ALLEN DIE VALLEN
Samuel Beckett (1906-1989)
uitzending: VPRO, vrijdag 19/06/1959
vertaling: Jacoba van Velden
regie: Coos Mulder
rolverdeling:
- Philippe la Chapelle
- Richard Flink
- Mien van Kerckhoven-Kling
- Jan Apon
- Pierre Myin
- Sacco van der Made
- Jan Wegter
- Anny de Lange
- Godert van Colmjon
- Tine de Vries
duur: 55'54"
(een koe loeit - slepende voetstappen - ‘De dood en het meisje’ van Franz Schubert)
Mrs. Rooney: Arme vrouw! Helemaal alleen in dat oude vervallen huis… (muziek wat luider - slepende voetstappen - er komt een kar aangereden - muziek houdt op - de voerman doet de muilezel stoppen) Ben jij het, Christy?
Christy: Ja, mevrouw, ik ben het.
Rooney: Ah, de muilezel kwam me al bekend voor. Hoe gaat het met je arme vrouw?
Christy: Niet beter, mevrouw.
Rooney: En je dochter?
Christy: Niet slechter, mevrouw.
Rooney: Waarom blijf je staan? (lachje) Waarom blijf ik eigenlijk staan?
Christy: Mooi weer voor de paardenrennen, mevrouw.
Rooney: Dat is het zeker, maar eh… blijft het zo? (lachje) Zal het zo blijven?
Christy: U hebt zeker niets…
Rooney: (niest) Goeie hemel, dat kan toch niet de D-trein zijn die ‘k daar hoor?
Christy: De D-trein? O nee, mevrouw!
Rooney: O, goddank! Ik zou gezworen hebben dat ik ‘m met een donderend geluid in de verte hoorde aankomen. (geluid van de ezel) Dus… muilezels hinniken. Nou ja, waarom eigenlijk niet?
Christy: U hebt zeker niet toevallig een kar met mest nodig, hè?
Rooney: Mest? Wat voor mest?
Christy: Varkensmest.
Rooney: Varkensmest… Je openhartigheid bevalt me, Christy. Ik zal het m’n man vragen… Christy?
Christy: Ja, mevrouw?
Rooney: Vind jij mijn manier van spreken… niet vreemd? Ik bedoel niet de stem, nee, ‘k bedoel de woorden. (in zichzelf) Ik gebruik alleen de eenvoudigste woorden. Dat hoop ik tenminste. En toch vind ik soms m’n manier van spreken… heel vreemd. (de ezel laat een wind) Mijn hemel! Wat… wat was dat?
Christy: Let er maar niet op, mevrouw. Hij blaast van de haver.
Rooney: (in zichzelf) Mest? Wat moeten wij op onze leeftijd nog met mest? (tot Christy) Waarom loop je eigenlijk? Waarom klim je niet boven op je mest en laat je je niet rijden? Heb je last van duizeligheid?
Christy: (tot de ezel) Hut! Hut, kreupel scharminkel! Hut!
Rooney: De ezel verroert zich niet! Ik moet ook opschieten als ik niet te laat op het station wil zijn. Zo-even hinnikte ie nog en krabde ongedurig de grond. En nu weigert ie een stap verder te gaan. Geef ‘m een flinke aframmeling! (zweepslag) Harder! (zweepslag) Als iemand dat mij deed, dan zou ik wel opschieten. (zweepslag) Hoe hij me aankijkt met z’n grote, vochtige door horzels gekwelde ogen! (zweepslag) Als ik ‘ns verder de weg opging, zodat ie me niet meer zien kan… (zweepslagen) Nee, nee, genoeg! Neem hem bij de teugel en trek z’n kop de andere kant uit. O, wat verschrikkelijk! Waaraan heb ik dit alles verdiend? (geluid van haar slepende voeten) Het is zo lang geleden… Nee nee… “Fluister zachtjes een lied van dingen. Lang geleden en slecht gedaan.” (zucht en staat stil) Hoe moet ik verder gaan? Ik kan niet meer. O, laat me toch plat op de grond vallen zoals een dikke grote pudding uit een vorm kwakt om nooit meer op te staan. Een grote dikke vla, met stof en vliegen bedekt. Met een schop zouden ze me op moeten scheppen… Grote genade, daar is die D-trein weer! Ach, wat moet ik beginnen? (gaat verder) Ach, ik weet het, ik ben alleen maar een hysterische oude vrouw, gekweld door zorgen en verdriet en goeie manieren en kerkgang en vet en reumatiek en kindloosheid… Minnie! Kleine Minnie!... Alles, alles wat ik verlangde was liefde, een klein beetje liefde, éénmaal daags, tweemaal daags, vijftig jaar lange tweemaaldaagse liefde, zoals de vrouw van een… van een Parijse paardenslager. Elke normale vrouw verlangt tederheid. ’s Morgens ‘n kusje op de wang, vlakbij het oor, en ’s avonds nog eentje, tot je de bakkebaarden krijgt… Daar is die prachtige gouden regen weer. (stapt verder met slepende voeten - schrikt van een fietsbel)
Mr. Tyler: Mevrouw Rooney! Neemt u me niet kwalijk dat ik m’n pet ophoud, maar anders val ik van m’n fiets. Een verrukkelijke dag voor de paardenrennen!
Rooney: Meneer… meneer Tyler, u… u jaagt me de doodschrik op het lijf! Me zo te overvallen als een jager z’n prooi!
Tyler: (schalks) ‘k Heb gebeld, mevrouw Rooney, zo gauw ik u zag, heb ik gebeld. Probeert u niet te ontkennen!
Rooney: Bellen en u zijn twee verschillende dingen, meneer Tyler. Hoe gaat het met uw arme dochter?
Tyler: ’t Gaat wel, ’t gaat wel.[1]
Rooney: Wat slingert u! Stapt u in ’s hemelsnaam af, of rijdt u verder.
Tyler: En eh… als ik mijn hand luchtig op uw schouders leg, mevrouw Rooney, wat denkt u daarvan?
Rooney: Nee, meneer Rooney!
Tyler: Zou u dat niet goedvinden?
Rooney: Nee, meneer Rooney! Ach, eh… eh… eh… Tyler bedoel ik. Ik heb genoeg van luchtige oude handen op m’n schouders of op andere zinloze plaatsen. Ik heb er meer dan genoeg van! (geluid van een voertuig) Lieve hemel, daar komt de vrachtwagen van Connolly (hij raast voorbij) Alles in orde? Meneer Tyler? Maar waar… waar is ie nou? O, o, daar bent u! Dat scheelde een haar.
Tyler: Ik ben nog net op tijd afgestapt.
Rooney: Het is zelfmoord om tegenwoordig uit te gaan. Maar ja, wat moet je thuis, meneer Tyler? Wat moet je thuis? Daar kwijn je weg. Nu zitten we van top tot teen onder het stof.
Tyler: Alle donders!
Rooney: Zei u iets?
Tyler: O, niets, mevrouw Rooney, niets. Ik vloekte zachtjes in mezelf over God en over de mensen, heel zachtjes. M’n achterband is alweer lek. Voor ik wegging, heb ik ‘m keihard opgepompt en nou rij ik op de velg.
Rooney: Ach, arme!
Tyler: Als het de voorband was, ging het nog, maar van achteren! Het achterwiel! De ketting! Olie! Vet! De naaf! De remmen! Het tandwiel! Nee! Het is te veel!
Rooney: Is het al laat, meneer Tyler? Ik heb niet de moed op m’n horloge te kijken.
Tyler: Laat! Het was al laat toen ik nog op m’n fiets zat. Nu is het dubbel zo laat, drie-, viermaal zo laat! Was ik u maar voorbijgeraced, zonder een woord te zeggen.
Rooney: Wie gaat u afhalen, meneer Tyler?
Tyler: Hardy. Vroeger hebben we samen bergen beklommen. ‘k Heb een keer z’n leven gered. Ik heb het niet vergeten.
Rooney: Laten we een ogenblikje blijven staan. Kan dit ellendige stof weer op deze ellendige aarde terugvallen. (geluid van vogels)
Tyler: Wat een hemel! Welk een licht! Ach, niettegenstaande alles is het een zegen met zulk weer in leven te zijn en niet meer in het ziekenhuis te liggen.
Rooney: In leven?
Tyler: Nou, laten we zeggen: half in leven?
Rooney: ’t Geldt misschien voor u, meneer Tyler, maar voor mij geldt het allang niet meer… Ja, waarom blijven we hier staan? Dit stof zal tijdens ons leven niet meer neervallen. En als het toch gebeurt, dan komt er een geweldige racewagen die alles weer huizenhoog opwaait.
Tyler: Kunnen we dan niet net zo goed verder gaan?
Rooney: Nee.
Tyler: Kom nou, mevrouw Rooney!
Rooney: Nee, loopt u maar door, meneer Tyler, loopt u maar door en laat mij luisteren naar het koeren van de tortelduiven. Als u m’n arme blinde Dan ziet, zegt u ‘m dan dat ik onderweg was om ‘m af te halen en dat plotseling alles weer bij me boven kwam. Zeg tegen ‘m: uw arme vrouw heeft me gevraagd u te zeggen dat alles weer bij haar boven kwam en dat ze opeens naar huis gegaan is…, direct terug naar huis.
Tyler: Kom nou, mevrouw Rooney, kom nou. De D-trein is nog niet voorbij. Neem m’n vrije arm en dan komen we gemakkelijk op tijd.
Rooney: Wat? Wat wilt u nou eigenlijk? Ziet u dan niet dat ik verdriet heb? Hebt u geen eerbied voor iemand die lijdt? (snikt) Minnie! Kleine Minnie!
Tyler: Kom nou, mevrouw Rooney, kom nou. De D-trein is nog niet voorbij. Neem m’n vrije arm en dan komen we gemakkelijk op tijd.
Rooney: Ze zou nu in de veertig zijn, ik weet het niet, of vijftig. Ze zou haar mooie smalle heupen inrijgen om tegen de overgangsjaren gewapend te zijn…
Tyler: Kom nou, mevrouw Rooney, kom nou. De D-trein…
Rooney: (boos) Ach, maak dat u wegkomt, meneer Rooney! Eh… Tyler, bedoel ik. Maak dat u wegkomt en val me niet langer lastig. Wat een land, waar een vrouw niet rustig kan uithuilen in bossen en velden zonder gehinderd te worden door een makelaar in ruste! (meneer Tyler wil op z’n fiets stappen) Goeie hemel! U gaat toch niet op die lekke band rijden? (hij rijdt weg) U rijdt uw band aan flarden! (koerende duiven) Tortels! De hele zomer trekkebekken ze in het bos. Och… dat verschrikkelijke korset! (zucht) Kon ik het maar uittrekken zonder aanstoot te geven. Meneer Tyler! (lachend) Meneer Tyler! Kom terug en maak m’n korset even open achter de heg! (lacht) Wat is er toch met me aan de hand? Wat is er met me aan de hand? Nooit rust, een zwetende oude huid en een barstende schedel. Och, uiteen te spatten in atomen, in atomen! Atomen! (koerende duiven) Jezus! Jezus! (er komt een auto aan - hij vertraagt en blijft met draaiende motor naast haar staan)
Mr. Slocum: Scheelt u iets, mevrouw Rooney? U staat helemaal dubbel gevouwen. Hebt u pijn?
Rooney: (lacht) Kijk ‘ns aan! M’n oude aanbidder, de secretaris van de renbaan, in z’n limousine.
Slocum: Kan ik u een eindje meenemen, mevrouw Rooney? Gaan we dezelfde kant uit?
Rooney: Natuurlijk, meneer Slocum, we gaan allemaal dezelfde kant uit. Hoe gaat het met uw arme moeder?
Slocum: Dank u, het gaat wel. We zorgen ervoor dat ze niet te veel pijn heeft en dat is de hoofdzaak, vindt u niet, mevrouw Rooney?
Rooney: Inderdaad, meneer Slocum, dat is de hoofdzaak, maar ik begrijp niet hoe u het doet. (slaat zich op de wang) Die wespen!
Slocum: Kan ik u dus een eindje meenemen?
Rooney: O, dat zou goddelijk zijn, meneer Slocum, eenvoudig goddelijk! Maar eh… (lachje) kom ik er ooit in? Jullie zitten tegenwoordig zo hoog. Dat komt zeker door die nieuwe ballonbanden. (hij opent het portier) Doet u de kap nooit open? Nee? Nou, dan… dan lukt het me nooit! Ja, u… u moet er eerst uit komen, meneer Slocum, om me van achteren een handje te helpen.
Slocum: Ah…
Rooney: Wat? Zei u iets? Ja, da’s uw idee hoor, meneer, ik heb het u niet gevraagd. Ach, rijdt u toch door, meneer! Rijdt u toch door!
Slocum: Ach, ik kom al, mevrouw Rooney, ik kom al. (zet de motor af) Eh… wacht u even. Aaah… ik ben net zo stijf als u!
Rooney: Ik stijf? (hij stapt moeizaam uit) Met al m’n lillend vet… (in zichzelf) Ouwe charmeur!
Slocum: Nou, mevrouw Rooney, hoe zullen we het doen?
Rooney: Alsof ik een zak meel ben, meneer Slocum, wees maar niet bang. (hij spant zich in) Zo…
Slocum: Mooi!
Rooney: Ja! Nee, lager!
Slocum: (kreunt)
Rooney: Lager, lager! Wacht even, wacht even! Nee nee nee nee nee, niet loslaten! Maar… als ik er in kom…, kom ik er dan ooit weer uit?
Slocum: Ja, u komt er weer uit, mevrouw Rooney, u komt er weer uit, hoor! (ingespannen) Misschien komt u er niet in, maar ik verzeker u dat u er weer uit komt.
Rooney: O, lager, lager! Wees maar niet bang. We zijn de leeftijd te boven dat we… Zo… Zo… Zo… Ja, nu! Zet uw schouder eronder. (hij spant zich in - zij giechelt) Hoger! Lieve hemel, hoger! Hoger! Hè! Hè! Ik ben erin! (hij slaat het portier dicht) M’n japon! M’n japon zit er tussen! (hij opent het portier weer - ze trekt haar japon naar binnen) M’n mooie japon! Hè, kijk nu toch ‘ns wat u met m’n mooie japon gedaan hebt! (hij tracht de motor te starten - het lukt niet) Wat zou Dan zeggen als ie het ziet?
Slocum: Nou, kan ie dan weer zien?
Rooney: Nee nee nee, ik bedoel: als ie het merkt. (hij probeert weer tevergeefs te starten) Wat zal ie zeggen als ie het gat voelt? Wat doet u, meneer Slocum?
Slocum: Ik staar recht voor me uit door de voorruit, mevrouw Rooney, in het niets…
Rooney: Zet u asjeblieft de motor aan en laten we weggaan. Hè, verschrikkelijk!
Slocum: De hele morgen liep ie als gesmeerd en nou weigert ie. Dat komt ervan als je goed doet. Misschien moet ik choken. (doet dat en start weer - de motor doet het) Hij kreeg te veel lucht! (de auto vertrekt en rijdt sneller en sneller)
Rooney: Pas op, die kip! (gekakel) O, u hebt ‘m overreden! Rij door! Rij door! Wat een dood! Net pikte ie nog gelukkig in de mest op de weg, in de zon, nam af en toe een bad in het stof, en toen - bang! - alles voorbij. Al het eieren leggen en het broeden. Een kort en heftig gekakel en toen… rust. Vroeger of later zouden ze ‘m toch de nek omgedraaid hebben… Zo, we zijn er! Och, laat me eruit. (de auto vertraagt en stopt - motor af - Slocum toetert) Waarom doet u dat nou, meneer Slocum? We staan stil, alle gevaar is geweken en nu toetert u. In plaats van nu te toeteren had u beter kunnen toeteren toen die ongelukkige kip… (hij toetert weer - Tommy, de portier verschijnt bovenaan de trap in de deuropening)
Slocum: Ah, kom maar beneden, Tommy, en help deze dame uitstappen. Ze zit vast. (Tommy komt de trappen af). Zo, doe de deur open en help haar eruit.
Tommy: Ja, meneer. (opent het portier) Mooi weer voor de paardenrennen, meneer! Kunt u mij een tip geven voor de Damesbeker?
Rooney: (in zichzelf) Let maar niet op mij. Neem van mij maar geen notitie. Ik besta niet, dat weet toch iedereen.
Slocum: Doe nou in ’s hemelsnaam wat ik je gezegd heb, Tommy.
Tommy: Ja, meneer! Kom, mevrouw Rooney.
Rooney: Wacht nou even! Wacht nou even! Haast me nou niet! ‘k Moet me eerst nog omdraaien om m’n voet op de grond te krijgen… Zo!
Tommy: Pas op uw veer, mevrouw. Kalmpjes aan, kalmpjes aan.
Rooney: Pas in godsnaam op! Ik word onthoofd!
Tommy: Bukken, mevrouw Rooney, buk en probeer uw hoofd eruit te krijgen.
Rooney: Bukken, bukken op mijn leeftijd, da’s toch waanzin!
Tommy: Nou, druk haar naar beneden, meneer.
Rooney: O, o, genade!
Tommy: Zo. Ze is er! Ga maar rechtop staan, mevrouw. (slaat het portier dicht)
Rooney: Ben ik eh… ben ik eruit?
meneer Barrell, de stationschef: Tommy! Tommy, waar zit je nou weer?
Tommy: Hebt u geen tip voor de Damesbeker, meneer? Ze hebben me Flash Harry aangeraden.
Slocum: Flash Harry! Dat karrenpaard?
Barrell: Tommy! ‘k Zal je een pak op je… O, mevrouw Rooney… (Slocum rijdt weg) Wie rijdt er weg, Tommy?
Tommy: Dat oude wijf van een Slocum.
Rooney: Het oude wijf van een Slocum! ‘t Is mooi hoor, zo over je meerdere te spreken. Het oude wijf van Slocum! En jij, als weeskind!
Barrell: Wat doe je hier op straat? Je hebt hier niks te maken! Maak dat je het perron op komt en haal de handkar tevoorschijn!! Weet je niet dat de 12 uur 30 ieder ogenblik kan binnenkomen?
Tommy: Da’s nou je dank voor je hulpvaardigheid.
Barrell: Vooruit, schiet op! Of moet ik het melden? Het leven is niet gemakkelijk. Zo, mevrouw Rooney, ik ben blij dat u weer op de been bent. U hebt lang gelegen?
Rooney: Niet lang genoeg, meneer Barrell. Ik wou dat ik nog in bed lag, meneer Barrell. Ik wou dat ik in m’n behaaglijke bed langzaam en pijnloos lag weg te kwijnen, versterkend met bouillon en kalfsvlees, om ten slotte zo mager als een plank onder de dekens te eindigen. Ach, zomaar zacht in het hogere leven overgaan, en herinneren… Al die zinloze ellende… Alsof het nooit gebeurd was… (snikt) Waar heb ik dan m’n zakdoek gelaten? (snuit) Hoe lang bent nu nou als chef op dit station, meneer Barrell?
Barrell: Vraag het me niet, mevrouw Rooney, vraag het me niet.
Rooney: U bent toch uw vader opgevolgd toen ie ermee ophield, mm?
Barrell: Arme papa! Lang heeft hij niet van z’n rust kunnen genieten.
Rooney: Ik herinner me hem nog heel goed. Een kleine spichtige weduwnaar met een rood gezicht, doof als een kwartel, altijd mopperend en kort aangebonden. Ja… U houdt er nu zeker ook gauw mee op, meneer Barrell, om alleen nog maar uw rozen te verzorgen, mm? Heb ik goed gehoord dat de 12 uur 30 ieder ogenblik kan binnenkomen?
Barrell: Dat hebt u goed gehoord.
Rooney: Volgens mijn horloge, dat min of meer gelijk gaat - of (lachje) ging - bij de nieuwsberichten van acht uur, is het nu… 12 uur 36, en de D-trein is nog niet voorbij. Of is hij voorbijgesuisd zonder dat ik het gemerkt heb? Ik herinner me nu dat ik… dat ik een ogenblik zo verzonken was in een smart, dat ik het niet gehoord zou hebben al was er een stoomwals over me heen gereden. (Barrell verwijdert zich) Gaat u niet weg, meneer Barrell! Meneer Barrell! Meneer Barrell!
Barrell: (keert op z’n stappen terug) Wat is er, mevrouw Rooney? Ik heb werk te doen. (geluid van de wind)
Rooney: ’t Begint te waaien. De mooiste tijd van de dag is voorbij. Straks, dan zal het gaan regenen en de hele middag zal het blijven regenen. (Barrell gaat de trappen op) Tegen de avond zullen de wolken breken, een ogenblik zal de zon schijnen voor hij ondergaat achter de heuvels. Meneer Barrell! Meneer Barrell!... Ik bederf het met iedereen. Ze komen naar me toe, ongevraagd, zonder wrok, vol hartelijkheid, verlangend me te helpen…, oprecht verheugd me weer te zien, zo gezond… (snuit) Maar een paar eenvoudige woorden… uit het diepst van m’n hart… en ik ben alleen… opnieuw alleen… (snuit nogmaals) Ik zou niet meer uit moeten gaan! Ik zou nooit ons huis meer moeten verlaten! (juffrouw Fitt komt van de trap, een hymne neuriënd) Oh, daar komt dat mens van Fitt. Nou, ‘k ben nieuwsgierig of ze me groet. Juffrouw Fitt! (ze stopt) Ben ik soms onzichtbaar, juffrouw Fitt? Staat m’n bloemetjesjapon me zo goed dat ik met de muur versmelt? (ze komt nog een trap lager) Zo is het goed, juffrouw Fitt, kijk maar ‘ns van dichtbij en zal u ten slotte een eenmaal vrouwelijke vorm ontdekken.
juffrouw Fitt: Mevrouw Rooney! Ik zag u wel, maar ik heb u niet herkend.
Rooney: Vorige zondag waren we beiden in de kerk. We knielden naast elkaar voor hetzelfde altaar. We dronken uit dezelfde kelk. Ben ik sindsdien zo veranderd?
Fitt: O, maar in de kerk, mevrouw Rooney, in de kerk ben ik alleen met mijn Schepper. U niet? Weet u, zelfs de koster weet dat het geen zin heeft bij mij met de collecte te komen. Ik zie eenvoudig het bord niet, of de zak, of wat ze daarvoor gebruiken. Hoe zou ik dat ook kunnen? Zelfs als alles voorbij is en ik weer in de frisse lucht ben, zelfs dan strompel ik de eerste honderd meter alsof ik verblind ben en zie de andere gelovigen niet. En ik moet zeggen dat ze heel vriendelijk zijn, de meesten tenminste, heel vriendelijk en begrijpend. Ze kennen me nu en nemen het me niet kwalijk. Daar gaat ze, zeggen ze, daar gaat de zwarte juffrouw Fitt, helemaal alleen met haar Schepper, laat haar met rust. En ze gaan voor me opzij, zodat ik ze niet omver kan lopen. O ja, ik ben verstrooid, heel erg verstrooid, zelfs op weekdagen. Vraag het maar aan mijn moeder als u me niet gelooft. Hetty, zegt ze, als ik in mijn servet bijt in plaats van in mijn boterham, Hetty, hoe kan iemand zo verstrooid zijn? (zucht) Ziet u, in werkelijkheid geloof ik dat ik er niet ben, mevrouw Rooney, dat ik er eigenlijk helemaal niet ben. Ik zie, ik hoor, ik ruik en zo, ik maak de gewone gebaren, maar het gaat niet van harte, mevrouw Rooney, het gaat helemaal niet van harte. Aan mijzelf overgelaten, zonder dat iemand op mij lette, zou ik allang weggevlogen zijn… naar huis, naar huis. Dus, als u denkt dat ik u daarnet niet heb willen zien, dan doet u mij onrecht. Ik zag alleen een grote bleke vlek, alleen maar een grote bleke vlek. Scheelt er iets aan, mevrouw Rooney? U ziet er zo vreemd uit, zo gebogen en in mekaar gekrompen.
Rooney: Maddy Rooney, geboren Dunne, één grote bleke vlek. U kijkt door iemand heen, juffrouw Fitt, al weet u het zelf niet. U kijkt letterlijk door iemand heen.
Fitt: En… kan ik iets voor u doen, nou ik hier toch ben?
Rooney: Als u me naar boven wilt helpen, dan zal uw Schepper het u zeker vergelden. Dan zal hij de enige zijn.
Fitt: Kom kom, mevrouw Rooney, u hoeft niet zo gelijk van u af te bijten. Vergelden? Ik offer me op, zonder meer of helemaal niet. (komt de trap af) U wilt zeker op me leunen, mevrouw Rooney?
Rooney: Ik vroeg aan meneer Barrell me z’n arm te geven, alleen z’n arm. Hij draaide zich om en liep weg.
Fitt: Dus u wilt mijn arm?... Dus u wilt mijn arm, mevrouw Rooney, of iets anders?
Rooney: Uw arm! Een arm! Een helpende hand! Voor vijf seconden! O God, wat een planeet!
Fitt: Weet u wat ik geloof, mevrouw Rooney? Dat het verstandiger zou zijn als u helemaal niet meer op straat kwam.
Rooney: Kom naar beneden, juffrouw Fitt, en geef me uw arm, voor ik de hele gemeente bij elkaar schreeuw!
Fitt: (komt de laatste trappen af) Nou ja, het is nou eenmaal christenplicht te helpen.
Rooney: Mieren helpen elkaar. Ik heb het slakken zien doen. Nee, de andere kant, liefje, als het u ’t zelfde is! In m’n oude ellende ben ik nu nog links ook. Kind, je bent vel over been, je moet ‘ns een beetje vetgemest worden. (begint de trap op te gaan) Dit is erger dan de Matterhorn. Bent u al ‘ns op de Matterhorn geweest? Een prachtig oord voor de wittebroodsweken! (stapt) Zelfs geen leuning is er. Ja, wacht nou even tot ik een beetje lucht krijg. Laat me nou niet los! (Fitt neuriet haar hymne - Rooney valt al neuriënd in, maar gaat verder met de woorden) “…ben ver van huis, en donker is de nacht!”
Fitt: Hou op, mevrouw Rooney, hou op of ik laat u los!
Rooney: Zongen ze dat niet op de Lusitania? Of was het “Nader, mijn God, tot u”? Het moet heel aangrijpend geweest zijn. Of was het de Titanic? (bovenaan de trap verschijnt een groepje, bestaande uit meneer Tyler, meneer Barrell en Tommy)
Barrell: Allemachtig!
Tyler: Een mooie dag voor de rennen. (Tommy lacht en krijgt een stomp in de maag van meneer Barrell - kreet van pijn)
een vrouw: O, kijk eens, Dolly, kijk eens! (lacht) O, ze kunnen niet verder! (lacht weer) Ze kunnen niet verder!
Rooney: Nu zijn we drie zeven en zesentwintig graafschappen. Of zijn het er zesendertig?
Tyler: Da’s een mooie manier van doen, meneer Barrell, om uw hulpeloze ondergeschikte onverhoeds een stomp in de maag te geven.
Fitt: Heeft iemand mijn moeder gezien?
Barrell: Wie is dat?
Tommy: De zwarte juffrouw Fitt.
Barrell: Waar is haar hoofd?
Rooney: Kom, wat mij betreft, kunnen we verder gaan. (ze gaan de overblijvende treden op) Opzij, lafaards!
vrouw: Pas op, Dolly!
Rooney: Dank u, juffrouw Fitt, dank u, zo is het wel goed, zet me nou maar tegen de muur als een opgerold tapijt. ’t Is voor het ogenblik genoeg. Het spijt me van dit hele gedoe, juffrouw Fitt, als ik geweten had dat u uw moeder zocht, dan had ik u niet lastiggevallen. Ik weet wat het betekent.
Tyler: Gedoe!
vrouw: Kom, Dolly, kom liefje, laten wij gaan staan waar de eersteklasrookcoupé stilhoudt. Geef me maar een handje en hou u goed vast. Die treinen zuigen iemand soms zomaar onder de wielen.
Tyler: Bent u uw moeder kwijt, juffrouw Fitt?
Fitt: Goeie morgen, meneer Tyler.
Tyler: Goeie morgen, juffrouw Fitt.
Barrell: Goeie morgen, juffrouw Fitt.
Fitt: Goeie morgen, meneer Barrell.
Tyler: Bent u uw moeder kwijt, juffrouw Fitt?
Fitt: Ze zei dat ze met de laatste trein zou komen.
Rooney: Denk nu niet, omdat ik m’n mond hou, dat ik er niet ben en niet alles merk wat er gebeurt.
Tyler: Als u zegt de laatste trein…
Rooney: Verbeeld u niet dat ik me op ‘t ogenblik afzijdig houd, dat mijn lijden een einde genomen heeft. Nee. Ik zie alles: de heuvels, de renbaan, drie rooie tribunes, het lieflijke landelijke stationnetje, en u allen, ja, werkelijk, en over alles de wolken die de blauwe hemel bedekken, ik zie alles, ik sta hier en ik zie alles met ogen… door ogen… o, als u mijn ogen had, dan zou u begrijpen wat ze gezien hebben zonder weg te kijken. Dit hier is niets, niets! Waar heb ik mijn zakdoek gelaten?
Tyler: U zegt: de laatste trein… (Rooney snuit haar neus) Als u zegt de laatste trein, juffrouw Fitt, dan bedoelt u toch zeker de 12 uur 30?
Fitt: Wat kon ik anders bedoelen, meneer Tyler? Wat kon ik logischerwijs anders bedoelen?
Tyler: Dan hoeft u zich niet bezorgd te maken, juffrouw Fitt, want de 12 uur 30 is nog niet binnengekomen. Kijk. Nee, op de baan. Nee, juffrouw, kijk in de richting van m;n wijsvinger. Zo. Ziet u wel? Het sein. Het wijst het wellustige uur van negen. Of van drie, helaas! (Barrell lacht) Dank u, meneer Barrell!
Fitt: Maar het is nou…
Tyler: Dat weten we allemaal, juffrouw Fitt, we weten allemaal maar al te goed hoe laat het al is, en toch kunnen we niets aan het feit veranderen dat de 12 uur 30’er nog niet binnen is.
Fitt: Toch geen ongeluk, hoop ik? Zeg me niet dat de trein ontspoord is! O, arme moeder! En nog wel met de verse tong voor de lunch! (Tommy lacht luid en krijgt weer een stomp van Barrell)
Barrell: Hier! Nou heb ik genoeg van je gezanik. Vooruit! En ga naar de cabine en vraag meneer Case of ie iets weet. (Tommy loopt weg)
Rooney: Arme Dan!
Fitt: Wat kan er nou voor verschrikkelijks gebeurd zijn?
Tyler: Kom kom, juffrouw Fitt, u moet niet…
Rooney: (met veel nadruk) Arme Dan!
Tyler: Kom kom, juffrouw Fitt, u moet de moed niet verliezen… Alles komt in orde… ten slotte. (op gedemptere toon) Wat is er eigenlijk gebeurd, meneer Barrell? Toch geen botsing?
Rooney: Een botsing! Dat zou verrukkelijk zijn!
Fitt: Een botsing! Ik had er een voorgevoel van!
Tyler: Kom, jufrouw Fitt, laten we een eindje het perron oplopen.
Rooney: Ja, laten we dat doen... Nee? Bent u van idee veranderd? Ha, u heeft gelijk, we kunnen beter hier blijven, in de schaduw van de wachtkamer.
Barrell: Een ogenblik, alstublieft.
Rooney: Voor u wegsluipt, moet u ons een verklaring geven, meneer Barrell, daar sta ik op. Zelfs een boemeltrein kan op zo’n kort traject niet zonder geldige reden tien minuten of wel meer te laat zijn, We weten allemaal dat uw stationnetje het beste georganiseerd is van het hele district, maar er zijn ogenblikken dat dat niet voldoende is, eenvoudig niet voldoende. Nou, meneer Barrell, hou op met op uw snor te bijten, we verwachten allemaal een verklaring van u, wij, de naaste, zoniet de dierbaarste bloedverwanten van de ongelukkige reizigers.
Tyler: Ja, ik vind ook dat we recht hebben op een of andere verklaring, meneer Barrell, al was ’t alleen maar om ons gerust te stellen.
Barrell: Nee, ik weet niets. Het enige wat ik weet is dat er een defect moet zijn. Alle treinen hebben vertraging.
Rooney: Vertraging? Een defect! Och, die vrijgezellen! Wij vergaan van angst om onze dierbare verwanten en hij noemt dat een defect! Allen die zoals ik last hebben van hun nieren en hart kunnen ieder ogenblik ineenzakken en hij noemt het een defect! In onze ovens staat de zondagse rosbief te verschroeien, te verschrompelen, en hij noemt dat… (geluid van iemand die holt)
Tyler: Daar komt Tommy aanrennen! Ik ben blij dat ik dit nog beleven mag.
Tommy: Hij komt! (komt nader) Hij is al bij de overgang! (de slagbomen gaan dicht - trein fluit in de verte - komt snel naderbij)
Rooney: De D-trein! De D-trein! (geluid van voorbijrijdende trein verzwakt - aankomende trein remt af en stopt)
Barrell: Boghill! Boghill! (reizigers stappen uit)
Rooney: Dan! Dan! Mankeert je niets? (dichtslaand portier) Waar… waar is ie nou? Dan! Dan! Maar heb je mijn man niet gezien?... Hij is er niet! (fluitje van de conducteur - trein vertrekt) Hij is er niet. Wat ik allemaal doorgemaakt heb om hier te komen en nou zit ie er niet in! Meneer Barrell! Meneer Barrel, zat ie er niet in?... Is er iets aan de hand? Meneer Barrell, u ziet eruit of u… of u een geest gezien hebt… Tommy! Tommy, heb jij mijn man gezien?
Tommy: Hij komt zo, mevrouw! Jerry is bij hem. (geluid van steunende, moeizaam lopende man - getik van zijn blindenstok op de grond)
Rooney: O, Dan! Eindelijk! Hè, waar zal je in ‘s hemelsnaam?
Dan: Maddy.
Rooney: Waar ben je al die… al die tijd geweest?
Dan: ‘t WC.
Rooney: Geef me een zoen!
Dan: Een zoen? In ‘t publiek? Op het perron? Waar die jongen bij is? Ben je helemaal gek geworden?
Rooney: Dat kan Jerry niet schelen. Hè, nietwaar, Jerry?
Jerry: Nee, mevrouw.
Rooney: Hoe gaat het met je arme vader?
Jerry: Ze hebben ‘m weggehaald, mevrouw.
Rooney: Ach, dus nu ben je moederziel alleen?
Jerry: Ja, mevrouw.
Dan: Wat… wat… wat doe je hier eigenlijk? We hadden toch helemaal niks afgesproken?
Rooney: Ik wilde je verrassen, voor je verjaardag.
Dan: Mijn verjaardag?
Rooney: Weet je niet meer? Ik heb je toch gefeliciteerd in de badkamer?
Dan: ‘k Heb niks gehoord.
Rooney: ‘k Heb je toch een das gegeven? Kijk, je hebt ‘m om!
Dan: Hoe oud ben ik dan?
Rooney: Ach, dat doet er toch niet toe. Kom, kom.
Dan: Waarom heb je die jongen niet afgezegd? Nu moeten we ‘m weer een penny geven.
Rooney: Ik heb het vergeten! ’t Was zo verschrikkelijk hierheen te komen! Al die vreselijke mensen! Hè, wees nou lief tegen me, Dan. Hè, Dan? Wees vandaag lief tegen me!
Dan: Geef die jongen een penny.
Rooney: Hier… hier… hier heb je twee halve penny’s, Jerry. Ga maar gauw een lekkere lolly kopen.
Jerry: Ja, mevrouw.
Rooney: Kom me… kom me maandag halen! Als ik dan nog leef...
Jerry: Ja, meneer. (holt weg)
Dan: We hadden zes penny’s kunnen sparen. We hebben er maar vijf gespaard. Maar tot welke prijs? (ze lopen het perron af - slepende voeten - getik van de blindenstok)
Rooney: Voel je je niet goed?
Dan: (staat stil) Voor eens en voor altijd: verlang nou niet van me dat ik tegelijkertijd praat en loop! In het leven wil ik je dat niet nog ‘ns zeggen. (ze gaan verder)
Rooney: Voel je je niet goed?
Dan: (aan de trap) Laten we… laten we eerst deze afgrond achter ons laten.
Rooney: Leg je arm… leg je arm om me heen, hè?
Dan: Heb je weer gedronken? Je beeft als een riet. Ben je wel in staat om me… om me te leiden? We… we zullen in de greppel vallen!
Rooney: Ho, Dan, Dan! Net als vroeger!
Dan: Hou je nou kalm of ik stuur Tommy om een rijtuig. Dan zullen we in plaats van zes… o, nee, vijf penny’s gespaard te hebben, een verlies lijden van… (rekent) twee en drie min zes één en nee plus één en één plus drie één en negen en één tien drie twee en één, eh… we zouden twee shilling en één penny armer geworden zijn. De ellendige zon, die is verdwenen. Hoe ziet de lucht er uit?
Rooney: Bewolkt. Het mooie weer is voorbij voor vandaag. Spoedig zullen de eerste druppels kletterend in het stof vallen.
Dan: De baro… de barometer stond nog wel op heel mooi! Kom, laten we nou maar gauw naar huis gaan en bij ’t vuur gaan zitten. We sluiten de blinden en jij gaat… gaat me voorlezen. Ik denk dat Effi[2] d’r man zal bedriegen met de majoor. (slepende voeten) Wacht! (stopt - tikt met zijn stok) Deze trap, die ik heb nou zeker vijfduizend maal op en af gegaan en dan weet ik nog niet eens hoeveel treden of het er zijn. Als ik denk dat het er zes zijn, zijn het er vier of vijf, of zeven of acht, en als ik me herinner dat het er vijf zijn, zijn ’t er drie of vier, of zes of zeven. En als ik ten slotte zeker ben dat het er zeven zijn, (schamper lachje) zijn het er vijf of zes, of acht of negen. Soms vraag ik me wel ‘ns af of ze ze ’s nachts niet veranderen. (nors lachje) Hoeveel tel jij er vandaag?
Rooney: Vraag me nou niet te tellen, Dan, nu niet.
Dan: Niet tellen? Eén van de weinige vreugden in ’t leven.
Rooney: Maar geen treden, Dan! Ik vergis me iedere keer. Misschien val jij dan op de grond en bij al mijn ellende zou ik dat ook nog bij hebben. Nee, hou me nou maar stevig vast en dan gaat alles goed. (sukkelend en sakkerend gaan ze de trap af)
Dan: Goed gaan! Noem jij dat goed gaan!
Rooney: We zijn beneden. En bijna zonder schade. (een ezel balkt) Dat was een echte ezel. Zijn vader en moeder waren echte ezels.
Dan: Maddy, ik geloof eh… dat ik ophoud met werken.
Rooney: Ophouden met werken! En thuis blijven? Van je rente leven!
Dan: Nooit meer een voet op die vervloekte trap zetten. Voor het laatst over deze ellendige weg strompelen. Thuis zitten op de resten van m’n achterste en de uren tellen… tot de volgende… volgende maaltijd. De gedachte alleen… die doet me opleven! Voorwaarts, zolang ze duurt! (ze gaan weer verder)
Rooney: Pas op, hier is een stoep. Hopla! Goed zo! Nu kunnen we recht door recht aan naar huis.
Dan: Recht door… recht aan… (lachje) Dat noemt ze… noemt ze recht door… recht aan!
Rooney: Stil! Praat nou niet als je loopt, je weet dat dat niet goed is voor je hart... Denk er nou alleen maar aan: de ene voet vóór de andere te zetten of hoe dat heten mag… Ja, nou schieten we op… (staat plots stil) Ach, ik… ik wist dat ik je iets moest vragen! En door al die opwinding heb ik er niet meer aan gedacht!
Dan: Goeie God.
Rooney: Maar jij moet het weten, Dan, natuurlijk, je zat erin. Wat is er gebeurd? Vertel het me!
Dan: Voor zover ik weet, gebeurt er nooit iets.
Rooney: Maar je moet toch we…
Dan: Al dat staan blijven en weer doorlopen, da’s om gek te worden! Nauwelijks ben ik op gang en je begint een beetje vaart te krijgen of je blijft plotseling stokstijf staan! Tweehonderd pond ongezond vet! Wat heeft je eigenlijk bezield om me te komen halen? Laat me nou los!
Rooney: Nee, ik wil het weten! We gaan geen stap verder voor je ’t me verteld hebt. Een kwartier te laat! Op een traject van een… van een half uur! Da’s toch ongehoord!
Dan: Ik weet van niks. Laat me nou los voordat ik me losruk.
Rooney: Jij moet het weten! Je zat erin! Was het bij het vertrek? Ging je op tijd weg? Of… of was het onderweg? Is er onderweg iets gebeurd? Dan! Waarom wil je ’t me nou niet vertellen? (ze gaan verder)
Dan: Arme Maddy! (kinderen zingen driemaal “Gekke mevrouw Rooney!”) Wat is… wat is dat?
Rooney: De tweelingen van Lynch. Die jouwen ons uit. (tweemaal “Gekke meneer Rooney!”)
Dan: Denk je dat ons ons vandaag… met stenen zullen gooien? (gejoel)
Rooney: Laten we ons omdraaien en ze trotseren. (gejoel) Dreig met je stok!... Ze zijn weggelopen.
Dan: Heb jij wel ‘ns een kind willen vermoorden? Een jong ongeluk in de kiem smoren? Hoe vaak heb ik die jongen ’s avonds, in de winter, op de stikdonkere weg naar huis, niet aan willen vallen? Arme Jerry! Wat hield me daarvan terug? Niet de angst voor de mensen. Zullen we nou ‘ns een eindje achterstevoren verder gaan?
Rooney: Achterstevoren?
Dan: Ja. Of jij vooruit en ik achteruit. Het ideale paar. Zoals de verdoemden van Dante[3] met hun hoofd achterstevoren. Onze tranen zullen over ons achterste vloeien.
Rooney: Scheelt er wat aan, Dan? Voel je je niet goed?
Dan: Goed! Heb je ooit meegemaakt dat ik me goed voelde? De dag dat je me leerde kennen, heb ik in bed moeten liggen. De dag dat je me ten huwelijk vroeg, gaven de doktoren me op. Dat wist je toch, nietwaar? De nacht dat je met me trouwde, kwamen ze me met een ambulance halen. Dat ben je toch zeker niet vergeten? Nee, je kan wel merken dat ik me nooit goed voel. Bah, ‘k voel me ook niet slechter. ‘k Voel me zelfs beter dan vroeger. Sinds het licht uit m’n ogen verdwenen is, ben ik… ben ik opgekikkerd. Was ik doofstom geworden, dan zou ik misschien wel hebben kunnen hijgen tot ik honderd was. Of is het al gebeurd? Ben ik vandaag honderd? Ben ik honderd, Maddy?
Rooney: Alles is stil. Geen levende ziel te bekennen. Er is niemand aan wie ik het vragen kan. Iedereen eet. De wind beweegt nauwelijks de bladeren en de vogels zijn moe van het zingen. De koeien en schapen staan rustig te herkauwen. De honden dommelen en de kippen liggen lui in het stof. Wij zijn alleen. Er is niemand aan wie ik het vragen kan.
Dan: Eh… we zijn precies op tijd weggegaan, daar kan ik op zweren. Ik was eh…
Rooney: Hoe kan je iets zweren?
Dan: Daar kan ik op zweren, zeg ik. Wil je mijn lezing van het gebeurde horen, of niet? Precies op tijd. Ik zat alleen in de coupé, zoals gewoonlijk. Tenminste, dat hoop ik, want eh… ‘k heb me ongedwongen gedragen M’n verstand… Maar ja, waarom gaan we nu niet ergens zitten? Zijn we bang dat we nooit meer op kunnen staan?
Rooney: Waar moeten we gaan zitten?
Dan: Huh, op een bank bijvoorbeeld.
Rooney: Maar er is geen bank.
Dan: Dan op de berm, laten we ons dan op de berm neervlijen.
Rooney: D’r is geen berm.
Dan: Dan gaat het niet. Ik droom van andere wegen, in andere landen. Van een ander huis…, van een andere… van een ander huis. Wat wou ik… wat wou ik nou weer zeggen?
Rooney: Iets over je verstand.
Dan: Over mijn verstand? Ben je daar zeker van. Mijn verstand? O ja. Toen ik alleen in de coupé zat, begon m’n verstand te werken, als zo vaak na kantooruren, op weg naar huis, in de trein, op het ritme van de ratelende wielen. Je abonnement, zei ik nog tegen mezelf, kost je twaalf… twaalf pond per jaar en je verdient ongeveer zeven shilling per dag, nauwelijks genoeg om met sandwiches, bier, tabak en geïllustreerde bladen de dag door te komen, tot je eindelijk naar huis kunt gaan en in je bed vallen. Tel daarbij op - of trek het ervan af - huur, verzekeringen, verschillende contributies, trams, licht en verwarming, belastingen, scheren, haarknippen, fooien voor begeleiders, onderhoud van het kantoor, het ophouden van je stand, en nog duizend… duizend andere kleinigheden, en het is duidelijk dat je door dag en nacht, ’s zomers en ’s winters in bed te blijven liggen en eens in de veertien dagen je pyjama te verschonen je inkomsten belangrijk zou verhogen. Zaken, zei ik tegen mezelf… (luide kreten) Hoor… hoorde ik gillen?
Rooney: Waarschijnlijk mevrouw Tully. Haar arme man lijdt voortdurend pijn en slaat haar onbarmhartig.
Dan: Da’s gauw afgelopen. Maar eh… waar wou ik toen op neerkomen?
Rooney: Zaken.
Dan: O ja, zaken. Zaken, ouwe jongen, zei ik, laat je zaken in de steek, ze hebben jou ook in de steek gelaten. Ja, soms heb je van die heldere ogenblikken, hè.
Rooney: ‘k Voel me zo koud en slap.
Dan: Aan de andere kant, zei ik tegen mezelf, zijn er de verschrikkingen van het huiselijk leven: stoffen, vegen, schrobben, boenen, wassen, harken, sproeien, scheppen, beuken, gooien, smijten… En dan nog het grootst: het gelukkige, gezonde, schreeuwende kroost van de buren. Dat alles nog veel meer in het weekeinde, heeft je een idee gegeven. Maar wat moet het dan op een werkdag zijn? Een woensdag? Een vrijdag! Hoe zal het op een vrijdag zijn! En ik begon na te denken over mijn rustige kantoor, in het souterrain, in de stille zijstraat, met z’n verweerde naamplaat, z’n divan en z’n fluwelen gordijnen, en wat het betekende daar levend begraven te zijn, al was het alleen maar van tien tot vijf, met een flesje licht bier voor het grijpen aan de ene kant en een gefileerde bokking aan de andere. Niets, zei ik, zelfs geen officiële overlijdensakte, kan dat ooit vervangen. Op dat ogenblik merkte ik dat de trein stilstond. Waarom hang je zo tegen me aan? Ben je soms flauwgevallen?
Rooney: ‘k Ben zo koud en duizelig. De wind… (fluitende wind)[4] Sinds vanmorgen heb ik niets meer gegeten. Dan: Je luistert niet naar me! Ik praat… en jij luistert naar de wind.
Rooney: Nee nee, ik hang aan je lippen. Vertel me alles, dan zullen we verder gaan en niet rusten, nooit rusten, tot we in veilige haven zijn.
Dan: Nooit… nooit rusten… In veilige haven… Weet je, Maddy, soms lijkt het of je met een dooie taal aan het worstelen bent.
Rooney: ’t Is waar, Dan, ‘k weet precies wat je bedoelt. Dat gevoel heb ik zo vaak, zo’n ondraaglijke kwelling.
Dan: Ja, ‘k moet toegeven dat het mezelf ook wel ‘ns overkomt, als ik toevallig hoor wat ik zeg.
Rooney: Ach, we moeten maar denken dat het op een dag ook zal uitsterven, net als ons arme [Gaelic]. (een lammetje blaat)
Dan: Lieve hemel!
Rooney: O, dat lieve wollige lammetje. Het roept om z’n moeder! Zijn taal is niet veranderd, sinds Arcadië.
Dan: Waar eh… waar was ik gebleven met m’n verhaal?
Rooney: Dat de trein stilstond.
Dan: O ja. (schraapt z’n keel) Ik eh… ik maakte daaruit op dat we een station binnengereden waren en direct verder zouden gaan. Ik bleef dus zitten zonder me bezorgd te maken. Doodse stilte. ’t Is niet druk vandaag, zei ik tegen mezelf, geen mens stapt er in en geen mens stapt er uit. Maar eh… toen het een tijdje duurde en er niks gebeurde, begreep ik toch dat ik me vergist had. Er was geen station.
Rooney: Ben je niet opgesprongen om je hoofd uit het raam te steken?
Dan: Waarom zou ik dat gedaan hebben?
Rooney: Om iemand te roepen en te vragen wat er aan de hand was.
Dan: Dat kon me niks schelen wat er aan de hand was. Nee, ik bleef gewoon zitten en ik zei: als deze trein nooit meer wegrijdt, dan kan het me ook niks schelen. Maar langzamerhand voelde ik een… ja, hoe moet ik dat nu zeggen… een onweerstaanbaar verlangen om eh… ja, weet je… in me opkomen. Zenuwen waarschijnlijk. Ja, dat was het natuurlijk. Weet je, het gevoel opgesloten te zijn.
Rooney: Ja, ja, dat gevoel ken ik.
Dan: Als we hier nog langer blijven, zei ik, dan weet ik werkelijk niet wat ik doen moet. ‘k Stond op en liep als een gekooid dier tussen de banken.
Rooney: Ja, dat helpt soms.
Dan: Na een tijd, die me een eeuwigheid toescheen, reden we dan eindelijk weg. Even later hoorde ik Barrell die vervloekte naam brullen. Ik stapte uit en Jerry bracht me naar de… naar de WC[5]. Nou, de rest weet je, hè? Je zegt helemaal niks? Nou, zeg nou iets, Maddy! Zeg dan tenminste dat je me gelooft.
Rooney: Ik herinner me dat ik… dat ik eens naar een lezing ben geweest, van een van die moderne dokters. ‘k Weet niet meer hoe ze heten. Hij sprak…
Dan: Zenuwarts?
Rooney: Nee nee, alleen voor afwijkenden van de geest. Ik hoopte dat hij een beetje licht zou werpen op het feit dat ik mijn leven lang geobsedeerd ben door paardenbillen.
Dan: Veearts?
Rooney: Nee nee, alleen maar voor geestelijke stoornissen, de naam zal me vannacht wel te binnen schieten. ‘k Herinner me dat ie over een klein meisje sprak dat heel vreemd en ongelukkig was, en hoe ie haar jarenlang zonder resultaat behandelde en ten slotte genoodzaakt was het geval op te geven. Hij zei dat ‘r niets mankeerde. Het enige dat er volgens hem mankeerde was dat ze aan het sterven was. En ze is ook gestorven, kort nadat ie z’n handen van haar had af getrokken.
Dan: Nou? Nou en? Wat is daar nou voor bijzonders aan?
Rooney: Niets, maar iets wat hij zei, de manier waarop ie het zei, heeft me sindsdien achtervolgd.
Dan: ’s Nachts kan je ‘r niet van slapen, je draait je van je ene zij op de andere en je ligt erover te tobben.
Rooney: Daarover… en over andere ellende. Toen hij uitgesproken was over het meisje bleef ie een tijdlang, wel twee minuten denk ik, met gebogen hoofd doodstil naar z’n tafel staan staren. Toen keek ie plotseling op en riep uit, alsof hem iets geopenbaard was: “Ze was nooit werkelijk geboren! Dat mankeerde haar.” Hij sprak de hele tijd zonder notities. Voor het eind ben ik weggegaan.
Dan: En eh… en niks over je paardenbillen? (ze huilt) Maddy!
Rooney: Voor zulke mensen kunnen ze niets doen!
Dan: Wat kan men dan wel? Dat klinkt toch niet helemaal juist. Welke kant kijk ik nou uit?
Rooney: Wat?
Dan: Ik ben vergeten welke kant ik uitkijk.
Rooney: Je bent opzij gedraaid. Je staat nu over de greppel gebogen.
Dan: D’r is een dooie hond beneden.
Rooney: Nee, alleen rottende bladeren.
Dan: In juni? (lachend) Rottende… rottende bladeren in juni?
Rooney: Ja, liefste, van vorig jaar, van vorig vorig jaar, en van het jaar daarvoor. (ze gaan verder - wind) Daar is die prachtige gouden regen weer. Ocharme, hij verliest al z’n bloesem… Daar zijn de eerste druppels. Gouden motregen… Let maar niet op mij, liefste, ik mompel maar wat in mezelf… Kunnen muilezels zich eigenlijk voortplanten? (Dan stopt)
Dan: Wat zei je?
Rooney: Kom, liefste, let maar niet op me, we worden drijfnat.
Dan: Kunnen wie nou wat? Wat?
Rooney: Muilezels… zich voortplanten. Zijn muilezels, of muildieren, niet onvruchtbaar of steriel, of hoe dat heten mag? ’t Was namelijk geen ezelsveulen, weet je? ‘k Heb het aan de professor in de theologie gevraagd.
Dan: Mm. Hij kan het weten!
Rooney: Ja, ‘t was een muilezel. Hij reed Jeruzalem binnen, of waar het ook was, op een muilezel. Dat moet iets betekenen. Het was net als met de mussen, dezelve wij zeer veel te boven gaan. Het waren helemaal geen mussen.
Dan: Zeer veel te boven gaan? Mm, je overdrijft, Maddy.
Rooney: (emotioneel) Het waren helemaal geen mussen!
Dan: Verhoogt dat onze waarde? (ze gaan verder)
Rooney: Heb je… mest nodig? (ze staan weer stil) Waarom blijf je staan? Wil je iets zeggen?
Dan: Nee.
Rooney: Waarom blijf je dan staan?
Dan: ‘t Is gemakkelijker.
Rooney: Ben je erg nat?
Dan: Ja, door en door.
Rooney: We hangen onze kleren op de zolder te drogen en trekken onze kamerjassen aan. Sla je arm om me heen. Wees lief tegen me! Ach, Dan! (ze gaan verder - zelfde muziek als bij het begin - ze stoppen - muziek klinkt duidelijker - ze gaan verder) De hele dag dezelfde ouwe grammofoonplaat. Helemaal alleen in dat grote lege huis. Ze moet nu een stokoude vrouw zijn.
Dan: “De dood en… (slikt) en het meisje”.
Rooney: Je huilt. Huil je?
Dan: Ja! (gaat verder) Wie eh… wie preekt er morgen? De ouwe?
Rooney: Nee.
Dan: Goddank. Wie dan?
Rooney: Hardy.
Dan: Die dat boek"Getrouwd en toch gelukkig" heeft geschreven, mm?
Rooney: Nee nee, die is toch al lang dood. Niet eens familie.
Dan: Heeft ie… de tekst al aangekondigd?
Rooney: “De heer ondersteunt allen die vallen en hij richt op alle gebogenen[6].” (ze lachen) Druk me vaster tegen je aan, Dan! Ja… Zo! (iemand holt - ze staan weer stil)
Dan: Ik hoor iemand achter ons. (de hollende komt dichterbij)
Rooney: Het lijkt Jerry wel… Het is Jerry.
Jerry: U hebt iets…
Rooney: Ja ja, kalm! Kalm, mijn jongeman, anders barst je nog uit elkaar.
Jerry: U hebt iets verloren. Meneer! Meneer Barrell zei me dat ik u achterna moest gaan.
Rooney: Laat ‘ns zien. Wat is dat? Wat is dat voor een ding, Dan?
Dan: O, eh… misschien is het eh… is ’t niet van mij.
Jerry: Meneer Barrell zei van wel, meneer.
Rooney: Het lijkt me een soort bal… en toch is het geen bal.
Dan: Geef hier!
Rooney: Wat is het, Dan?
Dan: Dat is iets dat ik altijd bij me draag.
Rooney: Ja, maar… maar wat?
Dan: Dat is iets dat ik altijd bij me draag.
Rooney: ‘k Heb geen kleingeld. Jij?
Dan: Ik heb helemaal geen geld.
Rooney: We hebben geen kleingeld, Jerry. Herinner meneer Rooney maandag dat ie je een penny geeft, hè, voor je moeite.
Jerry: Ja, mevrouw.
Dan: Als ik nog leef.
Jerry: Ja, meneer! (hij begint weg te lopen)
Rooney: Jerry! (hij stopt) Weet jij wat er gebeurd is? Weet jij waarom die trein zo laat was?
Dan: Hoe moet hij dat nou weten? Kom!
Rooney: Wat was het, Jerry?
Jerry: Het was een…
Dan: Laat die jongen toch met rust! Hij weet toch niks! Kom!
Jerry: Het was een klein kind, mevrouw. (Dan gromt)
Rooney: Hoe bedoel je? Een klein kind? (Dan gromt nogmaals)
Jerry: Er is een klein kind uit de trein gevallen, mevrouw. (gegrom) Op de rails, mevrouw. Onder de wielen, mevrouw. (hij loopt weg - wind en regen - ze gaan verder)
???
script gemaakt door Herman Van Cauwenberghe (4/2007)
Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.
[1] Hier liet de vertaler weg: Ze hebben er alles uitgehaald, de hele… eh… trukendoos. Nu ben ik kleinkindloos.
[2] Beckett bedoelt hier de novelle “Effi Briest” van Theodor Fonatane.
[3] In “De goddelijke komedie” moeten bepaalde verdoemden in de hel (de waarzeggers die voorgaven vooruit te kunnen zien) met hun hoofd achterstevoren op hun lichaam voortdurend rondrennen.
[4] Hier ontbreekt: is whistling through my summer frock as if I had nothing on over my bloomers.
[5] Hier ontbreekt: or Fir as they call it now, from Vir Viris I suppose, the V becoming F, in accordance with Grimm's Law.
[6] Psalmen 145:14 ('De Here schraagt allen die vallen, Hij richt alle gebogenen op, want de rechtvaardige valt zevenmaal, doch staat weer op’)
Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.
Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.