Joseph Fouché, deel 02

Joseph Fouché, deel 02
beschrijving:

JOSEPH FOUCHÉ

DEEL 2

Johan te Slaa (1906-1980)

uitzending: AVRO, donderdag 02/10/1975

technische verzorging: Léon du Bois & Jan Bosboom

regie: Dick van Putten

rolverdeling:

- Joseph Fouché: Edmond Classen

- Trouchard: Donald de Marcas

- Périgourde: Hans Veerman

- Gèmard: Kommer Kleijn

- Collot d’Herbois: Huib Orizand

- Robespierre: Paul Deen

- Barras: Dolf de Vries

- twee gendarmen: Jan Verkoren & Joop van der Donk

- twee vrouwen: Tine Medema & Nora Boerman

duur: 38'23"

hoorspel:

(in Nantes, maart 1793; Fouché is nu proconsul)

Fouché: Ik neem dus aan, burger rechter, dat u mij goed heeft begrepen. Uw guillotine wordt opgeborgen en het manifest dat ik u zojuist ter hand stelde, wordt voor de bevolking, duidelijk leesbaar, in de hele stad opgehangen, en door u naar de letter uitgevoerd. Dat is alles.

Trouchard: Als voorzitter van het Comité voor Openbaar Welzijn hoef ik u door mij de wet niet te laten voorschrijven, burger Fouché. Heeft men u in Parijs daar niet van in kennis gesteld?

Fouché: Jawel, maar we zijn hier niet in Parijs, burger Trouchard, maar in mijn departement.

Trouchard: En daar vertegenwoordig ik de wet en ik laat mijn gezag door niemand ondermijnen! Ook niet door u, burger.

Fouché: Oh! Wel, burger Périgourde, laat ons dan maar gaan. (gaat naar de deur) Wat ik vragen wilde, burger rechter: kent u een zekere Cotillon?

Trouchard: Ja, dat is de man die u enkele weken geleden heeft beroofd.

Fouché: Ik zou ‘m graag een ogenblik spreken.

Trouchard: Dat kan niet. Hij is terechtgesteld.

Fouché: Terechtgesteld? Juist, ja. (komt weer naderbij) Burger, het moet u als rechter bekend zijn dat in onze nieuwe wetgeving een aangeklaagde een privilege van hoor en wederhoor heeft in verband met zijn verdediging.

Trouchard: Natuurlijk! Maar met iemand die een volksvertegenwoordiger overvalt, ken ik geen pardon.

Fouché: Ik neem aan dat de man ontkend heeft.

Trouchard: (lachje) Dat doen alle misdadigers.

Fouché: Dan heeft u uw bevoegdheden overschreden, burger. Het spijt mij, maar daar zal ik Parijs van in kennis moeten stellen. Deze man was onschuldig.

Trouchard: Wat!? En hij had de 11 louis d’or op zak die hij u ontstolen had. Eh… alstublieft, hier zijn ze, u wilde ze bij gelegenheid komen ophalen, is mij gezegd.

Fouché: Dank u. Maar hij had ze mij niet ontstolen, hij had ze gekregen.

Trouchard: Burger, de gendarme die hem arresteerde, handelde in uw opdracht...

Fouché: Onmogelijk! Ik verzocht uw gendarme deze man naar “De gouden haan” te begeleiden. Uw politie heeft haar macht misbruikt tegenover een dodelijk vermoeid man.

Trouchard: Dan laat ik onmiddellijk die gendarme hier komen.

Fouché: Overbodig. ‘t Is het recht van elke burger zich vrij te pleiten, maar het woord van uw politie staat tegen het woord van uw gedeputeerde. Dit zal in Parijs moeten worden uitgezocht en afgezien van de rompslomp die dit meebrengt, zal ik uw gendarme niet sparen ten nadele van mijn onschuldige koetsier.

Trouchard: Maar hij is gearresteerd op uw bevel!

Fouché: Dat is dan een afschuwelijk misverstand. Daarbij heeft u mij niet opgeroepen mijn koetsier te verdedigen. Dat is onaanvaardbaar en zelfs voor een rechter een strafbaar feit! Een onschuldige ter dood brengen is moord, burger, en wordt met de dood gestraft. Onze republiek heeft godzijdank haar zedelijke normen.

Trouchard: (kucht) Burger Fouché, ik vraag mij af of het verloop van dit alles wel juist is.

Fouché: Ik raad u aan de woorden van uw proconsul niet in twijfel te trekken, burger! Zijn er nog opmerkingen?

Trouchard: (kucht) Nee, burger consul.

Fouché: Hoewel mijn geweten mij gebiedt deze zaak aan Parijs te rapporteren, ben ik bereid het gebeurde als een tragisch misverstand te beschouwen en in deze geest uw fout te verdedigen, in geval deze zaak voor u gevolgen heeft.

Trouchard: Dank u, burger consul.

Fouché: Dan is deze zaak afgedaan. En voor de toekomst vertrouw ik op uw volledige medewerking. Bonjour. (verlaat het vertrek - op straat)

Périgourde: Dus, Cotillon is op afschuwelijke wijze vermoord, burger?

Fouché: Deze opgeblazen kerel moet zijn plaats weten, Périgourde. In dit departement ben ik de wet, niet hij.

Périgourde: Waarheen, burger consul?

Fouché: Naar het klooster, naar bisschop François Laurent. En eh… voor u ben ik enkel “burger consul” in het openbaar.

Périgourde: Dat is een privilege. Dank u, burger Fouché.

stadsomroeper: “De proconsul van het departement Loire Inférieur maakt bekend:

* Het zegevierende leger van de Franse republiek wint op alle fronten.

* Het is verboden zich op de openbare weg te bevinden tussen des avonds 6 uur en des morgens 6 uur, zo ook handel te drijven of te bevorderen in welke vorm ook zonder de daarvoor benodigde vergunningen.

* Men is verplicht alle metalen zoals goud, zilver, brons, koper, lood, tin, ijzer etcetera, in welke vorm of samenstelling ook, deugdelijk verpakt en verzendklaar in te leveren bij de gendarmerie. Dit geldt eveneens voor alle stoffen, verwerkt of aan het stuk, zoals zijde, katoen, linnen, wol etcetera. Ontvangstbewijzen zullen worden verstrekt.

* Alle mannen beneden 50 jaar dienen zich onverwijld te melden bij de gendarmerie, kamer 1, ter registratie en het in ontvangst nemen van instructies voor vervoer naar Parijs ter dienstneming in het leger.

* Alle kerkelijke kleding en voorwerpen waaronder crucifixen, monstransen, missiekelken, zilveren bijbelsloten etcetera, dienen onverwijld ingeleverd aan de sacristie bij bisschop François Laurent.

* In onze revolutie is weelde een schanddaad. Daarom is het verboden brood te bakken anders dan van roggemeel. Overige meelsoorten dienen, voorzien van soortnaam en deugdelijk verpakt, verzonden te worden naar Parijs.

* Vervoermiddelen worden bij decreet door de proconsul gevorderd. Alle schoeisel, huiden en vellen dienen ingeleverd bij bisschop Laurent aan de hoofdingang van de kerk der Heilige Drievuldigheid.

* Alle inlichtingen zijn te bekomen bij de gendarmerie, kamer 2. Het niet nakomen of in gebreke blijven deze vorderingen of enig deel daarvan zal met de dood worden gestraft. De executies zullen voltrokken worden in het openbaar op de grote markt. Leve de Republiek! Leve Frankrijk! Leve de Revolutie!

   De proconsul voor het departement Loire Inférieur, Joseph Fouché.”

(in Nantes, begin november 1793, kort na een onderdrukte opstand van de koningsgezinden in Lyon)

vrouw: Hij is hier geboren, net als ik. Daarom vind ik een grof schandaal dat ie ons zo behandelt.

man: Hij is uw schoonzoon, burger Gèmard, maar ik heb er spijt van dat ik ooit op hem gestemd heb.

Gèmard: En ik schaam mij voor hem.

vrouw: Hoe dikwijls bent u hier nou al niet geweest, burger?

Gèmard: Al een maand lang, iedere dag, en door weer en wind. Mijn smeekschrift is in orde, maar hij laat zelfs mij wachten. Schandelijk!

gendarme: (opent de deur) De volgende!

man: Nu is het toch uw beurt, burger.

Gèmard: Eindelijk.

vrouw: Doet u toch een goed woordje voor ons, burger Gèmard.

Gèmard: (schamper lachje) U kunt er zeker van zijn dat ik mijn woordje zal doen! Ik zal…

gendarme: Opschieten!

Périgourde: Uw smeekschrift, alstublieft?

Gèmard: Schaamt u zich niet, Joseph, uw schoonvader zo lang te laten wachten? En heeft de man van mijn dochter geen enkel gevoel van eigenwaarde om als proconsul in zo’n armzalig hol te gaan zitten waar de vellen van de muur hangen, terwijl u een prachtig kantoor is aangeboden?

Fouché: Uw papieren, burger.

Gèmard: Die hebt u al.

Fouché: Uw officiële papieren, waaruit blijkt dat u afgevaardigd bent voor de burgerij.

Gèmard: Het is een schande, zoals u de bevolking terroriseert!

Fouché: Uw papieren, burger.

Gèmard: En die eist u van mij, de vader van uw vrouw!?

Fouché: Al was u Robespierre zelf, u moet bewijzen dat u bent afgevaardigd.

Gèmard: Joseph, luister naar me…

Fouché: Pardon?

Gèmard: Luistert u alstublieft, burger consul! Wij weten dat men in Parijs de scheiding van kerk en staat doorvoert. Dat men de kerken en kloosters gebruikt als opslagplaatsen en leslokalen.

Fouché: Dat gebeurt hier ook. U bevindt zich in een klooster. Zijn dat al uw klachten?

Gèmard: Nee! De burgerij protesteert tegen de bekendmaking die u hebt laten aanspijkeren. Zij komen in opstand tegen de beestachtigheid waarmee u tekeer gaat tegen de kerk, waar u zelf aan te danken hebt dat u…

Périgourde: U moet zich behoorlijk gedragen!

Fouché: Laat de burger uitspreken, Périgourde. Gaat u verder.

Gèmard: Wij hier in Nantes, wij kunnen ons niet voorstellen dat Parijs u opdracht heeft gegeven ons te laten verhongeren en alles wat ons heilig is te laten vertrappen.

Fouché: U zult zeker niet verhongeren, burger, en Parijs maakt hier de dienst niet uit.

Gèmard: Ha, dat wil ik dan wel ‘ns uitgemaakt zien! Wij kennen onze rechten, Joseph. Namens de burgerij zal ik een klacht indienen bij het Comité voor Openbaar Welzijn.

Fouché: Geeft u dan mijn groeten aan rechter Trouchard, hij zal u graag ontvangen. Maar bedenkt u wel, burger Gèmard, dat de rechtspraak in mijn departement grondig gewijzigd is. Overigens is bisschop Laurent uiterst tevreden over de medewerking van uw burgerij. Neemt u maar ‘ns een kijkje bij de bedrijvigheid op de markt, en let u dan vooral op het witte kruis op de straatstenen. Dat is de plaats voor de guillotine, zo u weet. En zolang die plaats leeg is, vertelt u leugens. (er wordt geklopt)

Périgourde: Entrez!

gendarme: (komt binnen) Een brief uit Parijs, burger consul, gebracht door een ijlbode.

Fouché: Merci. Verzorg de koerier goed en laat ie zich klaar houden voor de terugreis.

gendarme: Tot uw orders, burger consul. (verlaat de kamer)

Gèmard: Staat u toe dat mijn audiëntie onderbroken wordt! Ik ben sprakeloos.

Fouché: Des te beter. Uw audiëntie is geëindigd, u kunt gaan. (Gèmard verlaat het vertrek) Périgourde, schrijf een machtiging tot confiscatie van alle roerende en onroerende goederen op naam van Gèmard Antoine, 5 Rue Vignole, en een arrestatiebevel voor dezelfde Gèmard, zelfde adres. Aanklacht: verzet tegen de wet… Wat! Parijs is volslagen krankzinnig geworden!

Périgourde: Pardon?

Fouché: Lyon is in opstand gekomen en proconsul Charlier is door de opstandelingen geguillotineerd.

Périgourde: Dat is toch geen reden om krankzinnig te worden, burger.

Fouché: Nee, maar de maatregelen die ze in Parijs tegen Lyon willen nemen, zijn wel krankzinnig. De opstand is neergeslagen en nu weet de Nationale Vergadering niets beters te doen dan de stad met de grond gelijk te maken als wraak tegen het verzet van de konigsgezinden.

Périgourde: Oelala. Dat zijn geen halve maatregelen.

Fouché: Die zijn gek! Men vernietigt toch niet de grootste industriestad van het hele land?

Périgourde: Maar wat heeft u hier in Nantes d’r eigenlijk mee te maken, burger?

Fouché: Niets, maar de Nationale Vergadering heeft mij aangewezen om die waanzinnige wraakoefening uit te voeren. Ik heb mijn werk hier blijkbaar te goed gedaan. Ik word naar Parijs teruggeroepen, om als voorbeeld gesteld te worden aan alle proconsuls in het land. Carrier wordt mijn opvolger.

Périgourde: U kunt toch weigeren, burger? Met uw welnemen, maar… maar voor zulk werk zijn anderen toch beter beschikt dan u?

Fouché: Nee, Périgourde, ik kan niet weigeren. Er wordt voor mij een val gezet waar ik geacht word in te zullen trappen, want voor die afschuwelijke post ben ik voorgedragen door Robespierre, terwijl die weet dat ik zulk openlijk geweld verafschuw.

Périgourde: Ja, dan begrijp ik burger Robespierre niet.

Fouché: Dat pleit voor u, maar ik trap niet in die val. Idealisten die revolutie maken, vernietigen elkaar. Ik ben geen idealist.

Périgourde: Dan kunt u die post in Lyon zeker niet aanvaarden, burger.

Fouché: Maar als ik weiger, ga ik de kalkput in.

Périgourde: De kalkput?

Fouché: Zonder enige twijfel zal de Robespierre mijn weigering aangrijpen om mij bij het Comité voor Openbaar Welzijn aan te klagen als contrarevolutionair. Dan is ie van mij verlost, want de rechter daar is Fouquier-Tinville. Da’s een beroepsmoordenaar met wettelijke bevoegdheden. Nee, Périgourde, niet mijn hoofd zal vallen.

Périgourde: Ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt, burger Fouché, maar dit gebrek aan onderling vertrouwen is funest voor de revolutie.

Fouché: Vertrouwen, Périgourde, kan men niet hebben in mensen die macht nastreven. Vertrouwen kan men enkel hebben in eenvoudige mensen. Dat is de reden dat mijn koetsier bij mij in dienst is.

Périgourde: Ja, waar moet ik daar dan nou op antwoorden?

Fouché: Niets. Robespierre lijdt gelukkig nog altijd in hoge mate aan grenzeloze zelfoverschatting, want hij vergist zich. Ik ga wel naar Lyon. Luister, Périgourde. ‘t Zal daar in Lyon geen feest zijn, want ik zal mijn opdracht letterlijk uitvoeren en daarmee Robespierre een nederlaag bezorgen die hij nooit meer te boven komt. Als u dus niet bereid bent mee te gaan, dan zal ik u dat niet kwalijk nemen. Laat ons dan nu afscheid nemen. U draagt geen enkele verantwoordelijkheid.

Périgourde: Ik ben mijn verantwoordelijkheid nooit uit de weg gegaan burger, nooit!

Fouché: (lacht fijntjes) Idealist... Maar ik ben u dankbaar. Ter zake dan: stuur een brief naar rechter Trouchard, deel ‘m mee dat zijn Comité voor Openbaar Welzijn de guillotine terugkrijgt. Mijn opvolger moet maar zien hoe hij zijn zaken regelt. De brief uit Parijs vermeldt dat de mislukte toneelspeler Collot d’Herbois aan mij is toegevoegd als medewerker. Deel Parijs mee dat ik hier geen bezwaar tegen heb, dat ik niet naar Parijs kom, maar regelrecht naar Lyon afreis en mijn intrek zal nemen in het gemeentehuis aan de markt. Dat ik eh… 11 november in Lyon hoop te arriveren. En zeg hen dat zij de details voor hun “heilige strafuitvoering”, zoals zij het noemen, daarheen zenden, zodat ik ze kan bestuderen. Stuur de koerier met deze brief onmiddellijk naar Parijs. Da’s alles.

Périgourde: U denkt dus Lyon binnen te komen zonder geloofsbrieven, burger?

Fouché: Mijn sjerp en kokarde zijn mijn geloofsbrieven, Périgourde. Vergeet vooral niet de brief af te sluiten met de traditionele leuze “Leve de Republiek! Leve Frankrijk!” enz. enz. ‘k Zal het helaas moeten missen dat Robespierre stikt van woede. Ik ga nu mijn vrouw voorbereiden op ons vertrek. Ze went al aan het heen en weer reizen. Ik hoop u straks bij ons te zien voor de maaltijd. (verlaat de kamer)

Périgourde: Mijn God, wat zal daar in Lyon gebeuren? Ik moet er niet aan denken!...

(Lyon eind november 1793)

(luid gejoel)

vrouw 1: Kijk, ze gooien de mand met koppen leeg! Nou! kijk dan!

vrouw 2: Hè, schei nou uit. Je stoot tegen m’n arm en nou laat ik een steek vallen… Hoeveel koppen zijn het deze keer?

vrouw 1: Een mand vol. ‘k Heb er zes geteld… We zitten lekker dichtbij, hè?

vrouw 2: Nou, beter dan gisteren. Daar! Daar komt de kar met nieuwe voorraad… Hé, daar staat dat kreng ook bij.

vrouw 1: Welk kreng?

vrouw 2: De burgemeester natuurlijk. Kijk z’n ogen uitpuilen van angst!

vrouw 1: Ja!

vrouw 2: Net goed! Smerig varken...

vrouw 1: Stil! Daar gaat er weer een, joh. (de bijl valt - gejoel)

vrouw 1: Die kop ligt ook weer in de mand. Heb je je steek al opgenomen?

vrouw 2: Hoe kan dat nou? ‘k Heb naar die vent zitten kijken.

vrouw 1: Nou, dan heb je nou tijd om te zitten tot de volgende. ‘k Heb al zes paar sokken af voor de jongens aan het front. Kunnen ze weer effe voort.

vrouw 2: Hèhè, ik heb m’n steek.

(Périgourde komt binnen)

Collot d’Herbois: Bonjour, Périgourde.

Périgourde: Bonjour.

Fouché: Bonjour, burgers.

Collot d’Herbois: Je karwei is achter de rug. De kerken zijn leeg en kunnen gesloopt. (geluid van vallende bijl) Ah, daar gaat er al een. Ik heb hier de staart van die ezel waarmee wij in de processie voor Charlier hebben gelopen. Het crucifix en de missiekelk hangen er nog aan. Wat moet ik daarmee?

Fouché: Hang ‘m als symbool aan de guillotine.

Collot d’Herbois: Ik denk dat zonder een symbool Lyon toch wel weet wat er gebeurt.

Fouché: Gooi ‘m daar dan maar neer, in de hoek. Hier is mijn half verbrande bijbel ook. Die heb ik kunnen redden uit de boekenbrand. (slaakt een pijnkreet)

Périgourde: Eh… burger d’Herbois, u kunt de decreten tekenen, ze zijn klaar voor de drukker.

Collot d’Herbois: Leg die maar op m’n bureau, burger Périgourde.

Fouché: (heeft pijn)

Périgourde: Wat scheelt eraan, burger Fouché?

Fouché: M’n ouwe kwaal, een aanval van reumatiek. Dan is de rechterkant van m’n lichaam als verlamd.

Périgourde: Uw… uw oude kwaal, burger?

Collot d’Herbois: Sinds wanneer heeft u daar last van?

Fouché: Bij vlagen, maar deze keer wel hevig. Dan is het langdurig.

Collot d’Herbois: En pijnlijk zeker?

Fouché: Afschuwelijk.

Collot d’Herbois: Wilt u dan liever niet gaan rusten?

Fouché: Nee nee nee nee, het werk moet doorgaan. Tekent u de decreten maar, ik zet wel een kruisje met mijn linkerhand.

Collot d’Herbois: Zo mag ik het horen. We zullen Parijs laten zien wat werken is. Ik heb met Lyon trouwens nog een appeltje te schillen. Ik ben hier ooit uitgefloten na een toneelvoorstelling en dat zal ik ze nu inpeperen. Zo. Zet hier maar uw kruisje, Joseph.

Fouché: Merci. Ik kan zelfs links geen kruis maken. Collot, ik vind dat ons werk veel te traag verloopt.

Collot d’Herbois: Ja, wat wilt u? We hebben maar één guillotine. En we hebben veel te lang moeten wachten op dat borstbeeld van Charlier uit Parijs. Maar die ceremonie is dan nu eindelijk achter de rug.

Fouché: En heeft zijn uitwerking op de grote massa niet gemist. ‘t Was een prachtig gezicht, die massa volk, die brandstapels. Die smerige rijkaards weten niet waar ze ‘t zoeken moeten van de angst.

Fouché: Hoeveel executies zijn er voor vandaag op de lijst, Périgourde?

Périgourde: Eh… 120, burger.

Fouché: Dat is te weinig. Dan zijn we over een half jaar nog niet klaar.

Collot d’Herbois: Ik zie geen mogelijkheid sneller te werken.

Fouché: Ik wel. Ik heb een idee uitgewerkt en alvast de guillotine laten verplaatsen naar de markt.

Collot d’Herbois: Dat heb ik gezien. Maar u heeft ook de beul vervangen.

Fouché: De vorige saboteerde. Ik heb Lamartine aangesteld, met Prudhomme als helper. Die zijn betrouwbaar.

Collot d’Herbois: En die andere? Waar is die?

Fouché: Zelf in de kalkput. Maar één bijl is voor Lamartine ook niet genoeg. Een executie duurt ten minste zeven minuten, en een beul is ook maar een mens.

Collot d’Herbois: Dan moet er een tweede guillotine bij komen.

Fouché: Die is er net en een bijl uit Parijs laten komen kost te veel tijd. Mijn berekening is 200 executies per dag.

Collot d’Herbois: Dat kan niet. 200 maal zeven minuten is 1400 minuten. En je kunt van Lamartine onmogelijk verlangen dat hij 23 uur per dag doorwerkt. (geluid van vallende bijl) Ah! Daar gaat er weer een.

Fouché: Da’s de burgemeester. Kijk, en nu duurt het te lang tussen hem en de volgende.

Collot d’Herbois: Het kan nou eenmaal niet vlugger.

Fouché: Jawel!

Périgourde: Eh… zal ik een dokter laten komen, burger?

Fouché: Nee nee nee nee, die kunnen d’r ook niets aan doen.

Collot d’Herbois: Ik zou wel ‘ns willen weten hoe het vlugger kan.

Fouché: Met kanonnen.

Périgourde & Collot d’Herbois: Kanonnen??

Fouché: Ja. De gevangenissen zijn overvol, niettegenstaande wij 3000 onschuldigen hebben vrijgelaten. D’r heerst een chaotische toestand en die verhoogt de kans op ontvluchtingen.

Périgourde: Er zijn tot nu toe twee meldingen van vluchtelingen die gepakt zijn en drie die ontkomen zijn.

Fouché: Voilà. Het is onmogelijk de omgeving rond de stad waterdicht af te grendelen. Er zullen dus meer ontvluchtingen komen.

Collot d’Herbois: En daar kan een belangrijk persoon bij zijn, wat Parijs niet zo prettig zal vinden.

Fouché: Daarom stel ik voor groepen van tien gevangenen aan elkaar te ketenen en ze te executeren door kanonnen met gehakt lood.

Collot d’Herbois: Een geweldig idee! Uw pijnen hebben u niet belet te cijferen, Joseph.

Fouché: Denken doet men niet met z’n armen.

Collot d’Herbois: Waar stellen we die kanonnen op? Er moet ruimte zijn voor greppels.

Fouché: Op de vlakte van Brotteaux, aan de oever van de Rhône.

Collot d’Herbois: Dat is de oplossing, want dan kunnen de lijken meteen de rivier in.

Fouché: Precies. En omdat de Engelsen in Toulon zitten, kunnen ze aan de kadavers zien hoe wij hier in Frankrijk onze zaken regelen.

Collot d’Herbois: Grandioos! Périgourde, schrijf onmiddellijk een order voor het arsenaal: twee kanonnen met kanonniers en een grote voorraad gehakt lood. Ik teken die order wel, Joseph, dan hoeft u zich niet te forceren.

Fouché: Da’s erg vriendelijk van u, Collot.

Collot d’Herbois: Nonsens. Als de samenwerking goed is, doe ik zoiets met plezier.

Fouché: Maar m’n kruisje krabbel ik er wel op.

Collot d’Herbois: Zoals u wilt, maar nodig is het niet.

(de kanonnen vuren)

(eind december 1793)

Robespierre: En dit, burger president, is nu al de vierde vluchteling van wie wij vernemen hoe Fouché zich als een onmens in Lyon gedraagt! Ik ben zelf verantwoordelijk voor zijn benoeming, maar mijn bedoeling was dat Lyon zou worden gestraft en niet dat de burgers massaal werden uitgemoord. Fouché heeft z’n opdracht ver overschreden en ik eis dat die “mitrailleur de Lyon” voor het Comité voor Openbaar Welzijn wordt gesleept en door burger Fouquier-Tinville ter verantwoording wordt geroepen. Ik eis hierover een uitspraak van de vergadering.

Périgourde: Als burger d’Herbois straks toch in uw plaats naar de terechtstelling van rechter Chantilly gaat, kan ie misschien tegelijkertijd bij de goudsmid langs gaan.

Collot d’Herbois: Om de aanmaak van de gedenkpenningen te controleren? Met genoegen.

Fouché: Ik zou daar heel dankbaar voor zijn. En let vooral op de beeltenissen: die moeten duidelijk zijn, en hij mag beslist niet meer dan honderd exemplaren slaan.

Collot d’Herbois: Het zijn goede vaklui, maar ja, goud is goud, en dat is kostbaar… Ik zal er op aandringen haast te maken, want ons werk is hier bijna gedaan. Alle patriciërshuizen en kerken zijn gesloopt. Enkel de rijkste burgers wachten nog op hun executie. Hoeveel terechtstellingen zijn er tot nu toe geweest, Périgourde?

Périgourde: 20.000, burger d’Herbois.

Collot d’Herbois: Dan is het dankzij uw kanonnen snel gegaan, Joseph. Hoe is het nu met uw arm?

Fouché: Uiterst pijnlijk, maar we zijn gelukkig bijna klaar. Uw medewerking was boven alle lof, Collot, want met mijn kwaal had ik het alleen nooit kunnen volbrengen.

Collot d’Herbois: Geen dank, Joseph. We hebben in een prettige sfeer gewerkt en dat is voor mij het belangrijkste. Ik ga nu naar de goudsmid en zie u beiden vanavond bij de maaltijd. (opent de deur - gejoel van de menigte) En dat is 20.001! Tot vanavond! (verlaat het gebouw)

Fouché: ‘t Valt mij op, Périgourde, dat er de laatste tijd geen berichten uit Parijs zijn.

Périgourde: Inderdaad, burger. De laatste brief is binnengekomen op 10 december.

Fouché: Mm. ‘k Vraag mij af wat de oorzaak is.

Périgourde: U denkt aan moeilijkheden in Parijs, burger?

Fouché: Moeilijkheden met Parijs. Neem een brief op en laat ‘m met een ijlkoerier naar Parijs brengen.

Périgourde: (neemt papier) Dicteert u maar, burger.

Fouché: “Lyon, 16 juli 1793, enzovoort. Kameraden, ik voel mij genoodzaakt mijn scherpe afkeuring uit te spreken over de man die u mij hier in Lyon als medewerker meende te moeten toewijzen.”

Périgourde: Maar burger, dit… dit…

Fouché: “Collot d’Herbois past methoden toe waarvan ik walg en waartegen ik mij met alle middelen heb trachten te verzetten, maar waarvan ik hem niet heb kunnen weerhouden. Aangezien ik de gevolgen hiervan niet langer wens te dragen, heb ik besloten Lyon te verlaten. Ik zal ten spoedigste verantwoording afleggen voor de Nationale Vergadering en Collot d’Herbois aanklagen wegens massamoord. Leve de republiek, enz. enz.”

Périgourde: Moet ik deze brief per order ondertekenen, burger?

Fouché: Welnee, dat doe ik zelf. Geef maar hier. (neemt het blad)

Périgourde: Dat kunt u toch niet met uw… pijnlijke arm.

Fouché: Périgourde, u moet zich de voorwaarden herinneren waaronder u bij mij in dienst kwam. Wel?

Périgourde: Zwijgplicht, hard werken…

Fouché: En u over niets verwonderen. Mijn arm is genezen. (er wordt geklopt) Entrez.

gendarme: (komt binnen) Burger consul, Baron de La Bruyère is door de slagbomen gebroken. Wij hebben ‘m herkend.

Fouché: Hoe voor de donder is dat mogelijk?

gendarme: Met een ongelooflijke sprong van z’n paard over de slagboom. Wij hebben op ‘m gevuurd, maar hij is ontkomen.

Fouché: Hoe komt die man aan een paard? Goed, wacht u buiten op de gang voor verdere orders.

gendarme: Jawel, burger consul. (gaat weer naar buiten)

Fouché: Périgourde, hoe is het mogelijk dat die man een paard kon bemachtigen?

Périgourde: Paarden zijn alleen maar in de stallen van de kazerne of bij de gendarmerie.

Fouché: Juist, ja. Dus moet er verraad in het spel zijn. Schrijf een bevel voor de commandant van het vuurpeloton: hij zal alle executies onmiddellijk staken. Laat de gendarme die onmiddellijk naar de vlakte van Brotteaux brengen. U zorgt voor een ijlkoerier naar Parijs, Périgourde, en u spant de twee snelste paarden voor het zwarte rijtuig. Wij vertrekken onmiddellijk. Laat mijn vrouw zich met het kind klaar houden.

Périgourde: Met tien minuten is alles in gereedheid, burger.

Fouché: Opschieten!

(Parijs juli? 1794)

Barras: Goed, maar u was in Lyon toch niet zo onkundig van de toestand in Parijs dat u in alle zekerheid als een dief, in het holst van de nacht, via het balkon naar mij toe komt?

Fouché: Ik had mijn twijfels, Barras, want ik ontving geen berichten meer.

Barras: Twijfels! Kom-kom-kom-kom, Fouché, u weet meer. Waarom sluipt u anders als een misdadiger Parijs binnen?

Fouché: Ik moest ergens naartoe.

Barras: En dan gaat u niet naar één van uw vrienden, maar komt bij mij, die eerder een vijand is?

Fouché: Zo te zien schijnt u ernstig bevreesd te zijn, Barras.

Barras: Fouché... Fouché, ik verzoek u nogmaals mijn woning onmiddellijk te verlaten en dan liefst langs de normale weg. Ik wens mijn hoofd niet te verliezen, omdat ik u onderdak heb verschaft.

Fouché: Wie belet u mij onderdak te verschaffen?

Barras: Het “Tribunaal van Gerechtigheid”.

Fouché: Wat is dat voor fraais?

Barras: Het nieuwe tribunaal van Robespierre.

Fouché: Ach, is dat weer een nieuwe uitvinding van die puritein om jacht op mensen te maken?

Barras: De jacht van Robespierre, zoals u dat belieft te noemen, heeft al heel wat levens gekost.

Fouché: Mm. Is ie bezig de Girondijnen uit te roeien...

Barras: Girondijnen? Ik begin nu toch te geloven dat u inderdaad nergens van op de hoogte bent.

Fouché: Dat ben ik ook niet. Ik had mijn twijfels, dat is alles.

Barras: Akkoord. Uw twijfel heeft u dan de juiste weg gewezen naar mijn huis. Robespierre roeit niet enkel de Girondijnen uit, maar ook z’n eigen vrienden, de Jacobijnen.

Fouché: Dan is ie gek geworden. En verzet zich niemand daartegen?

Barras: (lacht) Vanuit de kalkput. Ze zijn allemaal dood, Fouché.

Fouché: Dan zijn jullie hier in Parijs allemaal gek geworden. Wie is Robespierre dan wel?

Barras: Robespierre is het nieuwe tribunaal, en zijn handlangers zijn Saint-Juste en Fouquier-Tinville.

Fouché: Dat is waanzin, Barras. Dat lijkt op dictatuur.

Barras: Dat is het ook! Robespierre heeft alle portefeuilles in handen: leger, politie, justitie, alles.

Fouché: Wel, dat betekent dan het einde van de revolutie.

Barras: En daar bent u de oorzaak van! In de Nationale Vergadering heeft Robespierre uw hoofd geëist, wegens uw wandaden in Lyon. Aanvankelijk ging de vergadering met ‘m mee, maar toen ze hoorden wat z’n plannen waren, heeft men zich tegen ‘m verzet. Het gevolg was zijn greep naar de macht.

Fouché: Dat is dan van u allen een grote stommiteit, Barras, want die wandaden waren niet de mijne, maar van Collot d’Herbois.

Barras: Ach, en u denkt dat Robespierre dat verhaaltje gelooft? Net zo min als wie dan ook.

Fouché: Dat zal ie dan wel moeten geloven als mijn brief in de vergadering komt waarin ik toezeg verantwoording af te leggen.

Barras: Dat geeft niet of er een brief van u komt of dat u zelf komt, het parlement heeft opgehouden te bestaan, want boven ieders hoofd hangt de bijl.

Fouché: Wel, ik kan mij voorstellen dat Robespierre woedend is, omdat ik hem te slim af was inzake Lyon, maar ik ben niet bang voor ‘m. Ik ga morgen naar de vergadering.

Barras: Dan loopt u in de muil van de leeuw, want u krijgt geen enkele medewerking. Al uw medestanders zijn dood.

Fouché: Wat?

Barras: Mirabeau, Vergniaux, Daunou, Danton… allemaal! Condorcet heeft zich vergiftigd. Nee nee, Fouché, 1794 is een rampjaar. De enige die hij nog niet heeft vermoord, bent u.

Fouché: En Barras, want u heeft zich blijkbaar ook niet verzet.

Barras: Ik zou... helemaal alleen staan in de vergadering.

Fouché: Is het dan een reden om te zwijgen?

Barras: Er is in het geheel geen oppositie meer, Fouché, begrijp dat toch!

Fouché: Leve de democratie, lafaard.

Barras: Geen mens durft nog een mond open te doen. Ik kan misschien m’n nek nog redden, want ik sta nog niet op de dodenlijst van het tribunaal.

Fouché: Hoe weet u dat? Conscriptielijsten zijn geheim.

Barras: Ik eh… ik… ik heb een afschrift van de lijst van deze week.

Fouché: Waar is die lijst?

Barras: Onder m’n hoofdkussen.

Fouché: (gaat ze halen) Hébert, Chaumain, Babeuf, m’n plaatsvervanger in Nantes, Carrier, Fouché… U staat inderdaad er niet op. Barras, welke garantie heeft u dat u niet op de volgende lijst komt?

Barras: Mij van alle activiteit onthouden.

Fouché: Dat is geen garantie. Als men zich van een tegenstander wil ontdoen, is er altijd een aanleiding. U heeft contacten bij het tribunaal, Barras. Wie is dat?

Barras: In godsnaam, Fouché, verlaat mijn huis. U brengt mij in gevaar.

Fouché: Wie is het, Barras? Robespierre zelf? Smerige verrader.

Barras: Nee. Ik kan het u niet zeggen.

Fouché: Als ik ongelijk heb, Barras, wat zullen dan de gevolgen zijn als Robespierre aan de weet komt dat u over zijn lijsten beschikt?

Barras: Ik heb alleen deze lijst maar.

Fouché: U hoeft niet in paniek te raken. Ik zal u niet aangeven, integendeel. Er doen zich mogelijkheden voor Robespierre de voet dwars te zetten.

Barras: Fouché! U bent waanzinnig! (lacht) Denkt u dat ie geen tegenmaatregelen neemt?

Fouché: Nee, want dan geeft ie toe dat er een lek zit in zijn tribunaal. Wie is uw contactman?... Wel, dan weet morgen Robespierre wie contacten heeft met z’n tribunaal.

Barras: Dit… dit chantage!

Fouché: Ja, maar chantage om levens te redden. U bezorgt mij de lijst van de volgende week en ik waarschuw ieder die erop staat.

Barras: Ik… kan niet garanderen dat ik die lijst krijg.

Fouché: Natuurlijk niet, maar iedereen is te koop als u maar genoeg betaalt. Bied ‘m een plaats aan in de nieuwe regering als Robespierre valt.

Barras: Het is te gevaarlijk, Fouché. Ik-ik-ik wil d’r niets mee te maken hebben.

Fouché: Gebruik toch uw verstand, Barras. Die gewaarschuwde mannen zullen voor hun leven vechten en van zich afbijten, want de bijl hangt hun boven de nek. Ik blijf vannacht hier, en morgen… Mmm, nee.

Barras: Wat nee??

Fouché: Die schakel is te zwak.

Barras: Natuurlijk! Als ze niet van zich afbijten.

Fouché: U is intelligenter dan ik dacht. Ik ga nu nog de mensen op deze lijst bezoeken en u bezorgt mij morgen de dodenlijst voor de volgende week. Dat is de oplossing. Hun angst moet de grote massa in beweging brengen. Pleeg maar chantage op uw man zoals ik op u gedaan heb. Chantage is altijd ergens goed voor. Morgen heb ik een bijzonder interessant gesprek. Daarna kom ik de lijst bij u ophalen. En in uw eigen belang, zorgt u dat u ‘m heeft. Goede nacht.

(een hond blaft - geklop op een deur)

Robespierre: Wie daar? (opent de deur)

Duplay: .?.

Robespierre: Koest, Marat. Wie is het, Duplay?

Duplay: Fouché. Hij is ongewapend. Binnenlaten?

Robespierre: Ja!

Duplay: Ga binnen.

Robespierre: Koest, Marat. Liggen.

Fouché: Bonjour, Maximilien. Mag ik verder komen? Ik kwam even langs om…

Robespierre: Koest, Marat. Ik raad u aan te blijven waar u bent. De hond reageert op slecht volk... Wat wenst u?

Fouché: Er heerst blijkbaar een misverstand.

Robespierre: Misverstand? Welk misverstand?

Fouché: Wist ik het maar. À propos, u heeft een goeie bewaker aan uw voordeur.

Robespierre: Tussen ons zijn geen misverstanden, Fouché, enkel duisternis.

Fouché: Prachtig gezegd. Dat herinnert aan uw gezwollen taal in Nantes, bij Moutarde in 1792, weet u nog?

Robespierre: Wanneer bent u in Parijs gearriveerd?

Fouché: Afgelopen nacht.

Robespierre: Wat is het doel van uw bezoek?

Fouché: Beste Maximilien…

Robespierre: Voor u ben ik burger Robespierre. Onze vriendschap uit het verleden kan uw leven niet redden.

Fouché: Oh là là! in Parijs hebben zich dus toch gevaarlijke veranderingen voorgedaan tijdens mijn afwezigheid. Ik was bij Barras…

Robespierre: Hij heeft u niet ingelicht?

Fouché: Nee, maar het viel mij op dat ie doodsbang was. Net als u trouwens. Er heerst een lugubere sfeer in Parijs. Barras wilde dat ik zo spoedig mogelijk zijn huis verliet, u heeft een gewapende worstelaar voor de deur en een grote hond in uw kamer, en ik word nergens bepaald vriendelijk ontvangen.

Robespierre: Waarom heeft u Lyon verlaten?

Fouché: U lijkt Fouquier-Tinville wel! Is dit een verhoor?

Robespierre: Ja. U moet zich verantwoorden over uw gedrag in Lyon.

Fouché: Ik ga morgen naar de Nationale Vergadering. Tot zo lang moet u wachten.

Robespierre: U zult geen enkele steun vinden in de Vergadering.

Fouché: Dan heeft Barras dus toch gelijk gehad: daar zou dictatuur heersen en alle grote voormannen van de revolutie zouden reeds vermoord zijn. Hij heeft zich kunnen redden door afzijdig te blijven.

Robespierre: Barras is zeer verstandig.

Fouché: Mja. Bij uitzondering. Maar de man die naar de alleenheerschappij gegrepen heeft, is een dwaas.

Robespierre: In welk opzicht?

Fouché: Da’s toch duidelijk. Hij denkt met moord de revolutie te redden, maar vergeet dat ie tegenkrachten oproept.

Robespierre: Er zijn geen tegenkrachten meer.

Fouché: O, jawel!... Geweld roept tegenkrachten op. Dat heeft u altijd zelf verkondigd. Als u dus nu het tegendeel beweert, is het voor mij duidelijk wie de dwaas is die z’n eigen revolutie vermoordt.

Robespierre: En u, u, de “mitrailleur de Lyon”, u durft spreken van moord!...

Fouché: Is die bijnaam door u uitgevonden? Ik heb een opdracht uitgevoerd.

Robespierre: Uit puur eigenbelang.

Fouché: En uit zelfverdediging. Maar u vermoordt een ideaal.

Robespierre: Barras heeft u dus volledig ingelicht. Dan bewonder ik uw moed.

Fouché: In ieder geval ben ik niet zo laf als u om uit puur eigenbelang uw haat te bevredigen onder het mom de revolutie te dienen. Om u van deze dwaasheid te weerhouden, ben ik hier. Dat is het misverstand waarop ik bij mijn binnenkomst doelde. Kom tot bezinning, Maximilien. U vertrapt uw eigen idealen. U maakt de verdrukte massa, waarvoor u zegt te strijden, tot slachtoffer van uw machtswellust.

Robespierre: En u vreest ook slachtoffer te worden.

Fouché: Ik ben niet de opportunist waarvoor u mij altijd heeft uitgekreten. Ik had immers in Lyon kunnen blijven, of kunnen vluchten. Maar ik ben hier gekomen, bij u, om u voor een vreselijke vergissing te behoeden.

Robespierre: Uw priesterkleed is doortrokken van het bloed van uw slachtoffers in Lyon. Alles wat u doet en zegt is leugen, leugen en bedrog. Zou ‘k me door zo iemand laten raden??

Fouché: Nutteloze aantijgingen! Uw advocatentoga is evenmin brandschoon, maar, Maximilien, een moord uit idealisme is erger dan een misdaad. Dat is een onvergeeflijke fout.

Robespierre: Er was een tijd, Fouché, dat ik in u een man zag van grote geestelijke waarde, een man die naast mij kon staan in de strijd voor een verheven ideaal. Ik heb mij vergist, maar ik zal mijn vergissing herstellen.

Fouché: Wat heeft dit allemaal voor zin? U bestrijdt de kerkelijke dogma’s en bent verstrikt in het dogma van uw eigen gelijk. U heeft de brandstapel van de kerkelijke inquisitie vervangen door uw guillotine. Uw reinheidscultus van vrijheid, gelijkheid en broederschap is een surrogaat voor de godsdienst, en ik zou waarlijk niet weten welke de slechtste is. Er is niets veranderd. Uw revolutie is een verloren zaak en daar bent u de oorzaak van.

Robespierre: Uw grote woorden zijn enkel bedoeld om uw eigen hoofd te redden.

Fouché: Iedereen maakt vergissingen, Maximilien.

Robespierre: Mijn vergissing is geweest dat ik niet heb kunnen voorkomen dat u zich als een mol in het duister heeft ingegraven in het lichaam der revolutie, ten eigen bate.

Fouché: U bent verbitterd omdat ik mijn eigen weg ben gegaan. Dat is waanzin.

Robespierre: En daar zult u voor boeten. Ik veracht een man die zijn God en zijn ziel verkoopt. Ik zal uw rechter niet zijn, Fouché, maar als u verantwoording af zult leggen voor het hele Franse volk, zal ik naast u staan als uw aanklager.

Fouché: Wanneer zal dat zijn?

Robespierre: Nog drie dagen heeft u, waarin u zult zweten en in angst zult leven, met mijn politie op uw hielen. En verlaat nu m’n kamer, dat ik frisse lucht kan inademen.

hotelier: Zeker heb ik een kamer voor u, burger. Eh… wilt u nu de sleutel?

Fouché: Ja. Merci. Is burger Périgourde op zijn kamer?

hotelier: Hij komt juist de trap af, burger.

Périgourde: Bonjour, burger Fouché. Wat voor nieuws heeft u?

Fouché: Slecht nieuws. Waar heeft u mijn vrouw kunnen onderbrengen?

Périgourde: Impasse Bourguignon nummer 2, in een onopvallende steeg. Een oud huis, maar met een grote kamer en behoorlijk gemeubileerd. Maar, burger, uw dochtertje is ernstig ziek.

Fouché: Dat gaat wel over. Ze heeft last van de lange reis. Dank voor al uw moeite. Ik heb hier een kamer besproken, maar zal er nooit zijn. Laat u mij inschrijven in het register en blijf hier voor eventuele contacten.

Périgourde: Maar wat is er gebeurd, burger? Ik… ik weet van niets.

Fouché: Leest u maar.

Périgourde: De officiële lijst van het Comité voor Openbaar Welzijn van deze week? Mijn God! U staat er ook op!

Fouché: Niet te luid! Ik was bij Robespierre en heb nog drie dagen tijd. Maak een aantal afschriften van deze lijst. Ik ga nu naar Barras. ‘k Kom ze daarna bij u ophalen.

Périgourde: Wees voorzichtig, burger.

Fouché: Reken daar maar op!

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (7/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.

Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign