Moordbrigade Stockholm, deel 11

Moordbrigade Stockholm, deel 11
beschrijving:

DEEL 11

Anton Quintana (1937), naar de boeken van Maj Sjöwall (1935) & Per Wahlöö (1926-1975)

uitzending: VARA, woensdag 10/12/1975

bewerking: Ruurd van Wijk - muziek (naar Zweedse volksliedjes): Kees Smal - uitvoering: Letty de Jong & Harry Mooten

regie: Ad Löbler

rolverdeling: [afkondiging geeft enkel de namen van de hoorspelers]

- [adjudant Martin Beck]: Jan Borkus

- [Kollberg, collega van Beck]: Hans Karsenbarg

- [commissaris Hammar]: Huib Orizand

- [Gunvald Larsson]: Hans Hoekman

- [Melander, collega van Beck]: Paul van der Lek

- [een vrouw]: Elisabeth Versluys

- [Lisbeth Karlström]: Paula Majoor

- [Rolf Evert Lundgren]: Hans Veerman

duur: 35'33"

hoorspel:

(telefoon)

Martin: Ja?

Kollberg: Martin, ben jij dat?

Martin: Ja. Wat is er aan de hand?

Kollberg: Martin, d’r is een nieuw geval. Hij heeft weer toegeslagen, in het Tantopark, bij het openluchttheater.

Martin: Het meisje lag op d’r rug in het gras, met d’r armen boven d’r hoofd. ‘r Gezicht met half gesloten ogen en open mond was naar boven gekeerd. Een springtouw van geel plastic zat een paar maal om d’r nek gewonden. Ze had een geel katoenen jurkje aan, zonder mouwen. Aan d’r voeten witte sokjes en rode sandalen. Ze moest een jaar of tien zijn. Ze was dood.

Kollberg: Het hele terrein is afgezet, zo goed als het gaat, tenminste.

Hammar: Hoe lang is het geleden dat ze gevonden werd?

Kollberg: Nou, de eerste auto arriveerde hier vijfentwintig minuten geleden.

Hammar: En jullie hebben geen enkel signalement?

Kollberg: Nee, jammer genoeg niet.

Hammar: Wie heeft ‘r gevonden?

Martin: Een vrouw die naar d’r volkstuintje was geweest.

Hammar: Mm. Hij had in de hele stad geen betere omgeving kunnen kiezen.

Kollberg: Geen slechtere, bedoel je.

Hammar: Tja, gemakkelijk genoeg om hier weg te komen. Volkstuinen, verderop een rij scheepswerven, magazijnen, werkplaatsen, schrootopslagplaatsen, krotten... Hopeloos! Die krijgen we nooit te pakken.

Kollberg: De tweede in de tijd van drie etmalen.

Martin: Ja. En die gek is nog steeds op vrije voeten.

Hammar: Weet jij al of er iemand met de ouders van het meisje gesproken heeft?

Kollberg: Ja. Dat onaangename karwei hoeven wij niet op te knappen.

Martin: Ik ga ‘ns met die vrouw gaan praten die d’r gevonden heeft. Die woont in de Tantogatan. Ze zal nou wel thuis zijn.

Kollberg: Okay, ik blijf hier.

Martin: Nee, jij gaat naar huis! Wat er ook gebeurt, je gaat nu naar huis, Lennart. Vooruit.

Kollberg: Ja, je hebt gelijk.

Martin: Wel, om kort te gaan... De vrouw die Annika gevonden heeft, herkende haar meteen, omdat ze in hetzelfde huis woont. Eerder op de dag heeft ze d’r nog gezien op de speelplaats achter het flatgebouw. Ze had touwtje gesprongen met twee meisjes van d’r eigen leeftijd. Ze wist ook gelijk dat één van die meisjes Lena Oskarsson heette, tien jaar oud was en op dezelfde galerij woonde. Eh... die Lena is erg lang voor d’r leeftijd, ziet er lief uit, ze is nogal verlegen. Zij en het vermoorde meisje hadden die dag nog samen gespeeld en ze was dan ook danig onder de indruk. Ze beweert dat Annika, zijzelf, een vriendinnetje Ulla en d’r jonge broertje Bosse naar het Tantopark zijn gegaan, omdat je daar kan schommelen. Ze denkt dat het half twee, twee uur was. Ze heeft niet gezien dat Annika daar iemand heeft ontmoet. Ze heeft ‘r ook met niemand zien praten, daar is ze pertinent zeker van. Eh... het schijnt dat ze een beetje ruzie hebben gekregen over wat ze zouden spelen, verstoppertje of hinkelen, en Annika is boos geworden en weggelopen. Om precies te zijn, ze zegt hier: “Annika liep gewoon weg, en Ulla en ik waren bezig een hinkelveld te tekenen, en toen hebben we niet gezien wanneer ze wegliep.” Ze hebben dus gehinkeld. Ineens merkten ze dat Bosse verdwenen is. Toen zagen ze ook dat Annika weg was. Dus gingen ze Bosse niet meteen zoeken, want ze dachten dat die met Annika was meegegaan. Maar na een poosje kwam Bosse weer terug. Toen dachten ze dus dat Annika naar huis was gegaan. Ze hebben het niet aan Bosse gevraagd en die zei ook niks. Niet lang daarna zijn ze zelf naar huis gegaan... Nou, dat was het dan.

Larsson: (kucht) Ja.... En wisten ze nog hoe laat het was dat eh... Annika van die speelplaats verdween?

Martin: Eh… nee. Nee. Geen van die kinderen had een horloge, maar het was… tegen drieën toen ze thuiskwamen.

Larsson: Mm. Hadden ze nog andere mensen in het park gezien?

Martin: Daar hebben ze niet op gelet. Lena had het nog over een mevrouw met een hondje, dat ze niet mocht aaien.

Larsson: Ja, dat kan gevaarlijk zijn, vreemde honden aaien.

Martin: Ja. Ik heb mijn nummer gegeven en ik heb de moeder gevraagd me te bellen als de kinderen zich misschien nog iets mochten herinneren wat bijzonder is.

Larsson: Iets bijzonders, hè?

Martin: Mm.

Larsson: Ik heb het voorlopige rapport van de technische dienst binnen gekregen. Wat denk je? Ook deze keer heeft die rotzak d’r broekje meegenomen. Een wit broekje, maat 36.

Martin: Ah, ellendeling...

Larsson: Mm. En wat doen we nou met die Olavsen?

Martin: Nou, laat die maar los, maar verlies ‘m niet uit het oog.

Melander: (komt binnen) Dat is dan wat je noemt een korte en weinig hoopvolle bespreking. Hebben jullie het perscommuniqué al gelezen?

Martin: Nee, maar ik kan het me voorstellen. We doen ons best. Goed dat er politie is. Hè?

Larsson: We laten luchtopnamen maken vanuit helikopters, van beide parken. We trekken meer dan duizend tips na. We zijn bezig alle ons bekende exhibitionisten, gluurders en andere personen met afwijkend seksueel gedragspatroon na te gaan, en we raken allemaal overwerkt en doodop door gebrek aan slaap, maar resultaten: ho maar.

Martin: D’r zijn twee getuigen.

Larsson: O ja. En wie zijn dat dan?

Martin: Nou, in de eerste plaats dat jongetje Bosse in het Tantopark.

Larsson: (spotlachje) Een jochie van drie, een kleuter!

Martin: Precies.

Larsson: Je weet net zo goed als ik dat de meisjes van de zedenpolitie geprobeerd hebben met ‘m te praten. Hij kan nog niet eens praten. Dat is net zo’n slimme opmerking als toen je tegen me zei dat ik die hond moest verhoren.

Melander: Wat?

Martin: Ach, let maar niet op ‘m.

Larsson: En wie is getuige nummer twee?

Martin: Dat is de roofovervaller.

Larsson: De roofovervaller is mijn afdeling.

Martin: Inderdaad! Arresteer ‘m dan.

Larsson: Wel verdomme, wat denk je dat ik de afgelopen drie weken heb uitgevoerd, ik en de afdeling ordehandhaving van het vijfde en het negende district? Dat we hebben zitten kaarten? Wil je soms insinueren dat we op onze krent hebben gezeten?

Martin: Nee, dat hebben jullie zeker niet gedaan, maar de situatie is nou heel anders. Jullie moeten ‘m nu te pakken zien te krijgen.

Larsson: En hoe dan wel? Nou?

Martin: Ah, de man is een professioneel misdadiger, dat zijn je eigen woorden. Heeft ie ooit iemand overgevallen die geen geld had?

Larsson: Nee.

Martin: Heeft ie ooit iemand overvallen die zichzelf kon verdedigen?

Larsson: Nee.

Martin: Waren die jongens van de sectie ordehandhaving ooit in de buurt?

Larsson: Nee.

Martin: En waar zou dat dan op kunnen berusten?

Larsson: (zucht) Het is een vakman...

Martin: Het is een vakman, precies.

Larsson: Toen jij een dag of tien geleden hier was, toen wou jij iets zeggen, maar je bedacht je. Waarom?

Martin: Waarom? Omdat je me onderbrak.

Larsson: Wat wou jij zeggen?

Melander: Dat we een tijdstabel voor de overvallen moeten opstellen. Systematisch te werk moeten gaan.

Larsson: Oh?

Melander: Ja.

Martin: Ja, en nog wat. Die overvaller is een beroeps. Dat heb je zelf geconstateerd. En hij is zo’n goed vakman dat ie het personeel van de secties ordehandhaving kent. Misschien ook een groot aantal mensen van de afdeling geweldpleging. Misschien zelfs hun auto’s.

Larsson: Nou en? Wou jij soms beweren dat we iedereen binnen dit verrekte politiecorps moeten overplaatsen ter wille van die smeerlap?

Martin: Jij had mensen van buitenaf kunnen aantrekken. Verschillende soorten personeel, ook vrouwelijk bijvoorbeeld.

Melander: En andere auto’s.

Larsson: Ja, en daar is het nou te laat voor.

Martin: Ja, daar is het nou te laat voor, maar aan de andere kant is het nou dubbel zo belangrijk dat we die vent grijpen.

Larsson: Die kerel zal, zo lang die moordenaar vrij rondloopt, zelfs niet naar een park kijken.

Melander: Inderdaad. Hoe laat werd de laatste overval gepleegd?

Larsson: Tussen negen en kwart over negen.

Martin: En die moord?

Larsson: Tussen zeven en acht. Zeg luister ‘ns, waarom vraag je naar dingen die we allemaal al lang weten?

Martin: Neem me niet kwalijk, ik wou me zeker… mezelf overtuigen

Larsson: Overtuigen van wat?

Melander: Dat de overvaller het meisje gezien moet hebben. En ook de man die haar van het leven heeft beroofd. Die overvaller van jou is nou niet bepaald een man die op goed geluk handelt.

Martin: Waarschijnlijk moet ie zich elke keer noodgedwongen een paar uur in de buurt van het park ophouden voor ie z’n kans schoon ziet. Anders zou ie onwaarschijnlijk veel geluk gehad hebben.

Melander: Zoveel geluk bestaat niet. Niet negen achter elkaar. Vijf keer misschien, of zes keer.

Martin: Nou, grijp ‘m dan.

Larsson: Moet ik dan een beroep doen op z’n rechtsgevoel? Zodat ie uit eigen beweging hier komt om mee te werken?

Martin: Ja. Ja. Waarom niet?

Larsson: Maf zijn jullie! Jullie goedgelovigheid ten

aanzien van de onderwereld is werkelijk... Ja, ik kan er geen woord voor vinden.

Martin: Op dit moment zal het me een rotzorg zijn wat jij wel of niet vindt! Vind die kerel!

Melander: Maak gebruik van verklikkers.

Larsson: Dacht je soms dat ik al niet gedaan had?

Martin: Waar die rotzak ook uithangt, of dat nou op de Canarische eilanden is of dat ie zich gedrukt heeft in een tent waar ze drugs verkopen in zuid, maak gebruik van verklikkers, en op een grotere schaal dan tot nu toe. Maak gebruik van elke contact dat we hebben in de onderwereld, schakel de kranten in, de radio, de televisie, dreig, koop om, overtuig, doe beloften, doe wat dan ook, maar vind die kerel!

Larsson: Denken jullie dat ik niet intelligent genoeg ben om dat zelf ook te bedenken?

Martin: Je weet hoe ik over jouw intelligentie denk, Gunvald.

Larsson: Ja, dat is me bekend. Goed... Dan gaan we maar van start. Klaar voor de aanval. (verlaat het lokaal)

Martin: Misschien lukt het.

Melander: Wie weet.

Martin: Nou, Gunvald is niet zo stom als ie d’r uitziet.

Melander: Nee...

Martin: Zeg, Melander...

Melander: Ja?

Martin: Wat is er met jou aan de hand?

Melander: ‘t Zelfde als met jou.

Martin: Wat dan?

Melander: Ik ben bang.

(schrijfmachine ratelt - telefoon)

Larsson: Ja, ‘k luister... Wat!? Ja! Ik kom meteen... (legt neer) Hé, Martin!

Martin: Ja?

Larsson: Dat was de portier. D’r staat een griet beneden die beweert dat ze iets weet.

Martin: Waarover?

Larsson: De overvaller.

Martin: Okay. Haal maar naar boven.

Larsson: Ja, wat dacht je dan dat ik ging doen? Met haar naar een cafetaria gaan soms? (gaat naar beneden - er wordt verder getikt Gunvald keert terug met de vrouw)

Larsson: Gaat u daar maar zitten... Nou, wat weet u?

vrouw: U wou iets te weten komen over de persoon in het Vasapark en het Vanadispark en zo, tenminste, zoiets meen ik gehoord te hebben?

Larsson: Ja, waarom bent u anders hier gekomen?

vrouw: U kunt me beter niet jennen.

Larsson: Wat weet u?

vrouw: ‘k Vind u niet aardig. (lachje) Eigenaardig toch dat alle  smerissen zo verrekte stoer moeten doen.

Larsson: Als het om een beloning gaat, die is er niet.

vrouw: ‘k Heb schijt aan poen.

Martin: Waarom bent u hier gekomen?

vrouw: ‘k Heb poen genoeg.

Larsson: U bent zeker hier naartoe gekomen om ‘ns even een beetje gewichtig te doen?

vrouw: Jezus nog aan toe, ‘k verdien meer dan jullie.

Larsson: Ja, met... Ik geloof dat we maar beter kunnen zwijgen over de manier waarop u uw geld verdient.

vrouw: Nog zo’n opmerking en ik ga weg!

Larsson: U gaat niet weg.

vrouw: Is het soms geen vrij land? Democratie? Of hoe zoiets heten mag?

Martin: Waarom bent u hier gekomen?

vrouw: Ja, dat zouden jullie verrek graag willen weten, hè? Jullie oren klappen bijna naar voren van nieuwsgierigheid. ‘k Voel er veel voor om weg te gaan zonder een woord te zeggen.

Larsson: Godverdomme!!

Melander: Vertel het nou maar, lieve kind.

vrouw: Over die persoon in het Vanadispark en het Vasapark en eh…

Melander: Ja. Als u inderdaad iets weet...

vrouw: Kan ik dan gaan?

Melander: Zeker.

vrouw: Erewoord?

Melander: Erewoord.

vrouw: Jullie zullen ‘m niet vertellen wie.... Nou ja, hij heeft het toch al door.

Melander: Hoe heet ie?

vrouw: Roffe.

Melander: En z’n achternaam?

vrouw: Lundgren. Rolf Lundgren.

Larsson: Waar woont ie?

vrouw: Luntmakargatan 57.

Larsson: En waar is ie nu?

vrouw: Thuis.

Martin: Hoe weet u dat zo zeker?

vrouw: (lacht) Alsof ik dat niet zou weten.

Larsson: De dame houdt het dus met die vent.

Melander: Wat staat er voor naam op de deur?

vrouw: Simonsson.

Martin: Van wie is die flat?

vrouw: Van hem, van Roffe, dacht ik.

Larsson: Hoe zit dat dan in mekaar?

vrouw: O, hij heeft ‘m waarschijnlijk in onderhuur. Denkt u dat ie zo gek is om z’n eigen naam op de deur te zetten?

Larsson: Wordt ie door de politie gezocht?

vrouw: Weet ik niet.

Larsson: Is ie uitgebroken?

vrouw: Weet ik niet.

Martin: Natuurlijk weet u of ie uit de inrichting is ontsnapt.

vrouw: Nee, dat is ie niet. Roffe is nooit gepakt.

Larsson: Dit keer dan wel.

vrouw: Verrek toch, kerel.

Larsson: Luntmakargatan 57?

vrouw: Ja, dat zei ik toch?

Larsson: Aan de voor- of aan de achterkant?

vrouw: Achterkant.

Larsson: Welke verdieping?

vrouw: Eerste.

Larsson: Hoeveel kamers?

vrouw: Eén.

Larsson: En een keuken?

vrouw: Nee, geen keuken, alleen een kamer.

Larsson: Hoeveel ramen?

vrouw: Twee.

Larsson: Op de binnenplaats?

vrouw: Nee, uitzicht op het meer. Nou goed?

Melander: Hè, toe nou, toe nou... Hij heeft dus op de eerste verdieping een kamer met twee ramen die uitziet op de binnenplaats... Weet u zeker dat ie thuis is?

vrouw: Ja, dat weet ik zeker.

Melander: Hebt u een sleutel?

vrouw: Nee, d’r is maar één sleutel.

Martin: En hij heeft zichzelf opgesloten?

vrouw: Daar kun je donder op zeggen.

Larsson: Gaat de deur naar binnen of naar buiten open?

vrouw: Naar binnen.

Larsson: Weet u dat zeker?

vrouw: Ja!

Martin: Hoeveel verdiepingen telt die achterkant?

vrouw: Vier, geloof ik.

Martin: En wat is er op de begane grond?

vrouw: Een werkplaats.

Larsson: Kun je vanuit het raam de ingang aan de straatkant zien?

vrouw: Nee. ‘t Museum, een stuk van ‘t stadhuis en ‘t koninklijk paleis. Nou goed?

Larsson: Dat is genoeg. Breng d’r weg.

vrouw: Wat? U hebt beloofd... U zou niet...

Melander: Een ogenblik...

vrouw: Mag ik niet weg? Jullie hebben het toch beloofd?

Melander: Jawel, natuurlijk mag u weg. We moeten alleen even controleren of u gelijk hebt. En dan is er nog iets.

vrouw: Wat dan?

Melander: Hij is niet alleen in de kamer, hè?

vrouw: Nee!!

Larsson: Hoe heet u eigenlijk?

vrouw: Ach, man, verrek!

Larsson: Breng d’r weg.

Melander: Juffrouw, als u even in de andere kamer wil wachten. Ik zal een kop koffie voor u laten halen. Zal ik u even voorgaan?

vrouw: Jullie twee... Van mij kunnen jullie alle twee barsten!

Martin: ‘t Spijt me dat we uw sympathie niet hebben kunnen winnen, juffrouw. Da’s een fout in onze basisopleiding, denk ik.

vrouw: Zeg, wie arresteert ‘m?

Melander: Wij. Voor dat soort dingen is er politie.

vrouw: Maar... hij is gevaarlijk.

Melander: In welk opzicht?

vrouw: Nou, hij is erg gevaarlijk. Hij schiet. Hij zal mij ook wel neerschieten, denk ik.

Larsson: Voorlopig nog niet.

vrouw: Met u praat ik niet meer! Maar u, meneer, ik moet u wel zeggen dat ie twee machinepistolen in z’n kamer heeft, geladen, en een gewoon pistool. En hij heeft gezegd...

Larsson: Maar dat is...

Martin: Hou je bek, Gunvald, asjeblieft!

Melander: Wat heeft ie gezegd?

vrouw: Dat ze ‘m nooit levend in handen zouden krijgen. En ik weet dat ie het meent. Nou, dat was het dan.

Melander: Dank u. (gaat buiten)

Larsson: Ach wat... (tikt)

Martin: Schrijf een bevel voor inhechtenisneming.

Melander: ‘k Ben al bezig.

Larsson: Het kan wel ‘ns lastig worden.

Martin: Ja... (Gunvald neemt zijn wapen uit de lade) Zeg, waarom draag je dat ding niet gewoon in een schouderholster, net als wij allemaal?

Larsson: Dat zal ik je vertellen. Ik zal jou vertellen waarom ik zo’n speciale clip uit Amerika heb laten komen, zodat ik de holster aan m’n riem kan vasthaken.

Martin: Doe jij dat ‘ns.

Larsson: Da’s niet omdat ik zo graag cowboy speel, al denk je dat misschien. Het is omdat iedere onderwereldfiguur weet dat wij, klootzakken van de politie, het pistool in zo’n schouderholster dragen.

Martin: Ja ja...

Larsson: En dat is dus waarop ze allemaal letten. En dat is dus de reden waarom ik mijn pistool op de heup draag. Big surprise. Gesnapt?

Martin: Gesnapt.

Larsson: Okay. Ik reken ‘m zelf in. Ga je mee?... Nou, wat zit je nou te kijken? ‘t Is het enige wat erop zit. Hoe moeten we ‘t anders aanpakken? Stel je voor dat een troep kerels met machinepistolen en traangasbommen en kogelvrije vesten de poort doorrennen, dwars over de binnenplaats, terwijl hij als een gek door de ramen en in het trapportaal staat te schieten. Of wil jij soms, of misschien de hoofdcommissaris zelf, of de koning, in de microfoon gaan staan schreeuwen: “U bent omsingeld, elke vorm van tegenstand is zinloos.”

Melander: Traangas door het sleutelgat.

Larsson: Da’s een idee. Maar ‘t spreekt me niet aan. Waarschijnlijk zit de sleutel aan de binnenkant in het slot. Nee, op straat mensen in burger en twee man die naar binnen gaan. Ga je mee?

Martin: Jazeker, jazeker, jazeker…

(ze lopen de krakende trap op)

Larsson: Jammer dat je de computer niet bij je hebt. Daar had je de deur mee in kunnen slaan.

Martin: Precies.

Larsson: Nou, nog één trap. Ik ga eerst.

Martin: Wat?

Larsson: Eh... ik zou willen voorstellen dat we met een tussenpoos van een halve minuut naar binnen gaan.

Martin: Goed.

Larsson: Ik eerst.

Martin: O!

Larsson: Ja. Jij bent hoger in rang, maar die overvaller is zonder twijfel voor mij. Waar of niet?

Martin: Waar.

Larsson: Goed dan…

Martin: Waar is waar. Gelukkig maar.

Larsson: Nu... Wat vind je van die deur?

Martin: Als je wilt mag je ’t van mij proberen. (Gunvald beukt de deur open)

vrouwenstem: (gilt verrast)

mannenstem: Niet slaan!

vrouwenstem: Nee!

mannenstem: Nee, niet slaan, niet slaan!

Larsson: Als jij nog één keer naar dat pistool wijst, sla ik je kop van je romp. Verstaan? Achteruit jij. Kom d’r maar in, Martin.

Martin: Mm. Ik ben er al.

Larsson: Meneer hier wou nog even vlug naar dat stuk ijzer graaien.

Martin: Zeg, als je alles zo goed onder controle hebt, dan kan ik dit wel weer wegstoppen, niet?

Larsson: Doe dat. En jij...

vrouwenstem: Wat?

Larsson: Trek uw kleren aan. Als u die tenminste hebt. Martin, wil jij dat pistool even oprapen, voor meneer hier d’r over struikelt?

Martin: Ja, ja. Het is gebeurd.

Larsson: Okay. Dan kan meneer zich ook gaan aankleden.

mannenstem: Smerige vuile godverdomde rotgriet...

Martin: Hier is uw jurk, juffrouw. Mag ik vragen wie u bent?

vrouwenstem: Ik heet Lisbeth Hedvig Maria Karlström. Wie bent u?

Martin: Politie.

Karlström: Ik studeer moderne talen aan de universiteit van Stockholm en heb twee diploma’s Engels.

Larsson: Zo? (lachje) En dit leert u dus ook op de universiteit?

Karlström: Ach, ik ben sinds een jaar meerderjarig en gebruik een pessarium.

Martin: Hoe lang kent u deze man?

Karlström: Eh... hoe laat is het?

Martin: Half drie.

Karlström: Dan ken ik ‘m precies twee uur en vijfentwintig minuten. Ik heb ‘m in het Vanadis-zwembad ontmoet.

Larsson: Martin, zwaai even voor het raam tegen één van de jongens. Anders weten ze niet wat er is gebeurd.

Martin: Tja, da’s waar ook. ‘k Zou ‘t bijna vergeten.

Larsson: En jij, trek je broek aan, al heb je dan niet veel te verbergen.

Karlström: U bent een hork.

Larsson: Vindt u? Zo. En nu het overhemd... De sokken... De schoenen... Mooi. Dan kunnen we eindelijk naar beneden gaan.

Martin: Kleedt u zich nu ook aan.

Karlström: Oh. Ja... Zeg, wat heeft ie nou eigenlijk gedaan?

Martin: Ja, kom d’r maar in, jongens. Neem ‘m maar mee.

agent: Ja, we komen d’r aan.

Karlström: Wat heeft ie nou gedaan?

Larsson: Ernstig zedenmisdrijf.

Karlström: Wat?

Martin: Nee, dat is niet waar, Gunvald.

Karlström: Hoezo?

Martin: Nee nee nee, dat is niet waar.

Karlström: Eh... moet ik...

Martin: Dat is niet nodig, nee. Geef uw naam en adres maar op aan de agenten die buiten voor de deur staan. Goeiemiddag.

Larsson: Laat je d’r gaan?

Martin: Ja. Zullen we dan nu zijn spullen maar gaan doorzoeken?

Martin: Nou, we zijn vijf uur met ‘m bezig geweest en hij heeft nog niets anders losgelaten dan dat ie Rolf Evert Lundgren heet. Zie dat even voor je. We hebben in een kring om ‘m heen gestaan, pal tegenover ‘m gezeten, hij heeft onze sigaretten opgerookt en de bandrecorder heeft rondgedraaid, en hij heet nog steeds Rolf Evert Lundgren. Dat stond trouwens ook al op z’n rijbewijs.

Kollberg: En wie heeft ‘m dan ondervraagd?

Larsson: Wie niet?

Martin: Ik, en Melander, en Larsson. Zelfs Hammar, de commissaris zelf, is even binnen geweest om naar ‘m te kijken en een paar welgekozen woorden te zeggen. En als het nou alleen maar om mezelf te doen was, mocht ie van mij best z’n mond houden desnoods bij alle verhoren, voor alle mogelijke instanties en zolang z’n straftijd duurt, want we hebben niet alleen twee machinepistolen en een Smith & Wesson 38 Special in z’n garderobekast gevonden, maar ook voorwerpen die definitief aantonen dat hij de hand had aan die overvallen. Plus de rode zakdoek, de tennisschoenen, de dralontrui met het monogram op het borstzakje, tweeduizend preludinetabletten, de boksbeugel en een aantal camera’s!

Martin: Het absurde van de zaak is dat als het alleen maar om u zou gaan, dat we d’r vandaag een punt achter hadden kunnen zetten en naar huis hadden kunnen gaan.

Kollberg: U gebruikt woorden die ik niet begrijp.

Martin: Neem me niet kwalijk, ik wou zeggen dat het belachelijk is dat...

Kollberg: Ah, man, zeur toch niet zo.

Larsson: Martin, kan ik je even spreken?

Martin: Nou, wat is er dan?

Larsson: Onder vier ogen. (ze gaan even ernaast)

Martin: Ja, goed... Nou, wat is er nou?

Larsson: Luister, Martin. We hebben het geprobeerd met overreding, met vriendelijkheid, met strengheid, met logica, met overrompeling. We hebben geprobeerd ‘m over te halen een advocaat te nemen. We hebben ‘m wel tien keer gevraagd of ie iets wil eten. Kortom, we hebben bijna alles geprobeerd.

Martin: Bijna alles.

Larsson: Blijft er één methode over.

Martin: O ja?

Larsson: Je weet wel wat ik bedoel.

Martin: Slaan is ontoelaatbaar, absoluut. Dat weet je net zo goed als ik.

Larsson: Ik weet dat het onjuist is een verdachte te slaan, speciaal wanneer commissarissen en inspecteurs steeds de kamer in en uit rennen.

Martin: Larsson, ik begrijp dat je geïrriteerd raakt en om je heel eerlijk de waarheid te zeggen, af en toe ben ik ook zeer daar aan toe geweest als ik bedacht waar het allemaal om ging. Maar nee.

Larsson: Eh... ik eh... ik zou ‘m natuurlijk niet slaan, hè, niet echt.

Martin: Natuurlijk niet.

Larsson: ‘n Beetje dreigen, weet je wel.

Martin: Ja. Van ‘t een komt het ander, hè?

Larsson: Welnee. ‘n Beetje over ‘m heen leunen, je kent dat wel.

Martin: Ik ken dat niet! Maar ik begrijp wat je bedoelt. Toch maar niet.

Kollberg: Martin...

Martin: Ja?

Larsson: Ik ga naar huis als je ‘t niet erg vindt.

Martin: Da’s misschien beter. Tot morgen. (keert terug bij Lundgren) Die eh… dame die vanochtend hier was...

Lundgren: Ho, die smerige vuile godverdomde rotgriet... Ze houdt van me, zegt ze... Ze zegt dat ik ‘r niet kan missen. Nou, ik hou niet van d’r. Ik kan ‘r missen als kiespijn. ‘k Wil nette grieten hebben. Het liefst zou ik één nette griet willen hebben, en op die manier dat jaloerse mokkel te grazen nemen. Godverdoms klerewijf. Die leven maar voor één ding. (zucht) Okay...

Martin: Mooi. D’r wordt dus gepraat.

Lundgren: Okay. Maar ‘k wil één ding vaststellen, hè?

Martin: Mm.

Lundgren: Die griet kan mij een alibi geven voor wat er maandag gebeurd is, in het Tantopark. Want toen was ik bij haar.

Martin: Dat wisten we al.

Hammar: Verrek. Heeft ze ‘t dan toch gezegd?

Martin: Ja.

Hammar: Dus... dus die verdenking rust niet meer op mij?

Martin: Nee, dat klopt. Dan wordt er nu dus gepraat.

Hammar: Wij niet.

Martin: Wat bedoelt u “wij niet”?

Hammar: Niet met u. Met u wil ik niet praten.

Martin: Met die wilt u dan praten?

Hammar: Met die vent die me arresteerde. Die lange.

Martin: Gunvald.

Melander: Die is naar huis gegaan.

Hammar: Nou, bel ‘m dan op.

Melander: Hij heeft z’n rust verdiend. Hij heeft een vermoeiende dag achter de rug, met de arrestatie van zo’n belangrijke gangster.

Hammar: Hou je bek, man.

Martin: Okay! Melander, bel Gunvald.

(Martin klopt aan en komt binnen)

Martin: Zo.

Hammar: En?

Martin: Nou, we mogen aannemen dat eh... Lundgren vrijuit gaat wat die moorden betreft. Melander heeft vanochtend zijn vriendin verhoord. Zij heeft ‘m een alibi gegeven voor de moord in het Tantopark. Maar van vrijdag in dat Vanadispark heeft ie natuurlijk geen alibi.

Hammar: Dat begrijp ik. Maar wat denk je d’r zelf van?

Martin: Mm. Ik geloof niet dat ie het is.

Hammar: Jij gelooft niet dat hij de dader is?

Martin: Nee. ‘t Is niet plausibel. ‘t Klopt niet. Afgezien van het alibi door die maandag is ie... Hij is het type niet, weet je. En seksueel gesproken maakt ie een volkomen normale indruk.

Hammar: Oh.

Martin: We laten nou eh… Gunvald terugkomen.

Hammar: Waarom?

Martin: Nou, die vent wil met niemand anders praten, zegt ie.

Hammar: Zo. Pech voor ‘m dat ie sinds z’n promotie geen overuren meer in rekening mag brengen.

Martin: Ja. (lachje) Zouden we allemaal rijk worden.

Larsson: Daar gaan we dan.

Lundgren: U was het die mij gearresteerd heeft, hè?

Larsson: Ja, dat klopt. Maar het is niet iets waar ik speciaal trots op ben. Het is m’n werk. Tuig als u arresteer ik dagelijks. Volgende week ben ik u waarschijnlijk weer vergeten. Nou, kunnen we dan nou beginnen?

Lundgren: Ja.

Larsson: Hoe heet u?

Lundgren: Rolf Evert Lundgren.

Larsson: Geboren?

Lundgren: Ja.

Larsson: Geen brutaliteiten!

Lundgren: 5 januari 1944.

Larsson: Waar?

Lundgren: Gotenburg.

Larsson: Welk deel?

Lundgren: Lundby.

Larsson: Hebt u een strafregister?

Lundgren: Nee.

Larsson: Hebt u in een opvoedingsgesticht gezeten?

Lundgren: Nee.

Martin: Er zijn een paar details waar onze belangstelling het eerst naar uitgaat...

Lundgren: Jezus, ik heb toch gezegd dat ik alleen met hem wil praten?

Larsson: Wat is uw beroep?

Lundgren: Beroep?

Larsson: Ja. U hebt toch wel een beroep, of niet?

Lundgren: Nou...

Larsson: Nou, hoe noemt u zich?

Lundgren: Zakenman.

Larsson: Met wat voor zaken houdt u zich volgens u bezig?

Lundgren: Tja, eh... Nou, wat willen jullie nou zo graag weten?

Larsson: U hebt al toegegeven dat u zich op de avond van de 9de juni, dus vorige week vrijdag, in het Vanadispark bevond.

Lundgren: Ja.

Larsson: En dat u daar om 21:15 uur een overval pleegde.

Lundgren: Ja.

Larsson: Op de winkelierster Hildur Magnusson.

Lundgren: Ja.

Melander: Hoe laat kwam u in het park aan?

Lundgren: Hou je smoel, man.

Larsson: Geen brutaliteiten! Hoe laat kwam u in het park aan?

Lundgren: Zeven uur. Even over zevenen misschien. Ik ging van huis toen de regen wat minder werd.

Larsson: En u bevond zich in het Vanadispark van zeven uur tot en met het tijdstip waarop u die dame, mevrouw Hildur Magnusson, overviel en beroofde?

Lundgren: Ja, ik was wel in de buurt, ja. ‘k Hield de zaak in ‘t oog.

Larsson: Hebt u nog andere mensen in het park gezien in die tijd?

Lundgren: Ja, een paar.

Larsson: Hoeveel?

Lundgren: Nou, een stuk of tien. Twaalf misschien. O nee, nee, eerder tien.

Larsson: Ik neem aan dat u deze personen enigszins aandachtig hebt opgenomen?

Lundgren: Ja, meer dan enigszins mag ‘k wel zeggen.

Larsson: Om te zien of u hen aandurfde.

Lundgren: Nou, eerder om te zien of ze de moeite waard waren.

Larsson: Kunt u zich enige van die personen herinneren?

Lundgren: Ja, een paar in ieder geval.

Larsson: Wie?

Lundgren: Nou, ‘k heb twee smerissen gezien.

Larsson: Politieagenten.

Lundgren: Ja.

Larsson: In uniform?

Lundgren: Nee.

Larsson: Hoe wist u dan dat het politieagenten waren?

Lundgren: Nou, omdat ‘k ze wel twintig keer gezien heb. Ze horen bij die smerissenpost in de Surbrunnsgatan. Nou, en dat rijden ze weer in een rooie Volvo en dan zie ik ze weer in een groene Saab…

Larsson: Het politiebureau van district 9 bedoelt u.

Lundgren: Ja, als dit het bureau van de Surbrunnsgatan is.

Larsson: Hoe laat hebt u die agenten gezien?

Lundgren: Nou om... ongeveer half negen.

Larsson: Hoe lang bleven ze in ‘t park?

Lundgren: Nou, een minuut of tien, ‘n kwartiertje misschien. Daarna gingen ze naar het eh… Lill-Jansbos.

Larsson: Hoe weet u dat?

Lundgren: Dat... dat zeiden ze.

Larsson: Zeiden ze dat?

Lundgren: Ja!

Larsson: Wilt u zeggen dat u met ze gepraat heeft?

Lundgren: Jezus, man, nee. Ik stond ernaast en ik hoorde wat ze zeiden.

Larsson: Mm. En wie heeft u nog meer gezien?

Lundgren: Nou, een vent met een grietje. Nog jong, een jaar of twintig.

Larsson: Wat deden ze daar?

Lundgren: Ze stonden samen te rotzooien.

Larsson: Wat?

Lundgren: Ze stonden te rotzooien. Hij pakte haar bij de kut.

Larsson: Geen brutaliteiten!

Lundgren: Ja, maar dat is toch helemaal geen brutaliteit! ‘t Enige wat ik doe is antwoord geven en zeggen wat er gebeurd is.

Larsson: Is het u bekend dat er een moord in het park gepleegd is tijdens uw aanwezigheid daar?

Lundgren: ‘k Heb het gelezen, ja.

Larsson: En?

Lundgren: Dat heb ik niet gedaan. Dat zweer ik je. Zo’n type ben ik niet.

Larsson: U hebt een beschrijving van het meisje gelezen. Ze was negen jaar en heette Eva Carlsson. Ze had een rood rokje aan, een dwarsgestreept truitje en zwarte houten sandalen. Hebt u d’r gezien?... Hebt u het meisje gezien?

Lundgren: Eh... ja. Nou, ‘k geloof van wel, ja.

Larsson: Waar hebt u haar gezien?

Lundgren: Nou, op de speelplaats, bij de Sveavägen. Daar was in ieder geval een kind aan ‘t spelen. Een meisje.

Larsson: Wat deed ze?

Lundgren: Ze was aan ‘t schommelen.

Larsson: Wie was er bij haar?

Lundgren: Niemand. Ze was alleen.

Larsson: Hoe laat was dat?

Lundgren: Nou... eh... even nadat ik in het park kwam, ja.

Larsson: Kunt u het iets nauwkeuriger zeggen?

Lundgren: Een minuut of tien over zeven. Iets later misschien.

Larsson: En u weet zeker dat ze alleen was?

Lundgren: Ja. Ja.

Larsson: Had ze een rood rokje en een dwarsgestreept truitje aan, weet u het heel zeker?

Lundgren: Nee... nee... ik bedoel... ik bedoel, dat weet ik niet zeker, maar,,,

Larsson: Maar?

Lundgren: Maar ik... ik dacht van wel.

Larsson: En verder hebt u daar niemand gezien? Niemand die met het kind sprak?

Lundgren: Ja, stil nou, wacht nou effetjes. Ja, ik heb er in de krant over gelezen. Ja, ik heb me rot geprakkiseerd.

Larsson: Wat dacht u?

Lundgren: Ja, dat...

Larsson: Hebt u zelf met haar gesproken?

Lundgren: Nee! Nee, verdomd nee.

Larsson: Ze zat daar in d’r eentje te schommelen. Bent u naar d’r toe gegaan?

Lundgren: Nee man, helemaal niet.

Martin: Laat het ‘m nou ‘ns zelf vertellen, Gunvald, hij moet er vaak en lang over nagedacht hebben.

Lundgren: Bemoei jij je d’r niet mee, hè.

Larsson: Okay, okay, vertel dan.

Lundgren: Nou, ‘k heb erover zitten nadenken. Elke dag heb ik eraan moeten denken. Ja, ‘k heb geprobeerd het me weer te herinneren. Kijk, ik weet... ik weet dat ik het kind op de speelplaats gezien heb en dat ze alleen was. En dat moet zijn geweest toen ik het park inliep. Ja, u kunt zich voorstellen dat ik niet zo nauwkeurig heb gekeken, zie je. Het was maar een kind en ik was niet van plan mijn werk in de buurt van die speelplaats te doen... Te dicht bij de straat, bij de Sveavägen. En daarom heb ik er ook niet zo op gelet, toen. Als ‘t op de speelplaats bij de watertoren was geweest, dan hadden de zaken anders gelegen.

Larsson: Hebt u haar daar ook gezien?

Lundgren: Nee, ik heb haar helemaal niet gezien

Larsson: Hebt u haar gevolgd?

Lundgren: Nee! Nee, probeer dan nou toch te begrijpen: ik was helemaal niet in dat kind geïnteresseerd! Maar…

Larsson: Maar?

Lundgren: Nou, d’r waren die avond niet veel mensen in het park, zie je. Het was rotweer en het kon elk moment gaan gieten, en ik dacht er net over om het op te geven en naar huis te gaan toen dat wijf, toen die eh... ja, toen... toen die dame d’r aan kwam. Maar ja...

Larsson: Maar ja?

Lundgren: Eh… wat ik alleen maar zeggen wou, is dat ik dat meisje heb gezien. En het was eerder kwart over dan tien over zeven.

Larsson: Ja, dat hebt u al gezegd. Wie was er bij haar?

Lundgren: Niemand! Dat heb ik toch gezegd! Ze was alleen. Maar... ja, maar kijk, wat ik nou zeggen wil is dat ik in die tijd zo’n stuk of tien mensen heb gezien. Hè? Ik ga voorzichtig te werk. ‘k Heb geen zin om gepakt worden, dus ik kijk wel goed uit. En wat ik nou bedoel te zeggen, is dat één van die mensen die ik gezien heb...

Larsson: Wel, en wie hebt u gezien?

Lundgren: Nou... dat... ja, dat waren dan die twee smerissen.

Larsson: Politieagenten.

Lundgren: Ja goed, politieagenten. Nou die ene had rood haar en droeg een trenchcoat, en die andere eh… had een pet op, en een colbertjasje, en een broek van andere stof en hij had nogal een... smal gezicht.

Melander: Axelsson en Lind.

Martin: U bezit een scherpe opmerkingsgave.

Larsson: Ja, dat is zo. En nou voor de dag met de rest.

Lundgren: Nou, die twee... Jezus, man, val me toch niet steeds in de rede. (zucht) Nou, die twee smerissen gingen elk een andere kant op. En die bleven ongeveer een kwartier in het park. Maar, dat was een hele tijd nadat ik het meisje had gezien. Zeker eh... anderhalf uur.

Larsson: Ja?

Lundgren: En dan die andere twee... hè, die vent die aan ’t rotzooien was met dat meisje... Dat... dat was eerder. ‘k Ben ze gevolgd. Ik wou bijna ingrijpen.

Larsson: Ingrijpen?

Lundgren: Ja... Nee! Nee, Jezus, man, zo bedoel ik het nou ook weer niet. Nou, dat grietje had een korte jurk aan, zwart met wit. En die vent had een blazer aan. Rijkeluiskinderen zo te zien. Maar ja, ze had geen tasje bij zich. Ze had zo’n eh… wit netbroekje aan.

Larsson: Hoe kon u dat zien zonder dat zij u zag?

Lundgren: Ze zag geen pest, en die vent ook niet. (lachje) Ze zou niet eens een nijlpaard opgemerkt hebben. Ze zagen mekaar niet eens. Nou ja, en ze waren daar gekomen eh... Ja, hoe laat waren die smerissen daar?

Martin: Om half negen.

Lundgren: Maar dat klopt! Toen waren die twee al op z’n minst een kwartier weg. En ze waren minstens een half uur in het park. Dus van... van kwart voor acht tot kwart over acht. Ja, ik ben ze eerst gevolgd, maar daarna ben ‘k weer weggegaan. ‘k Heb naar dat gevrij van ze staan kijken. Maar... toen zij het park in kwamen, was dat kleine meisje al verdwenen. Ze was niet op de speelplaats toen ze kwamen en ook niet toen ze weggingen. Als ze d’r wel was geweest, had ik dat gezien. Het eh... het zou me zijn opgevallen.

Larsson: Ze was dus op de speelplaats om kwart over zeven, maar niet meer om kwart voor acht?

Lundgren: Precies, ja.

Larsson: En wat deed u in die tijd?

Lundgren: Maar... maar god, de boel in de gaten houden, zo te zeggen. Ik stond in de hoek van het park tussen de Sveavägen en de Frejgatan, zodat ik de mensen die van die kant kwamen goed kon zien.

Larsson: Een ogenblikje, alstublieft. U zegt dat u al bij elkaar zo ongeveer tien mensen hebt gezien.

Lundgren: In ‘t park? Ja, ongeveer ja.

Larsson: Ja. Twee agenten, het vrijende paartje, de dame die u beroofde, het meisje... Dat zijn er zes.

Lundgren: Ja, nou nee, nee nee, ik heb nog een ouwe man met een hond gevolgd. ‘k Heb ‘m een tijdje gevolgd, maar hij bleef in de buurt van Stefanskerk... Te dicht bij de straat. Hij wachtte zeker tot die hond zou gaan schijten of zoiets.

Martin: Van welke kant kwam die man?

Lundgren: Van... nou, van de Sveavägen, waar die kiosk staat.

Martin: Hoe laat was dat?

Lundgren: Eh… even nadat ik het park was binnengegaan.

Martin: Mm.

Lundgren: Het was ook de enige die in aanmerking kwam vóór die vent met dat grietje. Hij... eh... Wacht nou ‘ns even... Hij kwam het park in langs de kiosk en hij had zo’n scharminkel van een hondje bij zich. En toen was dat meisje... ja, toen was dat meisje nog op die speelplaats.

Larsson: Weet u dat zeker?

Lundgren: Ja. Nou, wacht nou ‘ns even... Eh... ik heb ‘m de hele tijd gevolgd, hè, en toen ie na een minuut of tien, vijftien wegging, ja, toen was het meisje verdwenen.

Larsson: En wie hebt u nog meer gezien?

Lundgren: Ja, god, alleen wat kleingoed.

Larsson: Kleingoed?

Lundgren: Ja, dat soort dat niet in aanmerking komt. Een stuk of drie. Ze liepen het park door

Larsson: Probeert het u in godsnaam te herinneren

Lundgren: Jezus, man, dat doe ik toch. Nou eh… twee ervan die hoorden bij mekaar. Ze kwamen van de Sveavägen en gingen de heuvel op naar de watertoren. Zwervers, vrij oud.

Larsson: Weet u zeker dat ze bij elkaar hoorden?

Lundgren: Dat weet ik zo goed als zeker. Ik had ze al vaker gezien. Nou, ik herinner me nou dat ik toen nog dacht dat ze wel drank bij zich zouden hebben die ze in ‘t park soldaat wilden maken. Nou, toen waren die andere twee d’r nog, hè, dat grietje in dat netbroekje met die vent die aan ‘t rotzooien was. En…

Larsson: Ja?

Lundgren: Ja, en dan was er nog een... Een die van de andere kant kwam.

Larsson: Ook “kleingoed” zoals u dat noemt.

Lundgren: Eh… ja. Ja, niet iemand om je mee bezig te houden. Van mijn standpunt uit bekeken dan. Hij... hij kwam uit de richting van de watertoren, ja... ik herinner het me nou heel goed, en ik herinner me ook nog dat ik dacht dat ie via de trappen uit de Ingemarsgatan was gekomen, en... een idiote manier van doen natuurlijk, idioot om eerst helemaal naar boven te klimmen en dan... aan de andere kant er weer af.

Larsson: Er af?

Lundgren: Ja, hij verliet het park bij de Sveavägen.

Larsson: Hoe laat was dat?

Lundgren: Nou, onmiddellijk nadat die ouwe man met het hondje weggegaan was... Verdomme...

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (11/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.
Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign