Nocturne in het Grand Hotel

Nocturne in het Grand Hotel
beschrijving:

Wolfgang Hildesheimer

uitzending: VARA, maandag 13/05/1963

vertaling: C. Denoyer

regie: S(allo) de Vries jr.

rolverdeling:

- de beroemde dirigent Karolin: Luc Lutz

- z’n bediende Viktor: Henk Molenberg

- een journaliste: Fé Sciarone

- de avonturierster Madame Chopin: Wiesje Bouwmeester

- de beruchte inbreker Charlie: Frans Somers

- Virginia Shrankmaker: Barbara Hoffman

- Mrs. Shrankmaker: Mien van Kerckhoven-Kling

- de hoteldirecteur: Jan Verkoren

- inspecteur Grühl: Huib Orizand

- Rosenbarth, de impressario: Rien van Noppen

duur: 52'56"

Nocturno im Grandhotel werd op 30/12/1961 door de Südwestfunk uitgezonden.

Frederic Karolin is een beroemde dirigent die op zijn tournees de hele wereld afreist en wiens leven zich alleen nog in concertzalen en in hotels afspeelt. Nieuwsgierige reporters volgen hem op de voet, vurige bewonderaarsters van zijn kunst zitten hem op de hielen en talloze leerlingen vechten om bij de beroemde maestro te mogen voorspelen. Karolin is de routineklus evenwel zat. Als een welgekomen hobby ontdekt hij bij zichzelf een begaafdheid voor het dievenbedrijf. Zijn avontuurlijke bijbezigheid - gevelklimmen en inbreken in vreemde kamers - brengt hem echter niet hetzelfde succes als de interpretatie van Beethovens symfonieën. Wel ontstaat er in het Grand Hotel, waarin hij net logeert, een flinke opschudding als ‘s nachts flink wat gestolen wordt bij één van de rijke gasten, maar niet Karolin is de held van deze affaire, maar Charlie Bols, één van de meest gevreesde inbrekers. Charlie weet zich ditmaal echter handig uit de klauwen van de politie te houden - op kosten van zijn rivaal Karolin, die enkel door zijn roem als dirigent en zijn galanterie bij de vrouwen aan de kwalijke gevolgen van zijn nachtelijk gedoe ontsnapt. Eén ding kan hij evenwel van Charlie leren: hoe men zijn beroep werkelijk ernstig neemt…

hoorspel:

(einde van Beethovens Eroica - applaus)

Viktor: (neuriet - er wordt geklopt - opent de deur) Het spijt me, juffrouw, maar ik moet u de toegang weigeren. Het is helaas niet mogelijk...

journaliste: Maar ik zou graag even...

Viktor: Mag ik even uitspreken? U wilt meneer spreken, de maestro.

journalist - Precies.

Viktor: Nou, ten eerste is het concert net afgelopen. Hij zou dus nog niet eens hier kunnen zijn, al zou ie gebruik maken van de luchtverbinding tussen concertgebouw en Grand Hotel, wat ie zelden doet. Ten tweede ontvangt ie na concerten nooit bezoek dat ie niet heel zorgvuldig zelf heeft uitgezocht. En daarbij zijn nooit dames van de pers.

journaliste: Wel andere dames?

Viktor: Juffrouw!

journaliste: Bent u z’n bediende?

Viktor: Dat ben ik, ja. En nu moet ik u toch heus verzoeken...

journaliste: O, dat kunt u me zeker wel op een paar vragen antwoorden.

Viktor: Alle vragen die het privé-leven van mijn meester betreffen, zijn door mij al uitputtend beantwoord, zoals u ongetwijfeld zult kunnen constateren als u de geïllustreerde pers van de laatste jaren doorbladert.

journaliste: Dat is nou precies wat ik al gedaan heb, maar de artikelen spreken tegen!

Viktor: Ah, ik breng er altijd wat variatie in.

journaliste: Vindt de meester het dan goed dat u...

Viktor: Het spijt me, jongedame, maar tot het beantwoorden van vragen die niet het privé-leven van mijn meester betreffen, ben ik volkomen onbevoegd.

journaliste: Ha, de volmaakte bediende dus, zoals de in de boeken staat. Net wat ik nodig heb.

Viktor: Juffrouw, weliswaar matig ik me over datgene wat u nodig hebt geen oordeel aan, maar toch waag ik het te betwijfelen.

journaliste: Eh... vertelt u mij eens: heeft uw meester hobby’s?

Viktor: Hij prikt zeldzame vlinders op, hij verzamelt bierviltjes en hij vermoordt journalisten.

journaliste: Ook vrouwelijke?

Viktor: Vooral vrouwelijke. En nu moet ik u toch tot m’n spijt de deur uitzetten, en heel vlug.

journaliste: Uw meester komt toch nog niet…

Viktor: Dat is best mogelijk, maar voor mij is het hier een kwestie van het vervullen van mijn plicht. De rest moet ik aan het noodlot overlaten.

journaliste: Ik kan ook vóór de deur wachten.

Viktor: Ik weet zeker dat u nog veel meer kunt. En nu mag ik u wel verzoeken? (sluit de deur) Zo, die zijn we kwijt... (de dirigent komt binnen via het balkon) Meneer Karolin! Alweer over het balkon!

Karolin: Daar ben ik!

Viktor: Uw kostuum gaat op die manier niet lang meer mee.

Karolin: Het gaat steeds beter, Viktor.

Viktor: Wat, meneer Karolin, als ik vragen mag. De Eroica?

Karolin: Het klauteren!

Viktor: Ik maak me zorgen over u. (zucht)

Karolin: Ik geloof dat ik gauw zover ben.

Viktor: Hoe ver?

Karolin: Maar beste Viktor, ik heb je toch deelgenoot gemaakt van mijn plannen inzake vrijetijdsbesteding?

Viktor: Ja, ik ben er allesbehalve verrukt van, meneer Karolin.

Karolin: Vier minuten voor de achtergevel van het hotel. Furtwängler zou er beslist driemaal zo lang over gedaan hebben. Voor de Eroica had ie in elk geval tweemaal zoveel tijd nodig als ik. (geeuwend) Hoe was ik, vanavond?

Viktor: Grandioos!

Karolin: Zoals altijd. Ja, ik ben er voor altijd toe veroordeeld zoals altijd te zijn. Als ik het eenmaal niet meer ben, is het met me gedaan. Dan zeggen de mensen: “Karolin is niet meer wat ie geweest is...” Tot zolang, beste Viktor, blijft het... Hoe zei die krant dat nou kortgeleden zo mooi?

Viktor: “De eenzame tocht naar de toppen der perfectie, naar de aller-uiterste volmaaktheid.

Viktor & Karolin: Karolin legt de normen vast.”

Karolin: (lachje)

Viktor: Ach, u zou u toch gelukkig moeten prijzen, meneer Karolin. Het is maar weinigen vergund.

Karolin: Ik weet het, ik weet het, Viktor, dat heb ik allemaal al gehoord. Maar verplaats jij je nu ‘ns in mijn positie. Denk je in dat ik daar sta, dat ik de slotmaten dirigeer, zo’n typisch presto, en dat ik me dan plotseling realiseer: als het voorbij is begint het weer van voren af aan, morgen en overmorgen, altijd weer hetzelfde, allegro, adagio, scherzo, presto, altijd hetzelfde.

Viktor: In het adagio zat de hoorn er naast.

Karolin: Het koper is niet best in deze stad.

Viktor: Ah, maar toch was het een prachtige avond!

Karolin: We moeten hem niet prijzen vóór de ochtend.

Viktor: Hoe bedoelt u dat?

Karolin: Een oud spreekwoord… Hoe was het hier, Viktor?

Viktor: O, behalve een paar dames en heren van de pers, twee neoromantische componisten met symfonieën in cis mol...

Karolin: Allebei?

Viktor: Min of meer.

Karolin: Verder?

Viktor: Een nogal hardnekkige trombonist…

Karolin: Dat wordt al minder alledaags.

Viktor: …die absoluut met u het tromboneconcert van Tsjerwenka wil spelen.

Karolin: Wie is Tsjerwenka?

Viktor: Boheemse Bruckner, 1804-1897.

Karolin: Heel oud geworden.

Viktor: Ja. De laatste jaren was ie krankzinnig.

Karolin: Jij bent bijzonder op de hoogte, Viktor.

Viktor: Vervolgens de laatste legitieme leerling van Frans Liszt.

Karolin: Dezelfde als gisteren?

Viktor: Een andere.

Karolin: Maar vermoedelijk niet minder legitiem. Genoeg.

Viktor: Ja, maar ik kom helaas nu pas aan het belangrijkste. Rosenbarth is aangekomen.

Karolin: Wie?

Viktor: Rosenbarth, uw impresario.

Karolin: O...

Viktor: Ja, hij logeert hier in het hotel en heeft de contracten voor de tournee door Zuid-Amerika gebracht.

Karolin: Zuid-Amerika...

Viktor: Mm.

Karolin: De negende van Beethoven voor rijk geworden veefokkers in Santiago de Chili.

Viktor: Pardon, daar is het de vierde van Schumann.

Karolin: Met bijbehorende ontvangst door de staatspresident in z’n zomerpaleis. Werkelijk, Viktor, het leven heeft me niets meer te bieden.

Viktor: Zo mag u niet spreken, meneer Karolin! U weet net zo goed als ik dat het ook z’n mooie kanten heeft.

Karolin: Kan hebben, Viktor. En dat brengt me op het thema van vanavond. Het is nu half twaalf...

Viktor: Precies! Uw bed is opgemaakt en u moest vanavond nou ‘ns vroeg...

Karolin: Half twaalf, een uitstekende tijd.

Viktor: Waarvoor, als ik vragen mag?

Karolin: Maar Viktor! Doe nou niet net alsof je dat al niet had vermoed. Ik heb besloten vannacht m’n eerste kleine inbraak te plegen.

Viktor: Uw eerste kleine inbraak?

Karolin: Zeker, zeker! Om te beginnen van een bescheiden formaat. Wat sieraden, een kleine portefeuille als ik die ergens mocht tegenkomen. Niet het grote, gevaarlijke werk, geen doffe dreunen, geen schreeuw in het donker. Zover zijn we nog niet. Dat komt later.

Viktor: U... u... u wilt er dus werkelijk ernst van maken?

Karolin: Nou (lachje), ernst, als je ‘t zo wilt noemen.

Viktor: O, ik… ik… ik… ik zou het niet doen.

Karolin: Dat weet ik, beste Viktor. Jij moet het ook helemaal niet doen. Jij hebt het niet nodig.

Viktor: U ook niet, meneer Karolin, bij zulke gages.

Karolin: Gages!... Mij lokt niet de buit, maar de daad.

Viktor: Nou, ik hoor het woord daad niet graag in dit verband, eh... het… het heeft iets van de klank van een krantenbericht op de ochtend daarna.

Karolin: Noem het een avontuur. Het avontuur als compensatie, begrijp je? Zo’n eh… snelle klauterpartij...

Viktor: U zult uw nek nog breken.

Karolin: ‘t Verbrijzelen van een vensterruit...

Viktor: Uw handen kapotsnijden.

Karolin: Een flinke greep in het juwelenkistje.

Viktor: Nou, als u die vindt!

Karolin: Of in de portefeuille.

Viktor: Als er wat in zit!

Karolin: Dat is het risico, Viktor, dat mensen als wij alleen maar kennen van horen zeggen. Bovendien ben ik een volwassen man.

Viktor: Ja ja. Nou, ik wou dat u dat was.

Karolin: Dirigeren is geen risico. Altijd maar doen wat een ander, een grotere heeft voorgeschreven. “Karolin, de hoeder van eeuwige waarden, de lieveling van het publiek.” Kijk ‘ns, Viktor...

Viktor: Wat is dat!?

Karolin: Zie je dat niet? Een masker. Hoe zie ik er uit?

Viktor: Als een dirigent met een masker voor.

Karolin: Wacht tot ik m’n pet op heb. Zo. Hoe zie ik er nu uit?

Viktor: Hetzelfde, met pet.

Karolin: Je hebt geen fantasie!

Viktor: En u geen zin voor de werkelijkheid, meneer Karolin.

Karolin: Ik zie er uit als zo’n vent met een Italiaanse naam in Chicago.

Viktor: Ach, ‘t spijt me, maar u bent nu eenmaal niet voor misdadiger in de wieg gelegd.

Karolin: Niemand is voor misdadiger in de wieg gelegd. Lees er de grote strafrechthervormers maar op na.

Viktor: Nou, ‘k zal het noteren.

Karolin: Niemand wordt als misdadiger geboren, de maatschappij brengt hem ertoe. Mij heeft ze nu juist zo ver gebracht. Geef me ‘ns een oud jasje.

Viktor: Ik ben bang dat uw huisjasje ongeschikt is voor inbraken.

Karolin: Ja, vandaag zal ik het er nog mee moeten doen. Ik zal er deze week een kopen in een speciaalzaak. Zo, wat nog meer? O ja, een steen of een ander hard voorwerp.

Viktor: Maar meneer Karolin! U… u wilt toch niet...

Karolin: Ik wil ‘m door het raam gooien.

Viktor: Daar maakt u het hele hotel mee wakker!

Karolin: Wees maar niet bang. Ik gooi zachtjes. Hebben we iets geschikts?

Viktor: Nou, ik... ik zou het niet... ik zou niet weten wat, eh... behalve... behalve... die Boeddha van jade.

Karolin: Welke?

Viktor: Vroege vierde, Ming, uit de collectie Desormière, het geschenk van de gravin d’Agout.

Karolin: Die lieve Madeleine. Ze was er altijd op uit iets nuttigs te geven. Wat zou het haar een genoegen doen als ze wist dat ik haar kostbare cadeau zo goed kan gebruiken. Zo. ‘k Geloof dat ik nou alles heb.

Viktor: En... waar, als ik vragen mag, denkt u die daad te volvoeren?

Karolin: Dat weet ik nog niet. Ik heb geen vast plan. Ik ben nog amateur. Eh... jij kunt wel gaan slapen, Viktor.

Viktor: Slapen? Mm, ‘k zal wel uitkijken.

Karolin: Zoals je wilt. En, Viktor, laat de balkondeur op een kier, wil je? Niet afsluiten. ‘t Zou kunnen dat ik op de terugweg wat haast heb. Goeienacht...

Viktor: Mm... veel geluk… O, niet voor de buit, maar voor een behouden terugkeer. Moge de muze hem beschermen. Hoewel dit eigenlijk meer een zaak van Hermes is. (er wordt geklopt) Wat is er nou weer? (gaat de deur openen)

journaliste: Zeg eens, waarde heer, komt die meester van u eigenlijk helemaal niet meer terug vandaag?

Viktor: Hij heeft zo-even opgebeld dat ie bij Maxime dineert.

journaliste: Er is hier geen Maxime.

Viktor: O, (kucht) ik bedoel, bij Lucullus.

journaliste: Zo?

Viktor: Ja.

journaliste: Alleen?

Viktor: In gezelschap van de aartsbisschop van Pontresina.

journaliste: Is dat waar?

Viktor: En z’n vrouw. (hij sluit de deur)

(geluid van brekend glas)

Madame Chopin: Hè? Wat wilt u hier?

Karolin: Het antwoord op deze vraag, mevrouw, kunt u vinden in het kostuum waarin ik hier voor u sta en in de manier waarop ik hier ben binnengekomen.

Chopin: O, bedoelt u dat u een inbreker bent?

Karolin: Ik vrees, mevrouw, dat u ook u binnen het kwartier tot dit inzicht zult komen. Verder moet ik u zeggen dat ieder geroep om hulp tevergeefs zou zijn.

Chopin: Tot nu toe heb ik een dergelijk geroep ook nog niet laten horen.

Karolin: Het snoer van de telefoon heb ik doorgeknipt.

Chopin: Waar u al niet aan denkt!

Karolin: Bovendien ben ik gewapend.

Chopin: En u zou niet aarzelen me overhoop te schieten. Ik moet zeggen dat u voor een inbreker buitengewoon spraakzaam bent.

Karolin: Het is mijn principe m’n slachtoffers aangenaam bezig te houden in plaats van ze te intimideren, zoals de meeste van m’n collega’s doen.

Chopin: Zeer progressief.

Karolin: Het levert betere resultaten op.

Chopin: Nou, ik ben benieuwd. Mag ik u, om tot de kern van de zaak te komen, vragen waarop u het hebt voorzien?

Karolin: Op uw sieraden, mevrouw.

Chopin: Zo? Op mijn sieraden?

Karolin: Mm, mm.

Chopin: Wilt u niet wat uittrekken?

Karolin: Pardon?

Chopin: Ach, doe tenminste uw masker af. ‘t Moet wel erg warm zijn daarachter.

Karolin: Dank u, ik eh… ben d’r aan gewend, en… Nu, mevrouw, hoe vlugger u mij vrijwillig vertelt waar u uw eh…

Chopin: Hebt u dan zo’n haast? De nacht is nog lang.

Karolin: Voor ons soort mensen is die in een wip voorbij.

Chopin: Bent u al lang inbreker?

Karolin: Van kindsbeen af. Ik kom uit een oude inbrekersfamilie.

Chopin: Interessant!

Karolin: Mijn vader stierf in het tuchthuis.

Chopin: O, dat spijt me.

Karolin: ‘t Is al lang geleden, hoor. Bankovervallen waren z’n specialiteit, hoteldiefstallen z’n liefhebberij. Maar daarvoor had ie zelden tijd.

Chopin: En uw moeder?

Karolin: Was een ingoede vrouw die haar man met raad en daad terzijde stond. Ik had een mooie zorgeloze jeugd.

Chopin: Ah, wilt u voorzichtig zijn met m’n avondjaponnen, alstublieft.

Karolin: Waar zijn uw juwelen? Ik zou niet graag geweld gebruiken.

Chopin: En als ik het er nou ‘ns op aan liet komen?

Karolin: Mevrouw, dat moet ik u afraden.

Chopin: Waarom?

Karolin: Ik ben gewend m’n slachtoffers te wurgen.

Chopin: Als uw methode van het aangenaam bezighouden niet helpt, bedoelt u?

Karolin: Soms doe ik het altijd als het aangenaam bezighouden.

Chopin: Hebt u veel slachtoffers gemaakt?

Karolin: Mm, met Pinksteren waren ‘t er al vier, de markiezin van Châteauneuf niet meegerekend.

Chopin: Waarom niet?

Karolin: Die stierf van een hartaanval al toen ze me zag.

Chopin: Mm. Ze moet wel een zwak hart gehad hebben.

Karolin: Ze was in de negentig.

Chopin: U moest u schamen een ouwe dame zo aan ‘t schrikken te maken.

Karolin: En nu, madame, kom op de proppen met uw juwelen.

Chopin: (lachje) Charmant doet u dat! Charlie zou zich kostelijk amuseren.

Karolin: Wie is Charlie?

Chopin: Charlie? O, een oud vriend, een inbreker. Beroepsinbreker, in tegenstelling tot u.

Karolin: En wie bent u?

Chopin: Daar komen we straks op. (lachje) Ja, beste vriend, u moet nog veel leren.

Karolin: Madame, u weet niet wie voor hebt!

Chopin: Toch wel.

Karolin: Wat zegt u?

Chopin: Een echte inbreker probeert eerst of de deur open is voor ie de ruit inslaat.

Karolin: U schijnt op de hoogte te zijn?

Chopin: Ik ben op de hoogte. In elk geval was deze deur open. ‘k Laat ‘m altijd open.

Karolin: Dat is heel onvoorzichtig, madame.

Chopin: Maar beste maestro!

Karolin: Hoe... weet... u...

Chopin: Inbrekers dragen zelden pantalons van een rokkostuum.

Karolin: Ach....

Chopin: En zeer zeker niet naar de laatste mode.

Karolin: Ja

Chopin: En dan die handen, maestro

Karolin: Ja?

Chopin: Wie zou u niet alleen daaraan al herkennen?

Karolin: Hooguit een enkeling, had ik gedacht.

Chopin: Goed, misschien niet veel, maar voor één van uw vurigste bewonderaarsters zoals ik die altijd uw beeld voor ogen heeft, die iedere uitdrukking, iedere beweging van u kent, blijft toch niets verborgen! Kijk maar, hier, uw portret, op m’n nachtkastje.

Karolin: Niet erg geflatteerd.

Chopin: Maar zeer verinnerlijkt.

Karolin: Alles had ik verwacht, maar dit niet.

Chopin: Verder zijn we ook nog buren.

Karolin: Dat weet u dus ook al?

Chopin: Ik reserveer altijd de kamer naast u.

Karolin: Ook dat nog. Dadelijk begint u nog over m’n Beethovenopvatting te spreken.

Chopin: Nee, daarvoor kennen we elkaar nog niet lang genoeg. Later misschien.

Karolin: Tja, dan heb ik hier niks meer te doen.

Chopin: En m’n sieraden?

Karolin: Madame, het ging me hier niet om materiële waarden, maar om de idee.

Chopin: Daarmee doet u uw kunstenaarsschap eer aan, maar u bewijst daarmee dat u het essentiële eigenschappen van de misdadiger mist.

Karolin: Denkt u dat heus?

Chopin: Ik ben er zeker van.

Karolin: Ach...

Chopin: Maestro, wilt u mij gelukkig maken?

Karolin: Hangt ervan af wat u van me verlangt.

Chopin: Sta me toe dat ik u een paar kostbare stukken van m’n sieraden cadeau geef. (opent een lade)

Karolin: Och, daar bergt u ze op.

Chopin: Ja, altijd in m’n nachtkastje. De enige plaats waar u niet hebt gezocht. (neemt enkele sieraden) Het gaat mij erom een man die ik vereer…

Karolin: Nou, nou...

Chopin: …die voor mij het wezen der muziek belichaamt…

Karolin: Madame...

Chopin: …die oneindig veel geschonken heeft…

Karolin: Nou nou, nou nou.

Chopin: …iets terug te geven. Ideële waarden laten zich wel niet… (schrikt) O, lieve hemel!

Karolin: Wat is er gebeurd?

Chopin: Leeg! M’n juwelen zijn weg!

Karolin: Bedoelt u... dat iemand hier... een inbraak heeft gepleegd?

Chopin: Blijkbaar. Dat heeft Charlie gedaan.

Karolin: Wie is toch die Charlie? Zei u niet dat het een oude vriend is?

Chopin: Die vriendschap is verleden tijd.

Karolin: Vlug, bel de hoteldirectie op, of de politie.

Chopin: Ik dacht, maestro, dat u het telefoonsnoer had doorgeknipt?

Karolin: U weet best dat ik iets dergelijks niet heb gedaan. Maak voort en bel op. Ik... ik verdwijn intussen.

Chopin: O nee, blijf asjeblieft.

Karolin: Hè?

Chopin: Ik wil zo graag het gelukkig toeval uitbuiten.

Karolin: Maar madame!

Chopin: Bezoek als dit komt niet iedere nacht het venster binnen.

Karolin: Maar d’r worden ook niet iedere nacht juwelen bij u gestolen. Waarom belt u niet op? Daar steekt wat achter... Wie bent u? Of, vertel mij eerst eens: wie is Charlie?

Chopin: (lachje) Charlie is m’n compagnon in zaken.

Karolin: Zaken. Om wat voor zaken gaat het?

Chopin: Mm… over allerlei soorten transacties. Charlie is inbreker.

Karolin: En u?

Chopin: Ik ben van huis uit avonturierster. Maar ik ben alleen nog maar in zoverre actief dat ik Charlie tips geef waar wat te halen is.

Karolin: En deelt u dan samen de buit?

Chopin: Zo is het. Of liever, zo was het.

Karolin: Zei u niet dat u in hotels altijd een kamer naast de mijne reserveert?

Chopin: Zeker. Waar u bent, ben ik ook.

Karolin: En waar u bent, is Charlie ook.

Chopin: Precies.

Karolin: U houdt van muziek.

Chopin: Muziek betekent alles op de wereld voor me. Nou ja, bijna alles. Toen ik nog een kind was al. ‘k Heb heel lang niet kunnen beslissen of ik zangeres, pianiste of avonturierster zou worden.

Karolin: Dat is ook een zwaar dilemma.

Chopin: Ja, alles heeft z’n voor en z’n tegen. Ten slotte heb ik de zekerheid gekozen.

Karolin: Een heel wijs besluit.

Chopin: En ik heb er geen spijt van. Mijn beroep stelt mij in de gelegenheid u achterna te reizen, om uw muziek te horen in de meest volmaakte vorm.

Karolin: U bent veeleisend.

Chopin: Ik kan ‘t me veroorloven, zoals u weet.

Karolin: En Charlie?

Chopin: Is helaas onmuzikaal. ‘t Is me nooit gelukt enige muzikale belangstelling bij ‘m te wekken. En toen ik ‘m vertelde dat we naar Zuid-Amerika gaan, kwam ie compleet in opstand.

Karolin: Och, reist u mee met mijn tournee?

Chopin: Zeker. Mm, ‘k verheug me al op het Brahmsconcert in .?.

Karolin: En Charlie blijft hier? Wat doet u zonder hem?

Chopin: O, ‘k wel weer ‘ns een beetje alleen opereren. Ik ben nog redelijk in vorm.

Karolin: En dat is u ook wel aan te zien, maar veel verstand heb ik er niet van.

Chopin: Ik zou gelukkig zijn als ik u mocht inwijden, zoals u mij in de diepten der muziek hebt ingewijd. (er wordt geklopt) Ha... Ja, wie is daar?

Karolin: Ik verdwijn. Waar is m’n Boeddha?

Chopin: Daar ligt ie. (hij verdwijnt - zij gaat naar de deur)

hoteldirecteur: Directie. Eh... ik moet u verzoeken de deur te openen, mevrouw.

Chopin: Ik kom. (opent de deur) Wat is er aan de hand, heren?

hoteldirecteur: Ja, het is ontzettend pijnlijk voor mij, mevrouw, u op dit late uur in uw diepe rust te moeten storen, maar... er is zo-even helaas een inbraak gepleegd in dit hotel...

Chopin: En nu verdenkt u mij ervan die gepleegd te hebben?

hoteldirecteur: Maar mevrouw, absoluut niet. Het spijt me ontzettend…

inspecteur Grühl: Inspecteur Grühl van de recherche. Mevrouw, ik ben tot m’n spijt verplicht uw personalia te noteren.

hoteldirecteur: Ja, het is me werkelijk buitengewoon onaangenaam...

Grühl: Een blote formaliteit, begrijpt u?

Chopin: Volkomen. Maar gaat u toch zitten.

Grühl: Dank u. (gaat zitten) En met wie heb ik de eer?

Chopin: Chopin. Suzanne Chopin.

Grühl: Hoe schrijft u dat?

Chopin: Ah... Chopin... C-h-o-p-i-n.

Grühl: Mm. Beroep?

Chopin: O, eh... particulier. Zuiver particulier.

Charlie: Goeienavond, meneer.

Karolin: (schrikt) Man, ik schrik me dood! Ja, (lachje) eh... goeienavond, ja. (lachje) Een heerlijke avond, vindt u niet?

Charlie: Wat is er zo heerlijk aan?

Karolin: Nou, zo zacht voor de tijd van ‘t jaar.

Charlie: Ik kan het zo zacht niet vinden.

Karolin: Nee? Nou ja, misschien staat u al langer hier buiten.

Charlie: Wat interesseert het u hoe lang ik hier al buiten ben?

Karolin: Eerlijk gezegd interesseert het me helemaal niet. ’t Was een beleefdheidsvraag.

Charlie: Zo. Mag ik me dan de beleefdheidsvraag permitteren wat u hier doet?

Karolin: Ik? ‘k Maak een wandelingetje voor ik naar bed ga.

Charlie: Een verticale wandeling tegen de hotelgevel?

Karolin: Ja, ik klim graag. Dat houdt een mens jong, geloof me.

Charlie: Ik geloof u op uw woord. En als u mij nou ook nog wil vertellen dat u op weg bent naar de kamers van meneer Karolin, die muziekman bedoel ik, dan geloof ik u ook.

Karolin: Dat ben ik nou net. U ook?

Charlie: Jawel.

Karolin: Dat treft dan goed. Laten we samen gaan!

Charlie: ‘k Ben bang dat er daar maar plaats is voor één van ons.

Karolin: Nee, dat geloof ik niet. Karolin staat bekend om z’n gastvrijheid.

Charlie: Zo?

Karolin: ‘t Hangt natuurlijk in sterkte mate af van de bedoelingen van de bezoeker.

Charlie: Van de bedoelingen? Zo.

Karolin: Maar u ziet er niet naar uit alsof u hem iets zou willen voorzingen of voorspelen.

Charlie: Nee, dat wil ik ook niet.

Karolin: Beheerst u eigenlijk wel een instrument?

Charlie: Een muziekinstrument niet.

Karolin: Of bent u soms van de pers?

Charlie: Zie ik daar soms naar uit?

Karolin: Neem me niet kwalijk, ik wou u niet beledigen. Tja, iedereen is weer gevoelig op een ander gebied, maar ik zie wel dat u van Karolin niets te vrezen hebt.

Charlie: Kent u ‘m?

Karolin: Nou... kennen, (lachje) een mens weet eigenlijk nog niet eens of ie zichzelf wel kent. Maar het is een prettig mens.

Charlie: Daar  ben ik blij om. ‘k Wikkel m’n zaken graag met prettige mensen af.

Karolin: Dat levert ook veel meer op, vooral bij het soort zaken dat u doet.

Charlie: Hoe weet u wat voor zaken ik doe?

Karolin: U ziet er nou niet direct als een universiteitsprofessor.

Charlie: En wat is uw beroep?

Karolin: ‘t Zelfde als het uwe.

Charlie: (lacht) Maak mij nou wat wijs! (lachje) Hé, wacht ‘ns...

Karolin: Nou?

Charlie: ‘k Geloof dat ik u al ‘ns eerder heb gezien, in een tijdschrift. Bent u niet...

Karolin: Ik kan het niet ontkennen.

Charlie: Maar wat doet u dan hier?

Karolin: ‘k Ben op weg naar mezelf, om het zo uit te drukken.

Charlie: En waar komt u vandaan?

Karolin: Ik keek uit het raam, zag u hier klauteren en dacht bij mezelf: dat is de man die me waardevolle tips kan geven.

Charlie: Hoe zou ik u waardevolle tips kunnen geven?

Karolin: Hoe pleeg je een goeie inbraak?

Charlie: Wil u inbreken?

Karolin: Dat zou ik heel graag willen, ja.

Charlie: Maar u verdient toch met uw optreden een kapitaal?

Karolin: U denkt te materialistisch, beste vriend.

Charlie: Dat komt door m’n beroep, meneer de dirigent.

Karolin: Wat het betekent jaar in jaar uit voor het concertpubliek van de hele wereld te staan en wildvreemde mensen een... een genot te verschaffen dat ze waarschijnlijk helemaal niet verdienen, dat kunt u zich niet voorstellen.

Charlie: Waarom hebt u dan niet wat anders geleerd?

Karolin: Ik had wat men noemt talent. Misschien had ik het me ook anders voorgesteld. In elk geval is het nu te laat.

Charlie: ‘t Is nooit te laat voor inkeer, zoals de geestelijke van m’n laatste strafinrichting me heeft bijgebracht. Zo, en nou mag ik u misschien verzoeken, meneer de dirigent, een momentje op te staan en uw handen netjes boven uw hoofd te vouwen terwijl ik uw zakken nakijk.

Karolin: Ha, noem met toch niet aldoor meneer de dirigent. Is ‘t zo goed?

Charlie: Misschien kan het nog iets hoger? Zo is ‘t mooi.

Karolin: Ik ben bang dat ’k u teleurstel, hoor. Ik heb niks in m’n zakken.

Charlie: Met uw vriendelijke permissie zou ik me daar toch graag persoonlijk van overtuigen.

Karolin: O, ga uw gang. Als u me niet vertrouwt.,,

Charlie: Neem het me niet kwalijk, maar juist in dit soort dingen wordt ons soort mensen zo vaak bedrogen.

Karolin: Ja ja, de mensen schenken elkaar geen vertrouwen meer.

Charlie: En wat is dat dan?

Karolin: Een Boeddha.

Charlie: Een wat?

Karolin: Een Boeddha. Van jade. Ming.

Charlie: Mm.

Karolin: Ach maar, misschien bent u niet zo goed thuis in de kunstgeschiedenis. Dit is een talisman. Hij brengt geluk.

Karolin: We zullen zien. Geluk kan ik gebruiken.

Karolin: Geld neem ik op m’n strooptochten nooit mee, en eh... de kostbare sieraden waarop ik het had voorzien, zijn mij helaas ontgaan.

Charlie: U ontgaan? Welke sieraden?

Karolin: Ik bedoel de sieraden van een dame die… Eh... mag... mag ik een ogenblik m’n handen van m’n hoofd nemen?

Charlie: Ja, natuurlijk.

Karolin: (zucht) Een eh... dame die daar in die kamer logeert.

Charlie: En hoe wist u dat van die sieraden?

Karolin: Ik heb een scherpe blik, beste vriend. Die dame is me al vaak bij een concert opgevallen. Ze zit vooraan, ze applaudisseert heel hard en dan zie ik altijd haar prachtige juwelen schitteren. En omdat ik toch al graag af en toe een inbraak pleeg, had ik besloten mij die juwelen toe te eigenen. Ja, zo’n amateur als u denkt ben ik nou toch ook niet.

Charlie: Ga door.

Karolin: Er valt niet veel meer te vertellen. U kent het wel: ik slinger me op het balkon, stoot de deur open, sluip de kamer in, de dame geeft een gil, maar dat zijn we tenslotte gewend. Ik weet dat de doos in het nachtkastje staat, ben met één sprong bij mevrouw, druk m’n hand op haar mond... Ik pas altijd de handgreep van Bustelli toe. U ook?

Charlie: Ga door!

Karolin: Ik trek met de andere hand de doos uit de kast, maak ‘m open en... tableau: hij is leeg.

Charlie: Allicht.

Karolin: Helemaal leeggeroofd. Geen oorclip zat er meer in.

Charlie: En wat zei de dame?

Karolin: “Dat heeft Charlie gedaan,” riep ze, “maar het zal ‘m berouwen.” En toen... toen is ze gaan opbellen. Ze heeft de portier gealarmeerd en de politie. En nu, m’n beste Charlie...

Charlie: Hè?

Karolin: …denk ik dat ik je lang genoeg heb opgehouden. Klim maar voorzichtig omlaag. Als je beneden bent, loop je meteen in de vaderlijke armen van de politie.

Charlie: Jij bent een... ‘k Heb veel zin om je neer te schieten.

Karolin: Dat moet ik u toch dringend afraden. Eén knal en u hebt helemaal geen kans meer. Bovendien begrijp ik niet wat u tegen me hebt. Als u mij niet had ontmoet, dan was u nu heel argeloos met uw tweede inbraak van vannacht bezig, namelijk bij mij.

Charlie: ‘t Zou m’n derde geweest zijn.

Karolin: In elk geval uw laatste. De politie is al in het hotel. Ik heb hen gewaarschuwd.

Charlie: Het is nog niet te laat. Gauw, uw jasje.

Karolin: Ik ben bang dat mijn jasje u niet zal redden, maar eh... als u het perse wilt... alstublieft.

Charlie: Hier hebt u het mijne.

Karolin: Met een dikke portefeuille erin.

Charlie: Die neem ik mee.

Karolin: Oh.

Charlie: Voor de rest bent u aansprakelijk, meneer de dirigent. Dan spreken we elkaar gauw weer. Goeienacht.

Karolin: Voorzichtig! ‘t Is een balkon. Rechts aanhouden. Ja ja ja ja, zo gaat het goed. Nou hebt u houvast. “Voor de rest bent u aansprakelijk.” ‘ns Kijken wat die rest is. Ho, juwelen... en wat... juwelen. (lachje) Da’s niet slecht voor je eerste strooptocht. Karolin, de hoeder van eeuwige waarden. (lachje) En wat voor waarden! En m’n goeie Boeddha is er ook bij. Hij brengt dus toch geluk!

Karolin: (opent een balkondeur - neuriet)

Virginia: (schrikt) Wat moet u hier?

Karolin: Ik vraag u duizendmaal excuus, jongedame. Blijk… blijkbaar heb ik mij in de kamer vergist.

Virginia: O, nee!

Karolin: Nee nee, nee nee, niet bellen, doet u dat alstublieft niet. Ik verzeker u dat er sprake is van een vergissing die mij even pijnlijk is als u. ‘k Wilde namelijk naar m’n eigen kamer, maar nu merk ik dat het pas de volgende is, dat wil zeggen, ik eh… dat hoop ik.

Virginia: Gaat u altijd buitenom als u uw kamer opzoekt?

Karolin: Niet altijd, maar ik klauter graag een beetje.

Virginia: En moet ik dat zomaar geloven?

Karolin: Ik zou u erg dankbaar zijn. ‘k Geef toe dat mijn verschijning op dit ogenblik niet direct voor me pleit.

Virginia: Dat wil ik nog niet eens zeggen.

Karolin: Of tenminste, niet direct voor de geloofwaardigheid van wat ik vertel.

Virginia: Dat zeker niet.

Karolin: Maar toch, ik bezweer u...

Virginia: Niet zweren, alstublieft. Vertel mij liever waar u vandaan komt.

Karolin: Dat is een heel lang verhaal en... ‘t is al tamelijk laat. Daarom verzoek ik u mij te verontschuldigen...

Virginia: Stop, of ik bel de politie!

Karolin: Nee! Nee, nee!

Virginia: Ik kan u toch zomaar niet laten lopen? U kunt wel een gevaarlijke misdadiger zijn.

Karolin: Ik verzeker u dat ik dat niet ben.

Virginia: Of een massamoordenaar die ze al lang zoeken.

Karolin: Vindt u dat ik daarop lijk?

Virginia: Laat me uw profiel eens zien?

Karolin: Ja.

Virginia: Andere kant.

Karolin: Mm.

Virginia: Nee. Op zichzelf niet.

Karolin: Ziet u nou wel?

Virginia: Maar toch kan men nooit weten. Moordenaars zien d’r vaak heel ongevaarlijk uit.

Karolin: En vindt u dat ik er ook heel ongevaarlijk uitzie?

Virginia: Absoluut. U zou bijna... een dichter kunnen zijn.

Karolin: Hebt u verstand van dichters?

Virginia: O, helemaal niet. Ik bedoel alleen maar: u bent net een kunstenaar.

Karolin: (lachje) Dat ben ik ook.

Virginia: Ziet u nou wel?

Karolin: Nou, weet u niet wie ik ben?

Virginia: Hoe zou ik dat moeten weten?

Karolin: Ach, veel mensen zouden me dadelijk herkend hebben. (lachje) Ik ben Karolin.

Virginia: Eh... wie?

Karolin: Karolin… Dé Karolin… Frederik Karolin.

Virginia: Eh... moet ik van u gehoord hebben?

Karolin: Natuurlijk.

Virginia: Hebt u een eh... een president vermoord of een bank beroofd?

Karolin: Ik ben dirigent.

Virginia: Oh.

Karolin: Dé dirigent.

Virginia: Beroemd?

Karolin: Vereerde jongedame, (kucht) over mij bestaan maar twee meningen: de ene categorie beschouwt me als één van de belangrijkste musici van onze tijd, de andere categorie als dé belangrijkste.

Virginia: Maar ik heb helaas niet zo’n verstand van muziek.

Karolin: De meeste van ons bewonderaars hebben er helemaal geen verstand van.

Virginia: Bedoelt u dat het feit dat ik geen verstand van muziek heb geen beletsel voor me hoeft te zijn om me bij de kring van uw bewonderaars aan te sluiten?

Karolin: Dat zou misschien een beetje voorbarig zijn. U zou eerst eens wat over me moeten lezen.

Virginia: O!

Karolin: ‘k Wil u graag een biografie lenen.

Virginia: Zo?

Karolin: Die zal u duidelijk maken dat er twee Karolins zijn: de kunstenaar en de mens. De kunstenaar moet u buiten beschouwing laten. Houdt u zich in plaats daarvan maar met de mens bezig.

Virginia: Met de mens dus die ‘s nachts over de balkons de kamers van jonge meisjes binnensluipt.

Karolin: Daarvan staat niets opgetekend. Ik verzeker u dat deze situatie niet karakteristiek is voor de mens Karolin. Maar (lachje) laten we ‘t niet aldoor over mij hebben. Laten we over u spreken.

Virginia: Ook over mij bestaan twee meningen.

Karolin: Ik heb de mijne al gevormd: ik vind u eenvoudig betoverend.

Virginia: Dat zegt de ene categorie.

Karolin: En de onzinnige mening van de andere categorie kan me gestolen worden. Ik heb ook wat voor u meegebracht.

Virginia: Voor mij? Ik dacht dat u zich in de kamer vergist had.

Karolin: Dat heb ik ook, maar ik ben nu eenmaal altijd op vergissingen voorbereid. Mag ik u dit kleine geschenk aanbieden?

Virginia: (verrast) Een armband!... Wat prachtig...

Karolin: (lachje)

Virginia: Maar dat kan ik toch niet aannemen.

Karolin: Dat kunt u aannemen. Er zijn geen voorwaarden aan verbonden.

Virginia: Dat zeker niet.

Karolin: Neem het aan, alstublieft. ‘t Is niet gestolen, dat wil zeggen: niet door mij. En nu, lieve jongedame, goeienacht.

Virginia: Eh... blijf nog even... (hij verdwijnt) Hé, Karolin, of hoe u anders heet... Och... weg... Hij had me tenminste nog kunnen vertellen of die armband echt is.

Mrs. Shrankmaker: (komt binnen) Virginia, wat is er gebeurd?

Virginia: Gebeurd? Niets, mama.

Mrs. Shrankmaker: Heb je gedroomd?

Virginia: Ik? Nee, waarom?

Mrs. Shrankmaker: Je hebt toch geroepen.

Virginia: Ja, maar jou niet, mama.

Mrs. Shrankmaker: Maar wie dan wel?

Virginia: Ik nam afscheid van een bezoek.

Mrs. Shrankmaker: Virginia! Asjeblieft!

Virginia: Wat bedoelt u, mama?

Mrs. Shrankmaker: Vertel me direct wat er gebeurd is.

Virginia: Ik had bezoek.

Mrs. Shrankmaker: Bezoek? Ach, dat meen je toch niet?

Virginia: Heus. Een heer.

Mrs. Shrankmaker: Toe, kindje, het is diep in de nacht en ik ben moe.

Virginia: Ja, wat heeft dat er nou mee te maken? Ik had bezoek en eh... dit heeft ie me cadeau gegeven.

Mrs. Shrankmaker: (schrikt) Dat... dat is te veel.

Virginia: Ja, dat vond ik ook, maar hij vond dat ik het gerust kon aannemen.

Mrs. Shrankmaker: En jij... jij schaamt je niet?

Virginia: Waarom zal ik me schamen? Ik weet trouwens nog niet eens of het echt is.

Mrs. Shrankmaker: Het is echt. En dat doe je mij aan!

Virginia: Wat doe ik je aan? En waarom jou? Hij was nog erg aardig ook. Jammer dat je ’m net niet meer gezien hebt.

Mrs. Shrankmaker: Dat had ik niet voor mogelijk gehouden.

Virginia: Ik ook niet. Ik ben ook eerst tamelijk geschrokken.

Mrs. Shrankmaker: Eerst?

Virginia: Ja, daarna beviel ie me heel goed, ik bedoel de man. De armband natuurlijk ook. (er wordt geklopt)

Mrs. Shrankmaker: Wat heeft dat te betekenen? Zo laat. Of is er misschien weer bezoek voor je?

Virginia: Hè, wie weet? (er wordt nog eens geklopt) Ik zou er nou echt niet meer vreemd van opkijken. Wie is daar?

de hoteldirecteur: Eh... directie. Ja, ik moet u verzoeken de deur te openen, juffrouw

Mrs. Shrankmaker: Ja, nu is alles uit. Ze hebben je bezoek ontdekt.

Virginia: Ik kom... (gaat de deur openen) Wat wilt u?

hoteldirecteur: (komt binnen) Juffrouw, mevrouw, ja, ik moet u duizendmaal excuus vragen dat ik u op dit late uur uit uw sluimer moet rukken, maar hier...

inspecteur Grühl: Ja, geen poëzie, alstublieft, directeur.

hoteldirecteur: …maar helaas is er hier in het afgelopen uur een zware inbraak gepleegd.

Mrs. Shrankmaker: Ook dat nog!

Grühl: Wat bedoelt u daarmee, mevrouw?

Virginia: En wie bent u?

Grühl: Inspecteur Grühl, van de recherche. Het is mijn plicht naar de sporen te zoeken van een diefstal, ook daar waar noch de inbrekers noch de buit worden vermoed. Een blote formaliteit, begrijpt u.

Virginia: Nee, eerlijk gezegd, nee.

Grühl: Plicht is plicht.

Virginia: Dat kan wel. We zijn buitenlanders.

Grühl: O, dat maakt de zaak natuurlijk gecompliceerd. Hoe is de naam, als ik vragen mag?

Virginia: Shrankmaker. Ik ben Virginia Shrankmaker en dit is mijn moeder, Mrs. Victoria Shrankmaker.

Grühl: O... Ja, mag ik u verzoeken Mrs. eh… mevrouw, uw uitroep te verklaren?

Mrs. Shrankmaker: Heb ik eh... heb ik wat uitgeroepen?

Grühl: Zeker. U hebt geroepen: “Ook dat nog!”

Mrs. Shrankmaker: Ach ik... ik smeek u, bespaar me de schande.

hoteldirecteur: Ja, eh... het is me werkelijk in de hoogste mate onaangenaam

Grühl: Ja, het spijt me, maar ik kan u niets besparen wat voor ons met betrekking tot de opheldering van deze zaak van belang is.

Virginia: Inspecteur...

Grühl: Mm?

Virginia: Hoort deze armband tot de gestolen voorwerpen?

Grühl: Hè? Nee. Nee, de inbraak werd bij een heer gepleegd.

Virginia: Oh...!

Grühl: Behalve een portefeuille met een aanzienlijk bedrag aan geld werden alleen maar dingen gestolen die door heren worden gedragen.

hoteldirecteur: Een met robijnen bezette sigarettenkoker van zeer grote waarde, eh... platina manchetknopen...

Grühl: Maar jongedame, hoe komt u op de gedachte dat deze armband van diefstal afkomstig zou kunnen zijn?

Mrs. Shrankmaker: O, dat overleef ik niet.

Virginia: Mama, beheers je. Ik zal het u uitleggen.

Grühl: Graag.

Virginia: Ik lag al in bed en sliep, toen de balkondeur openging en een man in een tamelijk smerig jasje de kamer binnenkwam.

Mrs. Shrankmaker: Een smerig jasje!...

Grühl: Hoe zag die man er uit?

Virginia: Aardig, goed gemanierd.

Grühl: En wat deed ie?

Virginia: Hij zei dat hij zich in de kamer had vergist.

Grühl: Mm... een zeer geliefd excuus.

Virginia: Daarna onderhielden we ons ongedwongen.

Mrs. Shrankmaker: Ongedwongen...! Oh!...

Virginia: Hij stelde zich zelfs voor en vond dat ik ‘m eigenlijk had behoren te kennen.

Grühl: En onder welke naam stelde hij zich voor?

Virginia: Eh... Karolin.

hoteldirecteur: Ka...

Mrs. Shrankmaker: Karo...!

hoteldirecteur: Karolin?!

Grühl: Karolin? Wie is dat dan wel?

hoteldirecteur: Ja, ik ben bang, miss Shrankmaker, dat die heer u voor de gek heeft gehouden.

Grühl: Zoudt u mij misschien willen vertellen, directeur, wie dat is?

hoteldirecteur: Maar inspecteur! De beroemde dirigent! Karolin!

Grühl: Mm... dirigent. Zo, ja, ik ben niet muzikaal. Logeert die meneer hier in het hotel?

hoteldirecteur: Jazeker, maar eh... op dit uur slaapt hij.

Grühl: We zullen dadelijk vaststellen of ie slaapt of niet. Wachtmeester Eberlee blijft hier voor de deur. Ja, u moet me verontschuldigen, dames, een eh... blote formaliteit. En nu, meneer de directeur, breng me nu dadelijk naar die eh... ja, hoe zei u ook weer?

hoteldirecteur: Karolin.

Grühl: Karolin, juist. Eh... goedenacht, dames.

hoteldirecteur: Goedenacht, dames. (ze verlaten de kamer)

journaliste: U hebt me voorgelogen. Meneer Karolin is niet bij Lucullus en hij is ook niet bij Lucullus geweest.

Viktor: O, werkelijk niet?

journaliste: En een aartsbisschop van Pontresina bestaat niet.

Viktor: Ach, d’r moest toch werkelijk een bestaan. Zo, dan hebt u dus een onvruchtbaar uurtje achter de rug.

journaliste: Waar is meneer Karolin?

Viktor: Waar die ook mag zijn, lieve juffrouw, hier is ie niet.

journaliste: Ik geloof u niet.

Viktor: Ik ben bang dat ik daar niet van onder de indruk kom.

journaliste: Waarschijnlijk ligt ie al lang in bed.

Viktor: Ik ben ervan overtuigd, jongedame, dat u in staat zou zijn ook daar naar ‘m te zoeken. En nu moet ik u opnieuw verzoeken de kamer te verlaten.

journaliste: Nee, dit keer ben ik van plan te blijven. (er wordt geklopt)

hoteldirecteur: Directie.

journaliste: Hè? (Viktor opent de deur)

hoteldirecteur: Het spijt me werkelijk oneindig dat ik u op eh… op dit late uur...

Grühl: Recherche.

Viktor: Recherche? Ja... ja, maar wat... wat wilt u bij ons?

Grühl: Wij stellen de vragen. Wie is dat?

hoteldirecteur: Eh... de bediende.

journaliste: Mag ik misschien vragen, inspecteur...

Grühl: Mond houden!

journaliste: Ik…

Grühl: Waar is de dirigent?

hoteldirecteur: Eh... waar is de maestro? Hij... hij slaapt, neem ik aan?

Viktor: Eh... nee, nee. Dat… dat wil zeggen, ik… ik... ik weet het niet. In elk geval niet hier.

hoteldirecteur: Maar eh... waar dan wel?

Viktor: Eh... meneer Karolin deelt mij meestal niet mede...

Grühl: Mag ik die zaak ter hand nemen? Zo, dit zijn dus de kamers van meneer eh… Karolin, of hoe die heet.

Viktor: Dat zijn ze, ja. En zo heet ie.

Grühl: En wie is die dame?

journaliste: Ik ben van de pers, inspecteur. Mag ik u een paar vragen…

Grühl: Ik heb deze heer iets gevraagd. Wat doet die dame hier op dit uur?

Viktor: Dat kan ik u helaas ook niet vertellen, inspecteur. Ze komt af en toe hier om naar meneer Karolin te vragen en daarbij, vreemd genoeg, zijn kamer nauwkeurig te onderzoeken.

journaliste: Dat is niet waar! Ik ben hier en dat weet...

Viktor: En tussen die bezoeken is ze waarschijnlijk in een of andere geheimzinnige bezigheid gewikkeld die zich hier in de omtrek moet afspelen en waarvan ik niets weet.

journaliste: O!

Viktor: En of ze de politie interesseert, kan ik niet beoordelen.

journaliste: Inspecteur, ik…

Grühl: Stilte, alstublieft!

journaliste: O!

Grühl: Meneer de directeur, mag ik u verzoeken deze dame naar wachtmeester Eberlee te begeleiden?

journaliste: Hè?

Grühl: Hij moet haar personalia noteren, maar haar voorlopig niet op vrije voeten stellen.

journaliste: Inspecteur, ik ben...

Grühl: Stilte, zeg ik!

journaliste: O!

Grühl: En mag ik u verzoeken meneer Rosenbarth en de Amerikaanse juffrouw te halen?

hoteldirecteur: Hier?

Grühl: Hier!

journaliste: Dat zal u berouwen! (ze verlaat de kamer, samen met de hoteldirecteur)

Viktor: Mag ik me de vraag veroorloven, inspecteur, wat u van meneer Karolin wenst?

Grühl: Er is in dit hotel een inbraak gepleegd.

Viktor: Ah, maar... wan... wanneer?

Grühl: Waarom interesseert u dat?

Viktor: O, eh... ’t interesseert mij helemaal niet, inspecteur. Ik heb me in de jaren dat ik bij meneer Karolin in dienst ben aangewend elke datum en elk tijdstip dadelijk te noteren. De maestro is buitengewoon vergeetachtig.

Grühl: Zo?

Viktor: Ja, ik... ik begrijp het niet goed. Verdenkt u hém ervan een inbraak te hebben gepleegd?

Karolin: In elk geval heeft een jongedame hem ervan beschuldigd haar een sieraad te hebben geschonken. Draagt meneer vaker sieraden bij zich?

Viktor: Sieraden? Haast altijd.

Grühl: En waarom?

Viktor: O, eh... eh... een soort bijgeloof.

Grühl: Zo. En heeft u er enig idee van waar ie nu is?

Viktor: Nee. Nee, nee, na z’n concerten gaat ie vaak wandelen.

Grühl: Alleen?

Viktor: Altijd.

Grühl: Is meneer eh… Karolin buitenlander?

Viktor: Nou… nou… nou moet ik eerst even nadenken in welk land we op ‘t ogenblik zijn

Grühl: Nou, denkt u maar na.

Viktor: Hè, neemt u mij niet kwalijk, inspecteur, maar... Frederik Karolin is een man van internationale betekenis en positie.

Grühl: Dat doet hier niets ter zake. ‘k Moet hier mijn beroep uitoefenen. Enige maanden geleden heb ik de beruchte verzekeringszwendelaar Moltzer ontmaskerd. Dat was ook een man van internationale betekenis en positie. Hoe lang wandelt meneer Karolin gewoonlijk ‘s nachts?

Viktor: O, dat eh... dat hangt van z’n stemmingen af.

Grühl: Zo, hij is dus aan stemmingen onderhevig?

Viktor: Hij is kunstenaar, inspecteur, een groot kunstenaar! Heel vaak wandelt ie de hele nacht.

Grühl: En waar gaat ie dan heen?

Viktor: O, hij loopt graag door stille straten en ook houdt ie van verlaten pleinen. En bruggen, hij is gek op bruggen.

Grühl: Zo zo. En hoe staat het met achtergevels van hotels?

Viktor: Nooit! Ik verzoek u te bedenken dat Karolin...

Grühl: …een groot kunstenaar is, ik weet het. Kunstenaars zijn altijd verdacht. Je weet nooit waar je met ze aan toe bent.

(een balkondeur wordt geopend)

Chopin: Hè? (iemand komt binnen) Maestro! U bent dus teruggekomen.

Karolin: Stoor ik?

Chopin: Maar maestro, ik ben verrukt.

Karolin: U bent aan ‘t pakken, zie ik.

Chopin: Nou ja, ik vind het raadzaam zo gauw mogelijk... We zijn toch overmorgen in Lissabon?

Karolin: Werkelijk?

Chopin: Heus. De negende...

Karolin: De negende? Alweer?

Chopin: Maar maestro, kan men die niet altijd weer horen?

Karolin: Ik weet het niet, ik heb ‘m zelden gehoord. Ik ben, zoals u zich herinnert, dirigent.

Chopin: En in aanwezigheid van de staatspresident.

Karolin: Was dat niet verleden week?

Chopin: Dat was niet in Lissabon. Dat was een andere staatspresident.

Karolin: Dat zal dan wel. Maar, hoe dan ook, madame, ik ben teruggekomen om...

Chopin: Ik ben zo blij dat u teruggekomen bent. U maakt me heel gelukkig.

Karolin: Dat hoop ik.

Chopin: Ik weet het.

Karolin: Wat weet u?

Chopin: Dat u me gelukkig maakt.

Karolin: Zo? Maar weet u ook waarom?

Chopin: Omdat ik in u een mens heb gevonden met wie ik de hogere waarde…

Karolin: Mis! Omdat u in mij een mens heb gevonden die uw sieraden heeft gevonden.

Chopin: M’n sieraden? Waar hebt u...

Karolin: Alleen - en dat moet ik er dadelijk bij vertellen - ontbreekt er een armband. Die heb ik intussen weggegeven.

Chopin: Eh… eh... weggegeven? Intussen?

Karolin: U weet toch hoe het is als men heel plotseling om een cadeautje verlegen zit en niets bij zich heeft?

Chopin: Natuurlijk weet ik dat.

Karolin: Vanzelfsprekend ben ik van plan u op passende wijze schadeloos te stellen.

Chopin: Maar maestro, daar wil ik geen woord meer over horen! U beledigt me. Ik beschouw het als een eer u een armband cadeau te mogen geven die u in een... een galante situatie van dienst is geweest.

Karolin: Madame, ik verzeker u dat er een misverstand is. De situatie was allesbehalve galant.

Chopin: Maar maestro... Nou, goed, het vertrouwen komt mettertijd. Wij zullen niets forceren. We zijn elkaar immers in dat ene uur al zoveel nader gekomen. Al het andere komt later vanzelf. Vertelt u me nu hoe u in het bezit van de sieraden bent gekomen.

Karolin: Nou, ik verlaat dus deze kamer over het balkon en wend me naar rechts om mijn kamers op te zoeken. Plotseling zie ik voor me een verdachte figuur. Charlie, flitst me door het hoofd.

Chopin: Meesterlijk gecombineerd.

Karolin: ‘k Roep ‘m, hij keert zich om, ik pak ‘m bij z’n jasje en...

Chopin: …trek ‘m met een ruk het jasje uit…

Karolin: …en geef ‘m daarvoor het mijne, niet zonder hem een dreigende opmerking te hebben toegevoegd.

Chopin: (lachje) Is het werkelijk zo gegaan?

Karolin: Nou, eh... laten we zeggen, zo ongeveer.

Chopin: In elk geval hebt u een goeie vangst gedaan.

Karolin: Het is mij een genoegen u die te kunnen teruggeven, madame.

Chopin: Ik zou bijna in de verleiding komen alles aan te nemen.

Karolin: Hoe bedoelt u?

Chopin: Helaas zijn al die kostbaarheden niet van mij.

Karolin: Van wie dan wel?

Chopin: Mm, deze... deze kostbare sigarettenkoker en deze manchetknopen…

Karolin: Haha.

Chopin: …die zijn vermoedelijk van een heer in wiens kamer Charlie vannacht een grote en naar ik constateer succesvolle inbraak gepleegd heeft.

Karolin: Hoe weet u dat?

Chopin: Van de politie. Ze hebben mijn kamer doorzocht.

Karolin: Waarom de uwe?

Chopin: Een formaliteit, zeiden ze. Alle kamers zijn doorzocht, de uwe ook, denk ik.

Karolin: Werkelijk? Die arme Viktor...

Chopin: Wie?

Karolin: Mijn bediende. Hij heeft me toch al met een bezwaard gemoed laten gaan. Ik moet weg.

Chopin: Nu al?

Karolin: Wij spreken elkaar nog. Ik moet u toch nog iets geven als tegenprestatie voor de armband. Voor zover ik het kon beoordelen, was het een duur ding.

Chopin: Hè toe, maestro, geen woord meer over materiële zaken. Als wij elkaar weer ontmoeten, spreken we over muziek.

Karolin: O...                                      

Chopin: Misschien zouden we donderdag een kleine rondrit kunnen maken in de omgeving van Lissabon, of dineren we aanstaande woensdag samen bij Prunier.

Karolin: Waar?

Chopin: Bij Prunier, in Londen. Daar dirigeert u woensdag.

Karolin: De negende.

Chopin: De vijfde.

Karolin: Nog erger.

Chopin: In tegenwoordigheid van de koningin.

Karolin: Zo... Wat moet u een mooi, rijk leven hebben, madame. Maar nu moet ik werkelijk gaan.

Chopin: Vergeet uw buit niet.

Karolin: Wat moet ik daarmee?

Chopin: ‘k Weet het niet. Maar ik wil dit keer voor een bepaalde reden liefst zo gemakkelijk mogelijk reizen. Misschien zou u dit spul het best aan de politie kunnen afdragen.

Karolin: Dat lijkt me niet raadzaam. Ze zullen me voor een inbreker aanzien.

Chopin: (lacht) U, maestro? (lacht) Nooit! (lacht)

(Karolin verlaat haar kamer en komt op zijn balkon terecht)

Grühl: Goeiemorgen.

Karolin: Hè? O, u maakt me aan ’t schrikken!

Grühl: Dat spijt me, het was niet m’n bedoeling.

Karolin: (lacht) Een eh... een heerlijke ochtend, hè?

Grühl: Een beetje fris.

Karolin: Mm, dat is de tijd van ‘t jaar.

Grühl: Zeker, meneer Karolin.

Karolin: U kent me dus?

Grühl: Wie kent u niet?

Karolin: Daar hebt u gelijk in.

Grühl: Toch hoop ik u nog beter te leren kennen.

Karolin: U hoopt... U wilt me toch niks voorzingen?

Grühl: Beslist niet.

Karolin: Of voorspelen?

Grühl: Ook dat niet. Wat dat betreft kunt u volkomen gerust zijn.

Karolin: Gelukkig. U kunt u niet voorstellen hoe ik met dat soort dingen word lastiggevallen.

Grühl: Nou, misschien lukt het ons beiden samen u voor een tijdje van die last te verlossen?

Karolin: Ons, beiden, samen?

Grühl: Mijn naam is Grühl.

Karolin: Eerlijk gezegd, die naam zegt mij niets.

Grühl: Dat komt nog.

Karolin: Mag ik u vragen wat u hier buiten op dit balkon doet?

Grühl: Ik wacht op u.

Karolin: Op mij. Ah, dat betekent dus dat dit mijn balkon is?

Grühl: Zeker. Had u ergens anders heen gewild?

Karolin: Integendeel, ik heb me vannacht al een keer in de kamer vergist.

Grühl: Och, vergissen is menselijk, meneer Karolin.

Karolin: Ik ben blij dat bevestigd te horen. ‘k Heb het in de loop van de nacht al vastgesteld.

Grühl: U bent toch niet toevallig de kamer van een dame binnengelopen?

Karolin: Dat ben ik nu juist wel.

Grühl: Mm, galant avontuurtje, niet?

Karolin: Nee, dat ligt niet in m’n aard, meneer. Meneer eh… Grühl. Wie bent u eigenlijk?

Grühl: Als het geen galant avontuurtje was, waarom hebt u die jongedame dan zo’n kostbare armband cadeau gegeven?

Karolin: Hoe weet u dat?

Grühl: Intuïtie. Dat brengt m’n beroep mee.

Karolin: Wat wilt u eigenlijk van me, meneer Grühl?

Grühl: Inspecteur Grühl.

Karolin: Inspecteur Grühl...

Grühl: Van de recherche.

Karolin: Van de reche... En... en u wacht hier op mij?

Grühl: Precies, meneer Karolin.

Karolin: En eh... waar gaat het om, als ik vragen mag?

Grühl: Misschien kunnen we dat binnen bespreken.

Karolin: Binnen? Zoals u wilt. Mag ik u verzoeken?

Grühl: O nee, meneer Karolin. Na u, alstublieft.

Karolin: (lachje) Nee, ik ben hier thuis.

Grühl: En ik ben van de politie. De politie is overal thuis. (ze gaan naar binnen)

Karolin: Zo, daar ben ik weer, Viktor! Is er nog iemand geweest?

Viktor: D’r is nog altijd iemand hier, zoals u ziet, meneer Karolin.

Karolin: Ach, u hier, jongedame? U hier?

Virginia: Ja...

Karolin: En u, meneer Rosenbarth?

Rosenbarth: Ja.

Karolin: (kucht) Nou, wenst eh… niemand me goeiemorgen? En wat verschaft mij de eer?

Grühl: Daar komen we dadelijk op. Mag ik u verzoeken uw armen een beetje omhoog te steken?

Karolin: Daar heb ik al ervaring in.

Grühl: En mag ik nu misschien even uw zakken inspecteren?

Karolin: Mm.

Grühl: Kijk ‘ns aan, daar zit het een en ander in die zakken.

Karolin: Eh... die Boeddha is van mij.

Grühl: Wat is van u?

Karolin: Dat beeldje. ‘t Is een talisman. Het brengt geluk.

Grühl: Geluk? Zo. En van wie is de rest?

Karolin: Dat weet ik niet.

Grühl: Dat weet u niet. Zo. Zullen we dan ‘ns samen proberen daar achter te komen?

Karolin: Eerlijk gezegd, inspecteur, het interesseert me niet zo bijzonder. Ik heb die dingen niet gestolen...

Grühl: Natuurlijk niet.

Karolin: ...maar om zo te zeggen overgenomen, samen met dit jasje, dat evenmin van mij is. (lachje) Ja, (lacht) ik weet dat het allemaal een beetje ongeloofwaardig klinkt...

Grühl: Een heel klein beetje misschien wel.

Karolin: Zal ik vertellen hoe het gegaan is?

Grühl: Nou, ‘k zou me kunnen voorstellen dat meneer Rosenbarth belang stelt in bijzonderheden. Nietwaar, meneer Rosenbarth?

Rosenbarth: Dat is... Maar dat is toch niet mogelijk, inspecteur.

Grühl: Mag ik u verzoeken, meneer Rosenbarth, deze voorwerpen eens te bekijken. Sigarettenkoker, manchetknopen, zijn die van u?

Rosenbarth: Geeft u dan toch eindelijk eens een verklaring, maestro!

Karolin: Meneer Rosenbarth, ...

Grühl: Wij zullen meneer Karolin dadelijk aan het woord laten komen.

Karolin: Graag.

Grühl: Ik ben er zeker van dat ie alles kan verklaren,

Karolin: Ja.

Grühl: Dat kunnen die kerels altijd.

Karolin: Ja, maar u moet niet...

Grühl: Maar eerst verzoek ik u nogmaals deze voorwerpen te identificeren, meneer Rosenbarth. Zijn ze van u of niet?

Rosenbarth: Karolin...

Karolin: Ja?

Rosenbarth: Wil je nou alsjeblieft...

Karolin: .?.

Grühl: U kunt dadelijk met de maestro spreken, maar eerst verzoek ik u...

Rosenbarth: Deze voorwerpen zijn niet van mij.

Grühl: Wat heeft dat te betekenen!?

Rosenbarth: Ze zijn niet van mij.

Grühl: Ik moet u erop attent maken dat ze precies overeenstemmen met uw beschrijving.

Rosenbarth: Maar niet precies genoeg.

Grühl: Meneer Rosenbarth!! U moet niet denken dat u mij voor de gek kunt houden. Ook de politie kan een grap waarderen, maar hij moet niet te ver gaan.

Rosenbarth: Daar heb ik volledig begrip voor, inspecteur.

Grühl: Zijn dit uw eigendommen, ja of nee?

Rosenbarth: Ze zijn het niet.

Grühl: O!

Karolin: Nou begint het me langzamerhand toch te interesseren van wie ze wel zijn.

Viktor: Maar meneer Karolin!

Karolin: Aha?

Viktor: Kent u uw eigen spullen niet?

Karolin: Wat zei je?

Viktor: Ach, meneer is zo vergeetachtig geworden.

Grühl: Ach ja…

Viktor: Soms herkent u mij zelfs niet meer.

Karolin: (lacht)

Viktor: En nou ben ik toch al achttien jaar bij ‘m in dienst.

Karolin: Ja.

Viktor: Ik maak me bezorgd over u, meneer Karolin, heel erg bezorgd.

Grühl: Kent u deze dame?

Karolin: Jazeker, die heb ik eh...

Viktor: Mag ik mij de opmerking veroorloven, miss Shrankmaker, dat u er fris en betoverend uitziet.

Grühl: Kent u die meneer, miss Shrankmaker?

Viktor: En die armband staat u zo prachtig. Ik ben blij dat ik destijds op robijnen heb aangedrongen.

Karolin: Wat? Heb... heb jij op eh…

Viktor: Ja, meneer wilde eerst amethisten, maar ik meende dat uw teint niet toeliet dat…

Karolin: O, pardon, Viktor, jij wou amethisten, ik… ik was voor robijnen.

Viktor: Nou... nou ja, misschien is dat ook wel zo, maar hoe dan ook, we hebben toen…

Grühl: Stop!

Viktor: …we hebben toen in ieder geval…

Karolin: Waar en wanneer hebt u die armband gekocht?

Viktor: Waar was het ook weer, meneer Karolin? Was het niet in de lente, in Madrid?

Karolin: Nee nee nee nee nee nee, nee, ‘t was al in december, in de Rue de Rivoli.

Viktor: Ah…

Karolin: Herinner je ‘t niet meer? De sneeuw, de kou...

Viktor: Natuurlijk, natuurlijk, en toch kon ik meneer d’r niet van terughouden om…

Grühl: Genoeg! Ik vraag u nogmaals, miss Shrankmaker, kent u de beide heren?

Virginia: Zeker, inspecteur.

Grühl: Jongedame, ik waarschuw u. Is dit de man die zich vannacht toegang tot uw kamer heeft verschaft?

Virginia: Ja.

Grühl: En wilt u me wijsmaken dat u ‘m al van vroeger kende?

Virginia: Ik wil u helemaal niks wijsmaken, inspecteur, maar de beleefdheid eist dat ik uw vragen beantwoord.

Rosenbarth: Ik herken die jongedame ook als een oude kennis van de maestro, inspecteur.

Grühl: Ben ik hier in een gekkenhuis terechtgekomen! O! Miss Shrankmaker, waarom hebt u mij eerst verteld dat een u onbekende man uw kamer was binnengedrongen.

Karolin: Mama mag helemaal niet weten dat we elkaar kennen. Ze is tegen de relatie. Een kunstenaar, begrijpt u wel.

Grühl: Ik begrijp niets meer! Niets!

Viktor: O, het spijt me.

Grühl: Meneer Karolin, waarom bent u de kamer van miss Shrankmaker binnengegaan?

Karolin: Om... om haar een cadeautje te brengen.

Grühl: Geeft u haar vaker zulke cadeaus?

Karolin: Nooit.

Grühl: Van wie zijn deze voorwerpen?

Rosenbarth: Als mijn bediende zegt dat ze van mij zijn, dan zal dat echt wel waar zijn. Hij heeft altijd gelijk.

Grühl: Meneer Rosenbarth…

Rosenbarth: Inspecteur.

Grühl: Blijft u bij uw bewering dat deze dingen hier niet de voorwerpen zijn die bij u werden gestolen?

Rosenbarth: Daar blijf ik bij.

Grühl: Zoiets is me nou toch in m’n hele loopbaan nog nooit overkomen! Het liefst zou ik u allemaal... ik... ik... ik zou u allemaal... ik... o wat... ooo... In elk geval zou ik u niet aanraden in deze stad ooit nog ‘ns de hulp van de politie in de roepen. Het zou vergeefse moeite zijn, al verkeert u in doodsgevaar! Daar zal ik voor zorgen! (verlaat de kamer en slaat de deur dicht)

Rosenbarth: Zo, m’n beste Karolin, dat is nog net goed gegaan. Als ik me niet zo diep in je Zuid-Amerikaanse tournee had gestoken...

Karolin: Ook nog...

Rosenbarth: …dan was je er wat mij betreft niet zo gemakkelijk vanaf gekomen, dat kan ik je verzekeren. Maar in het vervolg weet ik tenminste waar ik aan toe ben met zo’n... zo’n...

Karolin: Ja, zou… zou… zou ik de zaak nu misschien mogen ophelderen?

Rosenbarth: Voor u begint…

Karolin: Hè?

Rosenbarth: Meer nog dan in uw verklaringen ben ik, zoals u misschien zult begrijpen, geïnteresseerd in mijn portefeuille.

Virginia: Bedoelt u dat ie zelfs uw...

Rosenbarth: Dat heeft ie. Mag ik ‘m hierbij met klem terugeisen?

Karolin: U vergist u, meneer Rosenbarth. Ik heb uw portefeuille niet.

Viktor: Maar m’n beste meneer Karolin, ik smeek u, geeft u meneer Rosenbarth nou z’n portefeuille terug.

Karolin: Nee maar, Viktor…

Viktor: Zie nou toch eindelijk in dat uw avontuur op een mislukking is uitgelopen.

Rosenbarth: Ik waarschuw u, meneer Karolin, vertrouw niet te vast op mijn goedmoedigheid en uw onaantastbare...

Karolin: Ik heb uw portefeuille niet, meneer Rosenbarth!

Viktor: Maar meneer Karolin...

Karolin: Hij is met inhoud en al in het bezit van een individu, Charlie genaamd.

Viktor: Meneer Rosenbarth, ik neem op me de zaak in orde te maken. Hoeveel is meneer Karolin u schuldig?

Rosenbarth: Minstens tienduizend.

Viktor: Nou, ik geef u alvast wat ik bij me heb. Dat zijn eh… vijfhonderd, duizend, vijftienhonderd...

Charlie: (komt via de balkondeur binnen) Goeiemorgen allemaal.

Rosenbarth: Hè?

Karolin: Charlie!

Charlie: Zou ik u mogen verzoeken naast elkaar tegen de muur te gaan staan?

Karolin: Ach!

Rosenbarth: Hè? Eh…

Chopin: U hoeft niet bang te zijn, er gebeurt u niks. ‘k Wou alleen een zo goed mogelijk overzicht hebben. U hoeft het geld niet verder te tellen, meneer, dat doe ik wel. Leg het stapeltje maar rustig op tafel. We hebben de tijd. De politie is zo-even vertrokken. ‘t Was wel een indrukwekkende troepenmacht. Het hele hotel was omsingeld. Daaraan heb ik dan ook te danken dat ik aan dit gezellig samenzijn kan deelnemen. Anders had ik al thuis gezeten met een veel kleinere buit dan nu.

Karolin: Waarvan ik je een aanzienlijk deel heb afgenomen.

Charlie: Maar deze portefeuille niet!

Karolin: Is dat de uwe, meneer Rosenbarth?

Rosenbarth: Dat is ‘m, ja.

Viktor: De hemel zij gedankt!

Karolin: Ze verdachten mij ervan, zie je. Geef eens even een uiteenzetting van de gang van zaken, Charlie.

Viktor: Waar kent u ‘m dan zo goed van, meneer Karolin?

Karolin: Ik ken ‘m niet beter dan ik u ken, miss Shrankmaker.

Viktor: Maar u noemt ‘m bij z’n voornaam.

Karolin: Ik zou u ook bij uw voornaam noemen als ik wist wie u was.

Viktor: Ik heet Virginia.

Charlie: Mag ik u verzoeken uw privé-gesprekken tot later uit te stellen en mij een ogenblik uw gewaardeerde aandacht te schenken? Haast heb ik niet, de politie is vertrokken en uit het gesprek dat ik vanaf het balkon heb kunnen volgen heb ik begrepen dat ze niet terugkomt, zelfs als u ze laat roepen. Maar ja, ik heb een inspannende nacht achter de rug en ik ben behoorlijk moe. Allereerst dan, dames en heren, zal ik me van deze mooie voorwerpen bedienen. Wilt u me toestaan, meneer Rosenbarth? Voor de tweede keer vannacht, maar nu wel definitief. Zo... en nu het geld. Hierbij gaat het om uw bijdrage, meneer de dirigent.

Viktor: Wat? Bent u echt...

Karolin: Noem me nou toch niet aldoor meneer de dirigent.

Charlie: Neemt u me niet kwalijk, ik vergis me iedere keer. Dank u... En nu u, juffrouw Virginia... Neem me niet kwalijk dat ik u bij uw voornaam noem, maar ik ken uw achternaam niet.

Viktor: Shrankmaker.

Charlie: Miss Shrankmaker. Zou ik u mogen verzoeken om uw armband naar me toe te gooien?

Karolin: Ach...

Charlie: Ik ben er zeker van dat meneer Karolin een mooie nieuwe voor u zal kopen.

Viktor: Doet u dat?

Karolin: Daar gaan we straks ‘ns uitvoerig over praten, miss Shrankmaker.

Charlie: Beloof niet te veel, u hebt vandaag al zware verliezen geleden. En nu u, meneer eh... hoe u heet, dat weet ik niet.

Viktor: Nee. Nou, dat gaat u niks aan.

Charlie: ‘t Interesseert me ook helemaal niet. Maar uw dasspeld, die interesseert me. Ongetwijfeld een geschenk van uw meester bij uw tienjarig dienstjubileum.

Viktor: (lachje) Bij mijn vijftienjarig dienstjubileum!

Charlie: Nog beter, dat verhoogt de waarde. Voor uw twintigjarig jubileum krijgt u beslist weer iets. Dank u! Mooi stukkie werk. En nu ten slotte, meneer Karolin, nog één keer: hoe staat het met de rest van de inhoud van dit jasje?

Karolin: Eh... die heb ik al aan de rechtmatige eigenares teruggegeven.

Charlie: Aan wie? Aan Traute?

Karolin: Hoe ze heet, weet ik niet.

Charlie: Voor u heet ze waarschijnlijk Suzanne Chopin.

Karolin: Ja, eh...

Charlie: Voor mij Waltraut Kriese. (lacht) Rechtmatige eigenares. Niet slecht, hè? (lachje) Maar nu zonder gekheid, meneer de dirig...

Karolin: Hè?

Charlie: Ik bedoel eh... beste vriend, blijf bij uw eigen  beroep.

Karolin: Dat had ik in de loop van de nacht al een paar maal overwogen.

Viktor: Zo. Nou, maar toch ben ik blij, meneer Karolin, dat u het bij deze gelegenheid nog eens van een deskundige zijde bevestigd wordt.

Charlie: Want ons beroep is niet ieders werk. Ik heb het tenslotte tot iets gebracht. Ik word tegenwoordig als één der meest gevreesde inbrekers beschouwd. Charlie Bolts. (consternatie)

Viktor: Wat? Bolts?

Virginia: Bent u... oh!...

Chopin: Ja, dat ben ik. En nu zou graag afscheid willen nemen. Och, nou had ik bijna wat vergeten. De Boeddha.

Karolin: Nee!

Charlie: Vlug, hier die Boeddha. Ik laat niet met me spotten.

Karolin: Heb je nou nooit genoeg?

hoteldirecteur: Ik vat m’n beroep ernstig op.

Karolin: Maar daarom zou u een slachtoffer toch wel ‘ns wat cadeau kunnen geven.

Chopin: Cadeau geven? Wie geeft mij wat cadeau? ‘k Moet alles met hard werken verdienen.

Viktor: Meneer Karolin, ik geef u een nieuwe, veel mooiere, cadeau.

Karolin: Daar valt over te praten.

Chopin: Dat zou ik menen. (opent de balkondeur) Hij brengt geluk, zie je? (verdwijnt)

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (03/2008)

hermanvanc@yahoo.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Deze tekst mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.
link:
-
Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign