Moordbrigade Stockholm, deel 01

Moordbrigade Stockholm, deel 01
beschrijving:

DEEL 1

Anton Quintana (1937), naar de boeken van Maj Sjöwall (1935) & Per Wahlöö (1926-1975)

uitzending: VARA, woensdag 01/10/1975

bewerking: Ruurd van Wijk - muziek (naar Zweedse volksliedjes): Kees Smal - uitvoering: Letty de Jong & Harry Mooten

regie: Ad Löbler

rolverdeling: [de afkondiging geeft enkel de namen van de hoorspelers]

- [adjudant Martin Beck]: Jan Borkus

- [Inga, zijn vrouw]: Willie Brill

- [Ingrid, zijn dochter]: Gerrie Mantel

- [Gunnar Ahlberg, adjudant in Motala]: Frans Somers

- [een baggeraar]: Tonny Foletta

- [een dokter]: Willy Ruys

- [Lennart Kollberg, collega van Beck]: Hans Karsenbarg

- [Fredrik Melander, collega van Beck]: Paul van der Lek

- [commissaris Hammar]: Huib Orizand

- [drie journalisten]: Donald de Marcas, Tonny FolettaWilly Ruys

- [rechercheur in Stockholm & rechercheur in Kiruna]: Donald de Marcas

duur: 39'25"

De Zweedse misdaadroman Roseanna (1965) werd als De vrouw in het Götakanaal in het Nederlands vertaald door Cora Polet en in 1973 uitgegeven te Utrecht/Antwerpen uitgegeven door A.W. Bruna & Zoon (Zwarte Beertjes 1289). Een Duitse hoorspelbewerking werd in 1978 onder de titel Die Tote im Götakanal uitgezonden door de Südwestfunk.

Martin Beck van de Moordbrigade Stockholm wordt naar Motala aan het Götakanaal geroepen. Hij moet de plaatselijke politie helpen bij de opheldering van een moordzaak. Het enige aanknopingspunt zijn een paar foto’s van de dode. Men kent niet eens haar naam. Maar Martin Beck, de succesrijke en bescheiden adjudant uit Stockholm, komt geen stap verder. De moeite, die het hele team bij het zoeken naar sporen en aanwijzingen doet, lijkt vergeefs. Er verstrijkt zeer veel tijd alvorens men eindelijk de naam van de dode ontdekt. Van de moordenaar ontbreekt elk spoor…

hoorspel:

Martin Beck: (komt de huiskamer binnen en geeuwt uitgebreid) Is de krant er nog niet?

Inga, zijn vrouw: Die komt toch nooit voor zessen.

Martin: (snuift en zucht) Waarom heb je de lamp nog niet aangedaan?

Inga: Waarom wel? ‘k Zie genoeg. ‘t Is zuiniger.

Martin: Mm.

Inga: Wil je geen boterham? Je zou toch echt wat moeten eten.

Martin: Je weet dat ik ‘s ochtends niet eten kan.

Inga: Je zou het toch moeten doen, vooral jij, met jouw maag… ‘k Kan een boterham voor je roosteren.

Martin: Doe geen moeite… (snuift) ‘t Blijft motregenen...

Inga: Waar moet je nou naartoe?

Martin: Naar Motala.

Inga: Blijf je lang weg?

Martin: Dat weet ik niet.

Inga: Is het dat meisje?

Martin: Ja.

Inga: Denk je dat je lang wegblijft?

Martin: Ik weet niet meer dan jij. Alleen wat in de kranten heeft gestaan.

Inga: Waarom moet jij de trein nemen?

Martin: De anderen zijn gisteren al gegaan. ‘t Had geen zin dat ik toen al meeging.

Inga: Ze doen maar met je wat ze willen, zoals altijd.

Martin: (geeuwt) Ja, de regen neemt alweer wat af.

Inga: Waar logeer je?

Martin: ‘t Stadshotel.

Inga: Wie neem je mee?

Martin: Kollberg en Melander. Zoals ik al zei, die zijn gisteren al vast vooruit gegaan.

Inga: Met de auto.

Martin: Met de auto, ja.

Inga: Mm. En jij moet je door elkaar laten schudden in een tweedeklascoupé.

Martin: Ja... (snuit z’n neus en hoest)

Inga: ‘k Moet deze week het licht betalen, en eh… de rijlessen van Ingrid.

Martin: Zo, heb je dan niet genoeg?

Inga: Nou, je weet dat ik geen geld van de bank wil halen.

Martin: Okay, dan doe je dat vooral niet.

Inga: Ik heb een hekel aan geld van de bank halen. Da’s ‘t begin van het einde.

Martin: Mm... (neemt geld en geeft het haar) Hier. Heb je vijftig. Moet ruim genoeg zijn. Heb je nog koffie?

Inga: ‘k Heb je koffer gepakt.

Martin: Dank je. (kucht)

Inga: Pas op met je keel. ‘t Is veranderlijk weer om deze tijd van het jaar, vooral ‘s nachts.

Martin: Ja...

Inga: Neem je dat rotpistool van je mee?

Martin: Olleke bolleke ribesolleke... (lacht)

Inga: Waar lach je om?

Martin: Nergens om. (lachje) Nou, het regent nog steeds.

Inga: Als je dat ding mee wil nemen, dan moet je ‘t zelf inpakken.

Martin: Ja, dat zal ik wel doen, ja. Waarom maak je je toch zo druk om dat pistool? ‘t Is een gewone negen millimeter browning, model 07, in licentie gefabriceerd in Huskvarna. Voor de meeste doeleinden is ie ongeschikt en bovendien schiet ie heel slecht.

Inga: Maak d’r maar grapjes over.

Martin: Iedere kleine pooier hier in Stockholm, iedere lefgozer loopt rond met een pistool, nachtportiers, uitsmijters, kroegbazen… Maak ze vooral niet kwaad: ze hebben allemaal het nieuwste model op zak. Nou ben ik toevallig bij de politie en het hoort bij m’n werk dat ik af en toe zo’n ding bij me steek. Kun je daar nou nooit echt ‘ns een keer aan wennen? Nou, misschien, als ik ooit ‘ns een hoofd van de afdeling word - al heb ik dan helemaal geen aspiraties in die richting, soms twijfel ik er zelfs aan of ik het ooit tot inspecteur zal brengen, alhoewel dat ‘ns vast en zeker wel gebeuren zal, tenzij ik doodga of… een ernstige blunder bega - misschien dat ik dan geen pistool meer hoef te dragen. Maar zolang ik nog adjudant ben, zal er een van ons beiden dat verdomde pistool in m’n koffer moeten stoppen als ik weer ‘ns een keer op reis moet.

Inga: Jij had al lang inspecteur moeten zijn.

Martin: Boah… ik heb geen haast.

Inga: (lachje) Wat heet haast... Je bent je halve leven al bij de politie en je was de beste op de Rijkspolitieschool.

Martin: Eén van de beste.

Inga: Nou dan? Als ‘t aan jou lag, zou je nou nog patrouillerend agent zijn.

Martin: ‘k Moet er niet aan denken, met die regen.

Inga: En Kollberg zegt dat jij één van de beste verhoorleiders van het land bent.

Martin: Zegt Kollberg dat?

Inga: Ja.

Martin: (lachje) Te gek!

Ingrid, zijn dochter: (komt binnen) Dag!

Martin: Ha!

Ingrid: Ik wou je nog even gedag zeggen.

Martin: Heb ik je wakker gemaakt?

Ingrid: Nee.

Martin: Ach, ‘k heb je gister toch al gedag gezegd, meid. Hè?

Ingrid: Nou ja, ‘k was toch wakker. Het is nog donker! Waarom is de lamp niet aan?

Martin: Je moeder noemt dat sparen.

Ingrid: Heb je nog koffie, mam?

Inga: Ga maar zitten, ik schenk het wel in.

Martin: Kijk, Ingrid, zuinigheid, dat is je moeders beste karaktereigenschap. Hier, kijk, dit kopje, hè, daar mag dan een stukkie van af zijn, d’r mag een bruine barst doorheen lopen, maar ze zal dat nooit weggooien of een nieuw kopen. Wat dacht je? (lachje) Ze zal het zelfs niet per ongeluk breken.

Inga: Dat kopje kregen we toen we trouwden!

Martin: Zo is dat.

Ingrid: Je hebt het laat gemaakt, hè, gisterennacht?

Martin: Ja, ik heb nog wat geknutseld.

Ingrid: Ik hoorde over het laatste nieuws dat er een dode vrouw gevonden is in Motala.

Martin: Even buiten Motala. In de sluiskolk van Borenshult.

Ingrid: Moet je d’r daarom naartoe?

Martin: Ja. Als de rijkspolitie ergens mee zit, snelt Moordbrigade Stockholm ter hulp.

Inga: Hebben ze daar zelf geen politie?

Martin: Och, Motala is maar een middelgroot stadje, ik denk zo’n 27.000 inwoners. De hoogste gerechtelijke ambtenaar is daar de officier van justitie. Die heeft eh… één inspecteur onder zich en die staat dan aan het hoofd van zowel de geüniformeerde politie als van de recherche. En dan is er nog een adjudant, loonklasse 9, zes rechercheurs en één vrouwelijke agent. Eén van de rechercheurs heeft een opleiding gehad als fotograaf en voor een eventueel medisch onderzoek moeten ze dan een gemeentearts inschakelen. Nou, zo’n menagerie is misschien toereikend voor gewone overtredingen en wat eenvoudige misdaden, maar zodra d’r iets buitengewoons aan de hand is, dan loopt dat onderzoek meestal vast. Niet dat Ahlberg blij zal zijn natuurlijk als we ‘t van hem over komen nemen, natuurlijk.

Ingrid: Wie is Ahlberg?

Martin: De adjudant in Motala.

Inga: De man zou dankbaar moeten zijn.

Martin: Voor wat? Dat er een paar zogenaamde experts uit Stockholm komen om het onderzoek van ‘m over te nemen?

Ingrid: Weten ze nog steeds niet wie die dode vrouw is?

Martin: Nee. Alles wat ze tot nog toe weten is dat ze d’r opgevist hebben uit het Götakanaal.

Ingrid: En wie heeft ‘r dan opgevist?

Martin: Ja, wie… Dat was eh… dat was dom toeval.

Ingrid: Mm.

Martin: Waar is m’n hoed?

Inga: Op de kapstok.

Martin: O ja, hier… Nou, dan ga ik maar.

Inga: Je pistool.

Martin: O ja, daar zeg je zo wat, ja, ja, ja.

Ingrid: Heb je nog koffie?

Inga: Ja, ‘n half kopje nog. Zal ‘k nieuwe zetten?

Ingrid: Nee hoor, dat hoeft niet. ‘k Ga zo weer naar bed.

Martin: Nou, dag dan. Ik bel wel.

Inga: Dag... En wees voorzichtig.

Ingrid: Zeg, pap…

Martin: Mm?

Ingrid: Wie heeft ‘r nou opgevist?

Martin: Niemand.

Ingrid: Niemand?

Martin: Als je ‘t dan zo graag wilt weten, nieuwsgierige donder: zij werd opgevist door een baggermolen. [Nou, (zoent haar) tot over een paar dagen dan.

Ingrid: Dag!]

(een schrijfmachine ratelt - er wordt geklopt - deur open)

Martin: Goeiemiddag! (sluit de deur)

Ahlberg: O! Goeiemiddag. Ahlberg is de naam.

Martin: Martin Beck.

Ahlberg: Aangenaam. Eh.. ga zitten.

Martin: (kucht) Wat is eh… wat is je voornaam?

Ahlberg: Gunnar.

Martin: Wat voeren Kollberg en Melander uit?

Ahlberg: Geen idee. Ze doen zeker iets waar ik niet aan gedacht heb. (lachje)

Martin: (lachje) Deden ze zo stoer van eh… “nou, dit fiksen we wel eventjes”?

Ahlberg: (lachje) Ja… (ze lachen) Zoiets...

Martin: Ja. Nou ja, luister ‘ns, ik zou d’r ook de pest in hebben, nietwaar, als d’r een paar van die jongetjes uit Stockholm m’n werk kwamen overnemen, maar ja, dat is nou eenmaal zo geregeld, Gunnar. Dus we moeten samenwerken.

Ahlberg: Ja, da’s best.

Martin: Nou, vertel dan maar ‘ns, van het begin af aan.

baggeraar: Wat valt er te vertellen? ‘t Zal je verdomme maar gebeuren! Doe je gewoon je werk…

Ahlberg: Kalm! Hier, steek ‘ns op.

baggeraar: Dank u.

Ahlberg: Zo. Nou, jullie begonnen te baggeren. Hoe laat?

baggeraar: Nou, vanochtend om acht uur. Elf uur was de kraan vol en voeren we naar het meer om de lading overboord te zetten. Om half twee begonnen weer te baggeren. En in ene, tja, d’r stonden mensen te vissen, op de pier en langs de kant. Nou, die keken af en toe naar ons, en de bak kwam juist weer boven water, en toen begon die man te tieren en in ene met z’n armen te zwaaien. Hij riep iets, dat er iemand in de bak lag, “Stop!” riep ie, “d’r ligt iemand in de bak!”

Ahlberg: En toen?

baggeraar: Nou eh… ik keek eerst naar die man en toen naar de bak, en die bengelde over de laadruimte, en toen zag ik het ook: d’r stak zo’n witte blote arm uit. En die vent op de pier die riep maar: “Nergens aankomen! Nergens aankomen! Wacht tot de politie d’r is. Nou eh… jullie zijn d’r nou. Verder is ‘t uw zaak.

Ahlberg: Ja. Wat heb je toen gedaan.

baggeraar: Wat ik gedaan heb? Nou, dat ligt nogal voor de hand. Ik gaf de machinist een seintje en die deed de bak open, en de schipper en ik vingen het lichaam op. We hebben d’r op de pier gelegd. Wat konden we meer doen?

Ahlberg: Wie heeft die emmers water over ‘r heen gegooid?

baggeraar: Ik.

Ahlberg: Waarom?

baggeraar: Jezus, dat weet ik niet. Ze lag d’r zo… zo smerig bij, hè? ‘t Moet een mooie vrouw zijn geweest, hè.

Ahlberg: ‘t Valt moeilijk meer te zeggen, al heeft ze niet erg lang in het water gelegen als je ‘t mij vraagt.

baggeraar: Nou, de schipper heb toen het dekkleed over d’r heen gevouwen, dat ze d’r niet zo naakt bij lag met al die mensen d’r omheen, kinderen ook.

Ahlberg: Ja, dat was verstandig van ‘m. Die kinderen hadden ze d’r niet bij motten laten.

baggeraar: Niemand dacht eraan om ze weg te jagen.

Ahlberg: Nou, ze hebben in elk geval iets gezien dat ze hun hele leven niet zullen vergeten.

baggeraar: O, ik anders ook niet.

Ahlberg: Voorlopig weet ik genoeg. ‘k Ga maar ‘ns met de dokter praten… (gaat naar de dokter toe) En?

dokter: Ik kan nog niet veel zeggen.

Ahlberg: Moet ze hier blijven liggen?

dokter: Nou, dat zou ik eerder aan jou moeten vragen.

Ahlberg: Dit is niet de plaats van het misdrijf.

dokter: Okay. Laat ‘r dan maar naar het lijkenhuis vervoeren. Ik bel nog wel op. (gaat weg)

Ahlberg: Zeg, dokter!

dokter: Ja?

Ahlberg: Hoe kan ze aan die blauwe plekken zijn gekomen?

dokter: Ahlberg, ik doe dit werk nou al heel wat jaren en jij bent ook niet van gisteren. Waarom vraag je me nou zoiets stoms? Formeel moet je de lijkschouwing afwachten.

Ahlberg: Dat weet ik. Ze is gewurgd, hè?

dokter: ‘k Geloof van wel.

Ahlberg: Verkracht?

dokter: Ja, ‘k geloof wel. Behoorlijk ook.

Ahlberg: Nou, dat gaat me dan m’n vakantie kosten. Zal m’n vrouw leuk vinden! We hadden al gepakt.

dokter: ‘k Heb met je te doen, Ahlberg. Zie maar dat je d’r vlot achter komt wie het is.

Ahlberg: Ja...

dokter: Is er iemand als vermist opgegeven?

Ahlberg: Nee.

dokter: Mm. Misschien is ’t iemand die al gezocht wordt.

Ahlberg: Was ‘t maar waar. Geen enkel signalement klopt. ‘k Heb wat dat betreft een ijzersterk geheugen. ‘k Ken ze allemaal uit m’n hoofd.

dokter: Tja, en dan zit je met een onbekende dode vrouw in je maag, Zeg je vakantie dan maar gedag. Nou, goeiemiddag, Ahlberg. (verdwijnt)

Martin: Steek nog ‘ns op. (strijkt een lucifer aan)

Ahlberg: Dank je.

Martin: Je ziet er moe uit.

Ahlberg: Ja. M’n vakantie is erdoor naar de knoppen. En voor wat? Na meer dan een week weten we nog niks anders dan wat de dokters ons verteld hebben: om het leven gebracht door wurging in samenhang met zwaar zedenmisdrijf. Beestachtig karakter. (Martin Beck lacht) Tekenen van perverse neigingen. Waarom lach je?

Martin: Ja. Je zei daar “om het leven gebracht”… Dat zeg ik zelf ook wel ‘ns. We hebben te veel rapporten geschreven.

Ahlberg: Ja, verdomd! Je hebt gelijk... Acht dagen geleden hebben we d’r opgevist en we weten nog steeds niks! We weten niet wie ze is, we kennen de plaats van het misdrijf niet en d’r is niemand die we verdenken. We hebben niets kunnen ontdekken dat in een zinnig verband met haar kan staan.

Martin: Ja, ja. Ja, ‘t zit soms niet mee. Eh… laat me die foto’s nog ‘ns bekijken.

Ahlberg: Hier.

Martin: Dank je… (bekijkt ze) Ja, een paar daarvan kunnen we laten retoucheren en bijwerken. Dan kunnen we beginnen huis aan huis navraag te doen. Als ze uit deze streek komt, zal d’r zeker iemand zijn die d’r kent. Hoeveel man eh… kun je voor dit werk missen?

Ahlberg: In ‘t gunstigste geval drie. We hebben op het ogenblik een tekort aan mensen, en het andere werk moet ook nog gedaan worden.

Martin: Dat zal dan verdomd veel tijd gaan kosten… Zeg, wat is er bekend over de mensen die al ‘ns voor zedenmisdrijven gepakt zijn?

Ahlberg: We hebben d’r gister een verhoord uit Västra Ny, een aanrander. Hij werd eergisteren in Linköping opgepikt, maar hij had een alibi voor de hele week… Volgens dit rapport dan, hè.

Martin: Ja, ja.

Ahlberg: We hebben het bij de inrichtingen nagetrokken.

Martin: Hoe zou ze daar terecht gekomen zijn volgens jou?

Ahlberg: ‘k Weet het niet. Overdag zijn er altijd mensen bij de sluizen, dus dan kan het haast niet gebeurd zijn. Hij kan haar van de kade of de pier in het water gegooid hebben, en is ze door de zuigkracht van de boten iets verderop terecht gekomen.

Martin: Ja, maar ze kan natuurlijk ook uit een boot in het water gegooid zijn. Eh… wat voor boten passeren die sluis? Motorbootjes en zeilboten?                 

Ahlberg: Onder andere. Maar niet veel. ‘t Meeste is vrachtvervoer.

Martin: Mm.

Ahlberg: En natuurlijk de kanaalboten: de Diana, de Junio en de Wilhelm Tham.

Martin: Kunnen we dan een kijkje gaan nemen?

Ahlberg: Nou, laten we dan maar meteen gaan, dan geef ik die foto’s onderweg af bij het lab.

Martin: O ja.

Ahlberg: En als je trek hebt, kunnen we even iets eten.

Martin: Goed idee.

(er wordt geklopt)

Kollberg: Binnen! (deur wordt geopend) Ah, welkom in Motala. (deur dicht) Jezus, wat zie jij d’r slecht uit, Martin. Koffie?

Martin: Nee, dank je… (gaat met pijn zitten - zucht en snuift) ‘Heb jij vandaag uitgevoerd?

Kollberg: Een grietje uit Linköping zou een dag of tien geleden in Borensberg zijn komen werken. Ze is niet op komen dagen. Ze was wel vertrokken uit Linköping. Sindsdien heeft niemand meer iets van d’r gehoord.

Martin: Zo?

Kollberg: Niemand nam de moeite om naar d’r te informeren. Ze was zo iemand van wie je nooit op aan kon.

Martin: Okay ,Kollberg, jij je zin. Nou zal ik het maar vragen: was ze ’t of was ze ’t niet?

Kollberg: Deze was dik, en blond.

Martin: Dus niet...

Kollberg: ‘t Heeft me een hele dag gekost… Heb je de pest in?

Martin: Mm. ‘t Lijkt maar zo. ‘k Ben bij de sluis geweest. ‘k Heb met de bemanning van de baggermolen gepraat. D’r waren zeilboten op de Boren. ‘k Had m’n eigen zeilboot nooit moeten verkopen. Oh... de zeiltochten die ik vroeger ‘s zomers maakte, oh...

Kollberg: Tja, jongen, we worden oud. En chagrijnig.

Martin: Mm… Jij niet?

Kollberg: Komt nog wel… Ach, wat gaan we nu doen?

Martin: Nou ga jij Ahlberg en z’n mannen een handje helpen, en eh… als Melander opduikt, zullen we de hele zaak nog ‘ns doornemen. Zeg maar tegen ‘m dat ik hier ben als ie me nodig heeft. Ik eh… ik moet effetjes gaan liggen.

Kollberg: Okay. (verlaat de kamer)

Martin: (snuift en sluit de gordijnen - gaat op het bed zitten en doet z’n schoenen uit - gaat liggen) Een dood meisje in de modder van de Boren(heem?), naakt en hulpeloos. Wie was ze? Wat heeft ze gedacht? Hoe heeft ze geleefd? En wie heeft ze ontmoet? Ze moet iemand hebben gehad die van d’r hield, iemand die haar na stond en die zich nu afvraagt wat er met ‘r is gebeurd: vrienden, collega’s, ouders, misschien broers en zusters. D’r is toch geen mens - en zeker niet een mooie jonge vrouw - die zo eenzaam is dat er niet ergens iemand d’r mist als ze… als ze verdwijnt. Maar niemand informeert naar d’r, niemand mist d’r blijkbaar. Hoe kan dat? Heeft ze gezegd dat ze op reis ging? Als dat zo is, dan kan het nog lang duren voordat iemand zich gaat afvragen waar ze gebleven is… Waar ben jij gebleven?... In de modder… van de Boren(heem?). Zeilkano’s laveren in de frisse wind boven me heen en weer... (zucht en draait zich op z’n zij) Arm meisje...

Kollberg: Goed dat je d’r bent, Martin.

Martin: Waarom? Wat is het hier druk.

Melander: Commissaris Hammar is hier.

Martin: En?

Melander: Hij geeft straks een persconferentie. Hij maakt zich zorgen.

Martin: Zo.

Kollberg: Ga zitten voordat ze onze plaatsen inpikken.

Melander: Hij wil dat je d’r bij bent.

Martin: Nou, ‘k ben d’r toch.

Melander: Ja, nu. Wil je wat drinken?

Martin: Nee, laat maar. Waar is Ahlberg?

Melander: Die komt er aan. Hij gaat nog even een tip na.

Martin: Zou het nog wat kunnen opleveren?

Kollberg: Mm, geen schijn van kans.

Martin: En verder?

Kollberg: Verder niks.

Martin: De experts uit Stockholm zijn al drie dagen hier, maar de zaak van de vrouw uit het Götakanaal blijft een raadsel.

Melander: Zo staat het ongeveer in de krant. De commissaris maakt zich zorgen wat de pers betreft.

Martin: Waarom? Ik zou wel weten wat ik zeggen moet: “Mijne heren van de pers, tien dagen geleden hebben we ’t mishandelde lichaam van een mens opgevist, dat op een zeildoek gelegd zodat iedereen d’r goed kon zien. Daarna hebben twee zakelijke heren in het wit ‘r weggedragen en een ouwe meneer, wiens beroep dat is, heeft het lijk opgesneden en toen fatsoenshalve weer zo’n beetje dichtgenaaid voordat ie het in een vriesvak schoof.”

Kollberg: Jezus, leuk ben jij, zeg! Nee, de pers ziet dat anders. We zijn trouwens al verhuisd naar pagina 12. De stakkers hebben het ook niet makkelijk.

Melander: Wie bedoel je?

Kollberg: Nou, de krantenjongens natuurlijk. “Het mysterie rond de beestachtige moord in Motala wordt steeds ondoorzichtiger. Niet alleen de plaatselijke politie, maar ook de door de wol geverfde speurders van de afdeling moordzaken der rijkspolitie tasten in het duister.” Waar halen ze ’t vandaan? “De zaak leek van het begin af niet meer dan een routinekwestie, maar is steeds gecompliceerder geworden. De leiding van het met het onderzoek belaste team is zeer zwijgzaam, maar men gaat verschillende sporen na. De naakte schone in de Boren (heem?)...” Jezus, moet je horen! ‘t Was me nogal een schoonheid. Een heel gewoon grietje, hoor, met X-benen, een te groot achterste en te kleine borsten. Maar ze had wel een grote poes. Dat werd ‘r ongeluk.

Martin: Heb jij d’r gezien?

Kollberg: Ja! Jij niet?

Martin: Alleen op foto’s.

Kollberg: Nou, ik wel.

Martin: Wat heb jij vanmiddag uitgevoerd, Melander?

Melander: De rapporten nagelezen van die huis aan huis-actie. Wat een allegaartje! Wat is dat nou voor een onzin om zomaar in het wilde weg vijftien kerels op pad te sturen? Iedereen heeft z’n eigen manier om dingen op schrift te stellen, dat ook nog. De een is in staat vier bladzijden lang te zeuren over een kat met één oog en dat de kinderen in een bepaald huis allemaal een snotneus hebben, en de ander moffelt drie lijken en een tijdbom weg in een bijvoeglijke zin.

Martin: (lacht)

Melander: Ze zouden een vaste vragenlijst moeten hebben. Dat zou driekwart van de tijd schelen.

Kollberg: Zeg, het stikt hier inmiddels van de journalisten. Waarom zouden wij niet ‘ns voor de verandering de vragen stellen?

Martin: Tja!

Kollberg: Die vent daar, hè, die heeft het klaargespeeld om nou al vier dagen achter mekaar te schrijven dat in de loop van de middag een arrestatie wordt verwacht. En het meisje ziet er de ene keer uit als Anita Ekberg en de volgende keer als Sophia Loren.

Melander: Het kon wel ‘ns gaan regenen.

Kollberg: Verdomme ja. (geeuwt)

Martin: Ben je moe?

Kollberg: Nou, ik heb vannacht twee uur slaap gehad. We hebben in het schijnsel der maan door de wijde bossen gezworven op zoek naar die kerel uit de St. Sigfrids-inrichting.

Martin: O ja?

Kollberg: Ja. Toen we zeven uur lang hadden lopen zwoegen, kwam iemand op het illustere idee om ons te vertellen dat de jongens van het bureau Klara hem eergisteren al opgepikt hadden.

Melander: Wat zie jij d’r beroerd uit, Martin. Is er iets?

Martin: Nee, niet bijzonders.

Kollberg: Zeg, kijk ‘ns aan, daar hebben we de televisie ook nog.

Martin: Waar blijft Ahlberg nou?

Kollberg: Daar is ie. (lachje) Die arme donder ziet er nog beroerder uit dan jij.

Martin: Ja ja, maar de commissaris ziet er piekfijn uit. Wat je noemt een “elegante verschijning”. Dat scheelt.

commissaris Hammar: (hamert op de tafel) Mijne heren. Mijne heren, het verheugt mij dat u in zo groten getale naar deze geïmproviseerde bijeenkomst hebt willen komen. Ik zie onder u vertegenwoordigers van alle nieuwsmedia: pers, radio en televisie. Het verheugt mij eveneens dat ik hier onmiddellijk aan kan toevoegen dat de meesten van u deze trieste en precaire zaak correct en met het juiste gevoel voor verantwoordelijkheid hebben behandeld. Helaas zijn er ook enkele uitzonderingen... Sensationele berichtgeving en loze speculaties dienen bij zo’n precaire zaak als deze achterwege te blijven. Zoals u wel zult begrijpen, is dit onderzoek van - ik behoef daar niet de nadruk op te leggen - bijzonder precaire aard en…

Martin: Ze was 1,67 meter lang, had blauwgrijzige ogen en donkerbruin haar, zeer gaaf gebit. Ze was zeven- of achtentwintig jaar oud, woog ongeveer 56 kilo. Smalle schouders, zeer smal middel, brede heupen. Haar maten ongeveer 82-58-94. Stevige lange dijbenen, gespierde kuiten, en in verhouding stevige enkels die toch niet dik waren. Haar voeten waren praktisch niet vervormd, met rechte, lange tenen. Geen likdoorns, maar wel veel eelt onder de voetzolen, alsof ze gewend was vaak op blote voeten te lopen, of op sandalen of gummilaarzen. Net als Ingrid... 

Hammar: En juist dit soort precaire vragen vereist natuurlijk een zeer behoedzame behandeling. Vanzelfsprekend willen wij - ja, kunnen wij - ook niet verhelen dat wij dankbaar zijn voor elke vorm van hulp bij dit precaire onderzoek. Maar wat wij nodig hebben is - kort samengevat - de medewerking van de grote detective, het publiek, zoals we dit plegen uit te drukken.

Kollberg: Als hij nog één keer “precair” durft te zeggen, ga ik schreeuwen.

Martin: Hou je koest!

Hammar: En thans, mijne heren, staan we tot uw beschikking

journalist 1: Eh… meneer de commissaris, waarom wordt er nu pas een persconferentie gehouden?

Hammar: Omdat de politie tot nu toe haar handen meer dan vol heeft gehad. Bovendien zijn er bepaalde gegevens die niet vrijgegeven kunnen worden zonder het onderzoek in gevaar te brengen.

journalist 2: Meneer de commissaris, kunnen we zeer binnenkort een arrestatie verwachten?            

Hammar: Dat is niet onmogelijk. Maar in het huidige stadium kunnen we daar helaas geen definitief antwoord op geven.

journalist 1: De politie koestert dus inderdaad ernstige verdenking tegen iemand?

Hammar: Het enige wat we hier op kunnen antwoorden, is dat het onderzoek in een bepaalde richting gaat.

Martin: Olleke bolleke ribesolleke, olleke bolleke knol.

journalist 3: Eh… commissaris, zouden we kunnen zeggen dat de politie voor een raadsel staat?                

Hammar: De meeste misdrijven lijken in het begin raadselachtig.

journalist 3: O, ja....

Hammar: (komt binnen) Beck?

Martin: Mm?

Hammar: Ik zie niet in dat jullie aanwezigheid hier nog langer noodzakelijk is. D’r is niet genoeg werk voor jullie drieën.

Martin: Daar hebt u gelijk in.

Hammar: Bovendien ben ik van mening dat wat er nog gedaan moet worden net zo goed door de mensen hier kan worden gedaan.

Martin: Ja, da’s heel goed mogelijk.

Hammar: Met andere woorden, ik wil jullie hier niet vasthouden, en zeker niet als jullie aanwezigheid in Stockholm van meer nut zou kunnen zijn.

Martin: Dat ben ik met u eens.

Hammar: Nou, tot in Stockholm dan. (verlaat de kamer)

Kollberg: Hé, eh… Martin?

Martin: Mm, we gaan morgen naar huis.

Kollberg: Mij best. Ga je mee naar ‘t restaurant eten?

Martin: Waar is Melander?

Kollberg: Die heeft al gegeten, zegt ie.

Martin: Mm. Da’s toch te gek! Hij eet alleen maar warme worstjes en frisdranken. Laten we Ahlberg uitnodigen.

Kollberg: (lachje)Trakteren, bedoel je?

Martin: Waarom niet?

Kollberg: Goed. Laten we hopen dat ie geen zuiper is.

Martin: De enige zuiper die ik bij het politiekorps ken…

Kollberg: … benik.

Martin: Precies. Ja… Zeg, Lennart, luister, zou jij wat voor me willen doen?

Kollberg: Altijd.

Martin: Ik zou graag willen dat jij een nieuw signalement van d’r opstelde, alleen voor mij bestemd dus. Eh… ja, niet zozeer een… een signalement als wel een beschrijving. En wat ik nou wil is geen beschrijving van een lijk, maar van een mens. Hoe ze d’r uitgezien zou kunnen hebben toen ze nog leefde. En d’r is geen haast bij.

Kollberg: Dus… jij bent niet van plan het dossier te sluiten?

Martin: Nee.                         

Kollberg: Ah… Hammar wil dat we de zaak vergeten.

Martin: Maar ik niet. Ik denk er niet over!

Martin: (komt binnen) Zo.

Inga: Dag. Hoe was het?

Martin: Rottig… Waar is Ingrid?

Inga: Naar het zwembad. Ik zal iets voor je klaarmaken.

Martin: Nee, ik ben moe, ik wil niets hebben.

Inga: Het is zo klaar, ga nou even zitten.

Martin: ‘k Wil niets hebben! ‘k Ga even liggen. Maak me over een uurtje maar wakker.

Inga: (opent de deur van de slaapkamer) Martin… Martin?

Martin: Mm?

Inga: Er is telefoon voor je. ‘t Is dringend, zeiden ze.

Martin: Ja, ik kom, ‘k kom... Okay... (staat op, zucht en geeuwt - gaat naar de telefoon) Hallo?

recherche Stockholm: Sliep je? Nou, sorry dan dat ik je wakker maak. Ik wou alleen maar zeggen dat de zaak rond is. Hij heeft zichzelf aangegeven.     

Martin: Wie?

recherche Stockholm: Nou, Holm, de buurman. Volkomen in mekaar geklapt. Hij was jaloers. (lachje) Gek, hè?

Martin: Wiens buurman? Waar heb je ‘t nu over?

recherche Stockholm: Over die vrouw in Storängen, natuurlijk. ‘k Wou je alleen maar effe op de hoogte stellen, zodat ze je niet onnodig wakker…

Martin: Au au…

recherche Stockholm: Jezus, heb ik de verkeerde gebeld?

Martin: Ja.

recherche Stockholm: God, ja. Dat was jij niet, dat was Sjöman. Neem me niet kwalijk. Tot ziens.

Martin: Ja. Bedankt voor je telefoontje. (legt neer en moppert - gaat naar zijn vrouw toe)

Inga: ‘k zei nog dat je sliep, maar ze wilden je met alle geweld spreken.

Martin: Ja... ‘t Was een vergissing.

Inga: Alsof jij de enige bent op het bureau. Waarom moet jij altijd alles doen?

Martin: Een vergissing! Ik… ik dacht even…

Inga: Ze mogen d’r wel ‘ns rekening mee houden dat je ook nog een gezin hebt.

Martin: Ja. Heb je misschien wat koffie voor me?

Inga: Ja. Ik ga wel zetten.

Ingrid: (komt binnen) Hé, ben je weer terug, pa?

Martin: (geeuwt)Ja, ja. Lekker gezwommen, kind?

Ingrid: O, heerlijk. Mm, jullie hebben niet veel bereikt, hè?

Martin: Nee.

Ingrid: Vervelend voor je.

Martin: Ja, nou ja. We weten niet wie ze is, waar ze vermoord werd, en zeker niet door wie. We weten ongeveer hoe en wanneer, maar da’s dan ook alles. Maar ik blijf contact houden met Motala. Ik denk dat het eh… meisje vakantie had en dat de familie aanneemt dat ze op reis is. Nou, het kan wel een dag of veertien duren voor ze vermist wordt, aangenomen dat ze drie weken vakantie had. Maar wie ze ook was en waar ze ook vandaan kwam, ik zal d’r achter komen...

Kollberg: Wat ben je aan ‘t lezen?

Martin: O, dat is een eh… rapport van Interpol, over een meisje dat vermist was. De Spaanse politie heeft ‘r op Ibiza gevonden, een week geleden.

Kollberg: Hebben ze zoveel woorden en zoveel stempels nodig voor zo’n korte mededeling?

Martin: Ja. Mm...

Kollberg: Nou, dat meisje uit Motala is in elk geval een Zweedse, daar zijn we ‘t allemaal over eens… ’t Is toch vreemd eigenlijk…

Martin: Wat?

Kollberg: Nou, dat niemand ‘r mist, wie zij dan ook zijn mag. Mij laat de zaak niet los. (zucht) ‘k Kan me d’r over opwinden, ‘k kan me d’r ontzettend over opwinden. Hoeveel pogingen zijn d’r al op niets uitgelopen?

Martin: Nou, met deze mee, zevenentwintig.

Kollberg: Ja, en ‘t worden d’r nog wel meer ook.

Martin: Ja.

Kollberg: Trek het je niet te veel aan.

Martin: Nee! Nee...

Kollberg: Nou, dan ga ik maar weer ‘ns terug naar mijn moordenaar. Het enige wat die doet is grienen en op z’n boterhammen kauwen. Wat een gedragspatroon!... Eerst schieten ze zich een liter brandewijn naar binnen, dan slaan ze met een bijl hun vrouw en kinderen dood, proberen het huis in brand te steken, zichzelf met een zaag de hals af te snijden, en daarna rennen ze naar de politie en janken en klagen ze over het eten. Nou, vanmiddag stuur ik ‘m naar het gekkenhuis. God, wat is het leven toch mooi! (verlaat het lokaal)

Martin: Hier zit ik dan. In m’n dooie eentje. De bomen buiten zijn alweer aan het verkleuren. ‘t Is laat in september, Martin Beck, en de eerste verkoudheid van het winterseizoen zal je nu wel gauw te pakken hebben. Maar da’s dan ook alles. Arm kind, wie ben je toch? Elke dag die verstrijkt wordt de kans dat ik daar ooit achter zal komen minder. Misschien zal ik wel nooit te weten komen wie je was, laat staan je moordenaar te pakken te krijgen. Kollberg heeft ten minste zijn moordenaar, ik heb helemaal niks. Hij is vormloos... Een schim. Nee! Nee, zelfs dat niet. Schimmen hebben geen lustgevoelens, geen scherpe wapens, hebben geen handen om mee te wurgen. Okay, okay, Martin Beck, verman je. Vergeet niet dat jij drie eigenschappen bezit die voor een politieman van het grootste belang zijn: je bent vasthoudend, je bent logisch, en kalm. Je laat je niet zo gauw van je stuk brengen en je bent in staat je persoonlijke gevoelens niet mee te laten spreken tijdens een onderzoek, waar dat dan ook over gaat. Maar woorden als weerzinwekkend, gruwelijk, beestachtig horen thuis in de krant, niet in jouw gedachtewereld. Moordenaars zijn heel gewone mensen, alleen nog ongelukkiger en nog minder aangepast. Verdomme! Verdomme nog aan toe... (telefoon rinkelt - neemt op) Met Beck.

Ahlberg: Dag, met Ahlberg.

Martin: Ah, ja.

Ahlberg: Ik denk dat ik iets heb.

Martin: Wat dan?

Ahlberg: Herinner jij je nog dat we gesproken hebben over de kanaalboten die hier ‘s zomers iedere dag om half een en om vier uur langskomen?

Martin: Ja.

Ahlberg: Ik heb de afgelopen weken geprobeerd alle plezierbootjes en vrachtschepen te checken. Nou, dat is precies onbegonnen werk, maar een uur geleden zei één van die jongens van ordehandhaving ineens dat ie van de zomer midden in de nacht een passagiersboot in westelijke richting had zien voorbijkomen. Wanneer dat precies was geweest, wist ie niet meer en hij had er dan ook niet eerder aan gedacht.

Martin: Eh… heeft ie die boot dan herkend?

Ahlberg: Wacht nou effe. Ik heb het kantoor van de rederijen in Gotenburg gebeld…

Martin: O

Ahlberg: …en één van die lui zei dat dat kon kloppen.

Martin: Ha!

Ahlberg: De boot was de Diana en ie heeft me ‘t adres gegeven van de kapitein. Die kapitein heb ik intussen ook te pakken gekregen.

Martin: Mooi.

Ahlberg: Hij zei dat ie ‘t zich heel goed herinnerde, al zou ie het liever vergeten. Eerst hadden ze een avond drie uur bij Hävringe vastgezeten in de mist, en toen was er een stoompijp gesprongen. Daarom hebben ze meer dan acht uur in Söderköping gelegen voor reparatie. Door die vertraging van meer dan elf uur passeerden ze de sluis van Borenshult pas na middernacht. Ze hebben noch in Motala noch in Vadstena aangelegd, maar zijn regelrecht doorgevaren naar Gotenburg.

Martin: Wanneer was dat, welke dag precies?

Ahlberg: Dat gebeurde op de tweede reis na midzomerdag, volgens de kapitein, dat wil zeggen de nacht van vier op vijf juli. Dat was vier dagen voor ze gevonden werd. ‘k Heb meteen de rederij nog ‘ns gebeld en de tijden gecheckt.

Martin: Juist.

Ahlberg: Ze wouden weten wat er aan de hand was, en toen vroeg ik of iedereen aan boord inderdaad Gotenburg bereikt had. Wie dan niet, vroegen ze. Dat weet ik ook niet, zei ik. Ze moeten op z’n minst gedacht hebben dat ik gek was. Denk jij dat het iets te betekenen heeft?

Martin: Nou, ik heb geen idee, misschien wel, maar in elk geval, het was goed werk van jou, zeg!

Ahlberg: Als iedereen aan boord inderdaad in Gotenburg aan land is gegaan, dan zijn we nog niet veel verder. We moeten de zaak grondig controleren.

Martin: Ja, natuurlijk!

Ahlberg: Nou. dat was het dan.

Martin: Okay! Bedankt zeg, ik eh… ik bel je nog wel, hè? (legt de hoorn neer)

Melander: (komt binnen) Wat zit jij hier in je eentje?

Martin: Ik zat te telefoneren.

Melander: Je ziet er slecht uit.

Martin: Oh...

Melander: Waarom blijf je hier rondhangen als je je niet goed voelt?

Martin: Ah, ik mankeer toch niks, man.

Melander: Je moet ‘ns proberen die zaak uit je hoofd te zetten. ‘t Is niet de eerste keer dat een onderzoek vastloopt, en ‘t zal de laatste keer ook niet zijn, dat weet jij even goed als ik. We zijn d’r niet beter of slechter om. Trouwens, is ’t zo belangrijk om een goeie smeris te zijn?

Martin: Mm, maar daar dacht ik niet aan! 

Melander: Je moet niet zo zitten tobben, da’s slecht voor de moraal.

Martin: De moraal?

Melander: Ja. Wat een rotzooi zou een mens allemaal niet kunnen bedenken als ie er de tijd voor zou nemen. Tobben is een volkomen zinloze bezigheid.

Martin: Goed dat je dat zegt, Melander.

Melander: Zo is het.

Martin: Nou, wat kwam je dan eigenlijk doen?

Melander: O, d’r lag een telegram uit Kiruna op m’n bureau, maar ‘t was aan jou gericht.            

Martin: Wat zeg je? Uit Kiruna?

Melander: Ja, en daar verspillen ze geen gemeentegeld door eindeloos te telefoneren.

Martin: Melander, leg nou dat telegram hier neer en verplaats je gelijk .?. naar je eigen kamer, asjeblieft. Ik kan je vandaag niet hebben.

Melander: Mm, ik ga al. (verlaat het lokaal)

Martin: (bekijkt het telegram)Hé, Melander!

Melander: (opent de deur) Wat is er?

Martin: Ze hebben die vrouw uit Motala geïdentificeerd.

Melander: (komt weer binnen) Kunnen ze zoiets per telegram?

Martin: Ja, dat schijnt zo. Hier: “Roseanna Stenström, 27, bibliothecaresse. Nadere informatie volgt. Moordzaken Kiruna.”

Melander: Een bibliothecaresse?

Martin: Ja.

Melander: Dat had ik niet gedacht. En Kollberg zeker niet. Die zal opkijken.

Martin: Ja. D’r zal wel een brief volgen. Hier hebben we niet veel aan.

Melander: ‘t Begin is er in ieder geval, da’s al heel wat.

Martin: Maar ik ga Ahlberg bellen dat ze geïdentificeerd is. Hij… hij moet gelijk hebben gehad wat die boot betreft. Ja, hoe komt zo’n meisje uit het Noorden daar uit Motala anders dan per boot, nietwaar? Ze moet er als… als… als toeriste terechtgekomen zijn. Ik maak er tegelijk werk van.

Melander: Ik zou het eerst maar even met Hammar opnemen als ik jou was. (telefoon rinkelt)

Martin: Ach, dat kan altijd toch nog. (neemt op) Ja. Martin Beck spreekt u.

recherche Kiruna: Hallo? Recherche Kiruna.

Martin: Ja?

recherche Kiruna: Hebt u mijn telegram ontvangen?

Martin: Ja, dank u, ja. Eh… is er geen twijfel mogelijk dat u de juiste vrouw…

recherche Kiruna: Nee. Nee nee, het is Roseanna Stenström en niemand anders.

Martin: Ja.

recherche Kiruna: Ik kon haar binnen één uur identificeren dank zij uw uitstekende signalement.

Martin: (lachje)

recherche Kiruna: Haar vriendin en die ex-vriend van haar zijn er ook zeker van, allebei. Evengoed heb ik meteen een paar foto’s doorgestuurd. Die kunt u verwachten met de ochtendpost.

Martin: Eh… wanneer ging ze van huis?

recherche Kiruna: Eh… begin mei. Ze wou twee maanden in Zuid-Zweden doorbrengen. Voor zover ik weet reisde ze alleen.

Martin: Eh… wat weet u nog meer over d’r plannen?

recherche Kiruna: Niet veel. In feite weet niemand hier d’r veel van. Ze stuurde een ansicht naar d’r vriendin, dat ze aan boord van een of andere boot zou gaan, een of andere merentocht of zoiets… Hallo? Hallo, bent u daar nog?

Martin: Ja.

recherche Kiruna: Hebben jullie de moordenaar al?

Martin: Nee.

recherche Kiruna: Mm. Komt dan nog wel. Succes, Beck, veel succes. (Martin legt de hoorn neer)

Hammar: Je wou me spreken, Martin?

Martin: Ja, commissaris, het eh… betreft die vermoorde vrouw in Motala.

Hammar: Je bedoelt dat onderzoek waar we een streep onder hebben gezet? Of vergis ik me?  

Martin: D’r zijn eh… nieuwe berichten binnengekomen, commissaris. Dat meisje is geïdentificeerd. Haar naam is Roseanna Stenström. Ze heeft van 13 juni tot 2 juli hier in hotel Gillet gelogeerd en ze is aan boord van de kanaalboot Diana geweest, singlecabin A 7.

Hammar: Zo!

Martin: Nou zaten d’r volgens de lijst 68 passagiers op die boot. Wij hebben hun adressen niet, alleen hun nationaliteiten. U begrijpt dus wel natuurlijk, het zal een heel werk zijn al die mensen te vinden. En eh… daar heb ik nu uw eh… uw toestemming voor nodig.

Hammar: Mijn medewerking, bedoel je. Anders was je wel eerder om m’n toestemming komen vragen, nietwaar?

Martin: (lachje) Ja...

Hammar: Okay, Martin, ik ga het je niet moeilijk maken: als je ’t bij je andere werk kunt inpassen, ga je gang dan maar.

Martin: Dank u, commissaris.

Hammar: En hou me op de hoogte.

Martin: Ja. Eh… ik wou een kijkje gaan nemen op de Diana en de bemanning ondervragen. Daar heb ik dan wel de adressen van.

Hammar: Best. Uitstekend.

Martin: En dan wou ik Melander en Kollberg inschakelen voor de passagierslijst.

Hammar: Goed, Martin, laat me horen als je vorderingen maakt.

Martin: Zal ik doen, commissaris! Goeiemiddag!

Ahlberg: Nou hebben we de hutten op de Diana gezien, en wat zijn we dan nog wijzer geworden? Had je gehoopt iets te vinden dat er op wees dat ze daar gelogeerd heeft? Die hutten zijn intussen al ontelbare keren schoongemaakt.

Martin: Nee, niet echt, natuurlijk niet.

Ahlberg: Geloof je dat het daar gebeurd is? In dat nauwe hok?

Martin: Waar anders?

Ahlberg: Terwijl er in de hut ernaast, op enkele decimeters afstand achter het schot andere mensen waren?

Martin: Daarom juist.

Ahlberg: O! Ja, ja, zodat ze niet zou gaan schreeuwen?

Martin: Precies. Maar hoe heeft ie het klaargespeeld? Hij mot… nogal effe bezig zijn geweest, mm?

Martin: Ja, nee, een aantal verwondingen kan ze opgelopen hebben toen ze al dood was, of eh… althans bewusteloos. D’r staat nergens in het rapport van de lijkschouwing dat het niet zo was, eerder andersom.                              

Ahlberg: Ja. Ja, dat maakt het waarschijnlijker… Weet je wat ik het laatste uur zit te bedenken?

Martin: Nou?

Ahlberg: We kennen d’r niet,,,

Martin: Nee.

Ahlberg: We weten niet wie ze was. Ik bedoel…

Martin: Ik weet wat jij bedoelt.

Ahlberg: Waar of niet?

Martin: Mm.

Ahlberg: We weten niet wat voor leven ze leidde, niet hoe ze zich gedroeg, met wie ze omging… Dat soort dingen.

Martin: Ja, je hebt gelijk, ja ja.

Ahlberg: We weten d’r naam, adres, beroep, maar meer niet. We zullen het helemaal motten hebben van de getuigenverhoren.

Martin: Ja, ja.

Ahlberg: ‘k Mot er niet aan denken: al die verhoren en het bewerken van de processen-verbaal…

Martin: Ik eh… ik zal contact opnemen met de recherche in Kiruna. Ze had een vriendin en een soort van ex-verloofde, als ik het goed begrepen heb.

Ahlberg: Die zouden ons een indruk van haar kunnen geven van haar zoals ze was.

Martin: Precies!

Ahlberg: Maar… als je ‘t aan die lui daar overlaat om ze te verhoren, denk je dat ze zullen begrijpen wat de bedoeling is?

Martin: O, nee nee… O nee, ik zal… ik zal d’r heen moeten gaan, met de nachttrein.   

Ahlberg: Ja! Da’s moeilijk, helemaal naar Stockholm laten komen voor niks anders dan een… een persoonlijk gesprek.

Martin: Nee, dat kan ik niet maken. Maar ik zou ze op het bureau in Kiruna kunnen verhoren. Als Laimo meewerken wil.

Ahlberg: Laimo?

Martin: Ja, da’s de adjudant daar.

Ahlberg: O! Nou, waarom niet?

Martin: Ja, waarom niet?

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (11/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.
Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign