De tuinkabouter

De tuinkabouter
beschrijving:

DE TUINKABOUTER

Fred Partridge

uitzending: AVRO, zondag 18/10/1987

vertaling: Loes Moraal - technische realisatie: Martin Schuurmans & Jean-Marie Veltboer

regie: Hero Muller

rolverdeling:

- Henk Klapmeier: Ab Abspoel

- Dien, zijn vrouw: Louise Ruys

- buurman Westra: Lou Steenbergen

- een politieagent: Hans Hoekman

duur: 41'20”

hoorspel:

(slepende voetstappen, gekreun van inspanning, een tuinhekje wordt geopend)

buurman Westra: Wat heb jij daar nou, Klapmeier?

Henk Klapmeier: Een cadeautje voor mijn vrouw, Westra!

Westra: ’t Is niet waar!Wat moet ze met zo’n godvergeten monster?

Henk: Dit is nou precies wat ze al jaren graag wil hebben!

Westra: Ga weg! ‘k Heb nooit gemerkt dat er een steekje aan d’r loszit.

Henk: Kom kom, Westra, je kunt het geloven of niet, maar hier zal ze dolblij mee zijn.

Westra: Ja, nou ik dit gezien heb, geloof ik alles! (gelach)

Henk: Dien! Dien! Dien, kijk ‘ns, kijk ‘ns wat… wat zeg je hiervan? (lacht)

Dien: O, Henk, je had niet zoveel geld moeten uitgeven voor mij.

Henk: Hij kostte me geen stuiver!

Dien: Maar waar heb je hem dan vandaan?

Henk: Ik heb hem gevonden. Hij stond midden op het pad dat hier achter langs de volkstuintjes loopt.

Dien: Dan hoort ie daar natuurlijk ergens thuis. Dat opgeschoten tuig zal wel weer bezig zijn geweest. Ik vraag me af van wie die is.

Henk: Hij is van niemand. Van niemand! Ik heb het gevraagd. Niemand op die tuintjes had hem ooit gezien.

Dien: Maar hij moet toch van iemand zijn!

Henk: Hij is van jou! Het is toch precies wat je altijd gewild hebt, Dien! (lacht) Waar of niet?

Dien: O Henk, hoe wist je dat?

Henk: Heb ik in de poppetjes van je ogen gezien, meid. (lacht) Nee hoor, schat, gewoon door de manier waarop je soms de tuin rondkijkt en dan zucht. Soms zie jij er een beetje eenzaam uit, weet je dat?

Dien: Ach, lieverd, dat je dat nou gemerkt hebt!

Henk: Ik weet het eigenlijk al vanaf het eerste moment dat we hier op ons Buitenlust zijn gaan wonen. Wat jij hier mist, hè, was een mooie grote gipsen tuinkabouter. En nou… nou heb je d’r een gratis en voor niets.

Dien: (lacht) O kijk nou toch!

Henk: Wat?

Dien: Hij heeft zich bezeerd!

Henk: O nee, hij is een beetje beschadigd. Maar maak je niet ongerust, hoor, met een beetje sneldrogend cement en een likje verf is hij weer als nieuw.

Dien: Ah, is mijn schatje gewond?

Henk: Hè?

Dien: Kom maar, geef ik er een kusje op en dan is ’t over, hè?

Henk: Dien, doe me een lol. Doe niet zo gek, asjeblieft!

Dien: Ik doe niks gek, ik bemoeder hem een beetje.

Henk: Doe dat dan asjeblieft niet als hij kijkt.

Dien: Wie?

Henk: Hij van hiernaast!

Westra: En, mevrouw Klapmeier, blij met uw cadeautje?

Dien: O ja! Is ie niet beeldschoon, meneer Westra?

Westra: Beeldschoon? Dat meent u toch niet? (lacht) Hij ziet eruit als een gemeen gedrocht!

Dien: Welnee, meneer Westra, ik vind ‘m juist heel aantrekkelijk. Misschien wel een duister type, maar heel aantrekkelijk!

Westra: Nou, hij heeft een kwaadaardige trek op z’n gezicht, hè. Tenminste, dat vind ik! (lacht)

Dien: En dat vind ik nou juist zo leuk! Hij doet me denken aan Quasimodo, de klokkenluider van de Notre-Dame… Dat is een idee!

Henk: Wat?

Dien: Ik noem hem Quasimodo.

???

(aankondiging van het hoorspel)

???

Henk: Dien, kom, ik vind dat je nou lang genoeg die ouwe kabouter hebt staan bewonderen. Je kan je ogen, geloof ik, niet van hem afhouden, hè?

Dien: ’t Is geen ouwe kabouter, Henk, hij is jong en heel sexy.

Henk: Ja ja.

Dien: En waarom noem je ‘m niet bij z’n naam? Hij heet Quasimodo.

Henk: Goed goed, laat die Quasimodo dan even met rust, en laten we binnen samen gezellig een kopje koffie gaan drinken, hè.

Dien: Stoer, oprecht en mannelijk!

Henk: O!

Dien: Een zeer aantrekkelijke persoonlijkheid, dat is ie. En kijk ‘ns, Henk, zijn littekens zijn zo prachtig weggetrokken. Ja, ik weet natuurlijk waar ze gezeten hebben, maar als je ’t niet zou weten, zou je zweren dat ze d’r nooit geweest zijn.

Henk: Ja… Hij staat te kijken of alles hier van hem is. Of jij van hem bent!

Dien: Henk, je begint toch niet jaloers te worden?

Henk: Nou, daar heb ik alle reden toe. Of niet soms, Dientje? Al je aandacht gaat naar hem, en mij zie je niet staan! Zitten trouwens ook niet.

Dien: Ah, gekkerd. Jaloers op die arme Quasimodo?

Henk: Laat hem nou even met rust! Misschien heb ik dan geen reden meer om zogenaamd jaloers te zijn, hè meid.

Dien: Henk, wacht ‘ns even,denk je dat het veilig is om hem helemaal alleen buiten te laten staan? Ja, ik zou ’t niet kunnen verdragen als iemand hem vannacht zou stelen, weet je.

Henk: Wie zou hem in vredesnaam moeten komen stelen? Alleen op zondag zie je hier een paar mensen, door de week nooit!

Dien: Ja, dan laat je hem van hiernaast wel buiten beschouwing. Henk, denk je niet dat het beter is…?

Henk: O nee, nee.

Dien: Alleen maar ’s nachts!

Henk: Nee, Dien, hij komt het huis niet in. Want dat bedoel je toch, hè?

Dien: Maar ja, ‘t kan toch geen kwaad!

Henk: Dat zeg jij! ’t Zou me niks verwonderen als hij de trap op zou komen om naast jou in bed te kruipen. Tenminste als hij net zo sexy is als jij zegt, hè hè.

Dien: Henk, hou nou toch op!

Henk: Nee, lieverdje, jij moet ophouden. Het is een tuinkabouter en de enige plaats waar die thuishoort is hier in de tuin!

???

 (de radio speelt – geritsel van de krant)

Henk: (zucht) Kom nou bij dat raam vandaan, Dien. Het is buiten hartstikke donker! Je ziet toch niks meer!

Dien: Ik zie best! Het licht hier binnen beschijnt net de plaats waar ie staat.

Henk: Nou, dan kun je dus zien dat ie het uitstekend maakt.

Dien: Dat wel, dat weet ik wel, maar ik voel dat als ik wegga…, ja, die van hiernaast die vertrouw ik voor geen cent. ‘k Vind het geen normale man! Hij leeft als een kluizenaar, helemaal in z’n eentje.

Henk: Nou, goed. Weet je wat ik zal doen? Ik zal de elektrische beveiliging die we op de schutting hebben, doortrekken naar jouw Quasimodo. Dan is het iedereen geraden om van hem af te blijven!

Dien: O maar, weet je zeker dat hem dat geen pijn zal doen, Henk?

Henk: Nou, hem beslist niet. Misschien die Westra als ie het in z’n hoofd zou halen om hier te komen rondneuzen! Ik zal het morgenochtend meteen doen.

Dien: Hè nee, nee Henk, doe het nu.

Henk: Nu?

Dien: Nu meteen!

Henk: Hè Dien!

Dien: O, asjeblief!

???

 (deur gaat open en dicht)

Henk: Gebeurd! Je bent weer op je wenken bediend. Meneer is beveiligd. Tevreden?

Dien: Het spijt me, Henk, maar ik geloof dat ie daarbuiten echt erg eenzaam is.

Henk: Eenzaam?

Dien: Hoor je ‘m dan niet snikken? O, mijn hart breekt!

Henk: Ach, da’s gewoon verbeelding!

Dien: Weet je dat zeker? Ik dacht echt dat hij het was. Hij heeft tenslotte niemand.

Henk: Ja, en omdat jij het de hele avond uit het raam hebt staan gapen, heb ik ook niemand! Hebben we dat gemeen, hij en ik.

Dien: Het spijt me, Henk.

Henk: Wat mij spijt is dat ik dat verdomde ding mee naar huis heb gesleept!

Dien: Hè toe, wees nou niet boos op me. En praat asjeblief niet over Quasimodo als een ding.

Henk: Wat maak jij je toch druk over die kabouter! Je gedraagt je waarachtig of het een levend wezen is, zeg!

Dien: Henk, weet je wat ik zal doen? De volgende keer dat ik naar de stad ga, koop ik er nog een.

Henk: Wat, nog een?

Dien: Ja, dan heeft ie tenminste gezelschap.

???

 (tuinhekje open en dicht)

Henk: Ah, ben je er al, Dien?

Dien: Nou Henk, wat zeg je me daarvan?

Henk: Wat zeg je me daarvan? ’t Is wel een kleintje, hè?

Dien: Ja, niet zo groot als Quasimodo, maar dit is ook een ZIJ.

Henk: Een zij? Ach, hou toch op! Ze maken toch geen vrouwtjes!

Dien: Maar natuurlijk wel! Kijk maar goed: deze heeft geen baard, zie je wel?

Henk: Nee, waarachtig! ’t Ziet er ook een stuk leuker uit, vind ik. Een schatje, haha!

Westra: Wat is dat nou weer, mevrouw Klapmeier? Bent u niet tevreden met één zo’n ding?

Dien: Ah, meneer Westra! Mag ik u even voorstellen aan Esmeralda? ‘k Heb een vriendinnetje voor Quasimodo gekocht.

Westra: Een vriendinnetje nog wel! Hoopt u dat ze ’n verhouding beginnen? Ja, u gaat ze toch niet fokken, hè?

Dien: Hè, meneer Westra, hoe kunt u nou zoiets zeggen? Natuurlijk niet! Maar misschien kopen we er over een poosje wel nog één of twee bij.

Henk: Ho ho, Dien! We hebben al aardig wat jaartjes AOW, en we hebben geen geld om weg te gooien aan dit soort dingen, hoor!

Dien: Maar we hoeven ze toch maar alleen te kopen, Henk! Ik bedoel: daarna kosten ze niets meer. Ze eten niet. Dat was met die konijnen die we hadden wel even anders.

Henk: Die konijnen hadden we om met Kerstmis op te kunnen eten, schat! Maar jij wilde d’r voor geen goud afstand van doen  toen het zover was. Je huilde tranen met tuiten!

Dien: Ja, hou nou maar op, Henk. Jij was er zelf ook blij mee dat het niet hoefde. Ik wil er niet meer over praten. Het is vergeven en vergeten. O, deze twee zullen zo énig staan in de tuin!

Henk: Waar wil je dat ik die eh… Hoe heet ie ook alweer?

Dien: Esmeralda!

Henk: … ja, die Esmeralda voor je neerzet?

Dien: Hier natuurlijk, naast Quasimodo.

Henk: Hier?

Dien: Nee, toch niet zo, Henk! Jij hebt ook geen greintje artistiek gevoel.

Henk: Nou, hoe dan?

Dien: Een beetje naar voren natuurlijk!

Henk: Zo?

Dien: Nee, een klein stukje maar!

Henk: Hier?

Dien: Een heel klein stukje maar, en nou een heel klein beetje opzij…

Henk: Een beetje opzij…

Dien: Ja! En nu moet je hém een beetje naar haar toe draaien.

Henk: En een beetje naar haar. Zo?

Dien: Ja, zo is het precies goed. (zucht) Zo kunnen ze elkaar dag en nacht zien.

Henk: Ik neem aan dat je haar ook beveiligen wilt. Een draadje d’r omheen, Dien?

Dien: Natuurlijk! Esmeralda is zoveel lichter en veel makkelijker mee te nemen. En ik weet zeker dat Westra iets met ze uit wil halen. Hij is jaloers.

Henk: Jij denkt ook altijd dat iedereen jaloers op je is.

Dien: Maar nee, niet op mij, op hún! Westra is helemaal alleen op de wereld en zij hebben elkaar.

Henk: Ja. Kijk eens, Dien! Zo goed?

Dien: O, prima! Ik denk dat ze heel erg gelukkig zullen zijn.

Henk: En jij, ben je ook een beetje gelukkig, Dien?

Dien: Natuurlijk! ’t Is zo’n heerlijk gevoel te weten dat Quasimodo en Esmeralda samen zijn.

???

 (Henk zingt)

Dien: Ben je klaar met scheren, Henk?

Henk: Ja. Ik ben een beetje la-at. Is het ontbijt al klaar dan?

Dien: Ik was net van plan even de melk van buiten te halen. De melkboer loopt net het pad af.

Henk: Ja, kun je meteen even naar je beschermelingetjes kijken, gaat in ene moeite door. Je gebruikt dan ook werkelijk alles als excuus om even in de tuin te kijken of de familie het nog goed maakt, hè.

Dien: Henk! Henk!!

Henk: Ja, wat is er? Ach verdomme, nou heb ik me gesneden!

Dien: Henk, kom gauw hier!

Henk: Ja, wat is er dan? ’t Is altijd wat! Wat is er nou toch?

Dien: Hier, moet je kijken!

Henk: Mijn god! M’n god! Nee! (lacht)

Dien: Ja, hoe kun je daar nou om lachen, Henk? Dit is een wonder! Hier moet je eerbied voor hebben! Het is een godswonder!

Henk: (lacht) O, welnee! ’t Is een optisch bedrog. Hoe heet dat ook alweer? Een fata morgana. Dit kan toch niet waar zijn!

Dien: Maar het IS waar! Het is gebeurd! Ze… ze hebben een baby gekregen!

Henk: Ja, noem dat vooral een baby! Hij is groter dan eh… die…die Esmeralda, dat ding dat jij gekocht hebt. Hij is verdomme bijna net zo groot als die ik gevonden heb. (lacht)

Dien: Je begrijpt best wat ik bedoel, Henk. En gebruik niet zulke lelijke woorden! Ze hebben een zoon gekregen.

Henk: Ja, een volkomen volwassen zoon, kom nou, compleet met paddenstoel, hengel en een vislijn!

Dien: Ja, zo gaat dat bij de kaboutertjes. Je ziet nooit een echte baby.

Henk: Ach lieverd, hou nou toch asjeblieft op! Iemand haalt toch gewoon een grap met ons uit!

Dien: Wie zou dat dan kunnen  doen?

Henk: Ja, wie denk je? Die van hiernaast natuurlijk!

Dien: O ja? Nou, dan zal ik die ‘ns even flink de waarheid zeggen. Meneer Westra! (loopt een paar passen) Meneer Westra!!

Westra: (opent z’n deur) Wat is er aan de hand? Riep u?

Dien: Meneer Westra, als dit uw gevoel voor humor is, dan moet ik zeggen dat ik het zeer onsmakelijk vind.

Westra: Waar heeft je vrouw het over, Klapmeier?

Henk: Dit hier! Daar heeft ze het over, meneer Westra!

Westra: (lacht) Wat krijgen we nou? (lacht nog harder)

Dien: O, wij vinden het helemaal niet om te lachen, meneer Westra!

Henk: Nee, we kunnen u laten vervolgen voor het onbevoegd betreden van onze grond, meneer Westra!

Westra: O ja! En waarom zou je? O… o, je bedoelt… Nee, nee, het is niet waar! Jij denkt dat ik…? (lacht)

Henk: Ja!

Dien: U heeft dit niét gedaan?

Westra: Denkt u werkelijk dat ik met mijn tijd en geld smijt om stomme spelletjes te spelen met uw eh… tuinkabouters? (lacht) Ach, we zijn nu al zo lang buren. Ik dacht dat u me beter kende, mevrouw eh… Klap…ekster. (lacht)

Henk: Aaah…

Dien: Denk jij dat ie het echt niet gedaan heeft, Henk?

Henk: Nou, nee, ik denk niet dat ie het gedaan heeft. Zo intens gemeen is ie toch niet.

Dien: Maar wie heeft het dán gedaan? De melkboer kan het niet geweest zijn, want die heb ik zien komen en gaan.

Henk: Ja maar, ja maar, iemand moet het toch gedaan hebben!

Dien: Denk je… dat ze hem terug zullen willen hebben, Henk?

Henk: Als ze hem terug willen hebben, dan zouden ze hem toch niet hier hebben neergezet, wel?

Dien: O, gelukkig. Dat is fijn, want ik vind hem zo énig! Hoe zal ik hem noemen?

Henk: Ja, weet ik veel, eh…

Dien: Ja, maar ik weet het al.

Henk: Mm?

Dien: Ik noem hem Junior!

???

 (geritsel van de krant)

Dien: Henk, weet je zeker dat je me niet voor de gek houdt?

Henk: Wat… wat bedoel je? Wat is er dan?

Dien: Kijk ‘ns naar buiten!

Henk: Ja, waarom nou?

Dien: Kom nou even hier bij het raam.

Henk: Ja! (gooit de krant opzij)

Dien: Kijk, daar!

Henk: Bij god, het zijn er nu vier!

Dien: En de vierde is zo’n lief klein ding, ze lijkt precies op Esmeralda.

Henk: Ja, nog een vrouwtje! Vriendinnetje voor je Junior! Ja maar. als het hier maar bij blijft, hè! Ik vind het meer dan genoeg!

???

Dien: Kijk Henk! Weer een!

Henk: Wat?

Dien: O!

Henk: Weer een?

Dien: Is het niet opwindend?

Henk: Opwindend? Nee, ik vind het helemaal niet opwindend. Ik vind dit niet te geloven. Het zijn toch geen planten! Anders zou je denken dat de grond overbemest was of zoiets dergelijks.

Dien: Het is heel eenvoudig, lieverd: het komt omdat ze voelen dat ik aandacht voor ze heb, dat ik van ze hou.

Henk: Dan zou ik, als ik jou was, een beetje voorzichtiger zijn met je liefde en je aandacht. Hé, verrek, ik weet wat het is!

Dien: Wat dan?

Henk: De elektriciteit! De draad die ik om ze heen gewonden heb! Die moet, als ik de stroom inschakel, een soort… een soort… ja, weet ik veel… levensvonk geven!

Dien: O, je… je bedoelt: net als bij Frankenstein?

Henk: Ja, precies. En als dat waar is, is het heel eenvoudig om dat hele vreemde gedoe te stoppen. Kijk, weg! Zo! Weg! Weg met die draden! Zo!

Dien: O, Henk, nou gaan ze vast dood!

Henk: Natuurlijk niet. Er komen alleen geen nieuwe meer bij.

???

Dien: (komt binnengelopen) O Henk, d’r staat er nog een!

Henk: Wat?

Dien: Dan hebben we d’r vijfendertig.

Henk: Vijfender… Nee, nee, zesendertig. Die daar heb je over het hoofd gezien!

Dien: Het uitschakelen van de stroom heeft niets geholpen.

Henk: We hoeven ons in ieder geval geen zorg meer maken dat iemand ze zal stelen. Ik wou dat er zo’n gek kwam en er vijfendertig meenam! Die dingen… die dingen komen als onkruid uit de grond. Het lijken wel paddenstoelen.

Westra: Hallo-o!

Henk: Ach!

Westra: Hoe staat het met de nieuwe oogst tuinkabouters? (lacht)

Dien: Ah, een vreselijke man. De laatste tijd lacht ie steeds als ie me ziet. ’t Is zo vervelend allemaal. Mensen die alleen  op zondag deze kant uit kwamen, verzinnen nu allerlei smoezen om ook door de week langs te komen.

Henk: Zolang het daar dan maar bij blijft!

Dien: Ik hoor ze tellen. En lachen! Ik ga altijd met mijn rug naar ze toe staan, want ik voel dat ze naar me wijzen. Jij bent altijd in de achtertuin! Jij hebt daar geen last van!

Henk: Ha, daar is het tenminste rustig, tenminste zolang die krengen daar hun kop nog niet opsteken. Moeten ze trouwens ook niet in hun hoofd halen!

Dien: O nee, hè? Ze moeten niet tussen jouw dierbare groente durven opduiken, hè?

???

Henk: Dien! Die-ien! Kijk ‘ns! (komt aangelopen) Ze hebben het gedaan. Ze hebben het gedurfd. (zet kabouters neer) Een… twee… drie… vier… vijf stuks! Tussen m’n groente. Asjeblieft, zoek jij maar een plaatsje voor ze.

Dien: Dat gaat niet, Henk: de bloembedden zijn overvol!

Henk: Geen geluk! Het onkruid krijgt geen kans meer tussen de bloemen.

Dien: Nou, die arme bloemen krijgen ook niet veel kans meer.

Henk: En denk erom, Dien, dat je ze beslist niet op het gras zet. Dat wordt er geel van en met maaien is het ook veel te lastig. Nog aan toe!

Dien: Henk, je humeur wordt er de laatste dagen niet beter op!

Henk: Ja, vind je ’t gek? Die dingen zijn nog erger dan het goorste onkruid! Ze zijn niet weg te branden. Luister, luister, Dien! Waarom dunnen we ze niet uit? Geven we een stelletje weg aan de kinderen uit de buurt bijvoorbeeld?

Dien: Heb ik al gedaan! Aan een jongetje. Die kwam binnen tien minuten terug en zei dat ie hem gebeten had.

Henk: Wat?

Dien: Ja, en dat heeft ie aan de andere kinderen doorverteld en nu bedanken ze allemaal voor de eer.

(geluid van een deur)

Westra: Wat krijgen we nou? Hé Klapmeier!! Klapmeier!!

Henk: Mijn god, wat is er nou weer?

Westra: Wel verdomme zeg, wat moeten die godvergeten rotdingen hier?

Henk: Neemt u me niet kwalijk, meneer Westra, ik zou het zeer op prijs stellen als u dergelijke krachttermen niet in de aanwezigheid van mijn vrouw zou willen bezigen.

Westra: Ja, ga vooral maar even keurig staan doen, hè. Hoe haal je ’t in je hoofd om zulke rotzooi in mijn tuin te dumpen?

Henk: Het spijt me, het spijt me, meneer Westra…

Westra: Het spijt mij ook. En als het nog één keer gebeurt, mannetje, dan stuur ik je mijn advocaat op je dak! Dus kijk goed uit, hè Klapmeier! Je mag al die rotdingen terughebben!!

Henk: Meneer Westra, ik verzeker u…

Westra: Dat u ’t niet gemerkt hebt, hè?

Henk: Nee, nee, dat ze naar úw tuin zijn gegaan.

Westra: Dan moet je nog wel verdomde blind zijn geweest, hè?

Dien: O, Henk, wat moeten we met zoveel tuinkabouters?

Westra: En hou die rotzooi bij je, wil je!!

Dien: Zijn ze dat allemaal, meneer Westra?

Westra: Nee verdomme, hier is nog zo’n rotding!!

Henk: Mijn hemel, ik zal ze hier in de achtertuin moeten laten staan.

Dien: Mmm, bedoel je: tussen je groente?

Henk: Ja! Maar alleen deze ene nacht!

???

Henk: Ik had het kunnen weten! Ik had ze hier nooit en te nimmer moeten laten staan! We houden op deze manier niet veel groente over voor van de winter, Dien!

Dien: Henk… Henk, denk je dat er een  paar kabouters zullen doodgaan als het gaat vriezen?

Henk: Tja, vergeet het maar! Ze kosten niks, want ze eten niks, zei jij. Maar dit is toch veel erger: ons eten  is weg, onze tuin is weg. Alles, alles is kapot. We houden niks over. Alleen het huis… misschien.

Westra: Je hebt de naam van je huis veranderd, hè Klapmeier? Heel toepasselijk!

Dien: Oh, wat is er nu weer, meneer Westra?

Henk: Doe toch net of je hem niet hoort, Dien! Hij moet ons altijd hebben.

Dien: Ons huis heet Buitenlust, meneer Westra, en Buitenlust zal het altijd blijven.

Westra: O ja? Denkt u? Moet u maar op het bordje op uw hek gaan kijken!

Henk: Wat? Er zal toch niet iemand met zo’n spuitbus ons hek hebben volgekalkt? (loopt naar het hek)

Westra: En probeer niet mij te beschuldigen, hè! Voor je ’t weet heb je m’n advocaat op je dak!

Dien: Wat staat er, Henk?

Henk: Gewoon: Buitenlust. O nee, d’r zijn letters veranderd! Hoe kan dat nou? Hoe kan dat nou? D’r liggen hier ook allemaal letters op de grond!

Westra: Klapmeier, nou ben je te ver gegaan. Morgen staat mijn advocaat voor je deur. Hoe durf jij?

Henk: Hoe durf ik wat, meneer Westra?

Westra: Hou je asjeblieft niet voor de domme! Je hebt mijn naambord vernield!

Henk: Ach, meneer Westra, echt, ik weet hier toch niets van!

Westra: Ach nee, je gaat me toch niet vertellen dat de kaboutertjes dit gedaan hebben, hè? Dit gaat je geld kosten, man! Mijn letters zitten op jouw hek!!

Henk: Natuurlijk zal ik u alles vergoeden, meneer Westra! (deur slaat dicht) Ah, hij is weg.

Dien: Misschien zijn zijn letters d’r gewoon afgevallen en heeft iemand ze zien liggen en een vergissing gemaakt.

Henk: Dit was geen vergissing, Dien! Dit was opzettelijk!

Dien: Laat mij dan ‘ns kijken wat er staat. (loopt naar het hek) “Bouter”... , “bouterlust?”

Henk: Ja, precies, “bouterlust”. Er ontbreken nog maar twee letters, kijk, en die liggen hier, zie je wel: een K en een A. “Kabouterlust”. O mijn God, ze willen ons kapotmaken! Wat staat ons nog meer te wachten?

???

 (Henk ligt te snurken - geluid van iets dat valt)

Dien: (schrikt) Wat was dat?

Henk: Ja, wat was dat? Het leek wel op brekend glas.

Dien: Inbrekers?

Henk: Nee, nee, volgens mij viel er gewoon iets om beneden.

Dien: Ja, maar waarom sta je dan op?

Henk: Ja, ik zal eens even moeten gaan kijken wat er aan de hand is.

Dien: Wees voorzichtig, Henk!

Henk: Ja.

Dien: En doe je pantoffels aan!

Henk: Ja, natuurlijk. Wacht... oe… zo. Maak je maar niet ongerust, lieverd. Weet je wat? Ik neem die zware asbak van het nachtkastje mee.

Dien: Ik ga met je mee! (geluid) O, daar heb je ’t weer!

Henk:’t Is beneden! ’t Is beneden in de… in de voorkamer! Sst!! Zachtjes, zachtjes! Sst!! (voeten op de trap – Henk opent deur) Is daar iemand?

Dien: Er daar niemand!

Henk: Het tocht! (heftig gestommel) Wat is dat? Wat krijgen we nou? D’r uit, d’r uit jullie!

Dien: Nee Henk, nee, niet doen! Je beschadigt ze!

Henk: Dat ze beschadigd zijn, wat kan mij dat dan schelen? Huisvredebreuk en vernieling van persoonlijke eigendom!

Dien: Ja maar, ’t zijn Quasimodo, Esmeralda en Junior!

Henk: Ja, dat zie ik toch ook!

Dien: O nee, dat er zulke mensen bestaan! Tuinkabouters te gebruiken om ons raam in te slaan en ze dan gewoon binnen neer te zetten om ons te laten denken dat die lieverds het gedaan hebben!

Henk: Laten we hopen dat het zo gegaan is.

Dien: Oh…

Henk: Ik zal eh… een stuk karton zoeken om voor het raam te timmeren en dan gaan we… dan gaan we weer naar bed.

Dien: Ja.

Henk: Ik denk dat dit voor één nacht wel genoeg is geweest.

Dien: Ik denk het ook.

???

Dien: (lacht uitbundig) Jij zei dat dit voor één nacht genoeg was geweest. (lacht hysterisch verder)

Henk: Dien, denk toch om je bloeddruk, meisje, je bent de jongste niet meer.

Dien: Dat karton dat jij vannacht voor het kapotte raam hebt getimmerd, is in snippertjes gescheurd!

Henk: Lieverd, rustig nou!

Dien: Negentien, negentien liggen er verspreid door het huis!

Henk: Ja maar, schatje, ik zie het ook met m’n eigen ogen. Ik kan het ook niet geloven!

Dien: Het is huisvredebreuk, het is huisvredebreuk. We moeten de politie waarschuwen.

Henk: Met dit verhaal kunnen we toch niet naar de politie gaan.

Dien: Jawel! ’t Is niet meer te verdragen. En zoiets is toch wettelijk verboden, Henk.

Henk: Ja, maar wat moeten we de politie vertellen? Dat we uit ons huis worden gedreven door een bende… tuinkabouters?

Dien: Ja maar, dat is toch de waarheid, Henk?

Henk: Ze zullen ons toch alleen maar uitlachen, lieverd. Luister nou, luister nou, laten we nou eerst maar eens opruimen en schoonmaken, hè. Dan ben je te moe om naar de politie te gaan. Kunnen we er nog eens een nachtje over slapen, hè?

Dien:’t Zal vannacht weer gebeuren.

Henk: Lieverdje, we doen de deur van de slaapkamer op slot. En als er ook maar iets gebeurt vannacht, dan ruim ik ze allemaal uit de weg!

Dien: (huilend) O, nee…

???

Dien: Henk! (Henk schrikt) Henk! Wakker worden!

Henk: Wat wat … Wat… wat is er gebeurd?

Dien: Nee nee nee nee nee… D’r is niets. We hebben ons alleen maar verslapen!

Henk: Verslapen? Hoe laat… hoe laat is het dan? Ja, ’t is waarachtig al half tien. Dan is er zeker niks gebeurd vannacht, lieverd. Moeten het gisterennacht toch inbrekers zijn geweest!

Dien: Ik zal wel even uit het raam kijken.

Henk: Ja.

Dien: De tuin ziet er rustig en vredig uit, Henk.

Henk: (opent slaapkamerdeur) In huis lijkt het ook rustig, maar blijf jij voor alle zekerheid toch even hier, Dien. Dan ga ik eerst naar beneden.

Dien: Goed, lieverd, maar wees voorzichtig, hè!

Henk: God allemachtig! Wat’s dit? (hevig gestommel en geroep van Henk)

Dien: Henkie!

Henk: Vuile vieze stiekemerds! Smerig tuig dat jullie zijn!

Dien: O Henkie, ben je gewond?

Henk: Toevallig niet, maar als het aan deze twee ellendelingen had gelegen… Verdomme, ’t is een godswonder dat ze me niet vermoord hebben! Je herkent ze toch, hè?

Dien: Ja natuurlijk: Quasimodo en Junior. Ik herken hem altijd omdat hij dat vissnoer op een hele speciale manier vasthoudt.

Henk: Ja, ja, die twee, ’t is niet te geloven, die twee stonden boven elk aan een kant van de trap met dat vissnoer strak tussen ze in gespannen, en daar stonden ze op me te wachten!

Dien: Rustig, Henkie, rustig nou maar! Als jij nou maar in orde bent, hè!

Henk: Wonder boven wonder schijnt er niks meer aan de hand te zijn. O nee!! Dien, kijk Dien!!

Dien: Wat is er?

Henk: Moet je hier ‘ns zien! Ze zitten allemaal in een kring om de trap heen. Overal zitten ze op en onder, en ze grijnzen, ze grijnzen. Ze hebben allemaal met een vuile grijns op hun smoel zitten wachten om mij te zien vallen!

???

 (slaat hard met de kabouters)

Dien: Ruim je ze op, Klapmeier?

Henk: Ja, Westra, we moeten ze allemaal kwijt, allemaal!

Dien:’t Zal tijd worden! Maar, als ze weg zijn zal je tuin aardig kaal worden, man. Staat er zowat niks meer in! (lacht hard)

Henk: Nee, volgend jaar ga ik weer met bloemen en groenten beginnen. Maar eerst zal ik de hele… eerst zal ik de hele boel omploegen. Ik vertrouw die grond voor geen cent. Er moet iets raars in zitten.

Dien: Henk!

Henk: Wat?

Dien: Henk, weet je zeker dat je overal gekeken hebt?

Henk: ‘k Heb overal gekeken, maak je niet ongerust, schat. Er ontsnapt er niet één, hoor!

Dien: Ah, ‘k heb het hele huis schoongeboend. O mijn god, wat ben ik moe! Maar ‘k heb geen plekje overgeslagen. Overal waar ze gestaan hadden lag vuil. Ja, je zou toch mogen hebben verwachten dat ze hun voeten hadden geveegd voordat ze op onze meubels klommen!

Henk: Zo, er zitten er 150 in deze kist en iets meer dan 120 in die.

Dien: Als die vrachtrijder ze vandaag niet komt ophalen, zouden ze dan vannacht niet proberen om er uit te komen?

Henk: Maakt niks uit, ze proberen maar! Ik blijf de hele nacht op en verlies die kisten geen moment uit het oog. Die gaan niet meer open!

Dien: Henk, ik vind het toch wel erg dat ik Esmeralda niet van je mag houden.

Henk: Dien!

Dien: Ik heb haar zelf gekocht en zij had beslist niets te maken met die aanslag op je leven.

Henk: Luister nou goed, Dien, want ik meen dit heel serieus: ik wil hier op ons Buitenlust nooit, en als ik zeg NOOIT dan bedoel ik ook NOOIT, nooit meer één tuinkabouter!!

Dien: (snikt) Dat zei je ook al over die konijntjes.

Henk: Die rotkabouters, die hadden ons het huis uit gegooid, of nog veel erger als ik jouw zin had gedaan. Het spijt me, Dien, maar ik blijf bij mijn besluit!

Dien: O, en waar… waar worden ze dan… naartoe gebracht?

Henk: Ik heb tegen die man gezegd dat ie ermee kan doen wat ie wil, als ie ze maar meeneemt, van mijn part neemt ie ze mee  na… na… na… naar Seksbieren of zoiets dergelijks.

???

 (voetstappen - tuinhekje gaat open en dicht)

Politieagent: Eh, mevrouw, woont hier de heer Klapmeier?

Dien: Jazeker. Henk!

Henk: Ja?

Dien: Henk, er is hier een politieagent voor je.

Henk: Ja agent, wat… wat is er aan de hand?

Politieagent: Eh, bent u de heer Henk Klapmeier?

Henk: Dat ben ik eh…, agent, wat… wat kan ik voor u doen?

Politieagent: Er staan twee kisten met 287 gipsen tuinkabouters van beiderlei kunne op het bureau, meneer.

Henk: Dat… dat… dat kan niet! Ik heb ze met een bode meegegeven om verkocht te worden!

Dien: Ja.

Politieagent: Dan zult u een andere koper moeten zoeken, meneer.

Henk: Hè hè, waarom, agent? De man had een onwaarschijnlijk koopje. Hij had er een heleboel geld van kunnen maken, hoor!

Politieagent:’t Spijt me, meneer, maar deze kisten zaten in een vrachtwagen die een paar kilometer verder langs de weg in een sloot is gevonden.

Henk: In een sloot?

Politieagent: Ja. We zouden u al eerder verwittigd hebben, maar het leverde nogal wat problemen op uit te vinden wie de eigenaar van die kisten was.

Henk: O nee, die chauffeur wist het!

Politieagent: Dat kan zijn, meneer, maar die was helaas dood.

Dien: O nee!

Henk: Dood! ’t Is niet waar!

Politieagent: Ja. Een zeer vreemd geval. De dokter zei dat de man al overleden was vóór de auto verongelukte.

Henk: Vóór de auto veron…

Politieagent: Hm… Op de een of andere manier heeft ie zichzelf gewurgd met een vissnoertje. U heeft geen idee, meneer, wat sommige automobilisten onder het rijden uithalen, vooral op de snelweg.

Henk: Ja!

Politieagent: Goed, ik eh… ga d’r maar weer vandoor. Prettige dag verder, mevrouw, mijnheer.

Henk: Agent!

Politieagent: Oh eh… de deksels van die kisten zijn bij het ongeluk een beetje losgeraakt.

Henk: Losgeraa…

Politieagent: Maar ik vertrouw erop dat uw eigendommen nog allemaal in goeie orde aanwezig zijn.

Henk: Maar ik wil ze helemaal niet terug, agent! Heeft u ze niet nodig als… als bewijsmateriaal?

Politieagent: Bewijsmateriaal? Er is toch geen misdaad gepleegd!

Henk: Nee,nee, eh… als getuigen, bedoel ik.

Politieagent: Als getuigen?

Henk: Ja.

Politieagent: (lacht) Gipsen tuinkabouters als getuigen? (lacht) Meneer toch! Werkelijk geestig! Dat moet ik onthouden, vertel ik straks op het bureau, ha ha! O, nog iets, eh…

Henk: Ja.

Politieagent: U moet ze binnen twee uur komen halen, want de kabouters zullen ’t niet voor u doen, meneer! (lacht uitbundig)

Henk: Binnen twee uur, malle grapjas!

Dien: O Henk, wat moeten we doen?

Henk: Ja, wat moeten we doen? Ik zal ze wel moeten gaan halen. Maar dan zal ik die kisten meteen weer goed dichtspijkeren en dan leg ik er hier een paar van die zware tegels bovenop. Dan kan er niets gebeuren, hoop ik. Anders doen we vannacht weer geen oog dicht.

???

 (allerlei kletterende geluiden)

Dien: Henk! Henk!!

Henk: O, laat me nou asjeblieft slapen, Dien!

Dien: Henk, hoor je dat geklop niet?

Henk: Wat voor geklop…

Dien: Ze proberen d’r uit te komen!

Henk: (lacht) Laat ze dat maar rustig proberen. (heftiger geluiden)

Dien: O jeetje, het is ze gelukt!

Henk: Nee, dat is niet mogelijk…

Dien: Zou je nou niet even gaan kijken?

Henk: Maak je nou niet ongerust, Dien. Wat… wat gebeurt daar? Ik… kijk wel even.

Dien: O God, ze vermoorden ons! Doe asjeblieft die deur niet open!

Henk: Kalm, kalm aan, ik doe de deur helemaal niet open. Ik ga alleen maar even kijken of die goed afgesloten is!

Dien: Ze zijn al boven! Ze staan al voor de deur!! (gebonk op de deur)

Henk: Denk toch om je bloeddruk! Die deur is minstens tien centimeter dik, die hebben geen schijn van kans!

Dien: Nee, je hebt geen idee hoe sterk ze zijn!

Henk: Komt best in orde! Komt best in orde! Hier, ik schuif de kast er even voor. Help me even!

Dien: Ja.

Henk: Help. Kom, de kast en… en het bed. Duwen, duwen! Zo! Duwen, Dien, duwen!

???

Dien: Henk, ze zijn overal, werkelijk overal! We raken ze nooit meer kwijt!

Henk: Om half vijf komt de vuilniswagen speciaal voor ons. Ik heb ze gebeld.

Dien: Maar zoveel hebben we er nog nooit gehad! Die krijg je toch niet in twee kisten!

Henk: O nee, maar als we ze aan puin hakken, dan houden we nog ruimte over! (lacht hard en begin te hakken) Ze zijn een stuk moeilijker kapot te krijgen dan ik dacht, maar we zijn aan de winnende hand. Nog even en het karwei is geklaard, ha ha ha ha ha!

???

(geklingel van de bel)

Dien: Wie kan dat nou zijn?

Henk: Weet ik veel…

Dien: Nou, ik zal wel even opendoen. (gaat naar de deur en opent die)

Westra: Zo, mevrouw Klapmeier, heeft uw man de kant al gezien?

Dien: Dat geloof ik niet, maar… komt u maar even verder.

Westra: Mmm…

Dien: Henk, hier is meneer Westra. Hij vraagt of je de krant al gelezen hebt.

Henk: Ik lees geen krant meer. Alleen maar ellende! Wat had ik dan moeten lezen?

Westra: Hier! Kijk, meneer Klapmeier: foto’s van je tuinkabouters!

Henk: O nee, dat wil ik niet zien.

Dien: Ja, maar ik wel! (neemt de krant aan) Die foto is genomen op de vuilstortplaats!

Westra: Dat zijn die krengen van je tuinkabouters die je met de vuilniswagen hebt meegegeven.

Dien: Ze bevolken al de hele stortplaats!

Henk: Maar… ik… ik heb ze kapotgeslagen, zo goed als ik kon! D’r was er niet één meer heel.

Westra: Nee, dat klopt, ha ha! Hier, op de foto zijn ze allemaal verminkt! Misvormd, gebocheld en met stompen in plaats van ledematen. En wat erger is, Klapmeier: ze verspreiden zich over de velden en strompelen deze kant op!

Henk: Maar…

Dien: Denk je dat ze naar huis proberen te komen, Henk?

Westra: Ja, ’t ziet ernaar uit dat ze uit wraak hier naartoe komen voor wat je ze hebt aangedaan, Klapmeier.

Henk: De vuilnisstortplaats, die… die is toch meer dan drie kilometer hier vandaan!

Westra: Ja, maar ’t vreemde is dat ze zich razendsnel voortbewegen, en als je ’t mij vraagt, zijn ze binnen de kortste tijd hier!

Dien: Nee!

Westra: En aangezien mijn huis tussen jullie en die horde in staat, maak ik dat ik weg kom voor ik onder de voet gelopen word! ‘k Vertrek onmiddellijk naar m’n zuster. Alie heeft altijd al gevraagd of ik bij ‘r kom inwonen. En jou doe ik een proces aan, Klapmeier! Ik klaag je aan wegens rustverstoring, ordeverstoring, wegens… wegens álles!! Dat gaat je veel geld kosten, man. Ik bel meteen m’n advocaat. Jij met je tuinkabouters, woah!!

Dien: We… we laten je wel even uit, meneer Westra.

(loopt naar de deur)

Westra: Au!!! Verdomme! Verdomme! Christenen zielen!

Dien: Wat zou er nou weer zijn?

Westra: Dat gedrocht heeft me in m’n poot gebeten toen ik… toen ik langskwam!

Dien: O, wat een afzichtelijk schepsel!

Westra: Ja, je wordt er kotsmisselijk van! Je moet een paar stukken hebben laten liggen, Klapmeier, verdomde stomme…

Henk: Ik sla ze meteen in mekaar!

Westra: Wie weet hoeveel van die creaturen zich hier nog verschuilen. Het zou best ‘ns kunnen dat je een vijfde colonne in dekking hebt laten liggen en die slaat toe zodra de vijand aan de horizon verschijnt.

Dien: En ik ben bang…

Henk: Luister toch niet naar hem, Dien! Ze komen hier heus niet terug.

Westra: Nee, en wat is dat dan voor een geluid? En ze strompelen niet meer, ze marcheren! Ik ga weg! Naar m’n zus!!

Wat moeten we doen, Henk? O god, wat moeten we doen?

Henk: Dien, jij gaat naar binnen en je sluit alle deuren en ramen.

Dien: En jij dan?

Henk: Ik blijf hier en kijk wat ik er nog aan doen kan. Wat moet ik anders? En dan te bedenken dat het allemaal begon met één zo’n snuiter die ik schoongemaakt heb, z’n wonden verbonden, en m’n huis, een thuis heb gegeven! Aah, als ik had geweten wat ie ons aan zou doen, dan… dan zou ik… dan had ik… (schreeuwt het uit)

???

 (stemmen op de achtergrond)

Arts: Ah, mevrouw Klapmeier! Fijn dat u er bent. Uw man is een kwartiertje geleden bijgekomen en u mag dus heel even bij hem.

Dien: Dokter . Is het echt waar? Vier dagen en vier nachten was ie bewusteloos en… hij gaat niet dood?

Arts: Welnee, mevrouw! Alle gevaar is geweken. Ik eh… loop even met u mee. Zo. Ja, hier is het! Maar één ding, mevrouw Klapmeier: hij mag zich absoluut, en echt absoluut, niet opwinden! Hij is nog een beetje in de war, begrijpt u? Nou, gaat uw gang en ik zie u straks misschien nog even, hè?

Dien: Dank u wel, dokter.

Arts: Zo, gaat uw gang maar, hoor!

Dien: Henk!

Henk: (kreunt) Eh…

Dien: Lieverd, ik ben ‘t! Dien!

Henk: Dien… Dientje… Je leeft nog! Ze hebben je… ze hebben je niet… Of droom ik?

Dien: Nee, je droomt niet! Natuurlijk leef ik nog, maar dat jij nog leeft, is een wonder!

Henk: Wat bedoel je? Wat bedoel je, een wonder?

Dien: Ja, ik had je zo alvast gewaarschuwd niet op die ouwe ladder te gaan staan. Je bent verschrikkelijk gevallen.

Henk: Ben… ben ik op een ladder gaan staan?

Dien: Weet je dat niet meer? Ja natuurlijk, je bent vier dagen en vier nachten bewusteloos geweest, maar… Henk, ik was zo ongerust!

Henk: Heb ik… heb ik dan alles gedroomd? Hadden wij geen tuinkabouters? Duizenden, duizenden tuinkabouters?

Dien: Duizenden tuinkabouters? Welnee! We hebben d’r maar één!

Henk: Eén?

Dien: Die heb je zelf voor me meegenomen! Weet je nog wel? Hij stond op het pad dat langs…

Henk: Dat weet ik wel! We… we hebben er dus maar één! Dat weet je zeker?

Dien: (lacht en opent een pakje) Nee, eigenlijk hebben we d’r twee! Ik vond het zo fijn dat je me die lieve Quasimodo hebt gegeven…

Henk: Eh?

Dien: … dat ik voor jou…

Henk: Wat zeg je? Qua… Quasimodo?

Dien: … dat ik voor jou, en natuurlijk ook een beetje voor Quasimodo dit meisje heb gekocht.

Henk: (hijgt nerveus)

Dien: Vind je ’t geen schatje? En we noemen d’r Esmeralda.

Henk: …m’n… m’n… m’n borst doet pijn!

Dien: Henk! Henk!

Henk: (brengt hijgend onsamenhangende klanken uit)

Dien: (loopt buiten) Dokter! Dokter! M’n man! Help! (komt weer binnen) O Henk, neen, je kunt toch niet zo verschrikkelijk geschrokken zijn van een tuinkabouter dat je…

Arts: (telefoneert) Ik begin vast!

Dien: O lieve God… Laat ‘m niet doodgaan! Laat ‘m niet doodgaan!

???

script gemaakt door Herman Van Cauwenberghe (10/2005)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.

Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign