Hoeveel, Madame?
Richeveu: Ik sta erop dat mijn meisjes voortdurend in goeie conditie zijn.
Fouché: En dat kost geld. Hoeveel, Madame?
Richeveu: O, Excellentie, ik weet niet of ik daar wel gebruik van mag maken...
Fouché: Madame, mijn tijd is beperkt.
Richeveu: Met eh... met 250.000 francs zou ik geholpen zijn, Excellentie.
Fouché: ‘t Is mij bekend dat veel vooraanstaande personen van uw huis gebruik maken.
Richeveu: O, zeer veel, Excellentie! Ik heb een goeie naam.
Fouché: U ontvangt ook familie van generaal Buonaparte?
Richeveu: Al sinds jaren, Excellentie.
(Assouan, 2 oktober 1799 - geluid van zandstorm)
generaal Kléber: Buonaparte, er moeten maatregelen genomen worden. Zo gaat het niet langer.
Buonaparte: Het gaat uitstekend, Kléber. We hebben de zeeslag bij Aboekir verloren, maar sindsdien zijn de Egyptische legers steeds verder teruggeslagen. Kijk hier... op de kaart. Mm? Wat wil u nog meer?
Kléber: Maar de paarden stikken en het geschut zakt weg in het zand. We komen geen meter vooruit!
Buonaparte: Onder dezelfde omstandigheden zijn de Syriërs en de Turken verslagen. Ik ben niet ontevreden.
Kléber: Er is meer tijd nodig om materiaal en geschut uit te graven dan om te slapen, en over drie dagen is er geen voedsel en geen drinken meer!
Buonaparte: Dan vreten ze maar zand. Over drie weken is ons doel bereikt. Basta!
stem 1: Hier man, in deze tent is generaal Buonaparte.
stem 2: Generaal! Spoedbericht. Uit Parijs.
Barras: Doe die tent dicht, Kléber, leg die man daar in die hoek en dek ‘m toe… Sacré nom de...! Kléber, een koerier! En laat onmiddellijk m’n paard zadelen!
Kléber: Slecht nieuws, Buonaparte?
Barras: Een brief van mijn broer...!
Fouché: Périgourde, schrijf een betalingsbewijs voor Madame.
Mme Richeveu: Als ik u van dienst kan zijn, Excellentie... Mijn meisjes bezoeken ook thuis, eventueel hier in uw kantoor.
Fouché: Ja, u kunt mij inderdaad een dienst bewijzen.
Richeveu: O, met het grootste plezier, Excellentie.
Fouché: Geef uw meisjes opdracht zoveel mogelijk inlichtingen te verzamelen bij hun klanten.
Richeveu: Maar Excellentie, ik kan van de meisje geen spionnen maken!
Fouché: Inlichtingen verzamelen voor de politie is burgerplicht, Madame.
Richeveu: Het spijt mij, Excellentie, maar onder die voorwaarde kan ik uw hulp niet aanvaarden.
Fouché: Goed. Wanneer u weigert mee te werken het zedelijk peil van onze stad in welvoeglijke banen te leiden, zal ik uw etablissement moeten sluiten.
Richeveu: Maar hoe instrueer ik mijn meisjes hoe ze zich moeten gedragen?
Fouché: Daarvoor stel ik u iemand beschikbaar, maar u staat persoonlijk borg dat deze man niet lastiggevallen wordt bij het uitoefenen van zijn werkzaamheden. Alle kosten kunt u declareren.
Richeveu: In ‘s hemelsnaam dan maar...
Fouché: U is een zeer charmante, verstandige vrouw. Bonjour, burgeres. Laat Madame uit, Périgourde.
Richeveu: Merci, Excellentie.
Fouché: O, pardon, burgeres. Mag ik de uitnodiging tot deze bespreking terug ontvangen?
Richeveu: Oho, maar natuurlijk. Alstublieft.
Fouché: Dank u, Madame. (ze verlaat de kamer)
Périgourde: Wat een walgelijk mens!
(Fréjus, 8 oktober,1799)
Buonaparte: Waarom, verdomme, stopt u mijn gevolg in quarantaine?
gendarme: Rustig blijven, burger. Hier in Fréjus moet alles in quarantaine. Pest in Afrika! Op ontduiking staat de doodstraf. Uw papieren.
Buonaparte: Alsjeblieft. En opschieten!
gendarme: Oh là là! Generaal Buonaparte Napoleone. Hé! Een moment, generaal. Ja, hier is het: voor u is een vrijgeleide.
Buonaparte: Wat? Een vrijgeleide? Waarom wel voor mij en niet voor mijn staf?
gendarme: Daar weet ik niks van. De politie in Parijs heeft het afgegeven. Leest u het zelf maar, en doorlopen. De volgende!
Fouché: Ja, ‘t is een afschuwelijk mens, maar met haar bedrijf voorziet zij in een behoefte... In veel opzichten. Werk haar dossier bij, Périgourde. (er wordt geklopt) Is er nog een afspraak, Périgourde?
Périgourde: Niet dat ik weet, burger.
Fouché: Entrez.
gendarme: (opent de deur) Madame Buonaparte vraagt belet, burger.
Fouché: Alweer? Laat binnen.
Joséphine de Beauharnais: (komt binnen) Fouché!
Fouché: Moment, Madame. U bent geen dame tegengekomen?
Joséphine: Ja, zij kwam net de deur uit.
Fouché: Heeft zij u hier binnen zien gaan?
Joséphine: Nee, ik zat in het rijtuig.
Fouché: ‘t Verheugt mij u zo spoedig weer te zien. Neemt u plaats.
Joséphine: Fouché, mijn... mijn man komt terug.
Fouché: Nu al... U moet zich vergissen, Madame.
Joséphine: Ach, leest u zelf maar. Hier, deze brief heb ik een uur geleden per ijlkoerier ontvangen.
Fouché: “Assouan, 2 oktober 1799”... Hij is dus aan de Nijl.
Joséphine: Ja, nu niet meer. Hij is op weg naar hier. Ontzettend.
Fouché: “Mijn dierbare Joséphine. Mijn hart loopt over van vreugde bij de gedachte aan een spoedig weerzien. Mijn broeder Lucien heeft mij de ergste dingen geschreven die een echtgenote haar gemaal kan aandoen, maar ik geloof hem niet. Ik ken mijn jaloerse familie.” Grandioze stommeling!... O, pardon... ’t Ontviel me.
Joséphine: Geneer u niet! Hetzelfde is ook mij ontvallen.
Fouché: Maar ik doelde op mijzelf, Madame, niet op uw echtgenoot. Ik had behoren te weten dat uw man zeer veel van u houdt en dat dit grote problemen zal veroorzaken.
Joséphine: Fouché!... U wist hier dus van?
Fouché: Gedeeltelijk, Madame. Een verliefd man onder barre omstandigheden in de woestijn tussen paarden, kamelen en zand, heeft behoefte aan zijn vrouw. Waarom bent u niet met hem meegegaan?
Joséphine: Goh! U... u ziet mij toch niet in de woestijn?... Met een oorlogsmaniak in een tent, met enkel zand als echtelijk bed?
Fouché: (lachje)Nee, niet bepaald.
Joséphine: Fouché, u had beloofd de familie van mijn man in het gareel te houden.
Fouché: Jawel, maar u moet in het vervolg wat voorzichtiger zijn, Madame.
Joséphine: Goed, goed, maar wat doen we eraan? Ik weet me geen raad. Hij zal nu wel geland zijn in Fréjus, zoals ie verder in z’n brief schrijft.
Fouché: In Fréjus moet uw man in quarantaine, Madame. Voorlopig is hij dus nog niet in Parijs. Weet iemand behalve u iets van deze brief?
Joséphine: De koerier, maar daar heb ik aan gedacht. Hij zit in het rijtuig.
Fouché: U bent een goeie leerling, Madame. Périgourde, laat die man ‘ns hier komen.
Périgourde: Jawel, burger. (gaat de koetsier halen)
Fouché: Deze zaak wordt op de voor u meest aangename wijze afgehandeld, Madame.
Joséphine: (zucht) Dank u, Fouché.
Fouché: Geen dank. Ik zal uw vriend Barras wel informeren over ‘t een en ander, en uw schoonbroer moet zich met z’n eigen zaken bemoeien.
Joséphine: U... u weet dat Barras mijn amant is? (er wordt geklopt)
Fouché: Excuseer, burgeres. Entrez!... (deur wordt geopend) Bonjour, jonge vriend.
Louis Quintreau: (komt binnen) Tot uw orders, Excellentie.
Fouché: Maakt generaal Buonaparte het goed?
Quintreau: Toen ik vertrok, was ie bijzonder kwaad. Verder was alles in goede orde. Ik verliet Egypte in een hevige zandstorm. Op zee was ’t goed weer. Bij mijn vertrek hoorde ik dat de generaal het bevel overdroeg aan generaal Kléber.
Fouché: Is de inhoud van de brief aan de burgeres u bekend?
Quintreau: Nee, Excellentie.
Fouché: Heeft u nog familie in Parijs of elders bezocht na uw aankomst?
Quintreau: Enkel mijn broer, Excellentie.
Fouché: Zijn naam en adres?
Quintreau: Quintreau, Excellentie, Jean Quintreau. Rue de l’Escalier 23.
Fouché: Uw voornaam?
Quintreau: Louis, Excellentie. Louis Quintreau.
Fouché: U heeft alle gegevens, Périgourde?
Périgourde: Jawel, burger.
Fouché: Goed, dan wacht de koerier buiten even op de gang.
Quintreau: Tot uw orders, Excellentie. (gaat buiten)
Fouché: Voilà, Madame Buonaparte. Deze beide jongemannen worden onder arrest geplaatst en als uw man thuiskomt, laat u de storm maar over u heen komen.
Joséphine: (zucht opgelucht)
Fouché: Met hoeveel kan ik u dienen?
Joséphine: Mm... het belang van mijn informatie kunt u het beste beoordelen.
Fouché: Schrijf dan een betalingsbewijs voor duizend louis d’or, Périgourde. En dan heb ik nog een kleinigheid voor u, burgeres.
Joséphine: Mm, hartelijk dank, Fouché. En wat mag die kleinigheid zijn?
Fouché: Ik had ‘m graag voor mezelf gehouden, als souvenir, maar alstublieft!
Joséphine: Ah! Hoe komt u aan mijn poederdoos?
Fouché: Bonjour, Barras. Is de vergadering al afgelopen dat u alleen hier bent?
Barras: Bonjour, Fouché. De anderen zijn al weg.
Fouché: Dat treft dan, want ik heb iets met u te bespreken.
Barras: Waarom was u gisteren en vandaag niet bij de discussies? De situatie in het land schijnt u niet te interesseren.
Fouché: Hoegenaamd niet. Aan de chaos is toch niets meer te veranderen.
Barras: U zult er rekening mee moeten houden dat u, door de mutaties in het Directoire, voor de toekomst onder mijn departement valt.
Fouché: Denkt het Directoire nu werkelijk dat Sieyès het als president beter zal doen dan u?
Barras: Wij doen tenminste nog pogingen het land te redden.
Fouché: Laat me niet lachen, Barras. De toestand in Frankrijk interesseert u net zo min als mij. Ik heb enkel belangstelling voor m’n eigen werk.
Barras: Denk er wel aan, Fouché: als het Directoire valt, dan valt u deze keer mee.
Fouché: Dat staat nog te bezien...
Barras: Fouché, uw onverschilligheid is geveinsd. Wat is u bekend dat ons onbekend is? Waarover wilde u mij eigenlijk spreken?
Fouché: Over uw contacten met Louis de Bourbon in Engeland.
Barras: Wat weet u daarvan?
Fouché: Met uitzondering van Carnot proberen u en uw collega’s tot zaken te komen met de Hertog van Orléans om op die manier Frankrijk te verkwanselen aan De Bourbon. ‘t Gaat ‘m erom wie van u het vetste stuk van de buit binnen kan halen.
Barras: Hoe u aan uw informatie komt is mij een raadsel, maar ik probeer inderdaad een oplossing te vinden bij De Bourbon. In het belang van Frankrijk.
Fouché: En u verwacht dat ik dergelijke onzin geloof, nadat u z’n broer in 1793 eerst onder de guillotine heeft gebracht? Nee, Barras, u zoekt naar een sterke man die u kan helpen zelf de macht in handen te krijgen.
Barras: In het belang van Frankrijk!
Fouché: Nonsens. In uw eigen belang. En zo dom bent u dat u de man die u zou kunnen helpen naar Egypte stuurt in de hoop dat ie stikt in het zand.
Barras: (zucht) U bedoelt Buonaparte... Als ie nog leeft kan ie nooit op tijd hier zijn. De toestand vereist onmiddellijk ingrijpen.
Fouché: Wat denkt u van Bernadotte?
Barras: Die is nog steeds te Jacobijns.
Fouché: Was ik dat niet toen u mijn hulp inriep, nog niet zo lang geleden?
Barras: (lachje) U was geen Jacobijn meer door uw armoede, maar Bernadotte heeft nooit armoe gekend.
Fouché: Dat is een waar woord.
Barras: Wat was eigenlijk de aanleiding voor uw bezoek?
Fouché: Inlichtingen. En u heeft ze mij ongewild verschaft. Maar denk eraan, Barras: bij alles wat u onderneemt, moet u op mij niet rekenen.
Carnot: (komt vlug binnen) Barras! Fouché! Buonaparte is terug! Geland bij Fréjus.
Barras: Wat!
Carnot: De inlichtingendienst van Gohier heeft ons bijtijds gewaarschuwd. D’r kunnen dus nog maatregelen genomen worden.
Fouché: Welke maatregelen? U bent al te laat. Gohier had eerder op de hoogte moeten zijn.
Carnot: Hij kan toch geen spionnen hebben in Buonapartes kampement? Waar blijven de anderen? Ik heb ze bericht gezonden. Misschien is Buonaparte al in Avignon, of in Lyon!
Fouché: Geeft uw inlichtingendienst daarover geen melding?
Carnot: Hoe kan ik dat weten? Gohier is er immers nog niet.
Gohier: Dit is ronduit een schandaal. De hele stad steekt de vlag al uit, omdat Buonaparte terugkomt. Weet u hier iets van, Fouché?
Fouché: Hoe zou ik waarvan iets moeten weten? Ik reken op uw inlichtingendienst.
Gohier: Ik heb dit te laat doorgekregen. De vraag is wat wij met Buonaparte moeten aanvangen.
Carnot: Arresteren! Het Directoire heeft hem niet teruggeroepen. Hij heeft zijn legers in de steek gelaten en is dus deserteur. En misschien heeft ie ook nog de quarantainewetten overtreden. Redenen genoeg om hem op te bergen.
Fouché: Als u Buonaparte arresteert, wordt u door het volk verscheurd. Maar dat zijn uw zaken, niet de mijne.
Barras: (spotlachje) We kunnen ‘m toch onmogelijk officieel inhalen met fanfares en toespraken?
Fouché: Waarom niet? Misschien is hij de man die het Directoire uit de moeilijkheden kan helpen. Hij heeft hersens en een scherp zwaard.
Carnot: Een volmaakt krankzinnige gedachte! Met Buonaparte is niet samen te werken.
Fouché: Tja. Als u niet wilt samenwerken, vrees ik voor de gevolgen... Maar raakt u niet in paniek, burgers, wacht u rustig af. Uw baantje is niet in gevaar, want Buonaparte heeft de vereiste leeftijd niet om u uit het Directoire te verdringen.
Barras: Dat is inderdaad... juist!
Fouché: Wel, met deze feestelijke toestand in de stad is mijn aanwezigheid elders dringend nodig. Neemt u van mij een goeie raad aan: wacht u rustig af...
???
script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (7/2007)
Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.[1] Met deze farce wou Fouché demonstreren dat de bewaking aan de Tuilerieën incompetent is, dus suggereren dat ze zijn diensten dringend nodig hadden
Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.
Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.