Kortsluiting

Kortsluiting
beschrijving:

KORTSLUITING

Derek Hoddinott (1934)

uitzending: TROS, woensdag 14/03/1979

vertaling: Mieke Lubberink - technische realisatie: Fred de Beer - assistentie: Henk van der Steeg

regie: Bert Dijkstra

rolverdeling:

- Jeffrey Lovell:  Jan Borkus

- Lilian Lovell: IJda Andrea

- Sheila Smith: Marijke Merckens

- Wilson: Willy Ruys

- magazijnchef: Frans Kokshoorn

duur: 48’50”

Sheila Smith komt als nieuwbakken secretaresse binnen in een kantoor waar bijna ieder ander gillend zou zijn weggelopen. Zij onderneemt - en niet zonder succes - allerlei pogingen om de bedompte sfeer te verlevendigen. Zij zet een bosje bloemen op het bureau van haar chef Geoffrey Lovell. Vervolgens doet zij een suggestie een nieuw bankstel te plaatsen in zijn kamer. Dan begint de kortsluiting. Geoffrey is namelijk getrouwd. De echtgenote van de heer Lovell is zeker niet weg te cijferen en donkere wolken doemen op aan de horizon…

hoorspel:

nieuwslezer: Vannacht veel bewolking, met voornamelijk in de namiddag enkele opklaringen. Dit was het nieuws.

Linda Lovell: Net als gisteren dus.

Jeffrey Lovell: Mm, en eergisteren. (drinkt een slok en snuift) Hoe laat is ‘t?

Linda: Tien over,Jeffrey

Jeffrey: O ja? Oei, op mijn horloge is het nog zes over.

Linda: Dan loopt je horloge achter, schat! Het is tién over. De klok op de schoorsteenmantel is gelijk.

Jeffrey: Zo. (staat recht en doet een paar stappen) Waar is mijn aktentas?

Linda: Op de stoel, zoals altijd.

Jeffrey: (doet nog enkele stappen) Enne… de krant?

Linda: (geeft de krant aan) Asjeblieft!

Jeffrey: Dank je wel.

Linda: Alles goed op kantoor?

Jeffrey: Ja… ja. Alleen eh… Eigenlijk doe ik…

Linda: Mmm, dat begrijp ik. Heb je nou alles?

Jeffrey: ‘k Dacht van wel. (gaat naar de deur)

Linda: Tot half zeven dan maar, hè!

Jeffrey: Ja, kind.

Linda: Eh, we moeten ‘t er toch eens over hebben wat we volgend jaar met de vakantie gaan doen. Vanavond misschien?

Jeffrey: Ja, da’s een goed idee. Ja, ja.

Linda: Da-ag Jeffrey!

Jeffrey: Da-ag Lilian. (gaat geeuwend buiten)

???

Sheila Smith: (opent de deur) Neemt u me niet kwalijk!

Jeffrey: Jaaa?

Sheila: Bent u meneer Lovell?

Jeffrey: Ja, inderdaad, ja.

Sheila: Ik ben juffrouw Smith.

Jeffrey: O!

Sheila: Ja, Sheila Smith. Ik ben uw nieuwe secretaresse.

Jeffrey: Ach! Ah!

Sheila: Ja, de opvolgster van juffrouw Beveridge, geloof ik?

Jeffrey: Ja, ja, dat klopt! Ja, ze is de vorige week met pensioen gegaan.

Sheila: O, juist.

Jeffrey: Ja, ja, ze heeft twintig jaar… twintig jaar heeft ze op dit ministerie gewerkt.

Sheila: O! Da’s een hele tijd!

Jeffrey: Ja, da’s een hele tijd, ja ja. Tien jaar, tien jaar heeft ze voor mij gewerkt. (kucht) Neemt u mij niet kwalijk dat ik het zeg, juffrouw, eh…

Sheila: Smith!

Jeffrey: Juffrouw Smith, maar u lijkt me toch wel een beetje jong eh…

Sheila: O, maar ik ben negentien!

Jeffrey: Nou ja, is toch jong, nietwaar? (kucht) Eh… u weet zeker dat u bij mij moet zijn?

Sheila: Nou, ze zeiden: kamer 4, 1, 2 maal 2, meneer Lovell.

Jeffrey: Da’s inderdaad hier, ja. Ik… ik heb nog nooit zo’n jonge secretaresse gehad!

Sheila: Ik heb heus veel ervaring, hoor, meneer Lovell!

Jeffrey: O, maar daar twijfel ik geen moment aan, hoor!

Sheila: Steno 120 woorden per minuut en typen 85 aanslagen.

Jeffrey: Prachtig! Prachtig, prachtig! Werkelijk bijzonder goed! Ja. (kucht) Nou, het bureau daar, dat is van u.

Sheila: O!

Jeffrey: U vindt er vast alles wat u nodig hebt. Juffrouw Beveridge was heel secuur en eh… voor het afhandelen van de diverse routinekarweitjes zult u wel een hele reeks aanwijzingen vinden. Ja ja ja. Ah, geeft mij toch uw mantel.

Sheila: O, graag.

Jeffrey: Neem me niet kwalijk, hè, zo, zo. Kijk, jassen en zo… hangen hier in deze kast, hè. (opent de kastdeur)

Sheila: O, wat handig hè?

Jeffrey: Hè, dat is het ook. (sluit de kastdeur)

Jeffrey: Is er iets, juffrouw Smith? U kijkt zo… zo bezorgd.

Sheila: Nou… weet u…

Jeffrey: Zegt u het maar?

Sheila: Vindt u het hier ook niet een beetje somber, een beetje donker?

Jeffrey:’s Zomers is het hier nog zo kwaad niet, hoor.

Sheila: Dat duurt nog bijna een half jaar!

Jeffrey: Als ik het licht eens aandeed, hm? Alstublieft. Zo vindt u ’t vast prettiger.

Sheila: En dan het uitzicht!

Jeffrey: Uitzicht?

Sheila: Niet erg inspirerend, vindt u wel?

Jeffrey: Ja, ja, dat spijt me, hoor. We hebben helaas de pech aan de achterzijde van het gebouw te zitten en uit te kijken op een soort… ja, binnenplaats.

Sheila: Ja, dat zie ik.

Jeffrey: Maar, ’t is hier wel rustig. Ik bedoel: geen verkeerslawaai en zo. Aan de voorkant hebben ze daar veel last van. Daar zit je pal aan die opvallende grote weg.

Sheila:’t Is wel een hemelsbreed verschil met mijn vorige baan.

Jeffrey: O, dit is dus voor u geen interne overplaatsing, juffrouw Smith?

Sheila: O nee, ik kom van een advocatenkantoor.

Jeffrey: Ah, ja ja ja ja. Dat was zeker wel bijzonder interessant werk?

Sheila: Nee hoor, ‘k begreep van al die soort toestanden geen steek! ’t Was net zoiets als werken in een vreemde taal.

Jeffrey: Ja, ik ben bang dat dat hier in dat opzicht een beetje hetzelfde zal zijn. Maar, ‘k denk toch dat we het u naar de zin zullen kunnen maken. Ja, eh, en ik zal nog wel ‘ns zien wat ik aan deze kamer kan doen.

???

Meneer Wilson: Werkelijk, Lovell, ik sta verbaasd over u, stomverbaasd. Weet u wel hoeveel wij in 1972 en ’73 aan het opknappen van onze kantoren hebben uitgegeven?

Jeffrey: Nee, nee, meneer Wilson, nee nee.

Wilson: Goed, dan zal u dat ‘ns vertellen. Een ogenblikje, ‘k heb de cijfers hier bij de hand.

Jeffrey: Kijk, het gaat er alleen maar om dat een klein tikkeltje verf…

Wilson: Ah, hier heb ik het al!

Jeffrey: Een beetje verf…

Wilson: Vierenzeventigduizend pond, Lovell. Ponden! Grondverf en lakverf. Da’s veel geld! Heel veel geld! Als u dat in de voetbalpool zou winnen, zou u het als een klein fortuin beschouwen!

Jeffrey: Pardon, ik doe nooit mee met de voetbalpool, meneer Wilson.

Wilson: En belangrijker is nog, Lovell, dat het hier om gemeenschapsgelden gaat. Dit feit legt ons een zware verantwoording op de schouders. Wij, overheidsdienaren…

Jeffrey: Jazeker, meneer Wilson, daar ben ik mij terdege van bewust, hoor!

Wilson: Werkelijk?

Jeffrey: Jazeker. meneer!

Wilson: Prima! Ik verwachtte trouwens ook niet anders. We hoeven er dus verder niet over te praten, dat bent u zeker met mij eens.

Jeffrey: Ja, kijk, weet u, meneer…

Wilson: Tot ziens, Lovell, tot ziens!

Jeffrey: Eh, ja meneer. (verlaat het kantoor)

???

(komt binnen en sluit de deur)

Sheila: En, wat zei ie?

Jeffrey: Nou… (gaat zitten) Nou… meneer Wilson zei dat we er niet meer over hoeven te praten.

Sheila: Was dat alles?

Jeffrey: Ja.

Sheila: Goh! Nogal onredelijk! Als ie nou zelf eens kwam kijken!

Jeffrey: O o o, meneer Wilson komt niet naar ons, juffrouw Smith, wij gaan altijd naar meneer Wilson!

Sheila: Dan blijft ons maar één ding over, meneer Lovell!

Jeffrey: En dat is, juffrouw Smith?

Sheila: Als de overheid weigert iets te doen, zullen we zelf aan de slag moeten!

Jeffrey: Ja, maar…

Sheila: Maar wat, meneer Lovell?

Jeffrey: Ja, kijk, als de overheid zegt…

Sheila: Wie kan het nou iets schelen wat de overheid zegt? Kan het u iets schelen, meneer Lovell?

Jeffrey: O nee! Nee… misschien ook niet! (fluisterend) Wat had u dan gedacht?

???

Jeffrey: Ja ja ja, dit heeft me heerlijk gesmaakt, Lilian.

Linda: Dank je, Jeffrey! Dat is lang geleden!

Jeffrey: Wat, lieverd?

Linda: Dat je me een complimentje gaf over m’n kookkunst.

Jeffrey: Oh, nee nee nee, dat is beslist niet waar.

Linda: Het is een kleinigheidje, dat weet ik wel, maar een beetje waardering, een bedankje zo af en toe, dat kan een onderlinge verhouding zo anders maken.

Jeffrey: Nee, ik heb nooit geweten dat…

Linda: Tien jaar lang heb ik het gevoel dat alles wat ik zeg of doe vanzelfsprekend is.

Jeffrey: Nou, dat spijt me, Lilian. Heus, heus, ik had er geen idee van…

Linda: Ah, dat is niet zo erg, Jeffrey, ik klaag niet. We vormen immers geen uitzondering. Er zijn er waarschijnlijk miljoenen zoals wij.

Jeffrey: Ja, ja ja ja ja… Ik zal je eventjes met de afwas helpen, hè. (staat recht en ruimt af)

Linda: Ja?

Jeffrey: O ja, zeg, Lilian.

Linda: Ja, Jeffrey?

Jeffrey: Dat… dat vlijtig liesje, hè, dat in de keuken op de vensterbank staat…

Linda: Wat is daarmee?

Jeffrey: Wil jij dat eigenlijk houden?

Linda: Hoe bedoel je?

Jeffrey: Ik bedoel… Nou ja, kijk, je hebt er in de zitkamer nog twee staan, hè?

Linda: En daar heb jij altijd zo’n hekel aan!

Jeffrey: Hè? Heb ik je ooit die indruk gegeven?

Linda: Lieve Jeffrey, meer dan eens heb je gezegd dat je wou dat ze doodgingen.

Jeffrey: Ik geloof niet dat ik ooit zoveel notitie van ze heb genomen.

Linda: Tot op dit moment nog niet blijkbaar.

Jeffrey: Nou ja, goed, goed, goed. Dan niet.

Linda: Ik heb helemaal niet gezegd dat je hem niet mag hebben, Jeffrey.

Jeffrey: Wat maak je dan toch zo’n drukte, zeg, en allemaal om zo’n snertplantje!

Linda: Maar waarvoor wil je ‘m eigenlijk hebben?

Jeffrey: Eh, ja, eh, voor eh… voor eh… voor kantoor.

Linda: Voor kantoor?

Jeffrey: Voor kantoor, ja.

Linda: Meen je dat nou?

Jeffrey: Ja… ja, kijk… kijk, ik dacht, hè, zo’n plantje als dit, dat het daar de boel zo’n beetje zou… zou… kunnen opfleuren, hè.

Linda: Nou, als dat alles is!

Jeffrey: Nou, weet je, ’t is er zo kaal, zo… zo… zo ziekenhuisachtig kil, zou je haast kunnen zeggen.

Linda: Nou, neem dan maar mee, hoor, als je dat zo graag wilt! Het kan alleen niet veel zon hebben.

Jeffrey: O, maar dat is geen probleem, zeg! Op mijn kamer komt nooit zon.

???

Jeffrey: Kijk ‘ns! Ha ha ha.

Sheila: Ach, meneer Lovell! Wat lief! O, dat zal een beetje kleur in de kamer brengen. Wat een schatje! Wat is het eigenlijk?

Jeffrey: Da’s een vlijtig liesje.

Sheila: O ja?

Jeffrey: Ja.

Sheila: Waarom heet dat zo?

Jeffrey: Geen flauw idee! Nee, ik moet tot m’n schande bekennen dat ik van planten zo bar weinig afweet, hè. O ja, d’r is me bij verteld dat dat niet te veel zon mag hebben.

Sheila: Da’s maar goed ook als het hier komt te staan. We zullen ‘t royaal water geven en d’r dan maar het beste van hopen, hè. Hier, ’t zal leuk op de vensterbank staan bij mijn bureau, en ik zal wel zorgen voor een schoteltje onder het potje. O, ik heb trouwens ook iets meegebracht, meneer Lovell.

Jeffrey: Och, dat had u toch niet moeten doen, juffrouw Smith!

Sheila: Nou, u moet er niet te veel van verwachten, hoor, maar ik dacht dat zo’n kleinigheidje de kamer misschien… eh… ja, een beetje huiselijker sfeer zou geven, hè. Kijkt u ‘ns, ik heb het gekregen toen ik nog klein was en daarom heeft het een bepaalde gevoelswaarde voor me.

Jeffrey: Ach, dat is aardig!

Sheila: Vindt u ’t leuk?

Jeffrey: O, een porseleinen varken, goh goh goh!

Sheila: Hij heeft van mijn zevende op een tafeltje op mijn kamer gestaan.

Jeffrey: Ach ja.

Sheila: Ik ben d’r erg aan  gehecht.

Jeffrey: Ja, ja, ’t heeft iets vrolijks, hè?

Sheila: Ik dacht dat ie hier op deze dossierkast wel leuk zou staan.

Jeffrey: Ja, een uitstekend idee!

Sheila: Die hoek hier is een beetje somber, vindt u ook niet? Die heeft wat kleur nodig.

Jeffrey: Ja, daar hebt u groot gelijk in. Van hier af gezien zeker. Komt u… komt u eens even hier…  hier naast mij staan. Kijk ‘ns even. Ziet u?

Sheila: Waarom geven ze die dossierkasten zo’n saaie kleur altijd? Flets groen kan je nu niet bepaald opwindend noemen.

Jeffrey: Eerlijk gezegd kan ik me ook  felgele of rooie dossierkasten niet goed voorstellen, hoor!

Sheila: Nou, meneer Lovell, het zou wel een stimulans zijn om dossiers te gaan opbergen!

Jeffrey: Heeft ie een naam?

Sheila: Wie?

Jeffrey: Dat varkentje, bedoel ik.

Sheila: O, nou, ik heb altijd van alles en nog wat tegen hem gezegd, maar een echte naam heeft ie nooit gehad, nee.

Jeffrey: O, nou, maar dan wordt het toch tijd dat ie er een krijgt!

Sheila: Akkoord, meneer Lovell, laten we er dan eentje gaan bedenken.

Jeffrey: Ja.

Sheila: Eh… George.

Jeffrey: O, nee, o, nee nee nee. Nee, ik heb een oom gehad die George heette. Ik vond hem niet aardig, hij vond mij niet aardig, nee, ‘k heb wat tegen die naam. Nee nee nee.

Sheila: Weet u dan een andere?

Jeffrey: Ja, Henry.

Sheila: Mm?

Jeffrey: Henry.

Sheila: Henry?

Jeffrey: Ja! Henry vind ik heel goed bij hem passen! Dat… zijn, hoor!

Sheila: Waarom?

Jeffrey: Omdat het mijn tweede voornaam is.

Sheila: O ja? Nou, goed, dan houden we het op Henry. Dag Henry! We moeten meer van dit soort dingen zien te krijgen, hè? O, ik ben dol op veelkleurige dingen. En u?

Jeffrey: O, ik ben er de laatste tijd wel aan toe.

Sheila: Ik wou in mijn slaapkamer van die psychedelische gordijnen hebben, maar ’t mocht niet van mijn ouders.

Jeffrey: Ach nee? Waarom niet?

Sheila: Ach ja, ze mopperden iets over goeie smaak. ‘k Vind anders dat die goeie smaak voor mensen een excuus is om niets te willen veranderen. Vindt u ook niet?

Jeffrey: Hm hm.

Sheila: Ze zijn gewoon saai, mijn ouders. Kunnen ze niet helpen, natuurlijk, dat begrijp ik best. Maar ze geven mij het gevoel alsof ik in een lijkenhuis woon.

Jeffrey: Afschuwelijk, zeg.

Sheila: Kijk, ze weten er zo helemaal geen thuis van te maken. Tenminste, geen thuis zoals ik het me voorstel dat het moet zijn. Ze hebben me namelijk gekregen toen ze al niet meer zo jong waren, weet u?

Jeffrey: O, zodoende.

Sheila: Dat zal de moeilijkheid wel zijn. ‘k Geloof dat ik ongewenst ben, meneer Lovell.

Jeffrey: Heel erg om zo iets te zeggen, juffrouw Smith!

Sheila: Heel erg om het te zijn, meneer Lovell!

Jeffrey: Eh… ja. Zullen we dan nu maar weer eens… eh… aan ’t werk gaan?

???

Linda: Een kopje chocola, Jeffrey?

Jeffrey: Mm? (geluid van schrijvende pen en omgeslagen blad)

Linda: Chocola-a? Ben je al zo ver?

Jeffrey: Mmm.

Linda: Heb je nog veel te doen?

Jeffrey: Bijna klaar, Lilian.

Linda: Je hebt nog nooit werk mee naar huis genomen. (geluid van papier)

Jeffrey: ‘k Heb het nog nooit zo druk gehad.

Linda: Je doet dat nou al twee avonden achter elkaar.

Jeffrey: Ja, ’t is eh… erg belangrijk werk is ‘t.

Linda: Dat begrijp ik, Jeffrey. (geluid van papier) Je komt thuis en prompt begraaf je je in stapels officiële papieren. Voor dat soort zaken heb je toch je kantoor? Hier ben je thuis. Twee avonden lang heb jij daar gezeten en ik hier, en we hebben geen woord gewisseld.

Jeffrey: (legt de pen neer en zucht) ’t Is af.

Linda: Dat zal tijd worden.

Jeffrey: Wat… wat wat wat zei jij nou daarnet?

Linda: Dat we zo helemaal niet meer met elkaar praten!

Jeffrey: O, goed dan, goed. Waar wil je ’t over hebben dan?

Linda: Och, d’r zijn zoveel dingen waar man en vrouw samen over kunnen praten.

Jeffrey: Natuurlijk, kindlief. Zoals?

Linda: Nou… Om te beginnen heb je geen antwoord gegeven op mijn vraag.

Jeffrey: Op welke vraag?

Linda: Of je je kopje chocola nú wil hebben.

???

Jeffrey: Dat had u nou niét moeten doen, juffrouw Smith, nee, dat had u nou écht niet moeten doen!

Sheila: Nou, maar ik heb er niet veel werk aan gehad, hoor, meneer Lovell! Maar maakt het niet een enorm verschil in deze kamer?

Jeffrey: Ja, maar u moet extra vroeg gekomen zijn om ze op te hangen, hè?

Sheila: Ik was er om half negen. Ze moésten hangen voor u d’r was, anders was het geen verrassing.

Jeffrey: En wat voor een verrassing! ’t Is alleraardigst, hoor! Ja, en ook hele uitgave, hè?

Sheila: Gordijnen doen véél in een kamer, hè? O, ik had ook nog even aan vitrage gedacht, maar daar ben ik op teruggekomen.

Jeffrey: Groot gelijk!

Sheila: Ja, ze nemen te veel licht weg, vindt u ook niet?

Jeffrey: Ja, zeker, ja ja.

Sheila: Vindt u dit een leuk patroontje?

Jeffrey: Ja. Noemen ze dat nou dat psycho…

Sheila: Psychedelisch, psychedelisch, ja.

Jeffrey: Ja, juist. Ja, da’s wel erg apart, hè? Maar ik eh…, zeg ‘ns, ik heb ook iets!

Sheila: O, ik vroeg me al af wat er in dat papier zou zitten!

Jeffrey: Ik heb ze vanochtend op weg naar kantoor nog gekocht! (pakt iets uit)

Sheila: Eh, bekers?

Jeffrey: Nou, voor onze koffie en thee, ’s morgens en ’s middags. Voor u een gele en voor mij een rooie.

Sheila: O!

Jeffrey: Omdat we geen dossierkasten hebben in die kleuren. Ze lijken me prettiger om uit te drinken dan die vuile plastic dingen die ze ons hier voorzetten. Zeg, we zijn toch immers niet … om die te gebruiken.

Sheila: Goed zo, meneer Lovell, zo mag ik het horen. O, ze zijn erg leuk!

Jeffrey: Ja.

Sheila: Ze zijn lekker groot. O, is het niet opwindend?

Jeffrey: Wat, juffrouw Smith?

Sheila: Nou, dit allemaal. Is het niet net zo als een huis inrichten?

???

 (geklop op de deur – deur wordt geopend)

Jeffrey: Goedemorgen!

Magazijnchef: (hoest) Goedemorgen, meneer.

Jeffrey: Goedemorgen. Eh, gaat u over het meubileren van de kantoren?

Magazijnchef: Over de afgifte van het kantoormeubilair, meneer, om precies te zijn.

Jeffrey: Ja, ja, ja. Mijn naam is Lovell, van het archief.

Magazijnchef: Juist, ja.

Jeffrey: Wij zitten aan de achterkant van het gebouw. Wij kijken uit op de binnenplaats.

Magazijnchef: ‘k Geloof wel dat ik nu weet waar uw kantoor ligt.

Jeffrey: Mooi, mooi, mooi. Eh, hebt u armstoelen in voorraad?

Magazijnchef: Zeker meneer, een heleboel.

Jeffrey: Mag ik er graag twee hebben?

Magazijnchef: Juist, ja.

Jeffrey: Met… met… met armleuningen. Als u ze hebt.

Magazijnchef: Die heb ik inderdaad, meneer.

Jeffrey: Nou, dat is dan in orde, hè? Brengt u ze wel even. (stapt naar de deur)

Magazijnchef: Hebt u een orderbriefje?

Jeffrey: Pardon? Een orderbriefje?

Magazijnchef: Inderdaad, meneer, een orderbriefje. Een dergelijke aanvraag moet goedgekeurd zijn door de afdelingschef.

Jeffrey: Is… is… is dit absoluut noodzakelijk?

Magazijnchef: Helaas wel, meneer.

Jeffrey: Ja, maar ik heb ze echt nodig!

Magazijnchef: Ja, wil ik graag geloven, meneer. Maar ja, ik kan werkelijk niet zomaar dure meubelen en dergelijke verstrekken zonder deugdelijk order.

Jeffrey: Kijk, ik… ik… ik krijg veel bezoekers, begrijp je wel. Ik heb dus stoelen nodig, hè. Ze moeten toch kunnen zitten!

Magazijnchef: Dat begrijp ik. Toch moet u een briefje hebben dat is door uw afdelingschef is ondertekend. Dat is eh… laat eens even kijken…

Jeffrey: De heer Wilson.

Magazijnchef: Ja, ik moet het toch ergens hebben! Het archief, eh…

Jeffrey: De heer Wilson.

Magazijnchef: Ah, hier heb ik het! Meneer Wilson is dat. Als u zijn handtekening kan krijgen op machtiging nummer 5E5/671/10, dan heeft u in de kortste keren twee stoelen, spiksplinternieuwe zelfs.

Jeffrey: Ze hoeven niet nieuw te zijn, hoor, ouwe zijn ook heel goed!

Magazijnchef: Het spijt me, meneer, maar ik kan niets beginnen zonder machtiging 5E5/671/…

???

Wilson: Ik begrijp niet wat er met u aan de hand is, Lovell! Ik blijf verbaasd over u, stomverbaasd.

Jeffrey: Ja, meneer…

Wilson: Al die jaren hebt u rustig en tevreden zonder enige last te veroorzaken op kantoor gezeten en uw werk gedaan, en nu opeens, volkomen onverwacht…

Jeffrey: Het is toch wel het laatste wat ik wil, meneer Wilson: last veroorzaken!

Wilson: Natuurlijk wilt u dat niet, Lovell, dat begrijp ik heus wel, maar dit is nu toch al de twééde keer in veertien dagen dat u bij me komt! Dat is eens per week, voor het Ministerie een ongehoorde frequentie. En de reden van deze bezoekjes: het verfraaien en nieuw meubileren van uw kantoor. Lovell, ik heb hier een belangrijke taak te vervullen…

Jeffrey: Zeker!

Wilson: … en ik heb werkelijk geen tijd voor zulke onbenulligheden. Maar ja, omdat u al zo lang bij ons bent, en een betrouwbaar medewerker…

Jeffrey: Het is voor bezoekers, meneer, iets waar ze op kunnen zitten…

Wilson: Ik weet heus wel waar men een stoel voor gebruikt, Lovell. Maar hebt u er enig idee van hoeveel het de belastingbetaler per jaar kost om dit Ministerie enigszins redelijk in te richten?

Jeffrey: Nee nee nee, meneer.

Wilson: Goed, wacht eens, die cijfers heb ik hier. Eens kijken, ja, hier heb ik ze alle: 21.000 pond, Lovell! Ponden! Dit zijn de meest recente cijfers!

Jeffrey: Dat is veel geld, meneer Wilson.

Wilson: Heel veel geld! En eerlijk gezegd geloof ik niet dat de huidige economische toestand een extra uitgave toelaat.

Jeffrey: Alleen maar twee stoelen, meneer, en als het kan met armleuningen.

Wilson: Alleen maar twee stoelen, Lovell! Luister ‘ns, ga ‘ns zitten, beste kerel.

Jeffrey: Wat…

Wilson: Ga zitten, maak het u gemakkelijk.

Jeffrey: Ja. Is deze stoel goed, meneer?

Wilson: Ja. Néé!! Niet die met die armleuningen! Die is voor hogere ambtenaren. Daar! De stoel zonder leuningen.

Jeffrey: Ja, goed meneer.

Wilson: Welnu, Lovell, in mijn functie moet ik aandacht besteden aan allerlei problemen die zich in de dagelijkse gang van zaken op deze afdeling voordoen.

Jeffrey: Natuurlijk.

Wilson: Dat betekent dat ik ook verantwoordelijk ben voor de algehele uitgave van de afdeling. En een van de dingen waar ik absoluut op sta, is mij te houden aan het mij toegestane budget. Nou zegt u zo luchtigweg: maar twee stoelen. Twee stoelen, Lovell,  zijn echter, of wij dat nu prettig vinden of niet, twee stoelen. Stel dat alle afdelingen hun budget met twee stoelen zouden overschrijden,  beseft u wel wat een chaos dat zou veroorzaken? Weet u hoeveel één stoel kost? Eentje met armleuningen, hè!

Jeffrey: Nee.

Wilson: Nee? Die cijfers heb ik hier ook. Eens even kijken. Hier, o ja, ja. Een met een plastic beklede, dus niet met leer, Lovell, u hebt niet de juiste rang voor met leer beklede stoelen…

Jeffrey: Maar dat begrijp ik natuurlijk, meneer.

Wilson: Mooi, Lovell, mooi, we komen d’r wel, een stoel met armleningen van blank notenhout: 15 pond. Als ik u twee stoelen geef, zou dat 30 pond zijn. Klopt dat?

Jeffrey: Eh, ja meneer.

Wilson: Heel goed, heel goed. Als de afdeling Voorbereiding twee extra stoelen betaalt, is dat nog ‘ns 30 pond. Dat maakt een totaal van…

Jeffrey: Een totaal van 60 pond.

Wilson: 60 pond.En als de afdeling Uitvoering twee extra stoelen wil hebben…

Jeffrey: Willen ze dat, meneer?

Wilson: Of ze wat willen?

Jeffrey: Twee extra stoelen.

Wilson: Dat weet ik niet. Ik ben chef van de afdeling Archief en niet ook nog van Voorbereiding of van Uitvoering. Nou, Lovell, begrijpt u nou waar het om gaat?

Jeffrey: Jazeker, meneer.

Wilson: Prima, prima. Ga dan nu naar uw kantoor terug en zorg dat een dergelijke tijdverspilling niet meer voorkomt. U hebt het druk genoeg. Heel druk zelfs!

Jeffrey: Ja, ja. (verlaat het kantoor en sluit de deur)

???

Sheila: Heeft de lunch u gesmaakt, meneer Lovell?

Jeffrey: Ja, bijzonder, juffrouw Smith. Dank u.

Sheila:’t Is wel wat anders, hè, dan meegebracht brood?

Jeffrey: Ja ja ja, meegebracht brood heeft weinig variatiemogelijkheden, hè.

Sheila: En ’t is bovendien prettiger om leuk en gezellig hier te zitten dan in die lawaaierige kantine.

Jeffrey: O, ja, maar daar ben ik al in geen jaren meer geweest. Nee, ik eet mijn brood altijd hier op.

Sheila: In uw eentje?

Jeffrey: Ja.

Sheila: En juffrouw Beveridge dan, toen die hier werkte?

Jeffrey: O, die ging naar de kantine. Om d’r lunchbonnetjes op te maken.

Sheila: Ah, wat een ongezellige boel. Zij in de kantine vanwege die bonnetjes en u hier in uw eentje met uw brood uit een zakje.

Jeffrey: Ja, ja, zo was dat nou eenmaal, juffrouw Smith.

Sheila: En zo is het nu niet meer, hè meneer Lovell?

Jeffrey: Net wat u zegt, juffrouw Smith.

Sheila: (zucht) Wat ziet de kamer er nou toch gezellig uit!

Jeffrey: De kussens die u voor de stoelen hebt gemaakt, zijn toch echt een aanwinst.

Sheila: Nou, en niet te vergeten de boekenplanken die u hebt opgehangen. Die muren zijn er nou een stuk op vooruitgegaan, vind ik. O, en dat snoezige roze kapje voor die lamp was een meesterlijke inval!

Jeffrey: Och, nou ja, zo bewust heb ik er ook weer niet over gedacht, hoor juffrouw Smith. Eh, maar dat eh… dat abstracte schilderij dat uw neef zo vriendelijk was u te geven…

Sheila: U vindt het toch wel mooi?

Jeffrey: Ja, zeker, ja!

Sheila: Huh, dat had ik eigenlijk nooit van u gedacht.

Jeffrey: Ha, ik moet toegeven: ik van mezelf ook niet. In ’t begin. Maar nou begrijp ik ’t, geloof ik, wel. Kijk, als je… als je wat dieper… dieper graaft…

Sheila: Precies! Precies! De dingen zijn immers niet altijd wat ze lijken.

Jeffrey: Nee.

Sheila: Dat maakt het leven spannend: het ontdekken van alles en nog wat. Daar kun je gewoon niet mee ophouden. In elk geval niet als je ’t graag wilt. Wat hebben wij ook allemaal niet bij elkaar ontdekt, hè meneer Lovell?

Jeffrey: O, ja ja.

Sheila: En er is nog zoveel wat we aan de weet moeten komen. Ik ben echt erg gelukkig, meneer Lovell.

Jeffrey: Nou dat doet me echt erg plezier, ja,

Sheila: De kamer heeft echt iets eigens gekregen, hè?

Jeffrey: Ja! Het is alleen jammer jammer jammer dat ik die armstoel niet kon krijgen.

Sheila: Och, geeft niet! Je hebt het geprobeerd. Je hebt je best gedaan.

Jeffrey: Inderdaad, ik heb m’n best gedaan. Ja, weet je, juffrouw Smith, uit mezelf zou ik daar nooit zijn toe gekomen.

Sheila: Tot wat niet?

Jeffrey: Nou, om op die manier met meneer Wilson te gaan praten. Nou ja, veel verschil heeft het overigens niet gemaakt, hoor. (zucht) Nee nee nee, ik heb nooit succes, juffrouw Smith, nooit. Ik ben blijkbaar voorbestemd om altijd maar weer de verliezende partij te zijn.

Sheila: Eens zult u wél succes hebben, meneer Lovell. Ik heb werkelijk het volste vertrouwen in u!

Jeffrey: Aardig van u om dat te zeggen.

Sheila: Welnee! U hebt zoveel meer levenservaring dan ik en zoveel meer van de wereld gezien. Zoiets moet je respecteren, vind ik.

Jeffrey: O ja ja ja, ik heb inderdaad zo hier en daar ‘ns wat rondgeneusd, ja. We praten er alleen zelden over, hoor, over die ervaringen. Van nature ben ik een rustig man, ziet u.

Sheila: Ja maar, gelooft u niet dat rust het bewijs is van innerlijke kracht?

Jeffrey: Dat zou ik graag willen geloven, juffrouw Smith.

Sheila: Nog een kopje koffie, meneer Lovell?

Jeffrey: Graag, ja ja ja. (kucht) Ja ja ja ja…

Sheila: Waar zit u aan te denken, meneer Lovell?

Jeffrey: (lacht) Dat u een merkwaardige jongedame bent, juffrouw Smith.

Sheila: In welk opzicht?

Jeffrey: Dank u wel. In welk opzicht? Ja, zoals u een man kunt veranderen, ja, zoals u… zoals u mij hebt veranderd.

Sheila: Hoe heb ik dat dan gedaan?

Jeffrey: Ah ah…u hebt mij het zelfvertrouwen van de jeugd teruggegeven! O, ik zou wel helemaal opnieuw kunnen beginnen, zeg! Ja!

Sheila: Wij begrijpen elkaar, nietwaar, meneer Lovell?

Jeffrey: Dat doen we zeker, juffrouw Smith.

Sheila: Ik heet Sheila.

Jeffrey: En ik Jeffrey.

???

Linda: Het is ongelooflijk! Ik kan er maar niet aan wennen.

Jeffrey: Wennen, wennen, waaraan wennen?

Linda: Aan jou!

Jeffrey: Aan mij?

Linda: Ja, die volslagen verandering die over je is gekomen in de afgelopen veertien dagen.

Jeffrey: Ik ben toch heus dezelfde, lieverd…

Linda: Dat ben je niet! Je bent alle belangstelling kwijtgeraakt!

Jeffrey: He?

Linda: Na twintig jaar ben jij alle belangstelling kwijtgeraakt.

Jeffrey: Ja, waarvoor?

Linda: Voor mij, voor het huis. Neem nou die achterdeur!

Jeffrey: Wat…wat…wat is er nou weer met die achterdeur?

Linda: Zie je nou wel! Hij hangt zowat uit de hengsels. Dat heb ik je verleden week al gezegd, maar je hebt er niets aan gedaan. En dat is voor jouw doen heel ongewoon, Jeffrey!

Jeffrey: Ach, onzin, onzin.

Linda: En nu dit weer!

Jeffrey: Wat?

Linda: Het eten! Daar heb je nog nooit je neus voor opgetrokken.

Jeffrey: Ik heb… ik heb geen trek, da’s alles!

Linda: Je hebt altijd trek als je uit kantoor komt.

Jeffrey: Ja, maar vandaag niet.

Linda: Ik zie niet in waarom het vandaag anders zou zijn. Wat is er dan voor bijzonders? Is er iets?

Jeffrey: Voor zover ik weet niet, nee.

Linda: Er moet iets zijn, Jeffrey! Heb jij je brood wel opgegeten?

Jeffrey: Ja, eh… eigenlijk eh… nou dit onderwerp toch ter sprake komt…

Linda: Ga verder.

Jeffrey: Eigenlijk hoef ik geen brood meer mee.

Linda: Maar je heb altijd brood meegenomen naar kantoor! Al die jaren!

Jeffrey: Weet ik, weet ik.

Linda: Jeffrey, vertel het me nou. Wat is er gebeurd?

Jeffrey: Er is niks!

Linda: Waarom heb je je dan zo tegen me gekeerd?

Jeffrey: Ik…

Linda: Wat heb ik gedaan?

Jeffrey: Ik wel… ik wil wel best wat anders, verdomme zeg!

Linda: (weent)

Jeffrey: Ik… ik… ik heb niks tegen jou, hoor, lieverd. Nee, ik ben die boterhammen met ei alleen een beetje beu. Niet meer. Zou jij dat dan niet zijn? Nou, huil dan niet, Lilian.

Linda: Ik weet niet wat je van me verwacht, Jeffrey, heus, ik weet het niet. Ik doe m’n best, zorg voor het huishouden, ik ben een goeie vrouw voor je.

Jeffrey: Zal ik jou nou eens vertellen wat jij moet doen? Een baan zoeken!

Linda: Wat zeg je?

Jeffrey: Ja, ja, een baan, ja. Al die ervaring als secretaresse blijft onbenut!

Linda: Een baan? Waarom dat nou?

Jeffrey: Om je geest bezig te houden! Jij hebt niet genoeg te doen, Lilian, dat is toch duidelijk. Nou, wees nou ‘ns… wees eerlijk: zou jij je werkelijk niet veel plezieriger voelen als jij wat meer om  handen had?

Linda: Ach weet je, als iemand twintig jaar lang brood meeneemt en elke avond precies om half zeven zijn eten laat, nou ja, dan verwacht je niet opeens te horen…

Jeffrey: Daar komt verandering in ons leefpatroon, Lilian. Verzet je daar nou toch niet tegen, hè. Weerstand tegen verandering is er de oorzaak van dat mensen vegeteren.

Linda: Een baan! Hoe kom je toch op die gedachte?

Jeffrey: Nou kijk, toen ik kortgeleden op kantoor even niks te doen had, heb ik ‘ns een beetje zitten nadenken, hè, een soort zelfonderzoek. “Wat doe ik?” vroeg ik mezelf af. En het eerlijke antwoord was: vegeteren, geestelijk en lichamelijk vegeteren. En dat maakte me wel bang, dat kun je geloven. Voor het eerst van m’n leven zag ik mezelf zoals ik werkelijk ben. Wij leven niet, zei ik tegen mezelf, nee, wij sukkelen maar wat voort.

Linda: Ja.

Jeffrey: Volg mijn raad op, Lilian, zoek een baan. Massa’s goeie bedrijven zitten te springen om ervaren secretaresses!

Linda: Maar, ik heb dat werk in geen jaren gedaan!

Jeffrey: Maar lieve schat, dat heb je toch gauw genoeg weer opgehaald!

Linda: Ik weet het niet, Jeffrey. Ik geloof niet dat het nu nog iets voor me is. Op mijn leeftijd en tussen al die jonge meisjes.

Jeffrey: Jij zou mij kunnen helpen!

Linda: Wat voert je secretaresse dan de hele dag uit?

Jeffrey: Ja, ja, dat is eh… dat is nou juist de moeilijkheid. Ik heb er geen. Sinds juffrouw Beveridge weg is, zit ik zonder.

Linda: Heb jij dan geprobeerd het allemaal alleen te doen?

Jeffrey: Ja, ja, daar komt het wel op neer, ja.

Linda: Waarom heb je me dat niet gezegd, Jeffrey? Nu begrijp ik alles! Jij bent overwerkt! Heb je ’t met iemand besproken?

Jeffrey: Ach, je weet hoe het gaat op het Departement. Aldoor zeggen ze maar: morgen, morgen komt er iemand, ja ja, maar die iemand verschijnt nooit.

Linda: Goed, als je wilt dat ik je help, tijdelijk hoor, Jeffrey, dan wil ik dat graag doen. Als het hierdoor op kantoor en thuis wat prettiger kan worden…

Jeffrey: Dank je wel, Lilian, dank je wel. Zeg, zal ik wat werk mee naar huis nemen voor jou? Kun je ’t hier doen. Zit je gelijk niet tussen al die jonge meisjes in.

Linda: Ik vind dat het Ministerie je maar slecht behandelt! Al die tijd zonder secretaresse!

Jeffrey: Och, dat komt heus vanzelf wel weer terecht, zeg. Ik ben blij dat het geregeld is, hoor.

Linda: Je had er eerder met me moeten over praten als je dat zo dwars zat! Malle domoor!

Jeffrey: Lilian, wat ik je al een tijdje wilde vragen…

Linda: Ja, lieverd?

Jeffrey: Dat ouwe vloerkleed, hè, dat te klein was voor het rommelkamertje, ligt dat nog op zolder?

???

Sheila: Dat moet je een schat geld gekost hebben!

Jeffrey: Moah…nee nee nee… ’t Lag thuis al jarenlang op zolder. ‘k Heb het alleen maar laten schoonmaken en hierheen brengen.

Sheila: Ik vind het een erg boeiend patroon.

Jeffrey: Ja, maar ik ben toch wel bang dat het niet is wat jij eh… modern noemt, hoor!

Sheila: O, dat hindert toch niks. ’t Is toch maar een vloerkleed! Nee, ’t maakt gewoon een hemelsbreed verschil in de kamer.

Jeffrey: Ja… Zeg, Sheila?

Sheila: Ja?

Jeffrey: ‘k Heb het al opgemerkt, hoor!

Sheila: Wat heb jij dan opgemerkt, Jeffrey?

Jeffrey: Van die armstoelen.

Sheila: Vind je ze niet mooi?

Jeffrey: Nee, dat wel, maar...

Sheila: O, ’t was als een verrassing bedoeld!

Jeffrey: Daar gaat het hem nou juist om.

Sheila: Echt leer, hoor!

Jeffrey: Ja, maar hoe kom je d’r aan?

Sheila: Ze stonden op de gang.

Jeffrey: Op de gang?

Sheila: Ja, helemaal aan het andere eind.

Jeffrey: Maar… heb je ze dan helemaal hierheen gedragen?

Sheila: Nee hoor, geduwd. De vloeren zijn toch altijd zo goed gewreven!

Jeffrey: Hoe... hoe kwamen ze daar dan op de gang?

Sheila: Ik zag ze voor het kantoor van meneer Winterbottom staan. Ken je die?

Jeffrey: Wie?

Sheila: Winterbottom, van de afdeling Voorbereiding.

Jeffrey: Nee, ‘k weet niet eens wie in de kamer naast de mijne zit, zeg! Wie is die meneer Winterbottom dan?

Sheila: Die wás helaas…

Jeffrey: Hoezo wás?

Sheila: Hij is verleden week gestorven.

Jeffrey: Ha!

Sheila: Ja, in zijn kantoor nota bene.

Jeffrey: O, afschuwelijk!

Sheila: Ze vonden hem voorover op z’n bureau liggen. Het moet twee dagen eerder gebeurd zijn. De schoonmaakdienst dacht dat er iemand aan het werk was, omdat het licht brandde.

Jeffrey: Ja ja ja.

Sheila: Ja, en toen ging de telefoon alsmaar en niemand nam op.

Jeffrey: O!

Sheila: Zo zijn ze d’r achter gekomen.

Jeffrey: Ja ja ja.

Sheila: Zonder dat telefoontje zou hij er dus nog liggen, en jij zou die armstoelen niet hebben.

Jeffrey: Jawel, jawel, maar ze zijn van meneer Winterbottom!

Sheila: Ze wáren van meneer Winterbottom. Hoe dan ook, over zulke kleinigheden moeten we ons niet druk maken. Het zijn immers maar stoelen. Wat maakt het nou uit of wij die een poosje gebruiken?

Jeffrey: Ja, goed, goed, goed, maar administratief gezien is het slordig.

Sheila: Maar ga nou ‘ns zitten, Jeffrey!

Jeffrey: Zitten?

Sheila: Ja, in de leunstoel. Laten we ‘ns zien hoe het staat.

Jeffrey: Leunstoel? Ha, nou…

Sheila: Goed zo! Lekker?

Jeffrey:  Zeg, zeg, het is… (lacht) echt leer!

Sheila: Jij moest eigenlijk een pijp roken. Dat zou best bij je passen. (zucht) Heh, ’t is fijn iemand om je heen  te hebben!

Jeffrey: Dus jij voelt je wel gelukkig, Sheila?

Sheila: O ja, en jij dan?

Jeffrey: O, ik ook! Het is nou voor het eerst sinds jaren dat ik me, ja, ik zou willen zeggen… dat ik me echt voel leven. Ja, ik ben zelfs dikker geworden, en ik eet minder!

Sheila: Tevredenheid! Vast!Je geniet van het leven. Daardoor moét je je wel fitter voelen. Dit alles heeft mij ook volwassener gemaakt.

Jeffrey: Ga zitten, Sheila, ga zitten. We kunnen evengoed allebei de stoelen gebruiken nou we ze eenmaal hebben, nietwaar?

Sheila: Goed.

Jeffrey: Zo. He ja. (lacht) Ja, echt gezellig! Huiselijke sfeer hangt er hier, he?

Sheila: Ik vind het een heerlijke kamer. Hartelijk dank, Jeffrey.

Jeffrey: O, graag gedaan… Eh, dank jou! We hebben toch eenmaal voor alles samen gezorgd.

Sheila: Dat hebben we. Wij samen, he?

Jeffrey: Ja ja ja. Er zit zoveel van onszelf in.

Sheila: ’t Leven is mooi, vind je ook niet, Jeffrey?

Jeffrey: Ja, zeker, ja ja.

Sheila: Er gebeurt zoveel in de wereld…

Jeffrey: Om ons heen.

Sheila: Ja, en wij maken deel uit van dat gebeuren.

Jeffrey: Als we dat willen!

Sheila: Het leven biedt eindeloos veel mogelijkheden, Jeffrey.

Jeffrey: Ja ja, maar ook veel gevaren.

Sheila: Nou, doe dan niet zo pessimistisch!

Jeffrey: Och…

Sheila: Dat maakt het juist interessanter!

Jeffrey: Geloof jij dat?

Sheila: Een man van jouw leeftijd en ervaring moet zoiets toch wel weten! ‘k Zou hier gelukkig kunnen zijn, echt waar. Als we maar niet vegeteren.

Jeffrey: Daar zeg jij een waar woord!

Sheila: ’t Is niet zo gemakkelijk, weet je, vegeteren.

Jeffrey: Zeg, waar zullen wij in de vakantie heen gaan? Da’s volgend jaar.

Sheila: In de vakantie?

Jeffrey: Mmm… Ja, moeten wij daar onze gedachten niet ‘ns over laten gaan?

Sheila: Eh… nou, ik weet eigenlijk niet…

Jeffrey: Dat hoort toch bij onze toekomst, he! Kom, vertel ‘ns, he, vertel jij ‘ns: waar zou jij nou graag naartoe willen?

Sheila: Zeg jij het maar. Jij bent vast overal in de wereld geweest.

???

 (getik van schrijfmachine)

Linda: Wil je deze brief voor het Ministerie van Volksgezondheid eindigen met “Hoogachtend” of “Beleefde groeten”?

Jeffrey: Eh… hoezo?

Linda: Het gaat erom of je “Geachte Heer Pillington” boven wilt hebben of géén naam.

Jeffrey: O ja, bedoel je dat? Mm, zet maar “Hoogachtend”.

Linda: Dus alleen : “Geachte Heer”.

Jeffrey: Ja…

Linda: Goed. (gaat door met tikken)

Jeffrey: Eh, mag ik je even storen?

Linda: Natuurlijk.

Jeffrey: Voor we stoppen, zou ik je nog graag één brief willen opgeven…

???

Sheila: Hè nee!

Jeffrey: Wat is er?

Sheila: Wat heb jij een boel grijze haren!

Jeffrey: Je wordt toch niet ongestraft zesenveertig!

Sheila: Nou zeg, als je ’t op die manier zegt, klinkt het afschuwelijk oud. Dat is het toch niet!

Jeffrey: Voor veel van je leeftijdgenoten zou het dat wel zijn.

Sheila: Waarom verf je ’t niet?

Jeffrey: Wat?

Sheila: ’t Maakt jonger! Iemand die d’r tegenwoordig oud uitziet, heeft daar geen enkele verontschuldiging voor.

Jeffrey: Zou dat voor ons enig verschil maken?

Sheila: Verschil?

Jeffrey: Voor ons, ja. Als ik mijn haar liet verven.

Sheila: Je zou eigenlijk ook een ander pak moeten hebben. Een maatpak, zo’n modern Italiaans, weet je wel? In een van die nieuwe kleuren. En een felgeel overhemd.

Jeffrey: Oh…

Sheila: O, je zou er in zo’n geel shirt gewoonweg fantastisch uitzien, Jeffrey!

Jeffrey: Nou, ik geloof toch niet dat ik dan mezelf zou zijn.

Sheila: Wie en wat ben jij dan eigenlijk, Jeffrey?

???

Jeffrey: …Geachte heer Pillington, punt. Terugkomend op uw brief van 16 dezer, komma, zou ik u erop willen wijzen dat de door u bedoelde correspondentie, komma, betreffende het bepalen van de rang van de heer Sillitoe (dubbel l), komma, u op 15 november is toegezonden en binnenkort in uw bezit zal zijn.

Linda: Da’s de 14de.

Jeffrey: De 14de?

Linda: Ja!

Jeffrey: Weet je dat zeker?

Linda: Ja, hier heb ik de correspondentie. Ik dacht dat je een en ander wel nodig zou hebben. Kijk, zie je wel? De 14de.

Jeffrey: Ja, inderdaad. Ja, bedankt, hoor! Waar was ik ook weer?

Linda: Op 14 november is toegezonden en binnenkort in uw bezit zal zijn…

???

Sheila: …Ik hou toch zo van zo’n donkere middag met het licht uit en alleen maar die gloed van de gashaard. Alles is dan zo veilig en knus, hè?

Jeffrey: Je hand is koud! Zeg, Sheila?

Sheila: Ja?

Jeffrey: Ik heb eens nagedacht.

Sheila: Waarover?

Jeffrey: We hebben het hier nou wel zoals we het gaarne willen, nietwaar?

Sheila: O, dat zeker!

Jeffrey: Ik bedoel: we hebben een plekje voor onszelf, iets… eigens, hè, deze kamer…

Sheila: Waar we erg gelukkig zijn!

Jeffrey: Natuurlijk zijn we dat! Maar… toch… toch ontbreekt er nog wel iets.

Sheila: O ja?

Jeffrey: Volgens mij wel. Kijk de kamer maar eens rond, dan zie je ’t vanzelf.

Sheila: O, ik kijk al, Jeffrey, maar ik zou het niet weten.

Jeffrey: Weet jij dan niet dat wij zo langzamerhand een… een divan of zoiets moesten hebben?

Sheila: Een divan? Waarom?

Jeffrey: Je maakt het me niet gemakkelijk, hoor Sheila.

Sheila: O, neem me niet kwalijk, Jeffrey, maar we hebben toch al twee armstoelen? Waar hebben we dan nog een divan voor nodig?

Jeffrey: Maar vind jij dan ook niet dat wij zo langzamerhand eens… een bed… hè?

Sheila: Een bed?

Jeffrey: Ja, je kunt toch niet iets eigens hebben zonder…

Sheila: Meen je dat, Jeffrey?

Jeffrey: Ja, zeker. Als wij hier inderdaad ons leven willen leven, dan… (SS staat recht) Sheila, wat is er nou?

Sheila: Ga weg!

Jeffrey: Ik begrijp er werkelijk niets van!

Sheila: Jij hebt alles bedorven!

Jeffrey: Eh?

Sheila: Dat heb je gedaan, ja! Ik weet niet wat jou de indruk heeft gegeven dat er iets blijvends tussen ons zou zijn!

Jeffrey: Maar dat dacht ik toch werkelijk, hoor!

Sheila: Nee, ik begrijp best wat jij dacht. Voor wat voor vrouw je mij houdt, is niet duidelijk, maar wel wat voor soort man jij bent! Tenminste, dat weet ik nu.

Jeffrey: Maar jij hebt me echt laten geloven dat… alles…

Sheila: Alle mannen zijn hetzelfde. Als je probeert ’t gewoon gezellig te maken. O, ik… ik… ik moet wel stapelgek zijn!

Jeffrey: Heeft het jou dan helemaal niks gedaan?

Sheila: Ik heb dit niet als een… een verhouding opgevat! Wat ik wilde was alleen maar een vluchthaven, een droom, waarin je je van alles kon afsluiten!

Jeffrey: Is dit voor jou dan het enige geweest waarom je ‘t allemaal begonnen bent?

Sheila: Voor jou dan niet??

(de telefoon rinkelt)

Jeffrey: De… de… de telefoon!

Sheila: Vooruit, neem hem op.

Jeffrey: Ja, eh… hij is nog nooit gegaan ! (geluid van bijeengepakte papieren) Sheila, wat… wat… wat doe jij nou weer?

Sheila: M’n spullen pakken.

Jeffrey: Dat kun je toch niet doen?

Sheila: O nee?

Jeffrey: Maar hoe… hoe moet dat dan met ons?

Sheila: Neem liever die telefoon aan!

Jeffrey: Ja-a, ja. Hallo? Ja, meneer Wilson.

Sheila: Een bed, da’s het enige waar mannen aan denken.

Jeffrey: Jazeker, direct meneer Wilson.

Sheila: Ik dacht dat dit anders was, maar dat was een vergissing!

Jeffrey: Sheila… Sheila…

Sheila: U hebt al meer dan genoeg gezegd, zou ik denken, meneer Lovell.

Jeffrey: Je kan toch niet weggaan, toch niet zo, naar aanleiding van een misverstand!

Sheila: Wat? U bent niks anders dan een gemene bedrieger!

Jeffrey: Een gemene bedrieger?

Sheila: Een gemene bedrieger bent u, meneer Lovell! Nog ‘ns 24 uur… Wat er dan gebeurd zou zijn, daar durf ik niet aan te denken.

Jeffrey: Jij gelooft toch niet dat ik…

Sheila: U bent net als de rest! Ik heb het met mijn eigen ogen nog zo zien gaan. U bent gewoon een smerige ouwe man! Ja, dat bent u: een smerige ouwe man.

Jeffrey: Ik… ik moet weg. Meneer Wilson wil me spreken.

Sheila: Ga maar gauw! Ren maar gauw naar meneer Wilson! Je bent oud genoeg om mijn vader te zijn! (deur slaat dicht)

???

Nieuwslezer: En de vooruitzichten tot middernacht: veel bewolking met in de namiddag enkele opklaringen.

Linda: Net als gisteren dus.

Jeffrey: En eergisteren. Hoe laat is het?

Linda: Je hebt nog een paar minuten. Alles goed op kantoor?

Jeffrey: Ja hoor. O, ja ja ja.

Linda: Mooi zo. En niet meer zo druk te noemen.

Jeffrey: Waarom denk je dat?

Linda: Omdat we de avonden weer doorbrengen zoals we dat gewend waren.

Jeffrey: O, ja… ja. Een en ander is er wel wat beter op geworden. Fijn dat je me zo geholpen hebt, Lilian, tijdens die crisis. Ik heb je daar warempel helemaal nog niet voor bedankt!

Linda: Dat hoeft ook niet. Zeg!

Jeffrey: Mm?

Linda: Heb je nu een nieuwe secretaresse?

Jeffrey: Ja, ja, en ik heb promotie gemaakt ook.

Linda: Nee toch!

Jeffrey: Ja ja, overgeplaatst naar de afdeling Voorbereiding. Da’s een hele rang hoger.

Linda: Maar dat is geweldig! Zie je nou wel: geduld wordt toch beloond. Enne… hoe is die nieuwe secretaresse?

Jeffrey: Efficiënt, bijzonder efficiënt, ja, ja.

Linda: Jong zeker, hè?

Jeffrey: Juffrouw Linklater, nou… ik denk een jaar of veertig, misschien nog wat ouwer. Ze was de secretaresse van meneer Winterbottom. Da’s de man die voor mij deze functie had. Die is overleden, ja, ja.

Linda: O, ja, juist, ja. Nou, juffrouw Linklater zal dan een grote steun voor je zijn, omdat ze zo precies weet hoe of wat. Die jonge meisjes zijn ook wel goed, hoor, maar… Ik vind het echt fijn voor je, Jeffrey. Ik wist wel dat je vooruit zou komen.

Jeffrey: En deze hogere rang betekent dat ik nou twee armstoelen op mijn kantoor mag hebben.

Linda: Mm, prettig voor je!

Jeffrey: Ja, van echt leer, niet van plastic!

Linda: Ik ben blij dat alles weer bij het ouwe is. Het maakt het hele leven zoveel eenvoudiger, hè?

Jeffrey: Je hebt er wel wat minder gezanik door aan je hoofd, lijkt mij, ja…

Linda: Je tas, Jeffrey.

Jeffrey: Ja, dank je wel.

Linda: Als je thuiskomt, moeten we het er toch eens over hebben waar we met vakantie naartoe zullen gaan.

Jeffrey: Ja, dat moesten we maar eens doen, zeg!

Linda: ‘k Heb je vandaag brood met ham meegegeven.

Jeffrey: Met ham?

Linda: Voor de afwisseling, dacht ik.

Jeffrey: Dank je wel, Lilian. Een beetje afwisseling af en toe is inderdaad plezierig.

Linda: Moet je me daarvoor nu bedanken? Dit is toch wel het minste dat ik kan doen?

Jeffrey: Ik zit vandaag voor het eerst in m’n nieuwe kantoor!

Linda: Mmm, da’s een heel bijzondere dag, hè?

Jeffrey: Ja, maar er is alleen één nadeel aan verbonden!

Linda: Wat dan?

Jeffrey: ’t Is eh… de voorkant van het gebouw.

Linda: Wat, lieverd?

Jeffrey: M’n nieuwe kantoor! Met uitzicht op de grote weg! Al dat verkeerslawaai!

???

script gemaakt door Herman Van Cauwenberghe (10/2005)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.
Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign