Moordbrigade Stockholm, deel 17

Moordbrigade Stockholm, deel 17
beschrijving:

DEEL 17

Anton Quintana (1937), naar de boeken van Maj Sjöwall (1935) & Per Wahlöö (1926-1975)

uitzending: VARA, woensdag 21/01/1976

bewerking: Ruurd van Wijk - muziek (naar Zweedse volksliedjes): Kees Smal - uitvoering: Letty de Jong & Harry Mooten

regie: Ad Löbler

rolverdeling: [afkondiging geeft enkel de namen van de hoorspelers]

- [adjudant Martin Beck]: Jan Borkus

- [Kollberg, collega van Beck]: Hans Karsenbarg

- [Melander, collega van Beck]: Paul van der Lek

- [een vrouw]: Tine Medema

- [Horst Dieke]: Bert Dijkstra

- [Åsa Torell]: Els Buitendijk

- [Gunvald Larsson]: Hans Hoekman

- [waard]: Jan Verkoren

- [Magdalena Rosén]: Corry van der Linden

- [Rönn]: Cees van Ooyen

duur: 37'25"

hoorspel:

Kollberg: Wordt het onderhand niet ‘ns tijd dat we de krankzinnige massamoordenaar - om het zo maar ‘ns te zeggen - bij de kop vatten, Martin?

Martin: Ja, dat is het zeker. Melander?

Melander: Ja, ik kom d’r aan.

Kollberg: De situatie is als volgt: de theorie van de krankzinnige massamoordenaar met z’n drang naar sensatie ligt luguber in de kast bij de politiecommissaris. Als we niks beters te doen hebben, wordt die te voorschijn gehaald en afgestoft. Wij gaan daarbij hypothetisch te werk. Een persoon gewapend met een Suomi- machinepistool model 37 schiet negen mensen dood in een bus. Deze mensen kennen elkaar niet. Ze zijn toevallig op dezelfde tijd en op dezelfde plaats samengekomen.

Martin: De schutter heeft een motief.

Kollberg: Ja, dat heb ik ook steeds gedacht. Maar hij kan geen reden hebben om mensen die toevallig samen waren neer te schieten. Daarom is het zijn bedoeling één van hen uit te schakelen. Mm?

Martin: Die moord was zorgvuldig beraamd...

Kollberg: Eén van de negen. Maar wie? Heb jij de lijst daar, Melander?

Melander: Niet nodig.

Kollberg: Ach nee, natuurlijk niet, ‘k wist niet wat ik zei. Laten we ‘m nog ‘ns doornemen.

Melander: Gustav Bengtsson, de buschauffeur. Zijn aanwezigheid in de bus was gerechtvaardigd, kunnen we wel zeggen. Hij schijnt een normaal leven geleid te hebben...

(Larsson belt aan bij een huis in Hägersten - deur wordt geopend)

Larsson: Politie. Inspecteur Larsson.

vrouw: Kunt u dat bewijzen? Ik… ik bedoel eh...

Larsson: Hier is m’n kaart, mevrouw.

vrouw: Ho, ik dacht dat inspecteurs penningen hadden.

Larsson: Ja, mevrouw, die heb ik ook.

vrouw: Mm... komt u dan maar binnen. (laat hem binnen en doet de deur dicht)

Larsson: Mevrouw, toen u opbelde, had u het over een man en een garage, is het niet?

vrouw: Ja. ‘t Spijt me vreselijk als ik u stoorde.

Larsson: O, maar we kunnen niet dankbaar genoeg zijn. Eh... die garage…

vrouw: Daarginds.

Larsson: Ja. En de man?

vrouw: Nou, ‘t leek me wel een rare. Nou heb ik ‘m al een paar weken niet gezien. Een kleine donkere man. Ziet... ziet u die garage? Een of andere buitenlander heeft ‘m gekocht. Er hangen allerlei vreemde figuren rond. Maar... wat ik nou wel ‘ns zou willen weten...

Larsson: Wat was er zo raar aan die kleine donkere man?

vrouw: Nou eh... hij lachte...

Larsson: Lachte?

vrouw: Ja. Vreselijk hard.

Larsson: Ja. Weet u of er nu iemand in de garage is?

vrouw: Nou, net brandde d’r nog licht.

Larsson: Ja, dan zal ik maar ‘ns even gaan vragen. Dank u wel, mevrouw.

vrouw: Staat er eh... een beloning op?

Larsson: Waarop?

vrouw: Nou eh... ja, dat weet ik niet, eh...

Larsson: Goeiemiddag. (vertrekt)

Larsson: Politie.

man: Mijn papieren zijn in orde.

Larsson: Daar twijfel ik niet aan. Bent u Italiaan?

man: Zwitser. Uit Duits-Zwitserland, kanton Graubünden. Maar ik woon hier al zes jaar. Wat wilt u?

Larsson: Wij proberen in contact te komen met een vriend van u.

man: Wie?

Larsson: Wij weten niet hoe ie heet. Hij is niet zo lang als u, maar wel wat dikker. Donker haar, tamelijk lang en bruine ogen. Ongeveer 35 jaar.

man: Ik heb geen vriend die er zo uitziet. Ik ontmoet niet veel menschen.

Larsson: Ja, maar ik heb gehoord dat er hier toch veel mensen hier in de garage komen.

man: De jongens komen met de auto’s. Ze willen dat ik repareer als er iets schtuk is. Ik ben monteur. Al die Deutscher en Österreicher weten dat ik hier een garage heb. Ze willen dat ik voor niks repareer. Nu ja, velen ken ik niet eens. Er zijn er veel in Schtockholm.

Larsson: Nou, de man die wij willen hebben, droeg waarschijnlijk een nylon jas en een beige pak.

man: Dat zegt mij niks. Ik ken niemand die er zo uitziet. Dat is zeker.

Larsson: Met wie bent u bevriend?

man: Vrienden? Mm, een paar Deutsche en Österreichsche.

Larsson: Is daarvan iemand vandaag hier geweest?

man: Nee. Nee... Ze weten allemaal dat ik het druk heb. Ik werk dag en nacht. Dan kan ik tegen kerstmis vrij nemen en thuis mijn ouders opzoeken.

Larsson: In Zwitserland?

man: Ja.

Larsson: Een hele rit.

man: Ja.

Larsson: Hoe heet je?

man: Horst. Horst Dieke.

Larsson: Dus, Horst, jij weet niet wie ik bedoel?

Horst: Nee. Het schpijt me. Is er niets anders bekend? Ja, over die jongen, bedoel ik.

Larsson: Hij lachte. Hard.

Horst: O... maar dan denk ik dat ik het weet. Hij lacht zó. (bootst zijn lach na)

Larsson: Ja. Misschien wel.

Horst: Ja ja ja ja ja, ‘k weet wie jij bedoelt. Kleine, donker kereltje. Die is hier een keer of vier, vijf geweest. Ja. misschien wel vaker. Maar zijn naam ken ik niet. Hij kwam met een Spanjaard die me reserveonderdelen wou verkopen. Die kwam heel wat keren, maar… ik heb niks van ‘m gekocht.

Larsson: Waarom niet?

Horst: Goedkoop. Ik denk geschtolen.

Larsson: Hoe heette die Spanjaard?

Horst: Weet ik niet. Paco, Pablo, Paquito, zoiets.

Larsson: Wat voor auto had ie?

Horst: Goeie wagen. Volvo Amazone, wit.

Larsson: En de man die zo lachte?

Horst: Dat weet ik absoluut niet. Hij zat in de auto. Ik denk dat ie wel wat gedronken had, maar hij reed natuurlijk niet.

Larsson: Was hij ook een Spanjaard?

Horst: Ik geloof van niet. Ik denk dat hij Zweeds was, maar ik weet het niet.

Larsson: Hoe lang geleden heb je ‘m nog gezien?

Horst: Drie weken geleden. Misschien twee. Precies weet ik het niet.

Larsson: Heb je die Spanjaard sindsdien nog gezien, Paco, of hoe ie heten mag?

Horst: Nee. Ik geloof dat ie terugging naar Schpanje. Had geld nodig, wou daarom verkopen. Ja, dat zei ie tenminste.

Larsson: Mm. Je zei dat ie een beetje dronken leek, hè, die jongen? Denk je dat ie eh... gerookt had?

Horst: Ja, weet ik niet. Ik denk dat ie gedronken had. Maar verschlaafd... ja, waarom eigenlijk niet, hè? Bijna iedereen hier wordt high. Ze liggen in hun junkieholen als ze niet op het dievenpad zijn. Nee...

Larsson: Jij heb er geen idee van hoe ie heet of hoe ze ‘m noemen?

Horst: Nee... Maar een paar keer was er ook een meisje in de auto. Hoorde bij ‘m, denk ik, een groot meisje, lang blond haar.

Larsson: Hoe heet ze?

Horst: Dat weet ik niet, maar... maar ze noemen haar...

Larsson: Ja? Ja, hoe?

Horst: Eh... eh... Blonde Malin, geloof ik.

Larsson: Hoe weet je dat?

Horst: Hè? Ik heb haar eerder gezien. In de schtad.

Larsson: Waar in de stad?

Horst: Mm? In een café in Tegnérgatan, bij Sveavägen, waar alle buitenlanders komen. ‘t Is een Zweedse.

Larsson: Blonde Malin...?

Horst: Ja.

Larsson: Nou, bedankt. Ik hoop dat je goed thuiskomt met kerstmis.

Horst: (lachje) O ja, ja ja.

Larsson: Wanneer kom je terug?

Horst: Nooit.

Larsson: Nooit?

Horst: Nee. Schweden schlecht land. Schtockholm schlechte stad. Alleen maar geweld, narcotica, dieven, drank. Ellende. Maar gemakkelijk voor een buitenlander om geld te verdienen. Verder alles hopeloos. Ik woon met drie anderen op een kamer, betaal vierhonderd kronen in de maand. Hoe noemen jullie dat? Afpersing. Rottigheid! Alleen omdat er tekort aan huisvesting is. Alleen rijke menschen en misdadigers kunnen in restaurants gaan eten. Ik heb geld geschpaard, ik ga naar huis. ‘k Begin m’n eigen garage en ga trouwen.

Larsson: Mm. Heb je hier geen meisje ontmoet?

Horst: Zweedse meisjes zijn niet de moeite waard. Misschien kunnen schtudenten en zulke mensen aardige meisjes ontmoeten. Gewone arbeiders ontmoeten maar één soort, zoals die Blonde Malin.

Larsson: En wat voor soort is dat?

Horst: Hoeren.

Larsson: Bedoel jij dat je niet voor meisjes wil betalen?

Horst: Vele kosten niks. Hoeren allemaal hetzelfde. Vrije hoeren.

Larsson: Je hebt alleen maar Stockholm gezien, Horst. Jammer.

Horst: Is de rest dan beter?

Larsson: Mm, natuurlijk. Enne, jij weet verder niets meer over die knaap?

Horst: Nee. Alleen dat ie lachte. Zó. (bootst zijn lach na)

(Kollberg telefoneert)

Åsa: Ja? Met wie?

Kollberg: Åsa? Åsa Torell?

Åsa: Wie is dat?

Kollberg: Met Kollberg. Lennart.

Åsa: O… Dag.

Kollberg: Ik moet nog ‘ns met je praten.

Åsa: Jullie hebben toch al met me gepraat. Ik weet niet wat Åke in die bus uitvoerde.

Kollberg: Nee, maar...

Åsa: Laat me toch met rust.

Kollberg: Åsa... Åsa? Luister je? Ik wil naar je toe komen, nu.

Åsa: Nou, best. Best, kom dan maar. Bons maar op de deur, ik heb de bel uitgezet. Er kwam hier een troep idioten binnendringen, journalisten en fotografen en God mag weten wat voor tuig nog meer. De bel stond roodgloeiend. ‘k Laat de telefoon ook afsluiten.

Kollberg: Werk je niet?

Åsa: (lachje) ‘k Heb ziekteverlof.

Kollberg: O...

Åsa: Onzinnig... De firma heeft een eigen dokter. Die zei dat ik een maand uit moest rusten, ergens in de provincie of bij voorkeur in het buitenland. Toen heeft ie me naar huis gebracht... Ja, dat was drie weken geleden. ‘t Zou veel beter zijn als ik weer gewoon aan het werk kon. Gewoon... Wat kom je doen? Wat wil je?

Kollberg: Ik moet met je praten. Er zijn een paar dingen die alleen jij me kunt vertellen. Toen wij de vorige keer bij je waren, Åsa, zijn we niet helemaal eerlijk tegen je geweest. Wij hebben iets in Åkes bureau gevonden. Dat wil ik je laten zien. En… we hebben gelogen. Åke had geen dienst die avond...

(Lennart bonst op de deur - Åsa opent)

Åsa: Best, best, hier ben ik. Sla verdomme de deur niet in mekaar.

Kollberg: Sorry, de bel doet het niet. (gaat binnen en sluit de deur) Wie heeft het snoer van de deur dan losgetrokken?

Åsa: Ik. De bel stond roodgloeiend. Een stelletje maffe journalisten en fotografen en God mag weten wat voor tuig  nog meer. ‘k Kreeg er genoeg van.

Kollberg: Kun je ‘t licht niet aansteken? Kunnen we mekaar tenminste zien.

Åsa: Ik kan heel goed zien zo. Nou, best, best, als je wilt, ‘k zal ‘t aandoen, hoor. (knipt het licht aan)

Kollberg: Ik wil me nergens mee bemoeien, Åsa, maar je ziet er belazerd uit en je rookt te veel. In dit huis moet nodig ‘ns gelucht worden.

Åsa: ‘t Kan me allemaal niks verdommen. Als je ‘t niet bevalt, lazer je maar op. Wat kom je eigenlijk doen? Wat wil je? (spotlachje) Niks natuurlijk. Net als die idiote Melander die hier twee uur lang heeft zitten mompelen en hoofdschudden. ‘k Laat de telefoon afsluiten.

Kollberg: Waarom heeft die dokter gezegd dat jij thuis moet blijven en niet werken? ‘t Zou beter zijn geweest als je gewoon was gaan werken.

Åsa: Dokter weet het beter! Maar zeg nou maar wat je komt doen, want dat gepraat over m’n toestand is nergens goed voor... Geef in godsnaam antwoord! Zeg iets!

Kollberg: Om je de waarheid te zeggen, ik weet het zelf niet goed… Hé, kijk nou ‘ns, dat boek heb ik gelezen. ‘t Is een goed boek. “Handboek voor het onderzoek naar misdrijven.” (kijkt het in) Åsa?

Åsa: Ja, wat is er?

Kollberg: Wanneer heeft Åke dit boek gelezen?

Åsa: Hij las er zo vaak in.

Kollberg: Hij heeft hier een passage onderstreept en er kanttekeningen bij geplaatst. ‘t Gaat over een lustmoordenaar. Weet jij wanneer Åke dit geschreven heeft?

Åsa: Geen idee.

Kollberg: Åsa?

Åsa: Ja, wat is er, verdomme.

Kollberg: Ga zitten.

Åsa: Laat me toch met rust.

Kollberg: Ga zitten!

Åsa: Goed! Je hoeft niet te schreeuwen... Kijk, ik zit al. Zit ik zo goed? Mooi rechtop?

Kollberg: Åsa, wij moeten onze kaarten of tafel leggen.

Åsa: Schitterend. ‘k Heb alleen geen kaarten om op tafel te leggen.

Kollberg: Maar ik wel.

Åsa: O?

Kollberg: Toen wij hier de vorige keer waren, Martin Beck en ik, toen zijn wij niet helemaal eerlijk tegenover jou geweest.

Åsa: Hoezo?

Kollberg: Nee, laat ik eerst vragen: weet jij wat Åke in die bus deed?

Åsa: Nee, nee, nee en nog ‘ns nee, ik weet het niet.

Kollberg: Wij ook niet. Åke heeft tegen je gelogen.

Åsa: Hoe durf je dat tegen me te zeggen!

Kollberg: Omdat het waar is. Åke had geen dienst: niet op maandag, de dag dat ie gedood werd, en niet op de zaterdag daarvoor. De hele maand oktober en de eerste helft van november heeft hij ongebruikelijk veel vrij gehad.

Åsa: Hoe kan dat nou?

Kollberg: Da’s een feit. En wat ik ook zou willen weten is: droeg hij meestal zijn pistool bij zich als hij geen dienst had?

Åsa: Donder liever op en kom me niet pesten met je verhoren! Waarom komt de grote ondervrager Martin Beck eigenlijk niet zelf!?

Kollberg: Åsa! Kalmeer... Heb jij veel gehuild?

Åsa: Nee, zo ben ik niet.

Kollberg: Nou, geeft dan in godsnaam antwoord. Wij moeten mekaar helpen.

Åsa: Waarmee?

Kollberg: Met de man te pakken te krijgen die ‘m vermoord heeft. Hem, en de anderen.

Åsa: (lachje) Waarom? Wraak natuurlijk... Om te wreken...

Kollberg: Had ie meestal z’n pistool bij zich?

Åsa: Ja. Vaak wel in elk geval.

Kollberg: Waarom?

Åsa: Waarom niet? ‘t Is wel gebleken dat ie ‘m nodig had, niet? En het heeft ‘m machtig veel geholpen... Ik hield van Åke.

Kollberg: Åsa?

Åsa: Mm?

Kollberg: Hij was dus veel weg. Jij weet niet wat ie uitvoerde, wij weten het ook niet. Denk jij dat ie met iemand anders optrok? Een andere vrouw bedoel ik.

Åsa: Nee.

Kollberg: Denk je van niet?

Åsa: Ik denk niks, ik weet het.

Kollberg: Hoe kun jij dat weten?

Åsa: Da’s mijn zaak, en ik weet het. Hebben jullie je in je hoofd gehaald dat ie d’r een vriendin op nahield?

Kollberg: Ja. Wij houden nog steeds rekening me de mogelijkheid.

Åsa: Hou d’r dan maar mee op, dat is absoluut uitgesloten.

Kollberg: Waarom?

Åsa: Ik zeg toch dat jullie d’r niks mee te maken hebben.

Kollberg: Maar weet je ‘t zeker?

Åsa: Ja! ‘k Weet het zeker.

Kollberg: Had Åke belangstelling voor fotografie?

Åsa: Ja. Nadat ie op was gehouden met voetballen, was dat eigenlijk z’n enige hobby. Hij had drie toestellen. En d’r staat zo’n eh... vergrotingsapparaat in de plee. Hij gebruikte de badkamer als donkere kamer. Maar waarom vraag je dat?

Kollberg: Deze envelop vonden we in zijn bureau. Kijk zelf maar.

Åsa: (kijkt naar de foto’s) Goh! O, Jezus... (verrast In zijn bureau?

Kollberg: Ja.

Åsa: Hoeveel mensen hebben ze gezien? Het hele politiecorps?

Kollberg: Drie mensen maar.

Åsa: Wie dan?

Kollberg: Martin, ik en m’n vrouw.

Åsa: Gun?

Kollberg: Ja.

Åsa: Waarom heb je ze haar laten zien? Is ze zo gek op naaktfoto’s?

Kollberg: Omdat ik hier naartoe zou gaan. Ik wou dat ze wist hoe je d’r uitzag.

Åsa: (lachje) Hoe ik er uitzag. En hoe wij er uitzagen, Åke en…

Kollberg: Åke is dood. Zijn die foto’s hier genomen?

Åsa: Ja.

Kollberg: Wanneer?

Åsa: Ongeveer drie maanden geleden.

Kollberg: ‘k Neem aan dat ie ze zelf nam.

Åsa: Ja, natuurlijk. Hij heeft... had... allerlei fotoapparatuur. Een zelfontspanner, een statief... Hoe die dingen ook mogen heten.

Kollberg: Waarom heeft ie ze genomen?

Åsa: Omdat we ‘t leuk vonden.

Kollberg: Maar waarom bewaarde hij ze in z’n bureau? Hij had verder namelijk geen enkel persoonlijk voorwerp op z’n kantoor, afgezien van deze foto’s.

Åsa: Nee. ‘k Weet het niet.

Kollberg: Denk niet dat ik het zo lollig vind om dit onderwerp aan te snijden... Wat anders. Liep ie altijd met z’n pistool rond?

Åsa: Bijna altijd.

Kollberg: Waarom?

Åsa: Dat vond ie prettig, de laatste tijd. Hij interesseerde zich voor vuurwapens. Hij had er verschillende... Eens kijken… of die d’r nog ligt... Hé, je laat me schrikken! Wat is er?

Kollberg: Niets.

Åsa: Kijk... hier, onder het kussen. Hij ligt er nog.

Kollberg: Geef maar gauw hier.

Åsa: Ho ho, ik begrijp het... Je dacht...

Kollberg: Ik dacht niets. Maar vuurwapens zijn altijd link.

Åsa: Zeker in handen van een overspannen jongedame, hè?

Kollberg: Dit is geen pistool, dit is een Amerikaanse revolver, een colt. “Vredestichter” heet zo’n ding gek genoeg. En bovendien is ie geladen, en gespannen.

Åsa: Dacht je soms dat ik dat niet wist.

Kollberg: Mm. Ook nog dumdumkogels. Zelfs in Amerika verboden.  ‘t Gevaarlijkste kleine vuurwapen dat je je voor kunt stellen. Je kunt er een olifant mee doden. Als je hiermee van een afstand van vijf meter op iemand schiet, maakt de kogel een wond zo groot als een soepbord. Hoe kom jij hier in godsnaam aan?

Åsa: Van Åke. Hij heeft het altijd gehad.

Kollberg: In bed?

Åsa: Nee, ik heb het eh...

Kollberg: Ja, ik eh... ik haal de kogels d’r uit, als je ‘t goedvindt. Jezus, hij heeft zelfs de haan bijgevijld. Om ‘m sneller en gevoeliger te maken. Afgrijselijk gevaarlijk. Je hoefde je alleen maar in je slaap om te draaien...

Åsa: ‘k Heb de laatste tijd niet veel geslapen.

Kollberg: Mm. Hij moet deze een keer bij het in beslag nemen van wapens achterover gedrukt hebben, gewoon gejat eigenlijk. Nou ja, niet dat ik ‘m niet begrijp - als je gefascineerd wordt door vuurwapens - maar ik ben niet gefascineerd door vuurwapens. Ik heb de pest aan dat soort dingen, versta je dat? Dit is een gemeen ding dat er eigenlijk niet zou mogen zijn. Er moesten helemaal geen vuurwapens bestaan. Het feit dat ze nog gemaakt worden en dat alle mogelijke mensen ze zomaar in hun la hebben kunnen liggen of d’r mee over straat kunnen lopen, dat toont nou aan dat het hele systeem verrot en krankzinnig is. De een of andere rotzak sleept een vette winst uit het maken en verkopen van wapens, precies zoals andere mensen een vette winst slaan uit fabrieken waar narcotica en dodelijke pillen worden gemaakt. Begrijp jij dat? Ga zitten! We moeten praten. Dit is een ernstige zaak. In de eerste plaats wil ik weten wat je met “de laatste tijd” bedoelde, toen je zei dat hij de laatste tijd graag gewapend was.

Åsa: Stil... Wacht... Nou...?

Kollberg: Hoe voel je je?

Åsa: Geen moer beter, maar wel anders. Vraag wat je wilt. ‘k Beloof dat ’k antwoord zal geven, overal antwoord op zal geven. Maar één ding wil ik eerst weten.

Kollberg: Ja?

Åsa: Heb je me alles verteld?

Kollberg: Nee, maar dat ga ik nu doen. De reden waarom ik hier ben, is dat ik niet geloof in de officiële lezing dat Åke Stenström zuiver door toeval het slachtoffer werd van een krankzinnige massamoordenaar. En helemaal afgezien van jouw verzekering dat hij niet ontrouw was - of hoe u het ook noemen wilt - geloof ik niet dat hij alleen voor z’n lol in die bus zat.

Åsa: Wat geloof je dan wel?

Kollberg: Dat jij van het begin af aan gelijk had toen je zei dat ie aan ‘t werk was. Dat hij z’n functie van politieman uitoefende, maar het om een of andere reden aan niemand kwijt wou. Aan jou niet, ons ook niet. De mogelijkheid bestaat bijvoorbeeld dat hij iemand al lange tijd aan het schaduwen was en dat die persoon ten slotte zo wanhopig werd dat ie ‘m vermoordde. Nou geloof ik persoonlijk niet dat dit een geloofwaardige theorie is. Åke kon goed schaduwen. Hij vond dat leuk.

Åsa: Mm. Dat weet ik.

Kollberg: Nou kun je op twee manieren schaduwen: je kunt iemand zo onopvallend mogelijk volgen om d’r achter te komen wat ie in z’n schild voert. En je kunt iemand heel openlijk volgen, om ‘m wanhopig te maken en ‘m iets ondoordachts te laten doen waardoor ie zich blootgeeft. Åke Stenström had die twee methoden beter onder de knie dan wie dan ook.

Åsa: Gelooft, behalve jij, nog iemand anders in deze theorie?

Kollberg: Ja, Beck en Melander op zijn minst. Maar d’r zitten verschillende zwakke plekken in deze redenering. Daar wil ik nou liever niet op ingaan.

Åsa: Wat wil je weten?

Kollberg: Ik weet het niet precies. We moeten alles aftasten. Ik heb jou niet op alle punten goed begrepen. Wat bedoelde jij bijvoorbeeld toen je zei dat hij de laatste tijd een pistool bij zich droeg omdat hij dat leuk vond, “de laatste tijd”?

Åsa: Toen ik Åke meer dan vier jaar geleden voor het eerst ontmoette, was ie nog een kleine jongen.

Kollberg: In welk opzicht?

Åsa: Hij was verlegen en kinderlijk. Toen ie drie weken geleden vermoord werd, was ie volwassen geworden. Die groei heeft niet zozeer op z’n werk plaats gevonden als wel hier, thuis. De eerste keer dat we samen naar bed gingen, in die kamer in dat bed, was ‘t het pistool dat ie het laatste aflegde.

Kollberg: Hoezo?

Åsa: Hij hield namelijk z’n overhemd aan en hij legde het pistool op het nachtkastje. Ik was stomverbaasd. Om je de waarheid te zeggen, ik... ik wist toen nog niet dat ie bij de politie was en ik lag me af te vragen wat voor krankzinnige vent ik in m’n bed had gehaald. Die eerste keer... werden we niet verliefd op elkaar, maar de keer daarna wel. En toen daagde het bij me: Åke was toen 25 en ik was net 20 geworden, maar als één van ons volwassen genoemd kon worden, was ik dat wel. Hij liep met een pistool rond, omdat ie dat flink vond staan. Hij was kinderlijk, zoals ik al zei, en ie genoot er geweldig van om mij naakt te zien liggen staren naar een man in een overhemd en een schouderriem. Hij groeide er gauw boven uit, maar ’t was langzamerhand een gewoonte geworden. Bovendien had ie belangstelling voor vuurwapens... Ben jij moedig, Lennart? Fysiek moedig?

Kollberg: Niet speciaal.

Åsa: Åke was fysiek een lafaard, maar hij deed alles om zich er overheen te zetten. Dat pistool gaf ‘m een gevoel van veiligheid.

Kollberg: Je zei dat ie volwassen werd. Hij was politieagent en ik vind het beroepsmatig niet van veel volwassenheid getuigen als ie zich van achteren neer liet schieten door de man die ie aan ‘t schaduwen was. ‘k Heb al gezegd dat ik het moeilijk geloven kan.

Åsa: Precies. En ik geloof het absoluut niet. D’r klopt iets niet.

Kollberg: Toch blijft het een feit. Hij was aan iets bezig en niemand weet waaraan. Ik niet, jij niet. Mm?

Åsa: Mm.

Kollberg: Was ie op de een of andere manier veranderd voordat dit gebeurde?

Åsa: Ja...

Kollberg: Hoe?

Åsa: Dat is niet zomaar een, twee, drie verteld.

Kollberg: Hebben deze foto’s iets met die verandering te maken?

Åsa: Ja, ik zou zeggen van wel. Maar... om dit aan iemand te vertellen, is een mate van wederzijds vertrouwen nodig en ik weet niet of ik die wel voor jou kan opbrengen. Maar ik zal m’n best doen. Ik hield van Åke, vanaf het begin. Maar seksueel pasten we niet bij elkaar. We verschilden in tempo en temperament. We stelden niet dezelfde eisen. Maar ondanks dat kan je toch wel gelukkig zijn. Je kunt leren, wist je dat?

Kollberg: Nee.

Åsa: Wij hebben het bewezen. Wij hebben geleerd. ‘k Denk wel dat je dit begrijpt.

Kollberg: Ja.

Åsa: Beck zou het niet begrijpen. En Melander ook niet, en Åke helemaal niet. Maar goed, we hebben veel geleerd in elk geval. We pasten ons aan en we hadden het goed. ‘t Is moeilijk. Ik moet dit uitleggen. Als ik dat niet doe, kan ik ook niet uitleggen in welk opzicht Åke veranderde. En... zelfs al geef ik je een heleboel details over mijn privé-leven, dan weet ik nog niet zeker of je ‘t wel begrijpt. Maar ‘k hoop dat je ‘t wel zult begrijpen… Nou (lachje), laten we er maar doorheen bijten. Hoe vlugger, hoe beter. Ik ben nogal verlegen, vervelend genoeg. Gek, hè?

Kollberg: Helemaal niet gek. Ik ben ook hels verlegen.

Åsa: Voordat ik Åke ontmoette, dacht ik dat ik nymfomaan was of zoiets. Toen werden we verliefd, we leerden ons aan elkaar aan te passen. Ik deed m’n best en Åke ook, en het lukte.  We hadden ‘t goed samen, beter dan ik ooit zou kunnen dromen. Ik... ik vergat dat ik temperamentvoller was dan hij. In het begin praatten we d’r een paar keer over, en daarna nooit meer. ‘t Hoefde niet. We vrijden als we d’r zin in hadden, één of twee keer in de week, hoogstens driemaal. ‘t Ging heel goed, we hadden nooit iets anders nodig, dat wil zeggen, we waren elkaar niet ontrouw, zoals jij zo snedig opmerkte. Maar toen...

Kollberg: Vorige zomer, opeens...

Åsa: Ja, vorige zomer gingen we op vakantie naar Mallorca. En terwijl we daar waren, kregen jullie een moeilijk en beroerd karwei op te lossen.

Kollberg: Ja, dat klopt, die kindermoord.

Åsa: Mm. Tegen de tijd dat we weer thuis waren, was de zaak opgelost. En Åke had daar de pest over in. ‘t Klinkt naar, maar veel van wat ik zeg en nog ga zeggen klinkt naar. Hij had er namelijk de pest overheen omdat ie het onderzoek mis was gelopen. Åke was bijna overdreven ambitieus. Ik weet dat ie d’r van droomde om iets geweldigs op het spoor te komen, iets wat iedereen over het hoofd had gezien. En bovendien was ie veel jonger dan jullie en had vooral in ‘t begin het idee dat er maar wat met hem gesold werd. ‘k Weet dat ie jou degene vond die ‘m altijd de grootste bek gaf.

Kollberg: Ik ben bang dat ie gelijk had.

Åsa: Mm. Hij mocht je niet erg. Hij gaf de voorkeur aan Martin Beck en Melander. Ik niet, maar dat doet er niet toe. Eind juli, begin augustus ongeveer, begon ie te veranderen.  Opeens, zoals ik al zei. En op een manier waardoor ons hele leven op losse schroeven kwam te staan. En toen begon ie ook die foto’s te nemen. Oh meer, veel meer dan hier liggen. We... we hadden, zoals ik al zei, een soort routine in ons seksleven gekregen, en dat was fijn. Maar nu werd dat opeens verstoord, en hij was degene die die regelmaat verstoorde, niet ik. We... we waren samen...

Kollberg: Vrijden, bedoel je?

Åsa: Okay... we vrijden even vaak op één dag als we normaal in één maand deden. Soms liet ie me dagen niet eens naar m’n werk gaan. Ik kan niet ontkennen dat het een aangename verrassing voor me betekende, ik was verbaasd. We hadden meer dan vier jaar samengewoond, zie je, maar...

Kollberg: Ga verder.

Åsa: Ja... Zeker, ik vond ‘t geweldig dat ie me om vier uur ‘s morgens wekte en niet meer wou laten slapen, of kleren aan wou laten trekken, of me naar m’n werk laten gaan. Dat ie me zelfs in de keuken niet met rust kon laten en me op het aanrecht nam, en in het bad, en van voren en van achteren en ondersteboven en in elke stoel die er stond. Maar... hijzelf veranderde niet echt. En na een tijdje kreeg ik het idee dat ie met me aan het experimenteren was. En ik vroeg ‘m ernaar, maar hij lachte alleen.

Kollberg: Lachte?

Åsa: Ja. Ja, hij was de laatste tijd heel opgewekt, tot eh... nou… tot ie vermoord werd.

Kollberg: Waarom?

Åsa: Dat weet ik juist niet. Maar één ding begreep ik wel, zodra ik over de eerste schok heen was.

Kollberg: En dat was?

Åsa: Dat ie me als een soort proefkonijn gebruikte. Hij wist alles van me, alles. Hij wist dat ik belachelijk opgewonden raakte zodra ie maar naar me wees. En ik wist alles van hem. Bijvoorbeeld dat het ‘m niet erg interesseerde. Behalve zo nu en dan.

Kollberg: Hoe lang duurde dit?

Åsa: Eh... tot midden september. Toen begon ie het opeens zo druk te krijgen en bleef ie zoveel weg.

Kollberg: Ja, wat helemaal niet klopt met de rest... Nou, bedankt, Åsa. Je bent een geweldige meid. Ik mag je wel.

Åsa: Oh?...

Kollberg: Verbaast je dat?

Åsa: Wel een beetje.

Kollberg: Nou, het is zo. Luister... heeft ie je niet verteld waar ie aan bezig was?

Åsa: Nee.

Kollberg: Zinspeelde d’r zelfs niet op?

Åsa: Nee.

Kollberg: En je hebt niets speciaals gemerkt?

Åsa: Ja, hij was veel weg, ik bedoel buiten de deur. Dat moest ik wel merken. Hij kwam dan koud en nat thuis. Ik vroeg dan wel ‘ns wat ie gedaan had, waar ie mee bezig was, maar dan lachte ie alleen maar. Hij zei dat ’k het wel gauw zou merken.

Kollberg: Zei die het zo precies?

Åsa: “Je zal het gauw genoeg merken, liefje,” dat zei ie, letterlijk. Hij leek erg optimistisch.

Kollberg: Heb je ook geen enkele aanwijzing gevonden hier in de flat later?

Åsa: Nee, niet veel. Niks eigenlijk. Hij borg nooit dingen weg. En bovendien was ie erg netjes. Hij eh… had een extra notitieboekje... Daar ligt het. Maar d’r staat bijna niks in, zie je wel? Alleen... op de tweede bladzij dat ene woord.

Kollberg: Morris.

Åsa: Ja. Morris. Een auto, denk ik.

Kollberg: Ja, of... of de naam van iemand. Dat moeten we uitzoeken.

Åsa: M’n God, als ik nou tenminste nog zwanger was geweest. Hij zei dat we nog tijd genoeg hadden. Dat we moesten wachten tot na z’n promotie. (lachje) Tijd genoeg. Maar nu? Wat moet ik nu?

Kollberg: Dat gaat zo niet, Åsa. Kom mee.

Åsa: Kom mee? Waarheen dan? Naar bed! O, graag.

Kollberg: Nee, dat bedoel ik niet. Kom mee naar mijn huis. We hebben plaats genoeg. Je bent nu lang genoeg alleen geweest.

(Larsson komt binnen in een café)

Larsson: Weet je waar Blonde Malin vanavond is?

waard: Hé, d’r vraagt hier een gozer naar Blonde Malin. Weet je waar ze is?

stemmen: (gelach)

stem: Wat, gozer? Hé lui, wees ‘ns effe stil! Hij wil weten waar Blonde Malin uithangt.

stem: Wie weet dat van jullie?

stem: Weten jullie dat?

waard: Nee!

Larsson: Ha. Geef me maar een biertje.

waard: Ja, komt er aan… Asjeblieft.

Larsson: Ja... Neem me niet kwalijk dat ’k zo opdringerig ben, maar ‘k heb u zo een tijdje zitten bekijken en ik geloof dat u de persoon bent die ze Blonde Malin noemen.

vrouw: Zo? Mooi dat je je vergist, smeris.

Larsson: Goed. Gaan we samen naar het dichtstbijzijnde bureau en dan keren we dat tasje van je binnenstebuiten. Wedden dat we d’r achter komen wie je bent en achter nog een heleboel dingen meer? Zullen we dat doen?

vrouw: Etter...! Waarover wou u d’r spreken?

Larsson: Over een vriend van haar. Misschien kunnen we ook hier even rustig praten, Malin?

Malin: Nou, ga dan in Jezus’ naam maar zitten.

Larsson: U kunt ons misschien helpen met iets.

Malin: O ja? En waarmee dan? U zei dat het over een vriend van me ging?

Larsson: Ja. Wij willen wat weten over een man die u kent.

Malin: Ik verlink niemand.

Larsson: Het gaat er niet om iemand te verlinken. Een paar weken geleden reed u met twee mannen in een Volvo Amazone naar een garage in Hägersten. Die garage is eigendom van een Zwitser die Horst heet, Horst Dieke. De man die de wagen reed was een Spanjaard. Herinnert u zich dat nog?

Malin: Stel dat ik het nog weet, wat dan nog? Nisse en ik gingen alleen maar met die Paco mee, omdat Nisse me de weg naar de garage wou wijzen. Hij is nou toch terug in Spanje?

Larsson: Paco?

Malin: Ja.

Larsson: Wie is Nisse?

Malin: Nou, die jongen die bij mij in de auto zat natuurlijk. Dat hebt u net zelf gezegd.

Larsson: Ja, maar hoe heet ie nog meer behalve Nisse? Wat doet ie?

Malin: Hij heet Göransson. Nils Erik Göransson. Ik weet niet wat ie doet. ‘k Heb ‘m al een paar weken niet gezien.

Larsson: Waarom?

Malin: Mm?

Larsson: Waarom hebt u ‘m al een paar weken niet gezien? Zag u elkaar daarvoor niet zo vaak?

Malin: We zijn toch zeker niet getrouwd? We zijn niet eens verloofd. We trokken soms samen op. Misschien is ie een vriend tegengekomen, hoe moet ik dat weten? Ik heb ‘m in elk geval al een hele poos niet gezien.

Larsson: Weet u waar ie woont?

Malin: Nisse? Nee. Hij zwierf maar zo’n beetje rond. Hij heeft een poosje bij mij gewoond en daarna bij een vriend van ‘m, in Zuid. Ik geloof niet dat ie daar nog zit, ik weet het echt niet. En zelfs al wist ik het wel, dan zou ik verdomd niet weten of ik het aan een smeris zou vertellen. Ik vertel niks, aan niemand.

Larsson: Dat hoeft ook helemaal niet, Malin. Wat is dat eigenlijk voor een naam, Malin?

Malin: Ik heet helemaal geen Malin. Ik heet Magdalena Rosén. Ze noemen me Blonde Malin vanwege m’n blonde haar... Waar hebt u Nisse eigenlijk voor nodig? Heeft ie iets uitgespookt? Ik geef geen antwoord meer op vragen als ik niet weet wat er aan de hand is.

Larsson: Nou, juffrouw Rosén, het is mogelijk dat ie dood is.

Malin: Dood...? Nisse dood?... Maar... maar waarom zegt u “mogelijk”? Hoe weet u dat ie dood is?

Larsson: Ja, het is zo dat we in het lijkenhuis een man hebben liggen die we niet hebben kunnen identificeren. We hebben reden om te veronderstellen dat die man Nils Erik Göransson is.

Malin: Hoe is ie aan z’n einde gekomen?

Larsson: Hij zat als passagier in die bus waar u vast wel over gelezen hebt. Hij heeft een schot door z’n hoofd gekregen en moet op slag dood zijn geweest. Omdat u de enige bent - voor zover we kunnen nagaan - die Göransson goed kende, lijkt het me ’t beste als u mee naar het lijkenhuis zou willen gaan om te kijken of ie het is.

Malin: Wat? Ik? Naar het lijkenhuis? Van m’n leven niet.

Martin: Ze heeft ‘m dus herkend? Nils Erik Göransson.

Larsson: Ze was er zeker van. Ze wou z’n gezicht ook nog graag hebben gezien, maar dat heb ik haar maar bespaard. Ze kan ‘m ook zo wel herkennen, zei ze.

Martin: Nils Erik Göransson, leeftijd 38 of 39, sinds ‘65 of eerder geen vast werk, leefde van maart ‘67 tot augustus ‘67 samen met Magdalena Rosén, en daar nog enige tijd met Sune Björk in Zuid. Weken voorafgaand aan z’n dood verblijfplaats onbekend. Verslaafd aan drugs, rookte, slikte en spoot alles wat ie maar te pakken kon krijgen. Mogelijk ook drugdealer. Had gonorroe. Voor het laatst gezien door Magdalena Rosén op 3 of 4 november bij restaurant Damberg, daarna op 13 november in hetzelfde pak en dezelfde jas. Had meestal veel geld op zak... Nou, dat kunnen wij eindelijk ‘ns een eh... een constructief resultaat noemen, niet?

Larsson: Met een beetje goeie wil. Nou weten we hoe die schooier heet en verder niets.

Melander: Ja, wacht ‘ns effe, ik geloof dat...

Larsson: Wat zit jij te mompelen?

Melander: Eh... hij is nooit ergens voor gepakt. Toch herinner ik me die naam ergens van.

Martin: Oh?

Melander: Ik denk dat ie ooit in verband me een onderzoek is opgedoken.

Martin: Bedoel je dat je ’m een keer eh ver... eh... verhoord hebt?

Melander: Nee nee, nee, dan zou ’k het nog wel weten. ‘k Heb ‘m nooit gesproken en ik betwijfel of ik ‘m ooit gezien heb. Maar die naam... Nils Erik Göransson...

Martin: Ja... ja...

Melander: Ik ben ‘m ooit ‘ns tegengekomen. Nou ja, ik denk dat ’k er nog wel op kom.

Martin: Zonder twijfel.

(telefoon)

Melander: Melander hier.

stem: Ja, met de Zweedse radio-omroep, met Rönn. U hebt ons gevraagd een bandje te analyseren.

Melander: Ja, dat klopt. Ze hebben me beloofd er hun beste geluidstechnicus aan te zetten.

Rönn: (lachje) Nou, dat ben ik dan zeker. Moet u horen, ik heb er de tijd voor genomen, maar... veel resultaat is er niet uit gekomen.

Melander: O, da’s jammer.

Rönn: Niet erg eh… woordenrijk materiaal om mee te werken, als ik het zeggen mag.

Melander: Tja, wat wilt u? De man lag op sterven, hè.

Rönn: Maar ‘k heb toch een paar conclusies getrokken. Wilt u ze horen?

Melander: Ja, graag.

Rönn: Nou, eerst heb ik geprobeerd alle achtergrondgeluiden zoals gonzen en druppelen en zo weg te werken. Bij het eerste antwoord op uw vraag wie d’r geschoten heeft, kun je duidelijk vier medeklinkers horen: d, n, r en k.

Melander: Ja.

Rönn: Verdere analyse brengt bepaalde klinkers en tweeklanken tussen... tussen en na deze medeklinkers aan het licht. Bijvoorbeeld een e- of een i-klank tussen d en n.

Melander: Eh... Dirnk, zoiets.

Rönn: Ja, zo klinkt het min of meer voor een ongeoefend oor. Verder meen ik de man nogal zwak “aj” te horen zeggen na de medeklinker k.

Melander: Eh... Dirnk aj?

Rönn: Zoiets, ja, ja. Hoewel de aj niet zo beklemtoond wordt. Ja, de… die man had op dat moment veel pijn, hè.

Melander: Waarschijnlijk wel.

Rönn: Ja, nou, dat zou verklaren waarom ie “aj” zei. Maar ik ben ervan overtuigd dat deze geluiden een zin vormen, samengesteld uit verscheidene woorden.

Melander: Mm. En eh... wat voor zin dan?

Rönn: Ja, da’s moeilijk te zeggen. Heel moeilijk. Eh... bijvoorbeeld “deed ik niet, aj”

Melander: Deed ik niet, aj?

Rönn: Nou ja, ik geef maar een voorbeeld natuurlijk, hè. Eh... wat het tweede antwoord betreft...

Melander: Sasolson.

Rönn: Oh, vond u dat het zo klonk? Da’s interessant. Nou, nou ik vond van niet. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ie twee woorden zegt: eerst Sas, en dan Ålson.

Melander: En eh... wat zou dat kunnen betekenen?

Rönn: Nou, het zou een naam kunnen zijn.

Melander: Sas Olson?... Sas Ålson.

Rönn: Ja, precies. Nou, dat is het dan. Ik zal het rapport voor u laten uittikken en de rekening d’r bij doen. Maar ik dacht dat ik beter even op kon bellen voor het geval d’r haast bij was.

Melander: Ja. Bedankt.

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (12/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.

Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign