Joseph Fouché, deel 07

Joseph Fouché, deel 07
beschrijving:

JOSEPH FOUCHÉ

DEEL 7

Johan te Slaa (1906-1980)

uitzending: AVRO, donderdag 06/11/1975

technische verzorging: Léon du Bois & Jan Bosboom

regie: Dick van Putten

rolverdeling:

- Joseph Fouché: Edmond Classen

- Mathilde, zijn vrouw: Willie Brill

- Napoleon: Lou Landré

- Talleyrand: Gijsbert Tersteeg

- Lebrun: Gerard Heystee

- Bernadotte: Hans Hoekman

- Périgourde: Hans Veerman

- Mireille, zijn vrouw: Mady Misset

- generaal Clarke: Jan Verkoren

- Savary: Ben Hulsman

- Ouvrard: Piet van der Meulen

- Louis Bonaparte: Jules Royaards

- Marie-Louise: Nelleke Knegtmans

- een koerier: Joop van der Donk

- een schipper: Frans Kokshoorn

duur: 40'23"
hoorspel:

(juni 1809 - Napoleon zit geblokkeerd in Oostenrijk; de Britten staan op het punt op Walcheren te landen)

Lebrun: Ja, als Lucien Bonaparte Buitenlandse Zaken krijgt en u gaat naar Binnenlandse Zaken…

Fouché: Ad interim, helaas. In opdracht van uw baas. Maar in deze functie moet ik mijn maatregelen nemen, Lebrun.

Lebrun: Ik, van Financiën, heb daar niets mee te maken. Dat valt onder Oorlog.

Fouché: Daar zegt Clarke hetzelfde als u. En hij gelooft ook nog de leugens in de legerbulletins van Bonaparte. De Oostenrijkers hebben jullie keizer volledig geïsoleerd op het eiland Lobau en als er geen wonder gebeurt, zien we ‘m nooit meer terug. Z’n soldaten en z’n materiaal die ze overal vandaan slepen: Holland, Italië, zelfs uit Spanje! Frankrijk heeft enkel nog maar kinderen te leveren. Hoe moeten die mensen de materialen naar zich toe krijgen als Oostenrijk alle troepen samentrekt bij Wagram? Van deze hopeloze positie van uw keizer maakt Engeland gebruik voor een invasie via Vlissingen en Antwerpen naar Frankrijk. Maar volgens collega Clarke is er niets aan de hand en u stelt mij geen geld beschikbaar om maatregelen te nemen.

Lebrun: Hoe weet u dat alles Fouché?

Fouché: Ik ben toevallig ook nog Minister van Politie. Nou, is ’t ja of nee?

Lebrun: U brengt met uw maatregelen Frankrijk aan de rand van de afgrond.

Fouché: Dat doet de keizer ook. Waarom hij wel en ik niet? Bedenk wel, Lebrun, dat de Engelsen in Holland geen enkele tegenstand ondervinden, omdat uw geniale keizer daar alle troepen weg heeft moeten halen. Als wij geen maatregelen nemen, is Frankrijk verloren.

Lebrun: Maar waar haalt u de mensen en de materialen vandaan? En het geld? Want mijn departement is uitgeput.

Fouché: Dat alles is al georganiseerd.

omroeper: “Aan ieder die het aangaat. Het Ministerie van Oorlog maakt bekend: allen die behoren tot de Nationale Garde, allen die namens de burgemeester onttrokken worden aan de gendarmerie, zij allen moeten binnen twaalf uur na heden zich melden aan de mairie van hun woonplaats, met volledige bewapening en bepakking. Zeg het voort, zeg het voort.”

Lebrun: Mobilisatie van de Nationale Garde zonder de keizer daarin te kennen! Wie heeft u in vredesnaam als bevelhebber?

Fouché: Generaal Bernadotte is al in Antwerpen om de stad in staat van verdediging te brengen.

Lebrun: U bent gek! Bernadotte is de man die door de keizer het meest wordt gehaat!

Fouché: ‘t Is de gewoonte van uw keizer z’n beste vakmensen aan de kant te zetten. Bernadotte wacht slechts op de Nationale Garde.

Lebrun: Hoeveel man worden opgeroepen?

Fouché: 20.000 man zijn onderweg met bepakking, materiaal, wapens, paarden en wagens. Wat mij ontbreekt is geld. Als ik dat heb, gaan d’r nog 20.000.

Lebrun: En geld heb ik niet, want de staatskas is leeg!

Fouché: Dan passen we de methode toe van Buonaparte.

Lebrun: En welke is dat?

Fouché: Plundering.

Lebrun: Plunderingen in Frankrijk!?

Fouché: Waarom niet? In tijd van oorlog is alles toegestaan. Ik geef u een lijst met bankiers, met aan het hoofd een zekere Ouvrard. U kunt overal geld eisen, zonder op een paar nullen te kijken, als u de heren duidelijk maakt dat de Minister van Politie achter u staat.

Lebrun: En staat u achter mij?

Fouché: M’n waarde Lebrun, ik geef u een document waaruit blijkt dat ik voor u sta.

Lebrun: Is u er zich van bewust, Fouché, wat ons boven het hoofd hangt?

Fouché: Weet u wat ons boven het hoofd hangt als we niets doen?

Lebrun: Ja, een Engelse invasie en het einde van de keizer. Akkoord! Ik zet de bankiers onder druk en vertrouw geheel op u.

(Napoleon keert terug op 26 oktober 1809)

Lebrun: Monsieur Clarke, de keizer kan niet anders dan dankbaar zijn over de resultaten van ons verzet.

Clarke: (minachtend lachje) Dankbaarheid van de keizer...

Cambacérès: Messieurs, messieurs! Zijne majesteit kan ieder ogenblik hier zijn. Ik kom u waarschuwen: hij is dodelijk vermoeid van de geforceerde reis.

Clarke: Hoe is z’n humeur?

Cambacérès: Hoe is woedend.

Clarke: Nou, wat heb ik u gezegd, Lebrun?

Cambacérès: Ontvangt u hem volgens protocol, des te eerder is ie weg.

Clarke: Terug? Naar Oostenrijk? Waarom? De slag bij Wagram is immers gewonnen.

Cambacérès: De keizer gaat z’n nieuwe vrouw halen.

Clarke: Wat zegt u daar!?

Cambacérès: Hij gaat scheiden van Joséphine de Beauharnais en hertrouwt met een Oostenrijkse.

Fouché: Wie is het?

Cambacérès: De dochter van Frans II van Oostenrijk. Eh… excuseert u mij, ik moet weg.

Clarke: Die scheiding komt wel plotseling. Wist u daar iets van, Fouché?

Fouché: Min of meer wel, ja.

Lebrun: Waarom een Oostenrijkse? D’r zijn betere partijen.

Fouché: Zij is de extraprijs voor de capitulatie van Oostenrijk, simpel.

Cambacérès: Zijne majesteit, de keizer.

Napoleon: Monsieur Fouché! U staat niet op uw plaats! U kent nog steeds de etiquette van mijn huis niet… Merci. Messieurs, ik heb mij laten voorlichten over de plaatsgehad hebbende gebeurtenissen. Monsieur Clarke, u bent de grootste stommeling die ik ken.

Lebrun: Met uw welnemen, Sire, ik heb geweigerd mede te werken aan de plannen die aan u onbekend waren.

Napoleon: Wat zou er gebeurd zijn als anderen er net zo over hadden gedacht?

Lebrun: Als uwe majesteit mij toelaat…

Napoleon: U heeft te weinig hersens, monsieur. Ik verzoek u te verdwijnen. U bent ontslagen. Monsieur Lebrun.

Lebrun: Majesteit!

Napoleon: U bent de enige die loyaal heeft meegewerkt aan de campagne van uw collega Fouché?

Lebrun: Onvoorwaardelijk Sire, en ik meende dat…

Napoleon: Ik zal u mijn dank niet onthouden. U kunt gaan.

Lebrun: Uw dienaar, majesteit.

Napoleon: Cambacérès, roep Bernadotte binnen.

Cambacérès: Generaal Bernadotte!

Bernadotte: Tot uw orders, majesteit.

Napoleon: Hoe was uw strategie?

Bernadotte: Ik was tijdig in Antwerpen en had het voordeel van de verrassing op Lord Chatham.

Napoleon: Mm. Hoeveel eenheden had u tot uw beschikking?

Bernadotte: Aanvankelijk enkele tientallen, later 20.000 man.

Napoleon: Hoe groot schat u de tegenstander?

Bernadotte: Op 50.000 eenheden. Ik had negen etmalen van voorbereiding, drie etmalen vóór de Engelse invasie waren mijn eenheden en materiaal ter plaatse.

Napoleon: Mm. Hoe was uw frontindeling?

Bernadotte: In carré, Sire. Infanterie verdekt opgesteld, gesteund door artillerie op 200 meter. Ik hield de rivier de Schelde in de rug, ik had geen vluchtboten nodig. Mijn eerste attaque was een complete verrassing en de Engelsen verloren zeker één derde aan eenheden.

Napoleon: Hoe groot waren uw verliezen?

Bernadotte: Zeshonderd doden en even zoveel gewonden.

Napoleon: Uw strategie heeft mijn goedkeuring. U heeft tenminste iets geleerd. De Nationale Garde is inmiddels gedemobiliseerd. Ik dank u.

Bernadotte: Als u mij toestaat, Sire…

Napoleon: Ga uw gang.

Bernadotte: Het intrigeert mij te weten hoe u uit de isolatie van het eiland Lobau bent gekomen.

Napoleon: Mm. Evenals u: bij verrassing. Ik heb alle materialen van mijzelf en van het eiland ‘s nachts in het water laten rijden en ben over deze brug naar het vasteland getrokken. Het overschot aan materieel was voldoende voor de verrassing.

Bernadotte: Ik dank u, Sire.

Napoleon: Monsieur Fouché... U beseft wat u gedaan heeft? Geef antwoord.

Fouché: Zeker wel.

Napoleon: Ik had het kunnen weten. Iemand als u alleen laten met een schijn aan macht betekent de duivel loslaten.

Fouché: Ik deel de mening van uwe majesteit niet.

Napoleon: Natuurlijk niet! Het ergste is nog dat ik u dankbaar moet zijn, want u heeft een ramp voorkomen

Fouché: Iedereen maakt wel ‘ns een fout, Sire.

Napoleon: Behalve u! Wie verschafte u de inlichtingen over de op handen zijnde invasie der Engelsen? Wel?

Fouché: Niemand, Sire. Ik trok een logische conclusie uit de moeilijke situatie waarin u zich in Oostenrijk bevond.

Napoleon: En hoe kwam u aan die inlichtingen? Mijn bulletins maakten daar geen melding van. Hè? Hè?

Fouché: Gunstige bulletins zijn niet altijd gunstig, Sire.

Napoleon: Dat het juist de “Mitrailleur de Lyon” moet zijn die het land en al die stommelingen gered heeft!

Fouché: En uw kroon, Sire.

Napoleon: Ja! En mijn kroon! (gromt) Aan zo’n man kan ik mijn dank niet onthouden. Ik ben zelfs verplicht te erkennen dat ie goed heeft gehandeld en de juiste man als bevelhebber heeft gekozen. Maar denk niet, monsieur, dat ik Bernadotte terug opneem in mijn staf! Dat genoegen gun ik u niet en hem niet. Hij zal terug moeten in de verbanning waar u hem heeft uit gehaald. Fouché, ik kan u niet ontslaan, maar ik zal u de giftanden uittrekken. Montalivet krijgt het Ministerie van Binnenlandse Zaken, u behoudt uw Ministerie van Politie met de plicht tot persoonlijke rapporten dagelijks des morgens om acht uur, want ik wil u geen moment meer uit het oog verliezen. Ik schenk u de landstreek Otranto in Zuid-Italië, met de titel van hertog, en een jaarwedde van tien miljoen francs. Zo zal bekend worden dat de voormalige revolutionair nu zelf behoort tot de klasse die hij voorheen te vuur en te  zwaard heeft trachten uit te roeien. Uw wapenschild zal ik persoonlijk laten ontwerpen, en bij god, het zal bij u passen: een gouden zuil met een kronkelende slang. U kunt gaan... Wat voor de donder doet u hier nog, Bernadotte?

Bernadotte: U gaf mij geen order tot inrukken, majesteit.

Napoleon: Ruk dan in!! AlIebei!! Sacré nom de dieu!

(ongeveer januari 1810)

Ouvrard: En met het decreet van Trianon legt de keizer de hele economie lam, enkel om Engeland op de knieën te krijgen. Het is een trieste zaak.

Fouché: Maar het lukt ‘m nooit, Ouvrard. Integendeel. ’t Resultaat is dat hier in Frankrijk de productie achteruit loopt. Fabrieken vallen stil, er komen miljoenen werkelozen.

Ouvrard: Als ik de Moniteur lees, vraag ik me af waar nog wel handel is.

Fouché: In Rusland, en in Engeland zelf.

Ouvrard: Engeland? Hoe komt u daarbij? Dat zit in de wurggreep van het keizerlijk embargo.

Fouché: Geen sprake van. Buonaparte dacht na de Russische nederlagen bij Austerlitz, Eylau en Friedland Engeland tot overgave gedwongen te hebben met de vrede van Tilsit, maar niets is minder waar. Hij heeft er enkel mee bereikt dat het kapitaal naar Zwitserland gaat en de smokkelvaart tussen Rusland ongekend groot is met schepen onder Amerikaanse vlag. Alleen wij hier in Europa vallen er buiten en betalen het gelag.

Ouvrard: De keizer voert een gevaarlijk beleid.

Fouché: Zeer gevaarlijk. Hij moet vroeg of laat het lek in Rusland dichten, anders staat ons een nog grotere ramp te wachten en dat kan Frankrijk niet meer opbrengen. De enige kans daaraan te ontkomen, is vrede met Engeland.

Ouvrard: Ik moet één dezer dagen naar Amsterdam. Ik zal mijn collega de Labouchère daar eens over informeren.

Fouché: De Labouchère? Is dat geen familie van Baring, Londens bankiershuis?

Ouvrard: Aangetrouwd. Baring is de schoonvader van de Labouchère.

Fouché: U komt meermalen in Holland. Hoe staat Bonapartes broer Louis eigenlijk tegenover de maatregelen van z’n broer?

Ouvrard: Afwijzend. Hij is koning van Holland, maar net zo afhankelijk van z’n broer als wij allemaal.

Fouché: ‘t Zou hem dus ook welkom zijn als er vrede met Engeland kwam?

Ouvrard: Natuurlijk. Wie niet?

Fouché: Mm. Als ik u een brief meegeef voor uw collega de Labouchère, is het volgens u dan mogelijk dat die brief via het bankiershuis Baring in handen komt van de Engelse regering?

Ouvrard: Er is verbinding tussen de Labouchère en Baring, dus ik denk van wel.

Fouché: Dus niet zeker?

Ouvrard: Voor negentig procent.

Fouché: Dan geef ik u een brief mee als u naar Amsterdam vertrekt.

Cambacérès: Uwe majesteit reist met groot of klein gevolg?

Napoleon: Groot.

Cambacérès: Dat houdt in dat er feestelijkheden georganiseerd moeten worden.

Napoleon: Wat raaskalt u over feestelijkheden?

Cambacérès: Als u met groot gevolg naar Holland reist…

Napoleon: U bent verkeerd ingelicht, monsieur.

Cambacérès: Maar zojuist zegt u me dat…

Napoleon: Nonsens! Een klein gevolg is voor die Hollanders groot genoeg. En verdwijnt u, s’il vous plaît.

Cambacérès: Zoals uwe majesteit wenst...

Louis: Hartelijk welkom, Napoleone, van harte welkom in Holland. En dat is dus uw charmante echtgenote?

Napoleon: Waarom was er zo weinig volk op de been, Louis?

Louis: Oho, Holland feest niet zo graag tegenwoordig.

Napoleon: (lachje) Wel, dank voor uw ontvangst. Ja, dat is mijn vrouw Marie-Louise. Het is mijn wens dat zij met u en het hof kennis maakt.

Louis: Majesteit, het is mij een bijzondere eer u te mogen verwelkomen als de echtgenote van mijn broer.

Marie-Louise: Oh, danke, danke schön. Merci, je suis tres heureuse.

Louis: Als Madame niet te vermoeid is, bereid ik u een groots welkom op het bal vanavond.

Marie-Louise: Avec grande plaisir. (lachje) Stimmt das, mon cher Napoleone?

Napoleon: Perfect, mon amour.

Louis: Laat Hortense, mijn vrouw, uw echtgenote dan naar haar vertrekken begeleiden, dan hebben ze wat te babbelen, en als het voor u niet te veel is, Napoleone, wilde ik u direct even apart hebben in mijn werkkamer.

Napoleon: Met genoegen. Tot straks, Marie-Louise.

Marie-Louise: Danke, danke. Ou-i. Bonjour! (verlaat het vertrek)

Louis: Neemt u plaats, Napoleone. Ik heb een heerlijk glas wijn voor u.

Napoleon: Ah! (lachje) U bent tevreden in Holland, Louis?

Louis: Ho, als men de volksaard begrijpt, geven de Hollanders geen moeilijkheden. Ik heb mij bij hen aangepast en niet andersom. Dat stelt men op prijs. (lachje) Mijn naam wordt kostelijk verbasterd.

Napoleon: (lacht) hoe noemt men u dan?

Louis: Koning Lodewiek.

Napoleon: (lacht) Bespottelijk! Lodewiek! (lacht) Maar u heeft gelijk dat u zich bij hen aanpast. Tenslotte zijn het handelslui in hart en nieren en u moet hun moeilijkheden oplossen.

Louis: Precies. In het begin was de verhouding nogal stug, omdat de handel zo stagneerde.

Napoleon: (lachje) Dat wil ik geloven.

Louis: Maar de veranderingen zijn al merkbaar. Hollanders voelen zoiets bij instinct aan en ze nemen nu al maatregelen voor het geval uw vredesonderhandelingen met Engeland mochten slagen.

Napoleon: Eh… vredesonderhandelingen?

Louis: Ja. Ik kan mij voorstellen dat deze stap u moeite gekost moet hebben, maar op den duur moest uw embargo worden opgeheven: men kan een imperium als Engeland niet volledig van Europa isoleren. Niet alleen hier in Holland, maar natuurlijk ook Frankrijk zelf en Duitsland, Italië, Spanje etcetera etcetera ondervinden daar de gevolgen van.

Napoleon: Ik zou het embargo hebben... Ah! Ja ja, natuurlijk ja… Ach, zo’n onbelangrijke zaak, vergeet men op z’n huwelijksreis.

Louis: (lachje)

Napoleon: U eh… u ondervindt dus geen moeilijkheden?

Louis: Nee, integendeel. De briefwisseling die ik met het bankiershuis Baring in London over deze zaak heb, wijst erop dat men ook in Engeland uw initiatief van harte toejuicht.

Napoleon: Briefwisseling...

Louis: Ja ja, met Baring.

Napoleon: Mm. Ontvangt u ook… reacties van de Engelse regering?

Louis: Nee, maar uit alles blijkt dat dit niet lang op zich zal laten wachten. Ik zal u inlichten als dit zover is.

Napoleon: Mag ik uw correspondentie hierover ‘ns inzien? Misschien vind ik iets dat voor mij van belang kan zijn.

Louis: Oho, met genoegen. (gaat ze halen) Hierin vindt u alles wat op deze zaak betrekking heeft.

Napoleon: (bekijkt de brieven)Idioot! Stompzinnige idioot! Wat is dit voor een komedie? Ouvrard! Die schoft!

Louis: Wat heeft u, Napoleone?

Napoleon: Schrijfgerei. Vlug! Bel de commandant van de wacht en een koerier!

Louis: Maar Napoleone...

Napoleon: Bellen, stommeling! En schrijfgerei. (belt) Stempellak! Waar is verdomme uw stempellak?

Louis: Daar, voor u, in het bakje.

Napoleon: De kaars. De kaars, nom de dieu! Waar blijven die kerels, mm? Duurt het bij u altijd zo lang voor men op uw bellen verschijnt?

Louis: Na-Na-Napoleone!

Napoleon: Sire! Ik ben uw keizer.

Louis: Maar… maar Sire, in ‘s hemelsnaam wat bezielt u. En wat betekent die verzegelde brief?

Napoleon: Arrestatiebevel. De stommelingen! De misdadigers!

Louis: Arrestatiebevel? Voor wie? (er wordt geklopt) Ja, entrez.

commandant: (komt binnen) Uw hoogheid heeft gebeld?

Napoleon: Ja. Wie van u beiden is de commandant en wie is de koerier?

commandant: Ik ben de commandant van de wacht, Sire.

Napoleon: Dan zet u al uw beschikbare mannen in om hier in Amsterdam een zekere Ouvrard te vinden.

commandant: Maar dat is geen eenvoudige zaak.

Napoleon: Opgedonderd!

commandant: Tot uw orders. (verdwijnt)

Napoleon: En u, u gaat met deze brief naar Parijs, naar de commandant van de gendarmerie, monsieur Savary, de hertog van Rovigo. U vertrekt onmiddellijk en neemt slechts één wisseling van paarden.

koerier: Eén wisseling? Maar Sire…

Napoleon: Ingerukt!

koerier: Tot uw orders. (verdwijnt)

Louis: Wilt u me nu eindelijk zeggen wat dit betekent, Napoleone?

Napoleon: Er zijn geen onderhandelingen met Engeland. Het embargo wordt niet opgeheven. U wordt bedrogen en ik sta op het punt slachtoffer te worden van een complot. Maar ik weet wie hier achter zit en ik vertrek onmiddellijk naar Parijs. Laat mijn rijtuig voor komen.

Louis: Maar het bal, Napoleone…

Napoleon: Majesteit, nom de dieu! Naar de hel met uw bal!! Mijn vrouw blijft hier tot nader order, onder uw bescherming. M’n mantel, m’n rijtuig!

(3 juni 1810)

Napoleon: (komt binnen)Monsieur Fouché, kent u een zekere Ouvrard?

Fouché: Jazeker, Sire. ‘t Is een louche bankiertje dat zich met kleine zwendelarijen bezighoudt.

Napoleon: In hoeverre draagt u kennis van zekere reizen van dat louche bankiertje naar Amsterdam?

Fouché: Majesteit, als ik zulke figuren in het oog moet houden, kan ik half Frankrijk wel bewaken.

Napoleon: Geeft u antwoord op mijn vraag!

Fouché: Ik ben met zo’n reis op de hoogte. ‘k Was blij eindelijk van ‘m verlost te zijn. ‘t Is een bijzonder vervelende man.

Napoleon: Monsieur Savary, welke mogelijkheden biedt de wet om een man die buiten mijn medeweten met de vijand onderhandelingen voert te straffen?

Savary: Eh… met uw welnemen, Sire, dit kunt u beter vragen aan de Minister van Politie, de hertog van Otranto.

Napoleon: Men schijnt mijn vragen te willen ontwijken. Monsieur Talleyrand, wat is uw antwoord op deze vraag?

Talleyrand: Ik heb geen antwoord, Sire. U heeft me laten roepen, majesteit, maar ik heb geen antwoord op uw vraag. Ik ben niet in functie.

Napoleon: En als u wel in functie was?

Talleyrand: Dan zou ik adviseren deze man onmiddellijk te laten arresteren.

Napoleon: U hoort het, Fouché.

Fouché: Moet ik deze man arresteren, Sire? Dan kan ik half Frankrijk arresteren. Zulke figuren zijn tot geen misdaad in staat.

Napoleon: Dat is juist. Hij laat zich dan ook gebruiken door anderen.

Fouché: Inderdaad, Sire. Uwe majesteit taxeert de man goed. Het is iemand die zich laat gebruiken.

Napoleon: Kent de hertog van Otranto misschien iemand die zulke mensen nodig heeft?

Fouché: Mm… nee, Sire, kan ik niet zeggen.

Napoleon: Dan zal ik het u zeggen: u heeft deze man gebruikt, in uw opdracht heeft hij onderhandeld met de Engelse regering via het bankiershuis Baring! U behoeft niet te ontkennen, hertog! Ouvrard is gearresteerd en heeft bekend. Savary, uw verklaring.

Savary: Eh… Sire, Ouvrard heeft bekend dat hij in opdracht van de hertog van Otranto…

Napoleon: Van de Minister van Politie!!

Savary: …van de Minister van Politie correspondentie meevoerde bestemd voor de regering in Engeland.

Napoleon: Monsieur Fouché, u hoort het. Trek zelf uw conclusie. U bent ontslagen. En draag binnen twee dagen uw ministerie over aan monsieur Savary, de hertog van Rovigo. Dat is alles. De heren kunnen gaan!

(Hotel de Juigne, 3 juni 1810)

Fouché: Maar ik zeg u, Savary, het werk zal u niet meevallen.

Savary: Met zo’n hulpvaardigheid zoals u biedt, zal dat wel lukken. Men had mij over u volkomen verkeerd ingelicht.

Fouché: Hoe dat zo?

Savary: Nou, u zou onbetrouwbaar zijn, sluw, boosaardig, en meer zulke fraaie dingen. ‘k Had dus op deze medewerking niet gerekend.

Fouché: U ziet, Savary, allemaal collegiale roddel. Ik ben gewoon blij dat ik m’n functie kwijt ben, ‘t Werd me te zwaar. En bovenal, de keizer is een tiran hoor, oh là là!

Savary: Het blijkt eens te meer dat de kwaadsprekers ongelijk hebben, Fouché, en ik zal ze in ‘t vervolg van repliek dienen.

Fouché: De hertog van Rovigo als beschermer van de hertog van Otranto. Dank u! Ik hoop dat u bij uw werk met genoegen aan mij zult terugdenken. Spreken we dus af dat u overmorgen hier uw intrek neemt. Ik heb dan enkele dagen respijt om de opgelopen achterstand weg te werken. Over twee dagen ben ik hier om u te ontvangen.

Savary: Mijn respect, hertog. En dit onderhoud was mij een waar genoegen. Tot overmorgen. Hartelijk dank, en overhaast u niet.

Fouché: Succes in uw nieuwe functie, m’n waarde hertog.

(4-5 juni, Fouché verbrandt en ontvreemdt documenten)

Périgourde: Excellentie! Excellentie, begaat u geen domheden. S’il vous plaît!

Fouché: En dit.. en dit hier… en hier… alle hoeren en straatslijpers, stop ze maar in het vuur... Laten we d’r maar een feest van maken. Vooruit, Périgourde, in het vuur! Prachtig!!... Niets zal de keizer in handen vallen. Laat Savary maar van voren af aan beginnen, net als ik. Hier… de bakkers, de groentehandelaren, Fouquier-Tinville, zijn Comité du Salut Public… In het vuur. Louis de Bourbon in Engeland… Nee, bewaren. De Engelse kok van de Bourbon… Bewaren! Egypte… Weg. Willem van Oranje, Nikolaas van Rusland… Bewaren. Berichten van de fronten, soldaten, marketentsters, generaal Hoche… Branden moet het! Generaal Kleber… Weg ermee. Generaal Murat, ook al koning geworden, uitbetaalde steekpenningen. Jean-Jacques Rousseau, eens de vriend van de keizer… De brand erin! Wat een vuiligheid braadt een mens toch allemaal. Hier is waarachtig nog correspondentie van von Beethoven… Aan z’n vriend de consul… Maar van de keizer wil ie niets meer weten. Robespierre, Danton, Charlotte… Alles in het vuur. De hertog van Enghien… Vermoord… Weg ermee. Trouchard… Nantes… Herinnert u zich Nantes, Périgourde?

Périgourde: Mijn eerste kennismaking met u, in 1793. Ik was toen koetsier.

Fouché: Zeventien jaar geleden. De smerige rommel… in het vuur! Schönbrun, Barras… Weg ermee. Saint-Cloud! Groot feest begonnen. Branden zal het… Niets! Helemaal niets krijgt ie! Enkel as! En stank! (er wordt geklopt)

Périgourde: Zal ik opendoen, monsieur?

Fouché: Eh… op een kier.

Périgourde: Jawel monsieur. (gaat de deur openen)

stem: Twee brieven voor zijne excellentie de hertog van Otranto.

Périgourde: Eh… merci. (sluit de deur) Eh… deze is van de keizerin, monsieur.

Fouché: Ja, dat ruik ik. Maak open.

Périgourde: (scheurt de envelop open)Hij is heel kort, monsieur. Luistert u?

Fouché: Ja!

Périgourde: “Lieber Freund. Mijn vader heeft gelijk. Het Franse hof is ordinair. Ik heb niets voor u kunnen bereiken. Mijn man wenst uw misstap ernstig te straffen. Zijn woede kent geen grenzen. In de meest vulgaire taal beschuldigt hij mij met u samen te spannen, en dat is werkelijk niet waar. Het ga u goed, Fouché. Uw Maria-Louise.”

Fouché: Waar is het dossier van haar vader?

Périgourde: Daar, vlak voor u, monsieur.

Fouché: In het vuur ermee… En die brief van de keizerin ook... Wat staat er in die andere brief?

Périgourde: (scheurt de envelop open)Die is van de keizer, monsieur. Zonder aanhef. “Mij is ter ore gekomen dat er correspondeer in uw bezit is tussen u, Lord Wellington en de spion Lagan. Ik beveel u mij deze correspondentie onmiddellijk ter hand te stellen.”

Fouché: (lacht) Hij heeft niets meer te bevelen. Ik ben ontslagen.

Périgourde: Dat bent u niet, excellentie. Luister u maar: “Zolang u niet aan mijn bevel heeft voldaan, blijft u in functie en draagt u de verantwoordelijkheid. Bonaparte.”

Fouché: Hij eh… hij tekent met Bonaparte, niet met Napoleon.

Périgourde: Dat betekent oorlog tussen u en de keizer, monsieur.

Fouché: Juist! God zij dank!! Eh… Périgourde… Périgourde, zegt u mij: vindt u het goed wat ik doe?

Périgourde: Monsieur, uw levenswerk overgeven in vreemde handen betekent evenzeer oorlog met de keizer. Het zou niet normaal zijn als u er afstand van zou hebben gedaan.

Fouché: Mm. Merci, Périgourde, merci. Wat eh… wat van mijn werk nog over is, is eh… niet meer zo belangrijk. Eh… we vertrekken.

Périgourde: Waar moet het valies naartoe met de documenten die u wilt bewaren, monsieur?

Fouché: Naar mijn villa in Frenières! Neem me niet kwalijk… Nee, wacht daar op me. Breng de sleutels van kantoor naar die idioot van een Savary, naar de hertog van Rovigo. Zeg dat ie eh… over alles kan beschikken.

Périgourde: En wat moet ik met de brief doen, monsieur? De brief van de keizer?

Fouché: Eh… in het vuur...

Périgourde: (scheurt de brief en gooit hem in het vuur)Komt u mee, excellentie.

Savary: En, Majesteit, in plaats mij te ontvangen zendt hij mij de sleutels.

Napoleon: En? Bent u naar z’n kantoor gegaan?

Savary: Ah, natuurlijk, Sire. Maar het was er één grote chaos. Het stonk er naar verbrand paper, overal lag as, alle dossiers waren verbrand.

Napoleon: Dat kost ‘m de kop!... U arresteert Fouché en brengt ‘m naar de Conciergerie.

Savary: Maar Sire...

Napoleon: Verdwijn!

Savary: Tot uw orders, Majesteit.

Périgourde: Toen heb ik monsieur met mij meegenomen naar Frenières.

Mireille: Was hij ziek?

Périgourde: Ik vrees het ergste, Mireille. Ik zal Madame Fouché voorstellen mee te gaan naar Frenières, samen met u en onze kleine Rosa. Dan kunt u de verzorging van Monsieur op u nemen. Wilt u dat doen?

Mireille: Maar natuurlijk.

Périgourde: Monsieur is nu in de handen van het personeel in Frenières. Ik ga met Madame praten en dan kom ik u en de kleine halen.

Savary: Madame, ik ben al een keer voor niets hier naar de Rue Cerutti gekomen en nu vraag ik u voor de laatste maal: waar is uw man?

Madame Fouché: Kan de hertog van Rovigo mij niet behoorlijk zeggen waarom hij mijn man komt arresteren?

Savary: Opdracht van de keizer.

Madame Fouché: Dan spijt het mij, maar verder praten is overbodig.

Savary: U weet dus waar uw man is?

Madame Fouché: Nee.

Savary: Goed! Dan zijn de gevolgen voor uw rekening.

Périgourde: Blijft u nu rustig, monsieur!

Fouché: Périgourde, luister. Maak een rijtuig klaar, met twee paarden, de beste… U weet het wel.

Périgourde: Waarom een rijtuig, excellentie?

Fouché: Zoek al m’n geld bijeen uit het bureau, Périgourde, alles, m’n paspoort, eh… mijn diplomaatpas vooral. Eh… geld en paspoort, ja. Vlug, twee paarden.

Périgourde: Maar wat wilt u dan gaan doen, excellentie?

Fouché: Net als vroeger, Périgourde: wij samen, hard rijden. In vredesnaam, hard rijden.

Périgourde: Maar waarheen, excellentie?

Fouché: Weg. Ver weg. Naar Marseille!...

Savary: Ik dacht wel dat uw man naar Frenières zou vluchten.

Madame Fouché: Dan heeft u verkeerd gedacht, hertog. Mijn man is er niet.

Savary: Kom kom, madame. Uw man heeft drie weken tijd gekregen zich ter beschikking te stellen van de keizer. Zijn geduld is nu op. Ik moet uw huis doorzoeken.

Madame Fouché: Ga uw gang. Ik zal het u niet beletten.

(stormwind)

Périgourde: Er kunnen dus geen schepen uitvaren?

schipper: Uitgesloten!!

Périgourde: En als mijn meester uw schip koopt?

schipper: Waar is uw meester?

Périgourde: Daar, in dat rijtuig.

schipper: O, zeg ‘m dat ie gek is. Er is geen bemanning bereid uit te varen, laat staan koers te zetten naar Amerika.

Périgourde: En ook niet als de prijs wordt verdubbeld?

schipper: Geen denken aan! De levens van mijn mensen zijn niet te koop. Deze storm houdt zeker drie dagen aan. Laat uw meester beter weer afwachten in Hotel Arose. 

Périgourde: Dank u… Excellentie, er kan geen schip uitvaren met deze storm. Ik breng u naar een hotel. Hotel Arose.

Fouché: Nee. Doorrijden. Geen hotel. Geen gendarmerie.

Périgourde: Mon dieu. Dit kan niet langer. Dan in godsnaam maar terug naar Parijs.

Napoleon: En nogmaals mijn excuses, Madame, dat u door die  stommeling van een Savary zo lang heeft moeten wachten.

Madame Fouché: Majesteit, ik ben u zo dankbaar dat u mij hebt willen ontvangen na alles wat gepasseerd is.

Napoleon: Basta! Basta, madame. En zegt u me nu de reden van uw bezoek.

Madame Fouché: Sire, ik kom uw gratie vragen voor mijn man.

Napoleon: Is uw man dan weer thuis?

Madame Fouché: Nee, Sire, ik heb nog steeds niets van hem vernomen.

Napoleon: (lacht) Is die dwaas nog steeds op de vlucht? (lacht) En die idioot van een Savary heeft ‘m nog steeds niet kunnen vinden... Ah, zoiets zou bij uw man niet mogelijk zijn geweest, die zou z’n prooi onmiddellijk te pakken hebben gehad. Ja, eh… u verzoekt dus gratie voor uw man?

Madame Fouché: Mijn man heeft een grote domheid begaan, Sire, en ik vrees dat het spookbeeld van de guillotine hem van z’n verstand heeft beroofd.

Napoleon: Mijn dreigement schijnt z’n uitwerking niet te hebben gemist. Ik wilde uw man eens en vooral een goeie les geven, madame. Weet u waar hij zich bevindt, madame?

Madame Fouché: Nee, Sire. Sinds zijn vlucht, nu zes weken geleden, heb ik niets meer van hem vernomen.

Napoleon: (lacht) Wat een idioot! Madame, ik ben deze affaire reeds lang vergeten. Ik hoef uw man dus geen gratie te verlenen.

Madame Fouché: Dan is al deze ellende dus overbodig geweest?

Napoleon: Inderdaad.

Madame Fouché: Maar waarom heeft uw Minister van Politie mij dan al die weken met zijn bedreigingen lastiggevallen?

Napoleon: Savary is een dwaas, madame, en doet zulke dingen achter mij om. Maar ik zal ‘m daar behoorlijk de mantel over uitvegen. Als u mij nu wilt verontschuldigen, madame, ik heb belangrijkere zaken aan mij hoofd dan uw man.

Madame Fouché: Ik dank u, uit de grond van mijn hart, majesteit. 

(12 oktober 1810)

Périgourde: (stapt van de koets en gaat de gendarmerie binnen)Heeft u het commando van deze post, gendarme?

gendarme: Ja, monsieur.

Périgourde: Mijn naam is Périgourde. Hier zijn mijn papieren. In het rijtuig bevindt zich mijn meester, monsieur Fouché, de hertog van Otranto. Hier heeft u zijn papieren. Ik lever de hertog aan u over.

gendarme: Onze gewezen Minister van Politie?

Périgourde: Mm.

gendarme: Uw beider papieren zijn in orde. Maar hier, op mijn lijst, lees ik dat het bevel tot arrestatie van de hertog van Otranto sinds lang is ingetrokken.

Périgourde: Wat!?

gendarme: Nou, kijkt u maar.

Périgourde: Ingetrokken? Sinds wanneer?

gendarme: Oh là là... Al sinds eh… 16 augustus ontvingen wij de order tot aanhouding van de hertog van Otranto, en die order is ingetrokken op… 24 augustus. Het is nu 12 oktober, dus zeven weken geleden.

Périgourde: Mm. En die order geldt voor alle posten?

gendarme: Geen enkele uitgezonderd. U kon dus doorrijden. Hier zijn uw papieren.

Périgourde: Ja.

gendarme: Uw meester lijkt mij erg ziek.

Périgourde: Ja, en als ik niet snel thuis ben, dan vrees ik het ergste.

gendarme: Ja… en u bent er ook niet zo best aan toe. ‘k Zou maar voorzichtig rijden.

Périgourde: Ja. Dank u. (verlaat de post)

Mireille: Madame!! Madame Fouché!!

Mathilde: Oui, Mireille?

Mireille: Kom vlug, vlug! Daar is het rijtuig, met monsieur, en mijn Baptiste!

Mathilde: Oh! Mon Dieu!!... Périgourde!

Périgourde: Bonjour, Madame.  Mireille, wilt u mij helpen met monsieur?

Mireille: Mais oui.

Périgourde: Komt u, kom.

Mathilde: O, mijn god, Périgourde! Leeft hij nog?

Périgourde: Ja madame, maar er zal snel een dokter moeten komen. Komt u…

Mathilde: Ja.

(11 augustus 1811)

(ze spelen schaak)

Périgourde: O monsieur, denk aan uw dame.

Fouché: Ah? ‘k Zie het wel, Périgourde, ik zie… (lachje) Maar zo red ik in ieder geval m’n koning.

Périgourde: Uitstekend! Uitstekend! Die zet heb ik over het hoofd gezien.

Fouché: Ja..

Périgourde: Ja ja ja, wat nu? (fluit) Als wij die stelling ‘ns bewaarden voor morgen, monsieur. We spelen nu al drie uur, u krijgt te weinig rust en ik een standje van de beide dames.

Fouché & Périgourde: (lachen)

Fouché: U heeft een lieve vrouw, Périgourde.

Périgourde: Ja! En een verpleegster van nature.

Fouché: Ja. Ik weet niet of ik zonder haar die ellendige drie maanden ziekbed was doorgekomen.

Périgourde: Niet meer aan denken, monsieur. Dit jaar in de Provence heeft weer helemaal de oude van u gemaakt.

Fouché: Dankzij uw Mireille, mijn vrouw en uzelf.

Périgourde: En door uw eigen wil, monsieur.

Fouché: Nou ja, nou ja.

Périgourde: U heeft prachtig meegewerkt aan uw herstel.

Fouché: Weet u, Périgourde, deze stelling op het schaakbord…

Périgourde: Mon dieu! U weet ook van geen ophouden!

Fouché: De stand van de stukken herinnert me…

Périgourde: Ja ja ja ja ja, aan de patstelling waarin de keizer zich in bevindt. Is ’t niet zo?

Fouché: Ja! Ja!

Périgourde: Ik kan maar niet begrijpen, monsieur, dat u na alle ellende die u heeft doorgemaakt…

Fouché: Niemand verlangt dat van u, Périgourde. Schaken is koele berekening, spel zonder emoties, zonder haast. Maar u bent toch zelf een liefhebber.

Périgourde: Maar ik betrek mijn spel op niemand buiten mij, monsieur.

Fouché: Ik wel! Maar men mag er niet aan verslaafd raken.

Périgourde: Mm. U bent in tegenspraak met uzelf, monsieur: u bent verslaafd aan het politieke spel.

Fouché: A-a-a, dat was ik, Périgourde. Sinds ik hier in onze onvolprezen Provence lichamelijk genezen ben, heb ik daar geestelijk afstand van genomen.

Périgourde: (lacht) Waarom heeft u dan nog steeds contacten met Parijs?

Fouché: Nou, ja..

Périgourde: Waarom dan zoveel post, ja, zelfs koeriers? En waarom heeft u dan dat memorandum voor Bonaparte opgesteld?

Fouché: Da’s geestelijke gymnastiek, Périgourde!

Périgourde: (lacht)

Fouché: De keizer trekt zich toch niets aan van dat memo. Hij zal alleen ontzettend kwaad worden, want het gaat slecht in Frankrijk.

Périgourde: En u denkt daar nog steeds verandering in te moeten aanbrengen?

Fouché: Welnee. Dat lukt met Bonaparte toch niet. Het geeft me enkel genoegdoening, dat ik ‘m op z’n tekortkomingen kan wijzen.

Périgourde: Dus is het toch een spel, monsieur.

Fouché: Mm ja. De toekomst zal wel uitwijzen of ik gelijk heb. Zo. En dan ga ik nou ‘ns naar m’n kamer. Wilt u mij verontschuldigen bij m’n vrouw?

Périgourde: Ja, monsieur. Bonne nuit.

Mireille: Wat zit u in gedachten, Baptiste?

Périgourde: Ik geniet van de heerlijke avond. Kom even bij me zitten.

Mireille: Ik heb madame verzorgd, dus het kan wel.

Périgourde: Bevalt het u nog steeds hier in de Provence?

Mireille: Het is hier heerlijk. Maar… in m’n hart mis ik Parijs toch wel.

Périgourde: Ik weet nog iemand die Parijs mist.

Mireille: U ook?

Périgourde: Nee, monsieur Fouché. (er wordt geklopt) Entrez!

koerier: Bonsoir, madame, monsieur. Een spoedbericht van het kabinet van de keizer.

Périgourde: Mireille, verzorgt u de koerier. Ik ga naar zijne excellentie. (gaat naar diens kamer en klopt aan)

Fouché: Ja, entrez.

Périgourde: (gaat binnen)Een ijlbode uit Parijs, monsieur, met een brief van de keizer.

Fouché: Excuseer dat ik in bed blijf. Wat is de inhoud?

Périgourde: Moment, monsieur… (opent de brief) “Monsieur le Duc, vanaf heden geef ik u permissie wederom uw intrek te nemen in Frenières.”

Fouché: (lacht)

Périgourde: “Gezien het uitgebreid memorandum dat ik mocht ontvangen, neem ik aan dat uw gezondheid u daartoe in staat stelt. De toegang tot Parijs blijft u echter ontzegd en uitzondering hierop is vervat in deze brief. In verband met uw memorandum draag ik u op mij ten spoedigste te bezoeken in het Elysée. Ingesloten passagebewijs geeft u recht op doorgang bij de gendarmeriepost aan de Pont-Neuf. Napoleon.”

Fouché: Wel wel wel wel, de keizer heeft het moeilijk, Périgourde. Z’n weerzinwekkende heerszucht drijft ‘m ertoe met geweld te nemen wat ie na de capitulatie van Austerlitz niet heeft bereikt.

Périgourde: Wat moet ik de keizer antwoorden, monsieur?

Fouché: Dat ik geen behoefte heb mij in Frenières te vestigen en dat ik mij stipt zal houden aan het passagebewijs.

Périgourde: Uitstekend, monsieur. Bonne nuit.

Fouché: Bonne nuit.

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (7/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.

Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign